A. TITEL

Euro-Mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds; (met Bijlagen, Protocollen en Verklaringen, en Slotakte)

Brussel, 20 november 1995

B. TEKST

De Nederlandse tekst van de Overeenkomst, met Bijlagen, Protocollen en Verklaringen, en Slotakte, is geplaatst in Trb. 1996, 92.

Zie voor een wijziging van de Protocollen nrs. 1 en 2 rubriek J van Trb. 2004, 140.


Op 22 december 2005 is te Brussel een Besluit van de Associatieraad EU-Israël totstandgekomen tot wijziging van Protocol nr. 4 bij de Overeenkomst. De Nederlandse1 tekst van het Besluit luidt als volgt:

Besluit nr. 2/2005 van de Associatieraad EU-Israël van 22 december 2005 tot wijziging van Protocol nr. 4 van de Euro-mediterrane overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong’’ en methoden van administratieve samenwerking (2006/19/EG)

De associatieraad,

Gelet op de op 20 november 1995 in Brussel ondertekende Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds1, hierna „de overeenkomst’’ genoemd, en met name op artikel 38 van Protocol nr. 4,

Overwegende hetgeen volgt:

1. Protocol nr. 4 bij de overeenkomst voorziet in de bilaterale cumulatie van de oorsprong tussen de Gemeenschap en Israël.

2. Het is wenselijk het systeem van cumulatie uit te breiden zodat kan worden gebruikgemaakt van materialen van oorsprong uit de Gemeenschap, Bulgarije, Roemenië, IJsland, Noorwegen, Zwitserland (inclusief Liechtenstein), de Faeröer, Turkije of enig ander land dat deelneemt aan het Euro-mediterrane partnerschap dat is gebaseerd op de Verklaring van Barcelona die werd aangenomen op de Euro-mediterrane Conferentie van 27 en 28 november 1995, teneinde de handel te ontwikkelen en de regionale integratie te bevorderen.

3. Met het oog op de toepassing van het uitgebreide systeem van cumulatie uitsluitend tussen de landen die aan de vereiste voorwaarden voldoen, en teneinde ontwijking van douanerechten te voorkomen, dienen nieuwe bepalingen inzake oorsprongscertificering te worden vastgesteld.

4. Met het oog op de toepassing van het uitgebreide systeem van cumulatie en teneinde ontwijking van douanerechten te voorkomen, dienen de bepalingen inzake het verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten te worden geharmoniseerd, evenals de in Protocol nr. 4 vastgelegde eisen ten aanzien van be- en verwerking waaraan niet van oorsprong zijnde materialen moeten voldoen om de oorsprong te verkrijgen.

5. Het uitgebreide systeem van cumulatie van de oorsprong impliceert dat bij preferentieovereenkomsten tussen de betrokken landen dezelfde oorsprongsregels van toepassing zijn.

6. Er dienen overgangsbepalingen te worden vastgesteld voor goederen in doorvoer of in opslag op de dag waarop dit besluit van toepassing wordt, zodat deze in aanmerking kunnen komen voor het uitgebreide systeem van cumulatie.

7. Er dienen gemeenschappelijke verklaringen inzake het Prinsdom Andorra en de Republiek San Marino te worden opgenomen.

8. Er dienen enkele technische wijzigingen te worden aangebracht om afwijkingen in en tussen de verschillende taalversies van de tekst te corrigeren.

9. Voor de goede werking van de overeenkomst en ter vereenvoudiging van het werk van gebruikers en douanediensten is het daarom dienstig alle desbetreffende bepalingen op te nemen in een nieuwe tekst van Protocol nr. 4,

BESLUIT:

Artikel 1

Protocol nr. 4 bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong’’ en methoden van administratieve samenwerking wordt vervangen door de aan dit besluit gehechte tekst, tezamen met de desbetreffende gemeenschappelijke verklaringen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Het is van toepassing vanaf de eerste dag van de maand volgende op die waarin het werd aangenomen.

GEDAAN te Brussel, 22 december 2005.

Voor de Associatieraad

De voorzitter

S. Shalom


Protocol nr. 4 betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong’’ en methoden van administratieve samenwerking

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

  • a. „vervaardiging’’: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;

  • b. „materiaal’’: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen, enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;

  • c. „product’’: het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

  • d. „goederen’’: zowel materialen als producten;

  • e. „douanewaarde’’: de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);

  • f. „prijs af fabriek’’: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Israël, in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

  • g. „waarde van de materialen’’: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of Israël is betaald;

  • h. „waarde van de materialen van oorsprong’’: de waarde van deze materialen zoals omschreven onder g, welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;

  • i. „toegevoegde waarde’’: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen die van oorsprong zijn uit de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waar cumulatie van toepassing is, of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die in de Gemeenschap of in Israël voor deze materialen is betaald;

  • j. „hoofdstukken’’ en „posten’’: de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol „het geharmoniseerde systeem’’ of „GS’’ genoemd;

  • k. „ingedeeld’’: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;

  • l. „zending’’: producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of, bij gebreke daarvan, een enkele factuur.

  • m. „gebieden’’ omvatten ook de territoriale wateren.

TITEL II

DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG’’

Artikel 2 Algemene voorwaarden

1. Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap:

  • a. geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5;

  • b. in de Gemeenschap verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6;

  • c. goederen van oorsprong uit de Europese Economische Ruimte (EER), in de zin van Protocol nr. 4 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

2. Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong zijnde uit Israël:

  • a. geheel en al in Israël verkregen producten in de zin van artikel 5;

  • b. in Israël verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Israël een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.

    3. De bepalingen van lid 1, onder c, zijn alleen van toepassing indien er een vrijhandelsovereenkomst van toepassing is tussen enerzijds Israël en anderzijds de EER/EVA-landen (IJsland, Liechtenstein en Noorwegen).

Artikel 3 Cumulatie in de Gemeenschap

1. Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten als zijnde van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Bulgarije, Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein)1, IJsland, Noorwegen, Roemenië, Turkije of de Gemeenschap, op voorwaarde dat deze materialen in de Gemeenschap be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

2. Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten als zijnde van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Faeröer of een land dat deelneemt aan het Euro-mediterrane partnerschap dat is gebaseerd op de Verklaring van Barcelona die werd vastgesteld tijdens de Euro-mediterrane Conferentie van 27 en 28 november 1995, met uitzondering van Turkije, op voorwaarde dat deze materialen in de Gemeenschap be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

3. Indien de in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong zijnde uit de Gemeenschap beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in de leden 1 en 2 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong zijnde uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de Gemeenschap gebruikte materialen van oorsprong.

4. De producten van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2 genoemde landen die in de Gemeenschap geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.

5. De cumulatie waarin dit artikel voorziet kan uitsluitend worden toegepast op voorwaarde dat:

  • a. een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT) van toepassing is tussen de landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong, en het land van bestemming;

  • b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol,

    en

  • c. kennisgevingen zijn gepubliceerd, waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie, in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en in Israël volgens zijn eigen procedures.

    De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    De Gemeenschap zal Israël door tussenkomst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten, met inbegrip van de datums van inwerkingtreding, en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in de leden 1 en 2 genoemde landen worden toegepast.

Artikel 4 Cumulatie in Israël

1. Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong zijnde uit Israël beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Bulgarije, Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein)1, IJsland, Noorwegen, Roemenië, Turkije of de Gemeenschap, op voorwaarde dat deze materialen in Israël be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

2. Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong zijnde uit Israël beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Faeröer of een land dat deelneemt aan het Euro-mediterrane partnerschap, gebaseerd op de verklaring van Barcelona die werd vastgesteld tijdens de Euro-mediterrane Conferentie van 27 en 28 november 1995, met uitzondering van Turkije, op voorwaarde dat deze materialen in Israël be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

3. Indien de in Israël verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong zijnde uit Israël beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in de leden 1 en 2 bedoelde landen. Is dit niet het geval dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong zijnde uit het land waarin de meeste waarde is toegevoegd aan de bij de vervaardiging in Israël gebruikte materialen van oorsprong.

4. De producten van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2 genoemde landen die in Israël geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.

5. De cumulatie waarin dit artikel voorziet kan uitsluitend worden toegepast op voorwaarde dat:

  • a. een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT) van toepassing is tussen de landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming;

  • b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol,

    en

  • c. kennisgevingen zijn gepubliceerd, waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie, in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en in Israël volgens zijn eigen procedures.

    De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Israël zal de Gemeenschap door tussenkomst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten, met inbegrip van de datums van inwerkingtreding, en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in de leden 1 en 2 genoemde landen worden toegepast.

Artikel 5 Geheel en al verkregen producten

1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Israël verkregen worden beschouwd:

  • a. aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;

  • b. aldaar geoogste producten van het plantenrijk;

  • c. aldaar geboren en gefokte levende dieren;

  • d. producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;

  • e. voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;

  • f. producten van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of Israël uit de zee gewonnen producten;

  • g. producten uitsluitend uit de onder f bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;

  • h. aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;

  • i. afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

  • j. producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;

  • k. goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a tot en met j bedoelde producten zijn vervaardigd.

2. De termen „hun schepen’’ en „hun fabrieksschepen’’ in lid 1, onder f en g, zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:

  • a. die in een lidstaat van de Gemeenschap of Israël zijn ingeschreven of geregistreerd;

  • b. die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Israël voeren;

  • c. die voor ten minste 50% toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of van Israël of aan een onderneming die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of van Israël, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen daarvan;

  • d. waarvan de kapitein en de officieren onderdanen zijn van lidstaten van de Gemeenschap of van Israël,

    en

  • e. waarvan de bemanning voor ten minste 75% bestaat uit onderdanen van lidstaten of van Israël.

Artikel 6 Toereikende bewerking of verwerking

1. Niet geheel en al verkregen producten worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de zin van artikel 2, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.

In deze lijst is voor alle onder de overeenkomst vallende producten aangegeven welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om de oorsprong te verkrijgen en deze zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt, daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.

2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst in bijlage II bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:

  • a. wanneer de totale waarde ervan niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het product;

  • b. wanneer een in de lijst vermelde maximumwaarde voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet wordt overschreden.

    Dit lid is niet van toepassing op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.

3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van artikel 7.

Artikel 7 Ontoereikende bewerking of verwerking

1. Behoudens lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen beschouwd als ontoereikend om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:

  • a. behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;

  • b. het splitsen en samenvoegen van colli;

  • c. het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;

  • d. het strijken of persen van textiel;

  • e. het eenvoudig schilderen of polijsten;

  • f. het doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of glanzen van granen en rijst;

  • g. het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten;

  • h. het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;

  • i. het aanscherpen, eenvoudig vermalen of eenvoudig versnijden;

  • j. het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen);

  • k. het eenvoudig plaatsen in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak;

  • l. het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;

  • m. het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten;

  • n. het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;

  • o. twee of meer van de onder a tot en met n vermelde behandelingen tezamen;

  • p. het slachten van dieren.

2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1, worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Israël heeft ondergaan tezamen genomen.

Artikel 8 Determinerende eenheid

1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

Hieruit volgt dat:

  • a. wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

  • b. wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.

2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

Artikel 9 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 10 Stellen of assortimenten

Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem worden als van oorsprong zijnde beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong zijnde beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15% van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 11 Neutrale elementen

Om te bepalen of een product een product van oorsprong is, behoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van:

  • a. energie en brandstof;

  • b. fabrieksuitrusting;

  • c. machines en werktuigen;

  • d. goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen,

    die bij de vervaardiging gebruikt kunnen zijn.

TITEL III

TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 12 Territorialiteitsbeginsel

1. Behoudens artikel 2, lid 1, onder c, de artikelen 3 en 4, en lid 3 van dit artikel moet aan de voorwaarden in titel II voor het verkrijgen van de oorsprong zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Israël zijn voldaan.

2. Behoudens de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Israël naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens opnieuw worden ingevoerd, als niet van oorsprong zijnde beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

  • a. de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen,

    en

  • b. de goederen tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.

3. Het verkrijgen van de oorsprong overeenkomstig de voorwaarden van titel II wordt niet beïnvloed door be- of verwerkingen buiten de Gemeenschap of Israël van uit de Gemeenschap of Israël uitgevoerde en later wederingevoerde materialen, indien:

  • a. deze materialen geheel en al in de Gemeenschap of Israël zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd,

    en

  • b. ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

    • i. de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen,

      en

    • ii. de totale buiten de Gemeenschap of Israël toegevoegde waarde niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.

4. Voor de toepassing van lid 3 is titel II betreffende het verkrijgen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of Israël verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van het karakter van product van oorsprong van het betrokken eindproduct een regel is opgenomen die de maximumwaarde van alle gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen vaststelt, mogen de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in de betrokken partij worden verwerkt, en de totale buiten de Gemeenschap of Israël overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden.

5. Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt onder „totale toegevoegde waarde’’ verstaan alle buiten de Gemeenschap of Israël gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de toegevoegde materialen.

6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts kunnen worden aangemerkt als toereikend te zijn be- of verwerkt door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 6, lid 2.

7. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem.

8. De buiten de Gemeenschap of Israël verrichte be- of verwerkingen zoals bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.

Artikel 13 Rechtstreeks vervoer

1. De bij de overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Israël of over het grondgebied van een ander in de artikelen 3 en 4 genoemd land waarmee cumulatie van toepassing is, zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voor zover zij in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

Producten van oorsprong mogen via een pijpleiding door een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Israël worden vervoerd.

2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:

  • a. een enkel vervoersdocument dat het vervoer dekt van het land van uitvoer door het land van doorvoer, of

  • b. een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat:

    •   i. een nauwkeurige omschrijving van de goederen;

    •  ii de data waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen,

      en

    • iii dat een verklaring bevat over de voorwaarden waarop de goederen in het land van doorvoer verbleven, of,

  • c. bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 14 Tentoonstellingen

1. De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander land dan de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zijn verzonden en die na de tentoonstelling zijn verkocht en in de Gemeenschap of in Israël worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

  • a. een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Israël naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;

  • b. deze exporteur de producten heeft verkocht of overgedragen aan een geadresseerde in de Gemeenschap of in Israël;

  • c. de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden,

    en

  • d. dat de goederen vanaf het moment waarop zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd betreffende de aard van de goederen en de omstandigheden waaronder zij zijn tentoongesteld.

3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.

TITEL IV

TERUGGAVE EN VRIJSTELLING VAN RECHTEN

Artikel 15 Verbod op de teruggave of vrijstelling van douanerechten

1. a. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Israël of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Israël niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

  • b. De onder hoofdstuk 3 en de posten 1604 en 1605 van het geharmoniseerde systeem ingedeelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van artikel 2, lid 1, onder c, waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van de oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor terugbetaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Israël van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt, en op de in lid 1, onder b, bedoelde producten, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen, worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.

3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.

5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het systeem van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.

TITEL V

BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 16 Algemene voorwaarden

1. De bepalingen van de overeenkomst zijn van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Israël worden ingevoerd, en op producten van oorsprong uit Israël die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van een van de volgende bewijzen van oorsprong:

  • a. een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage IIIa is opgenomen;

  • b. een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED, waarvan het model in bijlage IIIb is opgenomen;

  • c. in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna „factuurverklaring’’ genoemd, of „factuurverklaring EUR-MED’’) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden; de teksten van de factuurverklaringen zijn opgenomen in de bijlagen IVa en IVb.

2. Niettegenstaande lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen onder de toepassing van de bepalingen van de overeenkomst zonder dat een van de in lid 1 bedoelde bewijzen van oorsprong behoeft te worden overgelegd.

Artikel 17 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

1. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door de douaneautoriteiten van het land of gebied overzee van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

2. Hiervoor vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in de bijlagen IIIa en IIIb opgenomen. De formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien zij met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.

3. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, dient steeds in staat te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waarin het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt afgegeven, de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

4. Behoudens lid 5 wordt een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of Israël in de volgende gevallen:

– indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Israël, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol;

– indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een factuurverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong.

5. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of van Israël indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Israël of uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, en indien aan de voorwaarden van dit protocol is voldaan en:

– cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, of

– de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, of

– de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen.

6. Een certificaat inzake het goederenverkeer EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen in het Engels in vak 7:

– indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit één of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen:

„CUMULATIE TOEGEPAST MET ...’’ (naam land(en));

– indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit één of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen:

„GEEN CUMULATIE TOEGEPAST’’.

7. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.

8. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.

9. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen daadwerkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.

Artikel 18 Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

1. In afwijking van artikel 17, lid 9, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien

  • a. dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd,

    of

  • b. ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.

2. In afwijking van artikel 17, lid 9, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft en waarvoor ten tijde van de uitvoer een certificaat inzake goederenverkeer EUR-1 was afgegeven, indien ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat aan de in artikel 17, lid 5, genoemde voorwaarden is voldaan.

3. Met het oog op de toepassing van de leden 1 en 2 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.

4. Voordat de douaneautoriteiten tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED overgaan, dienen zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

5. Op achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht:

„ISSUED RETROSPECTIVELY’’.

Op achteraf krachtens lid 2 afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht:

„ISSUED RETROSPECTIVELY (Original EUR.1 no ... [datum en plaats van afgifte])’’.

6. De in lid 5 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED.

Artikel 19 Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt het volgende Engelse woord aangebracht:

„DUPLICATE’’.

3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7 van het duplicaat-certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED.

4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, is vanaf die datum geldig.

Artikel 20 Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Israël onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door één of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Israël. Dit certificaat of deze certificaten EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.

Artikel 21 Gescheiden boekhouding

1. Wanneer het aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden met zich brengt om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onderling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten op schriftelijk verzoek van de betrokkene toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van gescheiden boekhouding (hierna „de methode’’ genoemd) wordt gebruikt.

2. Met behulp van de methode moet het mogelijk zijn dat in een bepaalde referentieperiode hetzelfde aantal producten „van oorsprong’’ wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden.

3. De douaneautoriteiten kunnen aan de verlening van de in lid 1 bedoelde vergunning voor het gebruik van deze methode de door hen passend geachte voorwaarden verbinden.

4. De methode wordt toegepast en de toepassing ervan wordt vastgelegd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waarin het product is vervaardigd.

5. Het bedrijf dat de methode toepast kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.

6. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.

Artikel 22 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED

1. Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED zoals bedoeld in artikel 16, lid 1, onder c, kan worden opgesteld door:

  • a. een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23;

    of

  • b. alle exporteurs, voor zendingen bestaande uit één of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6000 EUR bedraagt.

2. Behoudens lid 3 kan een factuurverklaring worden opgesteld in de volgende gevallen:

– indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Israël, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol;

– indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een factuurverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong.

3. Een factuurverklaring EUR-MED kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong zijnde uit de Gemeenschap, uit Israël of uit een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, en aan de voorwaarden van dit protocol voldoen, en:

– cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, of

– de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, of

– de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen.

4. Een factuurverklaring EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen in het Engels:

– indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit één of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen:

„CUMULATIE TOEGEPAST MET ...’’ (naam land(en))

– indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit één of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen:

„GEEN CUMULATIE TOEGEPAST’’.

5. De exporteur die een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED opstelt moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

6. Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED, waarvan de tekst in de bijlagen IVa en IVb is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlagen opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de factuurverklaring met de hand wordt opgesteld, moet dit met inkt en in blokletters geschieden.

7. De factuurverklaring en factuurverklaringen EUR-MED worden door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.

8. Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de goederen waarop zij betrekking heeft, doch dient binnen twee jaar na de invoer van deze producten in het land van invoer te worden aangeboden.

Artikel 23 Toegelaten exporteurs

1. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur (hierna „toegelaten exporteur’’ genoemd die veelvuldig producten verzendt waarop de overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen om factuurverklaringen of factuurverklaringen EUR-MED op te stellen ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.

2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.

3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe, dat in de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED wordt vermeld.

4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.

5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning oneigenlijk gebruikt.

Artikel 24 Geldigheid van bewijzen van oorsprong

1. Bewijzen van oorsprong zijn vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer en moeten binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.

2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.

Artikel 25 Overlegging van bewijzen van oorsprong

Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen om een vertaling van dit bewijs vragen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de overeenkomst voldoen.

Artikel 26 Invoer in deelzendingen

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerde systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 27 Vrijstelling van bewijs van oorsprong

1. Goederen die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voor zover aan zulke goederen ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.

2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van goederen die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde, de reiziger of de leden van hun gezin, mits noch de aard, noch de hoeveelheid van de goederen op commerciële doeleinden wijzen.

3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet hoger zijn dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 28 Bewijsstukken

De in artikel 17, lid 3, en artikel 22, lid 5, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Israël of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:

  • a. een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;

  • b. in de Gemeenschap of in Israël afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;

  • c. in de Gemeenschap of in Israël afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de Gemeenschap of in Israël blijkt;

  • d. certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of factuurverklaringen of factuurverklaringen EUR-MED waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in Israël zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels in dit protocol;

  • e. passende bewijsstukken betreffende be- of verwerking buiten de Gemeenschap of Israël in toepassing van artikel 12 waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan.

Artikel 29 Bewaring van de bewijzen van oorsprong en de andere bewijsstukken

1. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, bewaart de in artikel 17, lid 3, bedoelde bewijsstukken gedurende een periode van ten minste drie jaar.

2. Exporteurs die een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED opstellen, dienen een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 5, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar te bewaren.

3. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED afgeven, bewaren het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende een periode van ten minste drie jaar.

4. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED die bij hen werden ingediend gedurende een periode van ten minste drie jaar.

Artikel 30 Verschillen en vormfouten

1. Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het EUR.1-certificaat of de factuurverklaring niet automatisch ongeldig indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.

2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van oorsprong leiden niet tot weigering van dit document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 31 In euro uitgedrukte bedragen

1. Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b, en artikel 27, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Gemeenschap, van Israël of van een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.

2. Artikel 22, lid 1, onder b, en artikel 27, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.

3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn gelijk aan de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van de maand oktober van elk jaar. De tegenwaarde wordt de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor 15 oktober meegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende tegenwaarden.

4. Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag, naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5% afwijken van het bedrag dat het resultaat is van de omrekening. Een land kan de tegenwaarde in nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag handhaven, indien de omrekening van dat bedrag, bij de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór het afronden, leidt tot een stijging van minder dan 15% van de tegenwaarde in nationale valuta. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.

5. De in euro uitgedrukte bedragen kunnen door het Associatiecomité op verzoek van de Gemeenschap of Israël worden herzien. Bij deze herziening onderzoekt het Associatiecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL VI

REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 32 Wederzijdse bijstand

1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Israël doen elkaar via de Commissie van de Europese Gemeenschappen afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en EUR-MED, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED of leveranciersverklaringen.

2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Israël elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en EUR-MED, de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 33 Controle van de bewijzen van oorsprong

1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.

2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, in voorkomend geval onder vermelding van de redenen waarom een controle wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doen zij de importeur het voorstel om de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de douaneautoriteiten die deze hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Israël of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.

Artikel 34 Regeling van geschillen

Geschillen ten aanzien van de in artikel 33 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden door de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd, en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Associatiecomité voorgelegd.

In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.

Artikel 35 Sancties

Sancties worden getroffen tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel om goederen onder de preferentiële regeling te doen vallen.

Artikel 36 Vrije zones

1. De Gemeenschap en Israël nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.

2. In afwijking van lid 1 geven de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Israël die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.

TITEL VII

CEUTA EN MELILLA

Artikel 37 Toepassing van het protocol

1. De in artikel 2 gebruikte term „Gemeenschap’’ heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.

2. Producten van oorsprong uit Israël die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr. 2 bij de Akte van toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Israël zal op onder de overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toepassen als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.

3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, is dit protocol van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 38.

Artikel 38 Bijzondere voorwaarden

1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 13, worden beschouwd als:

1. producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

  • a. geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;

  • b. in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a bedoelde producten zijn gebruikt, mits:

    •  i. deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6,

      of

    • ii. deze producten van oorsprong zijn uit Israël of uit de Gemeenschap en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen;

2. producten van oorsprong uit Israël:

  • a. geheel en al in Israël verkregen producten;

  • b. in Israël verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a bedoelde producten zijn gebruikt, voor zover:

    •  i. deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6;

    • ii. deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 7 genoemde be- of verwerkingen.

2. Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd.

3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt „Israël’’ en „Ceuta en Melilla’’ in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt de oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED.

4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.

TITEL VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 39 Wijzigingen op het protocol

De Associatieraad kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.

Artikel 40 Overgangsbepaling voor goederen in doorvoer of in opslag

De overeenkomst kan worden toegepast op goederen die aan de bepalingen van dit protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtreding van dit protocol onderweg zijn of die in de Gemeenschap of in Israël tijdelijk zijn opgeslagen of zich daar in een douane-entrepot of vrije zone bevinden, mits binnen vier maanden na genoemde datum een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED bij de douaneautoriteiten van het land van invoer wordt ingediend dat achteraf door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer is opgesteld, tezamen met de documenten waaruit blijkt dat de goederen rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 13.


Bijlagen bij Protocol nr. 41


Gemeenschappelijke verklaring (betreffende het Prinsdom Andorra)

1. Producten van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerde systeem van oorsprong uit het Prinsdom Andorra worden door Israël behandeld als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van de overeenkomst.

2. Protocol nr. 4 is van overeenkomstige toepassing voor het bepalen van de oorsprong van de bovenvermelde producten.


Gemeenschappelijke verklaring (betreffende de Republiek San Marino)

1. Producten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door Israël behandeld als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van de overeenkomst.

2. Protocol nr. 4 is van overeenkomstige toepassing voor het bepalen van de oorsprong van de vorengenoemde producten


VERKLARING VAN DE EUROPESE UNIE EN DE STAAT ISRAËL MET BETREKKING TOT BESLUIT NR. 2/2005 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-ISRAËL TOT WIJZIGING VAN PROTOCOL NR. 4 VAN DE EURO-MEDITERRAME OVEREENKOMST BETREFFENDE DE DEFINITIE VAN HET BEGRIP ,PRODUCTEN VAN OORSPRONG’’ EN METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Dit besluit is niet van invloed op de standpunten van de partijen bij de Euro-mediterrane overeenkomst betreffende de toepassing van die overeenkomst ten aanzien van de territoriale werkingssfeer van genoemde overeenkomst.


Op 23 februari 2006 is te Brussel een Protocol bij de onderhavige Overeenkomst tot stand gekomen in verband met de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie. De Nederlandse tekst1 van het Protocol luidt als volgt:

Protocol bij de Euro-Mediterrane Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie

het Koninkrijk België,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

Ierland,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

de Republiek Hongarije,

de Republiek Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanië en Noord-Ierland,

(hierna „lidstaten’’ te noemen),

vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie, en

de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

(hierna „de Gemeenschappen’’ te noemen),

vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie,

enerzijds,

en de Staat Israël,

anderzijds,

Overwegende dat de Euro-mediterrane overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, hierna „de Euro-mediterrane overeenkomst’’ te noemen, op 20 november 1995 in Brussel is ondertekend en op 1 juni 2000 in werking is getreden,

Overwegende dat het Verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie en de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden op 16 april 2003 te Athene werden ondertekend en op 1 mei 2004 in werking is getreden,

Overwegende dat, uit hoofde van artikel 6, lid 2, van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden, de toetreding van de nieuwe overeenkomstsluitende partijen tot de Euro-mediterrane overeenkomst moet worden overeengekomen door de sluiting van een protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst,

Overwegende dat, overeenkomstig artikel 21 van de Euro-mediterrane overeenkomst, tussen de partijen overleg is gevoerd, teneinde de wederzijdse belangen van de Gemeenschap en Israël in aanmerking te kunnen nemen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

De Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek (hierna „de nieuwe lidstaten’’ te noemen) worden partij bij de Euro-mediterrane overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, en dienen, op dezelfde wijze als de andere lidstaten van de Gemeenschap, de teksten van de overeenkomst, alsmede de gemeenschappelijke verklaringen, de verklaringen en de briefwisselingen goed te keuren respectievelijk er nota van te nemen.

Artikel 2

In verband met recente institutionele ontwikkelingen binnen de Europese Unie komen de partijen overeen dat na het verstrijken van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal de bestaande bepalingen in de Euro-mediterrane overeenkomst die verwijzen naar de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal geacht worden te verwijzen naar de Europese Gemeenschap, die alle rechten en verplichtingen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal heeft overgenomen.

HOOFDSTUK I

WIJZIGINGEN IN DE TEKST VAN DE EURO-MEDITERRANE OVEREENKOMST, MET INBEGRIP VAN BIJLAGEN EN DE PROTOCOLLEN

Artikel 3 Landbouwproducten

De protocollen nr. 1 en nr. 2 bij de Euro-mediterrane overeenkomst worden vervangen door de bijlagen I en II bij dit protocol en de bijlagen daarbij.

Artikel 4 Verwerkte landbouwproducten

Tabel 2 van bijlage VI bij de Euro-mediterrane overeenkomst, die concessies bevat voor de invoer in Israël van goederen van oorsprong uit de Gemeenschap, wordt aangevuld met de als volgt gedefinieerde concessie:

GN-codeOmschrijvingJaarlijks contingent (in ton) Concessie binnen de contingentsmaxima
2005 20 10– Aardappelen, in de vorm van meel, griesmeel of vlokken, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren3020% verlaging van her Israëlische meestbegunstigingsrecht

Artikel 5 Oorsprongsregels

Protocol 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 19, lid 4, wordt vervangen door:

„Op achteraf afgegeven EUR.1-certificaten wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht:

ES „EXPEDIDO A POSTERIORI’’

CS „VYSTAVENO DODATEČNĚ’’

DA „UDSTEDT EFTERFØLGENDE’’

DE „NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT’’

ET „TAGANTJÄRELE VÄLJA ANTUD’’

EL „EKΔOΘEN EK TΩN YΣTEΡΩN’’

EN „ISSUED RETROSPECTIVELY’’

FR „DÉLIVRÉ A POSTERIORI’’

IT „RILASCIATO A POSTERIORI’’

LV „IZSNIEGTS RETROSPEKTÎVI’’

LT „RETROSPEKTYVUSIS IŠDAVIMAS’’

HU „KIADVA VISSZAMENÖLEGES HATÁLLYAL’’

MT „MAĦRUĠ RETROSPETTIVAMENT’’

NL „AFGEGEVEN A POSTERIORI’’

PL „WYSTAWIONE RETROSPEKTYWNIE’’

PT „EMITIDO A POSTERIORI’’

SL „IZDANO NAKNADNO’’

SK „VYDANÉ DODATOČNE’’

FI „ANNETTU JÄLKIKÄTEEN’’

SV „UTFÄRDAT I EFTERHAND’’

HE „trb-2006-209-1.gif’’

2. Artikel 20, lid 2, wordt vervangen door:

„Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht:

ES „DUPLICADO’’

CS „DUPLIKÁT’’

DA „DUPLIKAT’’

DE „DUPLIKAT’’

ET „DUPLIKAAT’’

EL „ANTIΓΡAΦO’’

EN „DUPLICATE’’

FR „DUPLICATA’’

IT „DUPLICATO’’

LV „DUBLIKĀTS’’

LT „DUBLIKATAS’’

HU „MÁSODLAT’’

MT „DUPLIKAT’’

NL „DUPLICAAT’’

PL „DUPLIKAT’’

PT „SEGUNDA VIA’’

SL „DVOJNIK’’

SK „DUPLIKÁT’’

FI „KAKSOISKAPPALE’’

SV „DUPLIKAT’’

HE „trb-2006-209-2.gif’’

Artikel 6 Voorzitterschap van het Associatiecomité

Artikel 71, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:

„Het Associatiecomité wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en door een vertegenwoordiger van de regering van de Staat Israël.’’.

HOOFDSTUK II

OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 7 Bewijs van oorsprong en administratieve samenwerking

1. Bewijzen van oorsprong die op de juiste wijze door Israël of een nieuwe lidstaat zijn afgegeven in het kader van preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen die deze landen onderling toepassen, worden overeenkomstig dit protocol in de betrokken landen aanvaard, mits:

  • a. de aanvaarding van het bewijs van oorsprong betekent dat een preferentieel tarief wordt gehanteerd overeenkomstig de in de Euro-mediterrane overeenkomst opgenomen preferentiële tariefmaatregelen;

  • b. het bewijs van oorsprong en de vervoersdocumenten uiterlijk de dag vóór de datum van toetreding zijn afgegeven;

  • c. het bewijs van oorsprong binnen de periode van vier maanden na de datum van toetreding wordt ingediend.

    Indien goederen vóór de datum van toetreding zijn aangegeven voor invoer in Israël of een nieuwe lidstaat op grond van op dat tijdstip tussen Israël en die nieuwe lidstaat geldende preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen, kunnen op grond van die overeenkomsten of regelingen nadien afgegeven bewijzen van oorsprong ook worden aanvaard, mits het bewijs binnen vier maanden na de datum van toetreding aan de douaneautoriteiten wordt overgelegd.

2. Israël en de nieuwe lidstaten mogen vergunningen waarmee de status van „toegelaten exporteur’’ is verleend in het kader van preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen die zij onderling toepassen, blijven gebruiken, mits:

  • a. een dergelijke bepaling ook is opgenomen in de door Israël vóór de toetredingsdatum met de Gemeenschap gesloten overeenkomst; en

  • b. de toegelaten exporteurs de regels van oorsprong uit hoofde van die overeenkomst toepassen.

    Deze vergunningen worden uiterlijk een jaar na de toetredingsdatum vervangen door nieuwe vergunningen die volgens de voorwaarden van de Euro-mediterrane overeenkomst zijn afgegeven.

3. Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong die zijn afgegeven op grond van de preferentiële overeenkomsten en autonome regelingen als bedoeld in de leden 1 en 2, moeten gedurende een periode van drie jaar na de afgifte van het betrokken bewijs van oorsprong worden aanvaard door de bevoegde douaneautoriteiten van Israël en de lidstaten, en kunnen gedurende een periode van drie jaar vanaf de aanvaarding van het bewijs van oorsprong nog worden gedaan door die autoriteiten ter rechtvaardiging van een invoeraangifte.

Artikel 8 Goederen in doorvoer

1. De bepalingen van de Euro-mediterrane overeenkomst kunnen worden toegepast op goederen die van Israël naar een van de nieuwe lidstaten of van een van de nieuwe lidstaten naar Israël worden uitgevoerd, die voldoen aan de bepalingen van protocol nr. 4 en die op de datum van toetreding onderweg zijn of in tijdelijke opslag zijn in een douane-entrepot of een vrije zone in Israël of in die nieuwe lidstaat.

2. In dergelijke gevallen kan preferentiële behandeling worden verleend, mits binnen vier maanden na de datum van toetreding bij de douaneautoriteiten van het land van invoer een bewijs van oorsprong wordt ingediend dat achteraf is afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.

ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

Bij dit protocol wordt overeengekomen dat er naar aanleiding van deze uitbreiding van de Gemeenschap geen claims, verzoeken of beroepen mogen worden ingediend of concessies mogen worden gewijzigd of ingetrokken op grond van de artikelen XXIV.6 en XXVIII van de GATT 1994.

Artikel 10

Voor het jaar 2004 moeten de hoeveelheden van de nieuwe tariefcontingenten en de toename van de hoeveelheden van de bestaande tariefcontingenten worden berekend naar rata van de basishoeveelheden, rekening houdend met de voor de inwerkingtreding van dit protocol verstreken periode.

Artikel 11

Dit protocol vormt een integrerend onderdeel van de Euro-mediterrane overeenkomst. De bijlagen en verklaringen bij dit protocol vormen een integrerend onderdeel daarvan.

Artikel 12

1. Dit protocol wordt door de Gemeenschap, door de Raad van de Europese Unie namens de lidstaten en door de Staat Israël volgens hun eigen procedures goedgekeurd.

2. De partijen stellen elkaar in kennis van de voltooiing van de procedures bedoeld in voorgaand lid. De akten van goedkeuring worden nedergelegd bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Artikel 13

1. Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand na de datum van de nederlegging van de laatste akte van goedkeuring.

2. Dit protocol is voorlopig van toepassing met ingang van 1 mei 2004.

Artikel 14

Dit protocol is opgesteld in twee exemplaren in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Hebreeuwse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 15

De tekst van de Euro-mediterrane overeenkomst, de bijlagen en de protocollen die daarvan een integrerend deel vormen, de slotakte en de daaraan gehechte verklaringen worden opgemaakt in de Estse, de Hongaarse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Sloveense, de Slowaakse en de Tsjechische taal, en die teksten zijn evenzeer authentiek als de oorspronkelijke teksten. De Associatieraad moet deze teksten goedkeuren.


Bijlage I

Protocol nr. 1 betreffende de regeling die bij de invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten uit Israël van toepassing is

1. De in de bijlage genoemde producten van oorsprong uit Israël mogen in de Gemeenschap worden ingevoerd onder de voorwaarden die hierna en in de bijlage zijn vermeld.

2. a. De douanerechten worden afgeschaft of verlaagd als aangegeven in kolom „a’’.

  • b. Voor bepaalde producten waarvoor het gemeenschappelijk douanetarief in een ad-valorem-douanerecht en in een specifiek douanerecht voorziet, zijn de in de kolommen „a’’ en „c’’ vermelde verlagingspercentages uitsluitend van toepassing op de ad-valorem-douanerechten. Voor de producten die overeenstemmen met de GN-codes 0105 12 00, 0207, 0404 10, 0407 00, 0709 90 60, 2204 21 en 2209, zijn de verlagingen van de rechten evenwel ook van toepassing op het specifieke recht.

  • c. Voor bepaalde producten worden de douanerechten afgeschaft binnen de grenzen van de tariefcontingenten die voor elk van deze producten in kolom „b’’ zijn vermeld. Deze tariefcontingenten zijn van toepassing op jaarbasis van 1 januari tot en met 31 december, tenzij anders vermeld.

  • d. Voor de hoeveelheden die worden ingevoerd boven de vastgestelde contingenten wordt het douanerecht, naargelang van het product, hetzij volledig toegepast hetzij met het in kolom „c’’ vermelde percentage verlaagd.

3. Voor bepaalde producten wordt vrijstelling van douanerechten verleend voor de in kolom „d’’ aangegeven referentiehoeveelheden.

Indien de invoer van een bepaald product de referentiehoeveelheid overschrijdt, kan de Gemeenschap, op basis van een balans van het handelsverkeer die zij jaarlijks opstelt, voor het betrokken product een communautair tariefcontingent openen voor een hoeveelheid die gelijk is aan deze referentiehoeveelheid. In een dergelijk geval wordt voor de hoeveelheden die worden ingevoerd boven het vastgestelde contingent, het douanerecht, al naar gelang van het product, hetzij volledig toegepast, hetzij met het in kolom „c’’ vermelde percentage verlaagd.

4. Voor producten die noch aan een tariefcontingent, noch aan een referentiehoeveelheid zijn onderworpen, kan de Gemeenschap, zoals is aangegeven in kolom „e’’, een referentiehoeveelheid als bedoeld in punt 3 vaststellen indien uit de jaarlijks door haar opgestelde balans van het handelsverkeer blijkt dat de invoer van één of meer producten moeilijkheden dreigt te veroorzaken op de markt van de Gemeenschap. Indien vervolgens voor dit product, onder de in punt 3 vermelde voorwaarden, een tariefcontingent wordt vastgesteld, wordt voor de hoeveelheden die worden ingevoerd boven het vastgestelde contingent, het douanerecht, al naar gelang van het product, hetzij volledig toegepast, hetzij met het in kolom „c’’ vermelde percentage verlaagd.

5. Voor het eerste jaar wordt de omvang van de tariefcontingenten en van de referentiehoeveelheden berekend door de basishoeveelheid te verlagen naar rato van het gedeelte van de termijn dat reeds is verstreken vóór de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.

6. Voor alle in de bijlage genoemde producten worden van 1 januari 2004 tot 1 januari 2007 de tariefcontingenten en referentiehoeveelheden verhoogd in vier gelijke tranches waarvan de omvang telkens 3% van deze hoeveelheden bedraagt.

Bijlage bij Protocol nr. 12


Bijlage II

Protocol nr. 2 betreffende de regeling die bij de invoer in Israël van landbouwproducten uit de Gemeenschap van toepassing is

1. De in de bijlage genoemde producten van oorsprong uit de Gemeenschap mogen in Israël worden ingevoerd onder de voorwaarden die hierna en in de bijlage zijn vermeld.

2. e invoerrechten worden afgeschaft of verlaagd tot het in kolom „a’’ vermelde niveau, binnen de grenzen van de in kolom „b’’ vermelde jaarlijkse tariefcontingenten en overeenkomstig de specifieke bepalingen van kolom „e’’.

3. Voor de hoeveelheden die worden ingevoerd boven de vastgestelde contingenten wordt het douanerecht, naargelang van het product, hetzij volledig toegepast hetzij met het in kolom „c’’ vermelde percentage verlaagd.

4. Voor bepaalde producten waarvoor geen tariefcontingent is vastgesteld, worden overeenkomstig kolom „d’’ referentiehoeveelheden vastgesteld.

Indien voor één van de producten de ingevoerde hoeveelheid de referentiehoeveelheid overschrijdt, dan kan Israël, op basis van de jaarlijks door dit land opgestelde balans van het handelsverkeer, voor het betrokken product een tariefcontingent openen, waarvan de omvang gelijk is aan die van de referentiehoeveelheid. In dit geval zijn de hoeveelheden die het contingent overschrijden aan het in lid 3 bedoelde recht onderworpen.

5. Voor producten die noch aan een tariefcontingent, noch aan een referentiehoeveelheid zijn onderworpen, kan Israël de in lid 4 bedoelde referentiehoeveelheid vaststellen indien uit de jaarlijks door dit land opgestelde balans van het handelsverkeer blijkt dat de invoer van één of meer producten moeilijkheden dreigt te veroorzaken op de markt van Israël. Indien vervolgens voor dit product overeenkomstig het bepaalde in punt 4 een tariefcontingent wordt vastgesteld, zijn de bepalingen van punt 3 van toepassing.

6. Voor het eerste jaar wordt de omvang van de tariefcontingenten en van de referentiehoeveelheden berekend door de basishoeveelheid te verlagen naar rato van het gedeelte van de termijn dat reeds is verstreken vóór de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.

7. Voor alle in de bijlage genoemde producten worden van 1 januari 2004 tot 1 januari 2007 de tariefcontingenten en referentiehoeveelheden verhoogd in vier gelijke tranches waarvan de omvang telkens 3% van deze hoeveelheden bedraagt.

Bijlage bij Protocol nr. 23


Verklaring van de Europese Gemeenschap

De wijzigingen van de Associatieovereenkomst die bij dit aanvullend protocol zijn vastgesteld, hebben geen betrekking op uitstaande vraagstukken op het gebied van oorsprongsregels en daarmee samenhangende vraagstukken.

Verklaring van de Staat Israël

De wijzigingen van de Associatieovereenkomst die bij dit aanvullend protocol zijn vastgesteld, doen geen afbreuk aan een mogelijke toekomstige oplossing voor het vraagstuk van de oorsprongsregels.


GEDAAN te Brussel, de drieëntwintigste februari tweeduizend zes.

D. PARLEMENT

Zie Trb. 2000, 59.


Het Protocol van 23 februari 2006 behoeft ingevolge artikel 7, onderdeel a, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, juncto artikel 2 van de Rijkswet van 12 februari 2004 (Stb.2004, 70) niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

E. PARTIJGEGEVENS

Zie Trb. 2000, 59.


Protocol van 23 februari 2006

Goedkeuring is voorzien in artikel 12, eerste lid, van het Protocol.

PartijOnder-tekeningRatificatieType1)InwerkingOpzeggingBuitenwerking
België23-02-06     
Cyprus23-02-06     
Denemarken23-02-06     
Duitsland23-02-06     
EG (Europese Gemeenschap)23-02-06     
Estland23-02-06     
Finland23-02-06     
Frankrijk23-02-06     
Griekenland23-02-06     
Hongarije23-02-06     
Ierland23-02-06     
Israël23-02-06     
Italië23-02-06     
Letland23-02-06     
Luxemburg23-02-06     
Malta23-02-06     
Nederlanden, het Koninkrijk der23-02-06     
Oostenrijk23-02-06     
Polen23-02-06     
Portugal23-02-06     
Roemenië23-02-06     
Slovenië23-02-06     
Slowakije23-02-06     
Spanje23-02-06     
Tsjechië23-02-06     
Verenigd Koninkrijk, het23-02-06     
Zweden23-02-06     

1 NB=Niet bekend, O=Definitieve ondertekening, R=Ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

Het Toetredingsprotocol van 23 februari 2006 wordt ingevolge artikel 13, tweede lid, van het Protocol, vanaf 1 mei 2004 voorlopig toegepast.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt de voorlopige toepassing alleen voor Nederland.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2000, 59 en Trb. 2004, 140.


De bepalingen van het Protocol van 23 februari 2006, die voorlopig werden toegepast vanaf 1 mei 2004, zullen ingevolge artikel 13, eerste lid, van het Protocol in werking treden op de eerste dag van de eerste maand na de datum van de nederlegging van de laatste akte van goedkeuring.

J. VERWIJZINGEN

Zie voor verwijzingen en andere verdragsgegevens Trb. 1996, 92, Trb. 2000, 59 en Trb. 2004, 140.

Verwijzingen

Titel:Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal; Parijs, 18 april 1951
Laatste Trb. :Trb. 2002, 145
   
Titel:Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; Rome, 25 maart 1957
Laatste Trb. :Trb. 2004, 120
   
Titel:Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, met Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen; Brussel, 8 april 1965
Laatste Trb. :Trb. 2004, 101
   
Titel:Verdrag betreffende de Europese Unie; Maastricht, 7 februari 1992
Laatste Trb. :Trb. 2004, 122
   
Titel:Handvest van de Verenigde Naties; San Francisco, 26 juni 1945
Laatste Trb. :Trb. 2006, 130
   
Titel:Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst van 9 september 1886, aangevuld te Parijs op 4 mei 1896, herzien te Berlijn op 13 november 1908, aangevuld te Bern op 20 maart 1914, herzien te Rome op 2 juni 1928, te Brussel op 26 juni 1948, te Stockholm op 14 juli 1967 en te Parijs op 24 juli 1971, en gewijzigd op 28 september 1979; Parijs, 24 juli 1971
Laatste Trb. :Trb. 2006, 158
   
Titel:Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken van 14 april 1891, zoals herzien te Brussel op 14 december 1900, te Washington op 2 juni 1934, te Nice op 15 juni 1957 en te Stockholm op 14 juli 1967 en zoals gewijzigd te Genève op 28 september 1979; Stockholm, 14 juli 1967
Laatste Trb. :Trb. 2006, 159
   
Titel:Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening; Boedapest, 28 april 1977
Laatste Trb. :Trb. 2006, 165
   
Titel:Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom van 20 maart 1883, zoals herzien te Brussel op 14 december 1900, te Washington op
  2 juni 1911, te ’s-Gravenhage op 6 november 1925, te Londen op 2 juni 1934, te Lissabon op 31 oktober 1958 en te Stockholm op 14 juli 1967 en gewijzigd te Stockholm op 28 september 1979; Stockholm, 14 juli 1967
Laatste Trb. :Trb. 2006, 157
   
Titel:Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien te Stockholm op 14 juli 1967 en te Genève op 13 mei 1977 en gewijzigd op 28 september 1979 te Genève; Genève, 13 mei 1977
Laatste Trb. :Trb. 2006, 161
   
Titel:Verdrag tot samenwerking inzake octrooien; Washington, 19 juni 1970
Laatste Trb. :Trb. 2006, 77
   
Titel:Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens; Straatsburg, 28 januari 1981
Laatste Trb. :Trb. 2004, 287

Uitgegeven de derde oktober 2006

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT


XNoot
1

De Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Hebreeuwse tekst zijn niet afgedrukt.

XNoot
1

PB L 147 van 21.6.2000, blz. 3.

XNoot
1

Het vorstendom Liechtenstein heeft een douane-unie met Zwitserland en is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

XNoot
1

Het vorstendom Liechtenstein heeft een douane-unie met Zwitserland en is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

XNoot
1

De Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Hebreeuwse tekst zijn niet afgedrukt.

XNoot
1

 De Bijlagen bij Protocol nr. 4 zijn niet afgedrukt: deze liggen ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, Afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de Afdeling BEB van het Ministerie van Economische Zaken. De Nederlandse tekst van de Bijlagen is gepubliceerd in Pb. EU L 20 van 24/01/2006, blz. 20-113.

XNoot
2

De Bijlage bij Protocol nr. 1 is niet afgedrukt: deze ligt ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, Afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de Afdeling BEB van het Ministerie van Economische Zaken. De Nederlandse tekst van de Bijlage is gepubliceerd inPb. EU L 149 van 02/06/2006, blz.9-17.

XNoot
3

De Bijlage bij Protocol nr. 2 is niet afgedrukt: deze ligt ter inzage bij de Directie Juridische Zaken, Afdeling Verdragen, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de Afdeling BEB van het Ministerie van Economische Zaken. De Nederlandse tekst van de Bijlage is gepubliceerd in Pb. EU L 149 van 02/06/2006, blz.19-26.

Naar boven