A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest betreffende de uitvoering van de ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium; (met Bijlagen)

Middelburg, 21 december 2005

B. TEKST

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest betreffende de uitvoering van de ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium

Het Koninkrijk der Nederlanden,

en

Het Vlaams Gewest,

hierna te noemen „de Verdragsluitende Partijen’’,

Overtuigd van het belang van de optimalisering van de veiligheid, de toegankelijkheid en de natuurlijkheid in het Schelde-estuarium,

Handelend vanuit het vaste voornemen om daartoe voortvarend en in samenhang invulling te geven aan de door de Regeringen van de Verdragsluitende Partijen op 17 december 2004 en 11 maart 2005 vastgestelde besluiten van de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium,

Overwegende dat de uitvoering van de daarin voorziene projecten en werken zal bijdragen tot het behoud van de fysieke systeemkenmerken van het Schelde-estuarium;

komen het volgende overeen:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1 Doel en voorwerp van het Verdrag

1. Dit Verdrag heeft tot doel de tenuitvoerlegging te verzekeren van een aantal projecten en werken ten behoeve van de evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het Schelde-estuarium en ter optimalisering van met name de veiligheid, de toegankelijkheid en de natuurlijkheid.

2. De Verdragsluitende Partijen zullen ervoor zorgdragen, dat bij de tenuitvoerlegging van de projecten en werken bedoeld in het eerste lid, de onderlinge samenhang behouden blijft. Vertragingen, belemmeringen of herzieningen van een bepaald project of een bepaald werk zullen de voortgang van andere projecten en werken niet verhinderen.

3. Met het oog op de optimalisering van de veiligheid, de toegankelijkheid en de natuurlijkheid dienen de fysieke systeemkenmerken van het Schelde-estuarium in hun natuurlijke dynamiek behouden te blijven. Hiertoe wordt, overeenkomstig Artikel 6, een gemeenschappelijk fysiek monitoringplan opgesteld en uitgevoerd.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. „Nederland’’: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden;

  • b. „Vlaanderen’’: het Vlaams Gewest;

  • c. „Schelde-estuarium’’: de Schelde benedenstrooms van de sluizen van Gent en van de mondingsgebieden van de zijrivieren tot aan de monding in zee, zoals indicatief aangegeven op de kaart, opgenomen in bijlage A;

  • d. „vaargeul’’: de doorgaande vaargeul in de Westerschelde en de Beneden-Zeeschelde tot 500 meter stroomopwaarts van het Deurganckdok, zoals indicatief aangegeven op de kaart, opgenomen in bijlage A;

  • e. „Bewindslieden’’: de voor de in dit Verdrag geregelde aangelegenheden bevoegde bewindspersonen;

  • f. „Technische Scheldecommissie’’: de Technische Scheldecommissie bedoeld in het Protocol van de besprekingen van Belgische, Luxemburgse en Nederlandse ministers, gehouden te Luxemburg op 29, 30 en 31 januari 1948, of de organisatie die haar opvolgt;

  • g. „Beheerders van de Schelde’’: de als zodanig door de Nederlandse en Vlaamse Regering benoemde personen of aangewezen instanties.

HOOFDSTUK II

Verplichtingen van Verdragspartijen

Artikel 3 Omschrijving van de te realiseren projecten en werken

1. De vaargeul wordt verruimd om een getijonafhankelijke vaart mogelijk te maken voor schepen met een diepgang van 13,10 meter op basis van een kielspeling van 12,5%. De technische beschrijving van de werken, waaronder het interventiepeil voor het baggeren, is opgenomen in bijlage B. Een vermindering van de kielspeling zal het bedoelde interventiepeil onverlet laten. Met de uitvoering van deze verruiming wordt ten laatste in 2007 van start gegaan, zodat de vermelde vaarmogelijkheid ten laatste in 2009 is gerealiseerd. Ter verwezenlijking van de verruiming worden de volgende werken voorbereid, uitgevoerd en onderhouden:

  • a. het plaatselijk verruimen van de vaargeul en het plaatselijk verruimen en eventueel verplaatsen van anker- en noodankergebieden, en, voorzover noodzakelijk:

  • b. het opruimen van wrakken en andere obstakels in de vaargeul en in anker- en noodankergebieden;

  • c. het aanleggen van geulwandverdedigingen.

2. Met de volgende grensoverschrijdende projecten wordt ten laatste in 2007 van start gegaan:

  • a. het vergroten van het Zwin met minimaal 120 en maximaal 240 ha door het landinwaarts verplaatsen van dijken in de Willem-Leopoldpolder;

  • b. het ontwikkelen van een intergetijdengebied met een omvang van minimaal 440 ha in de Hertogin Hedwigepolder en het noordelijk gedeelte van de Prosperpolder.

3. In Nederland worden ten laatste in 2010 langs de Westerschelde werken uitgevoerd of in uitvoering genomen ter realisatie van minimaal 600 ha estuariene natuur. Voorzover de in het tweede lid omschreven projecten worden verwezenlijkt op Nederlands grondgebied, vormen deze een onderdeel van de in dit lid omschreven te realiseren natuur.

4. In Vlaanderen worden ten laatste in 2010 aan, langs of in het stroomgebied van de Zeeschelde, werken uitgevoerd of in uitvoering genomen ter realisatie van minimaal 1100 ha estuariene natuur of wetlands, waarvan een deel in het raam van de projecten en werken waartoe Vlaanderen beslist met het oog op de vergroting van de veiligheid. Voorzover de in het tweede lid omschreven projecten worden verwezenlijkt op Belgisch grondgebied, vormen deze een onderdeel van de in dit lid omschreven te realiseren natuur.

5. De Bewindslieden kunnen bijlage B, op voorstel van de Technische Scheldecommissie, in onderling overleg en met inachtneming van de doelstelling zoals verwoord in Artikel 1, wijzigen overeenkomstig Artikel 12, tweede lid.

Artikel 4 Voorbereiding, uitvoering en onderhoud van de projecten en werken

1. Behoudens het bepaalde in het vierde lid, draagt Nederland, of een door Nederland aan te duiden bestuursorgaan, op zijn grondgebied zorg voor de voorbereiding, de uitvoering en het onderhoud van de in Artikel 3 omschreven projecten en werken, daaronder begrepen studie en onderzoek, het organiseren en het doorlopen van de benodigde procedures, het opmaken van plannen en aanbestedingsbescheiden, de aanbesteding en het toezicht.

2. Vlaanderen draagt op Belgisch grondgebied zorg voor de voorbereiding, de uitvoering en het onderhoud van de in Artikel 3 omschreven projecten en werken, daaronder begrepen studie en onderzoek, het organiseren en het doorlopen van de benodigde procedures, het opmaken van plannen en aanbestedings-bescheiden, de aanbesteding en het toezicht.

3. Nederland en Vlaanderen bepalen in onderlinge overeenstemming de gezamenlijke planontwikkeling voor de in Artikel 3, tweede lid, omschreven grensoverschrijdende projecten en werken. Nederland kan de uitvoering van dit lid delegeren aan de provincie Zeeland. Indien Vlaanderen en de provincie Zeeland niet tot overeenstemming komen, dient deze overeenstemming alsnog te worden bereikt met Nederland.

4. Vlaanderen draagt zorg voor:

  • a. de voorbereiding, de uitvoering en het onderhoud van de in Artikel 3, eerste lid, onder a, bedoelde projecten en werken, daaronder begrepen studie en onderzoek, het opmaken van plannen en aanbestedingsbescheiden, de aanbesteding en het toezicht, en

  • b. de voorbereiding en de uitvoering van de in Artikel 3, tweede lid, omschreven projecten en werken, daaronder begrepen studie en onderzoek, het opmaken van plannen en aanbestedingsbescheiden, de aanbesteding en het toezicht, doch met uitzondering van grondverwerving op Nederlands grondgebied.

5. De Technische Scheldecommissie bepaalt tijdig de procedure voor overdracht van de door Vlaanderen in Artikel 3, tweede lid, onder b, uitgevoerde werken. Hierin wordt in ieder geval vastgelegd, dat Nederland bij de overdracht van deze werken alle rechten en verplichtingen van Vlaanderen ten opzichte van de aannemers overneemt. Deze overdracht zal geschieden binnen een maand na de melding door Vlaanderen, dat de projecten en werken zijn voltooid. De Technische Scheldecommissie ziet toe op deze overdracht.

6. De nadere regeling met betrekking tot de bestekken en overeenkomsten is opgenomen in bijlage C.

7. Bij de uitvoering van de in Artikel 3, tweede lid, omschreven projecten kan Vlaanderen het opgebaggerde zand uit de Beneden-Zeeschelde aanwenden voor de dijkopbouw mits de Technische Scheldecommissie hiertoe besluit.

8. Ter verwezenlijking van de in Artikel 3 omschreven projecten en werken binnen de aldaar bepaalde termijnen zullen de Verdragsluitende Partijen:

  • a. op de meest efficiënte wijze toepassing geven aan de interne wetgeving voor de administratieve voorbereiding van de uit te voeren projecten en werken;

  • b. alle nodige bestuurlijke besluiten, waaronder die met betrekking tot plannen en vergunningen, tijdig nemen; en

  • c. in het algemeen, al het nodige doen zodat de aangegeven afspraken en termijnen, binnen het internwettelijk en Europeesrechtelijk kader en met een goede en zorgvuldige besluitvorming, worden geëerbiedigd.

Artikel 5 Bestuurlijke monitoring

1. De Verdragsluitende Partijen stellen een bestendige bestuurlijke monitoring in op basis waarvan zij, indien nodig, maatregelen treffen, zodat de in Artikel 3 bepaalde afspraken en termijnen worden geëerbiedigd.

2. De Technische Scheldecommissie bewaakt hiertoe, in overleg met de bevoegde instanties en overeenkomstig Artikel 4, de voorbereiding en de uitvoering van de in Artikel 3 omschreven projecten en werken binnen de aldaar bepaalde termijnen.

3. De Voorzitter van de Nederlandse of de Vlaamse delegatie in de Technische Scheldecommissie roept de Technische Scheldecommissie onverwijld bijeen, indien de uitvoering van de projecten en werken vertraging ondervindt of dreigt te ondervinden en stelt de Bewindslieden in kennis van deze vertraging of dreigende vertraging.

4. Indien de Technische Scheldecommissie op grond van het derde lid wordt bijeengeroepen, treft zij, waar mogelijk en onverminderd het gestelde in het eerste lid, maatregelen of doet zij voorstellen aan de Bewindslieden om de in Artikel 3 bepaalde termijnen te eerbiedigen.

Artikel 6 Fysieke monitoring

1. De Technische Scheldecommissie stelt een plan op ter fysieke monitoring van de effecten van de in Artikel 3 omschreven projecten en werken.

2. De Beheerders van de Schelde zijn gezamenlijk belast met de uitvoering van dit plan.

3. Uitsluitend de Technische Scheldecommissie is bevoegd om, bij consensus, desgevallend na aanvullend wetenschappelijk onderzoek, conclusies en aanbevelingen aan de Bewindslieden te richten betreffende de in Artikel 1, derde lid, omschreven doelstelling.

Artikel 7 Kosten, kostentoedeling en betalingsregeling

1. Voor de toepassing van dit Verdrag worden onder de kosten van de in Artikel 3 omschreven projecten en werken begrepen:

  • a. de algemene projectkosten ten behoeve van de projectbegeleiding, van het toezicht op de voortgang en de samenhang en van de algemene externe communicatie over de projecten;

  • b. de kosten van de voorbereiding, de uitvoering en het onderhoud, alsmede de kosten en schadevergoedingen wegens rechtmatige overheidsdaad, van de in Artikel 3, eerste lid, onder a, omschreven verruimingswerken;

  • c. de kosten van de voorbereiding, de uitvoering en het onderhoud, alsmede de kosten en schadevergoedingen wegens rechtmatige overheidsdaad, van de in Artikel 3, eerste lid, onder b, omschreven opruimingswerken;

  • d. de kosten van de voorbereiding, de uitvoering en het onderhoud, alsmede de kosten en schadevergoedingen wegens rechtmatige overheidsdaad, van de in Artikel 3, eerste lid, onder c, omschreven geulwandverdedigingen;

  • e. de kosten van de voorbereiding, de uitvoering en het onderhoud van de in Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, omschreven natuurontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de projecten tegen overstromingen;

  • f. de kosten van monitoring en onderzoek, bedoeld in Artikel 6.

2. Onder de in het eerste lid, onder a tot en met f, bedoelde kosten zijn, in voorkomend geval, begrepen:

  • a. de kosten van onderzoek, adviezen en laboratoriumproeven;

  • b. de belasting op de toegevoegde waarde.

3. De Verdragsluitende Partijen dragen ieder de kosten van hun eigen administratie ten aanzien van de projecten en werken omschreven in artikel 3.

4. De Verdragsluitende Partijen nemen elk 50% van de kosten bedoeld in het eerste lid, onder a, voor hun rekening.

5. Nederland neemt voor 25% deel in de studiekosten van het in Artikel 3, eerste lid, omschreven project.

6. Nederland draagt voor een bedrag van maximaal 30 miljoen euro bij in de kosten van de werken, bedoeld in het eerste lid, onder c en d, voorzover deze werken op Nederlands grondgebied plaatsvinden. Deze bijdrage wordt achtereenvolgens besteed aan:

  • a. 25% van de kosten bedoeld in het eerste lid, onder d, en, vervolgens,

  • b. de kosten bedoeld in het eerste lid, onder c.

    De in het eerste lid, onder d, bedoelde geulwandverdedigingen zullen in beginsel drie jaar na het begin van de uitvoering van de verruimingswerken bedoeld in het eerste lid, onder b, schriftelijk moeten zijn opgedragen.

7. De Verdragsluitende Partijen nemen elk de onderhoudskosten op zich van de werken bedoeld in het eerste lid, onder c en d, verricht op hun grondgebied.

8. De overige in het eerste lid, onder b, c en d, bedoelde kosten komen ten laste van Vlaanderen.

9. De Verdragsluitende Partijen nemen elk de kosten op zich van de projecten bedoeld in het eerste lid, onder e, verricht op hun eigen grondgebied, met dien verstande dat:

  • a. de Verdragsluitende Partijen elkaar bij de uitvoering van de in Artikel 3, tweede lid, omschreven projecten de benodigde klei voor de dijkopbouw gratis ter beschikking stellen, voorzover deze winbaar is binnen het betreffende gebied en voorzover de in Artikel 4, derde lid, bedoelde planontwikkeling dit toelaat;

  • b. indien er bij de in Artikel 3, tweede lid, onder a, omschreven projecten voor wordt gekozen de afwatering van de landinwaarts gelegen polders te regelen met behulp van een gemeenschappelijke infrastructuur, de investerings- en exploitatiekosten van deze infrastructuur over beide Verdragsluitende Partijen worden verdeeld pro rata van de afgevoerde debieten;

  • c. Vlaanderen de kosten op zich neemt van de voorbereiding en de uitvoering van de dijkverlegging, natuurontwikkeling en grondverwerving op Nederlands grondgebied met betrekking tot het in Artikel 3, tweede lid, onder b, omschreven project. Met deze investering wordt rekening gehouden in geval van negatieve ontwikkelingen ten gevolge van het in Artikel 3, eerste lid, omschreven project.

10. De Verdragsluitende Partijen nemen elk voor hun eigen grondgebied de kosten bedoeld in het eerste lid, onder f, voor hun rekening.

11. De Verdragsluitende Partijen zullen zich beijveren om de kosten van de in dit Verdrag omschreven projecten en werken zoveel te beperken als mogelijk is met behoud van een goede en zorgvuldige besluitvorming.

12. De betalingsregeling is opgenomen in bijlage D.

Artikel 8 Flexibele stortstrategie

1. Met het oog op het behoud van de fysieke systeemkenmerken in hun natuurlijke dynamiek doet de Technische Scheldecommissie, in overleg met de Beheerders van de Schelde, voorstellen voor een flexibele stortstrategie, waarbij de morfologische evolutie van het systeem nauwgezet wordt gevolgd en de stortstrategie in voorkomend geval aan deze evolutie kan worden aangepast.

2. Vlaanderen past de flexibele stortstrategie toe ter uitvoering van Artikel 4, vierde lid, onder a.

Artikel 9 Openstaande schulden

Vlaanderen verbindt zich ertoe om ter finale kwijting een bedrag ten belope van 1.035.400,08 euro (2.279.735 gulden) over te maken aan Nederland ter delging van de achterstallige schulden van België inzake de Schelde-Rijnverbinding.

HOOFDSTUK III

Geschillenbeslechting

Artikel 10 Geschillenbeslechting

1. Indien er tussen de Verdragsluitende Partijen geschillen ontstaan met betrekking tot de toepassing, de uitlegging of de uitvoering van dit Verdrag, zullen de Verdragsluitende Partijen deze geschillen in de eerste plaats regelen door middel van onderhandelingen.

2. Indien de Verdragsluitende Partijen er niet in slagen dit geschil te regelen door middel van onderhandelingen binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de formele aanvraag tot onderhandelingen door één van de Verdragsluitende Partijen, kan dit geschil op verzoek van één van de Verdragsluitende Partijen worden voorgelegd aan een scheidsgerecht.

3. De bepalingen betreffende de samenstelling van het scheidsgerecht en de procedure van het scheidsgerecht zijn opgenomen in bijlage E.

HOOFDSTUK IV

Slotbepalingen

Artikel 11 Relatie met andere Verdragen

De bepalingen van dit Verdrag gelden onverminderd de rechten en verplichtingen van de Verdragsluitende Partijen die voortvloeien uit Artikel 9 van het Scheidingsverdrag van 19 april 1839 tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden en uit Artikel 113 van de Slotakte van het Congres van Wenen van 9 juni 1815.

Artikel 12 Wijzigingsprocedure

1. Door de Verdragsluitende Partijen schriftelijk overeengekomen wijzigingen van dit Verdrag, de bijlage E daarbij inbegrepen, treden in werking op de dag waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de constitutionele vereisten is voldaan.

2. Wijzigingen van de bijlagen A, B, C en D worden schriftelijk overeengekomen tussen de Bewindslieden en treden in werking op een door hen te bepalen datum.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede maand, volgend op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de constitutionele vereisten is voldaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de Gevolmachtigden van de Regeringen der Verdragsluitende Partijen dit Verdrag hebben ondertekend.

ONDERTEKEND te Middelburg, op 21 december 2005, in tweevoud in de Nederlandse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

M. H. SCHULTZ

Voor het Vlaams Gewest,

K. PEETERS


BIJLAGE A

trb-2005-310-1.gif


BIJLAGE B

Technische beschrijving van de werken, waaronder het interventiepeil voor het baggeren

1. Om een getijonafhankelijke vaart mogelijk te maken voor schepen met een diepgang van 13,10 meter op basis van een kielspeling van 12,5% wordt op de drempels van de vaargeul het volgende interventiepeil voor het baggeren aangehouden:

– Westerschelde ten oosten van de meridiaan van 3°33` oosterlengteGLLWS – 14,7 meter.

– Beneden-Zeeschelde tot 500 meter stroomopwaarts van het Deurganckdok GLLWS – 14,7 meter.

2. De ligging van de vaargeul en van de drempels is indicatief aangegeven in bijlage A waarin eveneens de maximale aanlegbreedten van de vaargeul zijn opgenomen.

3. Uitgaande van het interventiepeil is een overdiepte in verband met de frequentie van het baggeren toegestaan. Ten oosten van de meridiaan van 3°33` oosterlengte mag de overdiepte niet meer dan 0,7 meter bedragen, met dien verstande dat de gemiddelde overdiepte van alle betreffende drempels tezamen niet meer dan 0,3 meter mag bedragen. De maximale tolerantie beneden de aldus bepaalde aanlegdiepte bedraagt 0,3 meter.

4. Onder diepgang wordt in dit Verdrag verstaan de diepgang in zoet water, gemeten als de verticale afstand tussen de vlakke waterspiegel en het diepst gelegen punt van een stilliggend schip.

5. In het onderstaande schema is weergegeven wat in dit Verdrag onder kielspeling wordt begrepen.

trb-2005-310-2.gif

    • I. Deze kielspeling moet tenminste gemiddeld aanwezig zijn in verband met de invloed van de waterdiepte op het manoeuvreergedrag (horizontale en/of verticale zuiging) van het schip. Daarin zijn ook scheepsbewegingen onder invloed van golven begrepen. Scheepsbewegingen ten gevolge van laterale winddruk, grote koersveranderingen etc. worden eveneens hiertoe gerekend.

    • II. Squat is sterk afhankelijk van de volgende variabelen:

      – verhouding tussen waterdiepte en diepgang;

      – vaarsnelheid (kwadratisch verband);

      – volheidscoëfficiënt van het onderwaterschip.

    • III. Beneden een bepaalde drempelwaarde van de golfenergie is deze marge nihil.


BIJLAGE C

Nadere regeling met betrekking tot de bestekken en overeenkomsten

1. De Bewindslieden belasten elk een ambtenaar met de leiding van en het toezicht op de voorbereiding, de uitvoering en het onderhoud van de projecten en werken. Deze ambtenaren plegen regelmatig onderling overleg over alle vraagstukken van gemeenschappelijk belang die zich bij de voorbereiding, de uitvoering en het onderhoud voordoen. Ter verzekering van een goede voortgang van de projecten en werken ontvangen bedoelde ambtenaren de nodige machtigingen.

2. De bestekken en overeenkomsten tot uitvoering van de projecten en werken en de levering van materialen behoeven de voorafgaande goedkeuring van de ambtenaren. De uitvoering van de projecten en werken en de levering van materialen worden in onderlinge overeenstemming tussen de Bewindslieden opgedragen met inachtneming van het ter zake relevante recht van de Europese Gemeenschap (in het bijzonder de voorschriften op het terrein van overheidsaanbestedingen) en de in Nederland en Vlaanderen ter zake bestaande verbintenissen.

3. In de gevallen waarin een openbare aanbesteding niet mogelijk of niet wenselijk is, kan in onderlinge overeenstemming tussen de Bewindslieden en met inachtneming van het ter zake relevante recht van de Europese Gemeenschap (in het bijzonder de voorschriften op het terrein van overheidsaanbestedingen) een andere procedure worden gevolgd. Daarbij behoeft de keuze van de uit te nodigen aannemers of leveranciers de voorafgaande instemming van de Bewindslieden of, wanneer het projecten en werken of leveringen betreft waarvan de raming een bedrag van 500.000 euro niet overschrijdt, van de ambtenaren.

4. Indien tijdens de uitvoering noodzakelijk of wenselijk blijkende wijzigingen, afwijkingen of aanvullingen van de overeenkomstig punt 2 of 3 goedgekeurde stukken tot gevolg zouden hebben dat de kosten worden verhoogd met meer dan 10% van de aannemingssom, of tot gevolg zouden hebben dat de kosten van de aannemingssom met meer dan 500.000 euro worden verhoogd, is de goedkeuring van de Bewindslieden vereist.

Indien tijdens de uitvoering noodzakelijk of wenselijk blijkende wijzigingen, afwijkingen of aanvullingen van de overeenkomstig punt 2 of 3 goedgekeurde stukken tot gevolg zouden hebben dat de kosten worden verhoogd met 10% of minder van de aannemingssom en de kosten van de aannemingssom met 500.000 euro of minder worden verhoogd, is de goedkeuring van de ambtenaren vereist.

5. Indien onvoorziene projecten of werken nodig zijn die een spoedeisend karakter hebben, kunnen deze worden uitgevoerd zonder dat de in punt 4 bedoelde goedkeuring is verkregen. In deze gevallen stelt de betrokken ambtenaar de andere ambtenaar zo spoedig mogelijk daarvan in kennis.


BIJLAGE D

Betalingsregeling

1. Volgens de voortgang van de projecten en werken zendt de Nederlandse respectievelijk Vlaamse in bijlage C punt 1 bedoelde ambtenaar aan de Vlaamse respectievelijk Nederlandse in bijlage C punt 1 bedoelde ambtenaar per aangetekende post de declaraties. De declaraties hebben betrekking op de kosten conform de bepalingen van dit Verdrag. De declaraties zijn voorzien van de nodige bewijsstukken.

2. Vergoedingen voor de ingebruikneming van de voor de projecten en werken ter beschikking gestelde gronden of materialen worden, voor zover niet inbegrepen in de facturen van derden, gedeclareerd na afloop van de maand waarop ze ter beschikking zijn gesteld.

3. De declaraties worden betaald binnen zes weken te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de declaraties.

4. Bij overschrijding van de in punt 3 genoemde termijn is voor de duur van de overschrijding gedurende de eerste zes maanden een enkelvoudige rentevergoeding verschuldigd ter hoogte van de wettelijke rente in Nederland dan wel in Vlaanderen, verhoogd met 1%. Vanaf de zevende maand van overschrijding is samengestelde rente verschuldigd.

5. Indien de Nederlandse respectievelijk Vlaamse ambtenaar bezwaar maakt tegen één of meer van de in een declaratie voorkomende bedragen, stelt hij de Vlaamse respectievelijk Nederlandse ambtenaar hiervan binnen vier weken na ontvangst van de declaratie per aangetekende post in kennis. Voor het niet betwiste deel van de declaratie geldt de betalingstermijn van punt 3. Over het betwiste deel van de declaratie nemen de Bewindslieden binnen één maand een besluit. De rentevergoeding over dit deel is als punt 4.

6. De Nederlandse en Vlaamse ambtenaar kunnen in onderling overleg een regeling opstellen omtrent de administratieve afhandeling van hetgeen in deze bijlage is bepaald.


BIJLAGE E

Samenstelling en procedure van het scheidsgerecht

1. Het in Artikel 10 van dit Verdrag genoemde scheidsgerecht bestaat uit vijf arbiters.

2. Elke Verdragsluitende Partij benoemt twee arbiters, waarvan er slechts één haar onderdaan mag zijn of in dienst mag zijn van de betrokken Partij, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de datum waarop één van de Verdragsluitende Partijen van de andere Partij een diplomatieke nota heeft ontvangen, waarin om een scheidsrechtelijke beslissing wordt verzocht.

3. De vier aldus gekozen arbiters bereiken overeenstemming over een vijfde arbiter binnen een volgende termijn van dertig dagen. Deze vijfde arbiter mag geen onderdaan zijn van of in dienst zijn van enige overheid, openbare instelling of overheidsbedrijf in het Koninkrijk België respectievelijk in het Koninkrijk der Nederlanden.

4. Indien één van de Partijen haar eigen arbiters niet benoemt binnen de termijn van dertig dagen of indien over de vijfde arbiter niet binnen de termijn van dertig dagen overeenstemming is bereikt, kan de Voorzitter van het Internationaal Gerechtshof, of indien deze de Belgische of Nederlandse nationaliteit bezit, de Vice-Voorzitter, door één van de Partijen worden verzocht een arbiter of arbiters te benoemen.

5. Het scheidsgerecht regelt zijn eigen werkwijze.

6. Het scheidsgerecht beslist bij meerderheid van stemmen.

7. De scheidsrechtelijke uitspraak is met redenen omkleed, definitief en niet vatbaar voor beroep.

8. De kosten van het scheidsgerecht worden door beide Partijen gedragen, elke Partij voor de helft ervan. Elke Partij draagt de kosten van haar vertegenwoordiging in het geding.


D. PARLEMENT

Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 13 in werking treden op de eerste dag van de tweede maand, volgend op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de constitutionele vereisten is voldaan.

J. VERWIJZINGEN

Titel:Protocol van besprekingen tussen de Nederlandse, Belgische en Luxemburgse Ministers; Luxemburg, 31 januari 1948
Tekst:Trb. 1953, 55 (Nederlands en Frans)
Laatste Trb. :Trb. 1961, 15
Titel:Tractaat tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de scheiding der wederzijdse grondgebieden; Londen, 19 april 1839
Tekst:Stb. 1839, 26 (Frans en vertaling)
Laatste Trb. :Trb. 2003, 25
Titel:Algemene Akte van het Congres van Wenen; Wenen, 9 juni 1815
Tekst:Lagemans I, no. 30 (Frans)
Titel:Statuut van het Internationaal Gerechtshof; San Francisco, 26 juni 1945
Tekst:Trb. 1971, 55 (Engels, Frans en vertaling)
Laatste Trb. :Trb. 1997, 106

Uitgegeven de drieëntwintigste december 2005

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven