Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2002, 222 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2002, 222 | Verdrag |
Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, met bijlagen;
Londen, 3 mei 1996
De Engelse en de Franse tekst van het Verdrag zijn geplaatst in Trb. 1997, 302.
Internationaal Verdrag inzake de aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996
De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag
Zich bewust van de gevaren verbonden aan het wereldwijde vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen;
Overtuigd van de noodzaak waarborgen te scheppen voor een passende, onverwijlde en doeltreffende vergoeding aan personen die schade lijden door voorvallen in samenhang met het vervoer over zee van deze stoffen;
De wens koesterend eenvormige internationale regels en procedures aan te nemen voor het nemen van beslissingen in kwesties van aansprakelijkheid en het verschaffen van een vergoeding in zodanige gevallen;
Overwegende dat de economische gevolgen van de schade veroorzaakt door het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen dienen te worden gedragen door de gezamenlijke maritieme sector en de betrokken ladingbelanghebbenden;
Zijn het volgende overeengekomen:
Voor de toepassing van dit Verdrag:
1. wordt onder „schip" verstaan: alle zeeschepen en zeegaande vaartuigen van welk type ook;
2. wordt onder „persoon" verstaan: iedere natuurlijke of rechtspersoon of maatschap, alsmede ieder publiekrechtelijk of privaatrechtelijk lichaam, al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittend, met inbegrip van een Staat of zijn staatsrechtelijke onderdelen;
3. wordt onder „eigenaar" verstaan: de persoon of personen die als eigenaar van het schip zijn geregistreerd of, indien er geen registratie heeft plaatsgevonden, de persoon of personen die het schip in eigendom hebben. Indien evenwel een schip eigendom is van een Staat en geëxploiteerd wordt door een maatschappij die in die Staat geregistreerd staat als de exploitant van het schip, betekent „eigenaar" een zodanige maatschappij;
4. wordt onder „ontvanger" verstaan hetzij:
a. de persoon die feitelijk de bijdragende lading ontvangt die wordt gelost in de havens en terminals van een Staat die Partij is, met dien verstande dat indien ten tijde van de ontvangst de persoon die de lading feitelijk ontvangt, optreedt als lasthebber voor een ander die onder de rechtsbevoegdheid valt van een Staat die Partij is, de principaal wordt geacht de ontvanger te zijn, mits de lasthebber aan het HNS-Fonds de identiteit van de lastgever bekend maakt; of
b. de persoon in de Staat die Partij is, die in overeenstemming met de nationale wetgeving van die Staat wordt geacht de ontvanger te zijn van de bijdragende lading die wordt gelost in de havens en terminals van een Staat die Partij is, met dien verstande dat het totaal van de in overeenstemming met de desbetreffende nationale wetgeving ontvangen bijdragende lading wezenlijk dezelfde is als die welke onder a zou zijn ontvangen;
5. wordt onder „gevaarlijke en schadelijke stoffen" (HNS) verstaan:
a. alle onder i tot en met vii genoemde stoffen, materialen en artikelen die als lading aan boord van een schip worden vervoerd:
i. de in bulk vervoerde oliën genoemd in bijlage 1, aanhangsel 1, van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, zoals aangepast bij het daarbij behorende Protocol van 1978, zoals gewijzigd;
ii. de in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen genoemd in bijlage II, aanhangsel II, van het Internationaal Verdrag van 1973 ter voorkoming van verontreiniging door schepen, zoals aangepast bij het daarbij behorende Protocol van 1978, zoals gewijzigd, en de voorlopig geklasseerde stoffen en combinaties van stoffen die overeenkomstig voorschrift 3.4 vallen in de verontreinigingscategorieën A, B, C of D van deze bijlage II;
iii. de in bulk vervoerde gevaarlijke vloeistoffen genoemd in hoofdstuk 17 van de „International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk, 1983", zoals gewijzigd, en de gevaarlijke producten waarvoor passende voorlopige voorwaarden voor het vervoer zijn voorgeschreven door de betrokken Administratie en havenadministraties in overeenstemming met punt 1.1.3 van deze Code;
iv. de gevaarlijke en schadelijke stoffen, materialen en artikelen in verpakte vorm, bedoeld in de „International Maritime Dangerous Goods Code", zoals gewijzigd;
v. de vloeibare gassen genoemd in hoofdstuk 19 van de „International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk, 1983", zoals gewijzigd, en de producten waarvoor passende voorlopige voorwaarden voor het vervoer zijn voorgeschreven door de betrokken Administratie en havenadministraties in overeenstemming met punt 1.1.6 van deze Code;
vi. in bulk vervoerde vloeibare stoffen met een vlampunt van ten hoogste 60 °C (gemeten door middel van een gesloten-bekerproef);
vii. vaste materialen in bulk die de gevaarlijke chemische eigenschappen bezitten bedoeld in bijlage B van de „Code of Safe Practice for Solid Bulk Cargoes", zoals gewijzigd, voorzover op deze stoffen eveneens de bepalingen van de „International Maritime Dangerous Goods Code" van toepassing zijn wanneer deze in verpakte vorm worden vervoerd; en
b. resten van eerder in bulk vervoerde stoffen genoemd in a, i tot en met iii en v tot en met vii hierboven;
6. wordt onder „schade" verstaan:
a. overlijden of lichamelijk letsel, aan boord van of buiten het schip dat de gevaarlijke en schadelijke stoffen vervoert en door deze stoffen veroorzaakt;
b. verlies of beschadiging van zaken, buiten het schip dat de gevaarlijke en schadelijke stoffen vervoert en door deze stoffen veroorzaakt;
c. verlies of schade door milieuvervuiling veroorzaakt door de gevaarlijke en schadelijke stoffen, met dien verstande dat de vergoeding voor andere schade aan het milieu dan winstderving ten gevolge van deze schade, wordt beperkt tot de kosten van redelijke maatregelen tot herstel die daadwerkelijk zijn genomen of zullen worden genomen; en
d. de kosten van preventieve maatregelen, alsmede verlies of schade veroorzaakt door zodanige maatregelen.
Indien het redelijkerwijs niet mogelijk is de door de gevaarlijke en schadelijke stoffen veroorzaakte schade te onderscheiden van de door andere factoren veroorzaakte schade, wordt alle schade geacht te zijn veroorzaakt door de gevaarlijke en schadelijke stoffen, behalve indien en voorzover de door andere factoren veroorzaakte schade van de in artikel 4, derde lid, bedoelde soort is. In dit lid wordt onder „door deze stoffen veroorzaakt" verstaan veroorzaakt door de gevaarlijke of schadelijke aard van de stoffen.
7. wordt onder „preventieve maatregelen" verstaan alle na het voorval door een persoon genomen redelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van schade.
8. wordt onder „voorval" verstaan elk feit of elke opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak, waardoor schade wordt veroorzaakt of waardoor een ernstige en onmiddellijke dreiging ontstaat dat schade zal worden veroorzaakt.
9. wordt onder „vervoer over zee" verstaan het tijdvak vanaf het moment waarop de gevaarlijke en schadelijke stoffen bij het laden in enig deel van de voorzieningen van het schip binnenkomen tot aan het moment waarop deze stoffen bij het lossen in enig deel van de voorzieningen van het schip niet meer aanwezig zijn. Indien geen voorzieningen van het schip worden gebruikt, begint respectievelijk eindigt dit tijdvak wanneer de gevaarlijke en schadelijke stoffen de reling van het schip passeren.
10. wordt onder „bijdragende lading" verstaan alle gevaarlijke en schadelijke stoffen die als lading over zee worden vervoerd naar een haven of terminal op het grondgebied van een Staat die Partij is en in die Staat wordt gelost. Lading in doorvoer die gedurende het vervoer van de oorspronkelijke laadhaven of laadterminal naar de haven of terminal van uiteindelijke bestemming rechtstreeks of via een haven of terminal geheel of ten dele wordt overgeladen van het ene in het andere schip, wordt uitsluitend ten aanzien van de ontvangst op de uiteindelijke bestemming beschouwd als bijdragende lading.
11. wordt onder „HNS-Fonds" verstaan het ingevolge artikel 13 gevormde Internationale Fonds voor Gevaarlijke en Schadelijke Stoffen.
12. wordt onder „rekeneenheid" verstaan het bijzondere trekkingsrecht als vastgesteld door het Internationaal Monetair Fonds.
13. wordt onder „staat van registratie van het schip" verstaan ten aanzien van geregistreerde schepen: de Staat waarin het schip is geregistreerd, en ten aanzien van niet-geregistreerde schepen: de Staat onder welks vlag het schip bevoegd is te varen.
14. wordt onder „terminal" verstaan elke locatie voor de opslag van gevaarlijke en schadelijke stoffen ontvangen na vervoer over water, daaronder begrepen elke buitengaats gelegen voorziening die door middel van een pijpleiding of anderszins met deze locatie is verbonden.
15. wordt onder „directeur" verstaan de directeur van het HNS-Fonds.
16. wordt onder „organisatie" verstaan de Internationale Maritieme Organisatie.
17. wordt onder „secretaris-generaal" verstaan de secretaris-generaal van de organisatie.
De bijlagen bij dit Verdrag vormen een integrerend onderdeel van dit Verdrag.
Dit Verdrag is uitsluitend van toepassing:
a. op schade veroorzaakt op het grondgebied, de territoriale zee daaronder begrepen, van een Staat die Partij is;
b. op schade door milieuvervuiling veroorzaakt binnen de exclusieve economische zone van een Staat die Partij is, vastgesteld overeenkomstig het internationale recht, of, indien een Staat die Partij is een zodanige zone niet heeft vastgesteld, binnen een gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee van die Staat, door die Staat vastgesteld overeenkomstig het internationale recht en zich niet verder uitstrekkend dan 200 zeemijl van de basislijnen waarvandaan de breedte van zijn territoriale zee wordt gemeten;
c. op schade, anders dan schade voor milieuvervuiling, veroorzaakt buiten het grondgebied, met inbegrip van de territoriale zee, van iedere Staat, indien deze schade is veroorzaakt door een stof vervoerd aan boord van een schip dat is geregistreerd in een Staat die Partij is of, in geval van een niet-geregistreerd schip, aan boord van een schip dat bevoegd is de vlag te voeren van een Staat die Partij is; en
d. op preventieve maatregelen, waar ook genomen.
1. Dit Verdrag is van toepassing op vorderingen, anders dan vorderingen uit hoofde van een overeenkomst tot het vervoer van goederen en passagiers, wegens schade voortvloeiende uit het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen over zee.
2. Dit Verdrag is niet van toepassing voorzover de bepalingen ervan onverenigbaar zijn met het recht dat toepasselijk is op arbeidsongevallen of met betrekking tot een stelsel voor sociale zekerheid.
3. Dit Verdrag is niet van toepassing:
a. op schade door verontreiniging zoals omschreven in het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1969, zoals gewijzigd, ongeacht of ten aanzien van die schade wel of geen schadevergoeding verschuldigd is ingevolge dat Verdrag; en
b. op schade veroorzaakt door radioactieve materialen van klasse 7 bedoeld in de „International Maritime Dangerous Goods Code", zoals gewijzigd, of in Aanhangsel B van de „Code of Safe Practice for Solid Bulk Cargoes", zoals gewijzigd.
4. Behoudens het bepaalde in het vijfde lid, zijn de bepalingen van dit Verdrag niet van toepassing op oorlogsschepen, ondersteuningsschepen van de marine of andere schepen die toebehoren aan of geëxploiteerd worden door een Staat en die in de betrokken periode uitsluitend worden gebruikt in overheidsdienst voor andere dan handelsdoeleinden.
5. Een Staat die Partij is kan besluiten dit Verdrag toe te passen op zijn oorlogsschepen of andere schepen bedoeld in het vierde lid, in welk geval hij de secretaris-generaal hiervan kennis geeft onder vermelding van de voorwaarden en modaliteiten van deze toepassing.
6. Met betrekking tot schepen die toebehoren aan een Staat die Partij is en die worden gebruikt voor handelsdoeleinden, kan elke Staat voor de in artikel 38 bedoelde gerechtelijke instanties worden gedaagd en ziet elke Staat af van verdediging op grond van zijn status als soevereine Staat.
1. Een Staat kan op het tijdstip van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, respectievelijk toetreding tot dit Verdrag, of op enig tijdstip daarna verklaren dat dit Verdrag niet van toepassing is op schepen:
a. met een brutotonnage van ten hoogste 200 ton; en
b. die uitsluitend gevaarlijke en schadelijke stoffen in verpakte vorm vervoeren; en
c. terwijl zij reizen tussen havens of installaties van die Staat.
2. Wanneer twee naburige Staten overeenkomen dat dit Verdrag eveneens niet van toepassing is op schepen als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, wanneer zij reizen tussen havens of installaties van die Staten, kunnen de betrokken Staten verklaren dat de uitsluiting van de toepassing van dit Verdrag ingevolge het eerste lid eveneens betrekking heeft op de in dit lid bedoelde schepen.
3. Elke Staat die een verklaring ingevolge het eerste of tweede lid heeft afgelegd, kan deze verklaring te allen tijde intrekken.
4. Een verklaring ingevolge het eerste of tweede lid, alsmede de intrekking daarvan ingevolge het derde lid, worden nedergelegd bij de secretaris-generaal die hiervan, na de inwerkingtreding van dit Verdrag, mededeling doet aan de directeur.
5. Wanneer een Staat een verklaring ingevolge het eerste of tweede lid heeft afgelegd en deze niet heeft ingetrokken, worden de gevaarlijke en schadelijke stoffen die worden vervoerd aan boord van schepen waarop dat lid van toepassing is, niet beschouwd als bijdragende lading voor de toepassing van de artikelen 18 en 20, artikel 21, vijfde lid, en artikel 43.
6. Het HNS-Fonds is niet gehouden een vergoeding te betalen vanwege schade veroorzaakt door stoffen vervoerd door een schip waarop het Verdrag krachtens een ingevolge het eerste of tweede lid gedane verklaring niet van toepassing is, voorzover:
a. de schade bedoeld in artikel 1, zesde lid, onder a, b of c, is veroorzaakt:
i. op het grondgebied, met inbegrip van de territoriale zee, van de Staat die de verklaring heeft gedaan, of in het geval van naburige Staten die een verklaring ingevolge het tweede lid hebben gedaan, van elk van hen; of
ii. in de exclusieve economische zone, of in een gebied bedoeld in artikel 3, onder b, van de onder i bedoelde Staat of Staten;
b. de schade de maatregelen omvat die zijn genomen ter voorkoming of beperking van deze schade.
Elke Staat die Partij is, draagt er zorg voor dat iedere verplichting ingevolge dit Verdrag wordt nagekomen en neemt de nodige maatregelen krachtens zijn wetgeving, met inbegrip van het opleggen van de door hem noodzakelijk geachte sancties, teneinde de daadwerkelijke nakoming van een verplichting te verwezenlijken.
1. De eigenaar op het tijdstip van een voorval is, behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel, aansprakelijk voor schade veroorzaakt door gevaarlijke en schadelijke stoffen in verband met het vervoer daarvan over zee aan boord van het schip, met dien verstande dat indien het voorval bestaat uit een opeenvolging van feiten met dezelfde oorsprong, de eigenaar op het tijdstip van het eerste feit aansprakelijk is.
2. De eigenaar is niet aansprakelijk indien hij bewijst dat:
a. de schade het gevolg is van een oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog, opstand of een natuurverschijnsel van een uitzonderlijke, onvermijdelijke en onweerstaanbare aard; of
b. de schade geheel en al werd veroorzaakt door een handelen of nalaten van een derde, met het opzet schade te veroorzaken; of
c. de schade geheel en al werd veroorzaakt door onzorgvuldigheid of een andere onrechtmatige handeling van een regering of andere autoriteit, verantwoordelijk voor het onderhoud van lichten of andere hulpmiddelen bij de navigatie, in de uitoefening van die functie; of
d. het nalaten door de vervoerder of enige andere persoon om gegevens te verstrekken omtrent de gevaarlijke en schadelijke aard van de vervoerde stoffen hetzij:
i. geheel of ten dele de schade heeft veroorzaakt; of
ii. heeft geleid tot het niet afsluiten door de eigenaar van de in artikel 12 bedoelde verzekering;
mits noch de eigenaar, noch diens ondergeschikten of lasthebbers kennis hadden of redelijkerwijs hadden moeten hebben van de schadelijke en gevaarlijke aard van de vervoerde stoffen.
3. Indien de eigenaar bewijst dat de schade geheel of ten dele het gevolg is van een handelen of nalaten van de persoon die de schade heeft geleden, met het opzet schade te veroorzaken, of van de nalatigheid van die persoon, kan de eigenaar geheel of ten dele worden ontheven van de aansprakelijkheid tegenover die persoon.
4. Geen vordering tot vergoeding van schade kan tegen de eigenaar worden ingesteld anders dan in overeenstemming met dit Verdrag.
5. Behoudens het bepaalde in het zesde lid, kan geen vordering tot schadevergoeding, al dan niet op basis van dit Verdrag, worden ingesteld tegen:
a. de ondergeschikten of lasthebbers van de eigenaar of de bemanningsleden;
b. de loods of enige andere persoon die, zonder bemanningslid te zijn, diensten voor het schip verricht;
c. elke bevrachter (ongeacht zijn benaming, met inbegrip van een rompbevrachter), manager of exploitant van het schip;
d. elke persoon die met de instemming van de eigenaar of in opdracht van een bevoegde openbare autoriteit hulpverleningswerkzaamheden verricht;
e. elke persoon die preventieve maatregelen neemt; en
f. de ondergeschikten of lasthebbers van de onder c, d en e genoemde personen,
tenzij de schade het gevolg is van hun persoonlijk handelen of nalaten, begaan hetzij met het opzet zodanige schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en in de wetenschap dat zodanige schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.
6. Geen enkele bepaling van dit Verdrag doet afbreuk aan enig verhaalsrecht van de eigenaar tegenover derden, met inbegrip van, doch niet beperkt tot, de verzender of de ontvanger van de stof die de schade heeft veroorzaakt, of de in het vijfde lid bedoelde personen.
1. Wanneer de schade het gevolg is van een voorval waarbij twee of meer schepen zijn betrokken die beide gevaarlijke en schadelijke stoffen vervoeren, is elke eigenaar, tenzij deze ingevolge artikel 7 van zijn aansprakelijkheid is ontheven, aansprakelijk voor de schade. De eigenaren zijn hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die redelijkerwijs niet te scheiden is.
2. Eigenaren kunnen zich evenwel beroepen op de beperkingen van de aansprakelijkheid die op elk van hen krachtens artikel 9 van toepassing zijn.
3. Geen enkele bepaling van dit artikel doet afbreuk aan enig verhaalsrecht van een eigenaar tegenover een andere eigenaar.
1. De eigenaar van een schip is gerechtigd de aansprakelijkheid krachtens dit Verdrag te beperken tot een totaalbedrag per voorval dat als volgt wordt berekend:
a. 10 miljoen rekeneenheden voor een schip van ten hoogste 2000 tonnage-eenheden; en
b. voor een schip met een hoger tonnage, in aanvulling op het onder a genoemde bedrag:
voor elke tonnage-eenheid tussen 2001 en 50.000 tonnage-eenheden: 1500 rekeneenheden;
voor elke tonnage-eenheid boven 50.000 tonnage-eenheden: 360 rekeneenheden;
met dien verstande dat het totaalbedrag in geen geval meer kan zijn dan 100 miljoen rekeneenheden.
2. De eigenaar kan zijn aansprakelijkheid uit hoofde van dit Verdrag niet beperken, indien wordt bewezen dat de schade het gevolg is van zijn persoonlijk handelen of nalaten, begaan hetzij met het opzet zodanige schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en in de wetenschap dat zodanige schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.
3. Teneinde zich te kunnen beroepen op de in het eerste lid bedoelde beperking, vormt de eigenaar een fonds ten bedrage van het maximum van de aansprakelijkheid ingevolge het eerste lid bij de rechterlijke of andere bevoegde autoriteit van een van de Staten die Partij zijn en binnen het grondgebied waarvan een vordering op grond van artikel 38 wordt ingesteld, of, indien geen vordering wordt ingesteld, bij enige rechterlijke of andere bevoegde autoriteit van een van de Staten die Partij zijn en binnen het grondgebied waarvan een vordering op grond van artikel 38 kan worden ingesteld. Het fonds kan worden gevormd door het storten van de geldsom of door het stellen van een bankgarantie of andere garantie die aanvaardbaar is volgens de wetgeving van de Staat die Partij is en waar het fonds wordt gevormd en welke door de rechterlijke of andere bevoegde autoriteit genoegzaam wordt geacht.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 11 wordt het fonds onder de schuldeisers verdeeld in verhouding tot de bedragen van hun vastgestelde vorderingen.
5. Indien vóór de verdeling van het fonds de eigenaar of een van zijn ondergeschikten of lasthebbers, of een persoon die hem een verzekering of andere zekerheid heeft verschaft, in verband met het voorval schadevergoeding heeft betaald, treden deze personen bij wege van subrogatie, tot het bedrag dat zij hebben betaald, in de rechten die de door hen schadeloos gestelde persoon op grond van dit Verdrag zou hebben gehad.
6. Het recht van subrogatie, bedoeld in het vijfde lid, kan ook worden uitgeoefend door andere dan de daarin genoemde personen met betrekking tot enige schadevergoeding die zij mochten hebben betaald, maar alleen voorzover een zodanige subrogatie is geoorloofd volgens de toepasselijke nationale wetgeving.
7. Wanneer de eigenaars of andere personen aantonen dat zij gedwongen zouden kunnen worden op een later tijdstip geheel of ten dele een bedrag aan schadevergoeding te betalen terzake waarvan zij, indien deze vergoeding zou zijn betaald vóór de verdeling van het fonds, ingevolge het vijfde en zesde lid bij wege van subrogatie rechten zouden hebben verkregen, dan kan de rechterlijke of andere bevoegde autoriteit van de Staat waar het fonds is gevormd bevelen dat voorlopig een bedrag wordt terzijde gesteld dat voldoende is om het deze persoon mogelijk te maken op een later tijdstip zijn rechten tegen het fonds geldend te maken.
8. Vorderingen die betrekking hebben op door de eigenaar vrijwillig en binnen de grenzen der redelijkheid gedane uitgaven en gebrachte offers ter voorkoming of beperking van schade staan in rang gelijk met andere vorderingen op het fonds.
9.a De in het eerste lid bedoelde bedragen worden herleid tot de nationale munteenheid op basis van de waarde van die munteenheid ten opzichte van het bijzonder trekkingsrecht op de datum van de vorming van het in het derde lid bedoelde fonds. De waarde van de nationale munteenheid, in bijzondere trekkingsrechten, van een Staat die Partij is en die lid is van het Internationaal Monetair Fonds, wordt berekend in overeenstemming met de methode van waardebepaling die wordt toegepast door het Internationaal Monetair Fonds op de datum in kwestie voor zijn eigen operaties en transacties. De waarde van de nationale munteenheid in bijzondere trekkingsrechten van een Staat die Partij is en die geen lid is van het Internationaal Monetair Fonds wordt berekend op een wijze die door die Staat wordt bepaald.
b. Echter, een Staat die Partij is en die geen lid is van het Internationaal Monetair Fonds en waarvan de wetgeving de toepassing van het bepaalde onder a, niet toestaat, kan op het tijdstip van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring van of toetreding tot dit Verdrag of op enig tijdstip daarna verklaren dat de in letter a genoemde rekeneenheid gelijk is aan 15 goudfrank. De in dit lid genoemde goudfrank komt overeen met vijfenzestig en een half milligram goud van negenhonderd duizendste fijn. De herleiding van de goudfrank tot de nationale munteenheid geschiedt overeenkomstig de wetgeving van de betrokken Staat.
c. De in de laatste volzin van letter a genoemde berekening en de in letter bgenoemde herleiding geschieden op zodanige wijze dat, voorzover mogelijk, in de nationale munteenheid van de Staat die Partij is dezelfde werkelijke waarde wordt uitgedrukt voor de in het eerste lid bedoelde bedragen als de waarde die zou voortvloeien uit de toepassing van de eerste twee volzinnen van letter a van het negende lid. De Staten die Partij zijn stellen de secretaris-generaal in kennis van hun berekeningsmethode overeenkomstig letter a of van het resultaat van de herleiding overeenkomstig letter b, naargelang het geval, wanneer zij een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van dit Verdrag of van de toetreding daartoe nederleggen, alsmede steeds wanneer daarin een wijziging optreedt.
10. Voor de toepassing van dit artikel is de tonnage van het schip de brutotonnage berekend overeenkomstig de voorschriften voor de meting van het tonnage vervat in Bijlage 1 van het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969.
11. De verzekeraar of andere persoon die financiële zekerheid stelt, heeft het recht tot het vormen van een fonds in overeenstemming met dit artikel op dezelfde voorwaarden en met dezelfde rechtsgevolgen als ware het door de eigenaar gevormd. Een zodanig fonds kan zelfs worden gevormd indien, ingevolge het bepaalde in het tweede lid, de eigenaar niet gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken, maar de vorming daarvan laat dan de rechten van de schuldeisers tegenover de eigenaar onverlet.
1. Indien na een voorval de eigenaar overeenkomstig artikel 9 een fonds heeft gevormd en gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken:
a. kan een persoon die een vordering heeft wegens schade die voortvloeit uit dat voorval, terzake van die vordering geen rechten doen gelden op andere goederen van die eigenaar; en
b. beveelt de rechterlijke of andere bevoegde autoriteit van een Staat die Partij is de opheffing van een beslag, gelegd op schepen of andere goederen van de eigenaar terzake van een vordering tot vergoeding van schade voortvloeiende uit dat voorval en handelt op overeenkomstige wijze ten aanzien van enige borgtocht of andere ter voorkoming van een zodanig beslag gestelde zekerheid.
2. Het voorgaande is evenwel alleen van toepassing indien de schuldeiser toegang heeft tot de rechterlijke autoriteit die het fonds beheert en het fonds daadwerkelijk beschikbaar is tot voldoening van zijn vordering.
Vorderingen wegens overlijden of persoonlijk letsel hebben voorrang boven andere vorderingen, behoudens voor zover het totaal van de vorderingen meer bedraagt dan tweederde van het totaalbedrag dat ingevolge artikel 9, eerste lid, is vastgesteld.
1. De eigenaar van een schip dat geregistreerd is in een Staat die Partij is en dat daadwerkelijk gevaarlijke en schadelijke stoffen vervoert, is gehouden een verzekering of andere financiële zekerheid, zoals een bankgarantie of een door een soortgelijke financiële instantie afgegeven garantie, in stand te houden tot dekking van zijn aansprakelijkheid voor schade ingevolge dit Verdrag, tot een bedrag gelijk aan het maximum van zijn aansprakelijkheid ingevolge het eerste lid van artikel 9.
2. Een verplicht verzekeringscertificaat houdende verklaring dat een verzekering of een andere financiële zekerheid in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag van kracht is, wordt aan elk schip afgegeven, nadat de bevoegde autoriteit van een Staat die Partij is heeft vastgesteld dat aan de eisen van het eerste lid is voldaan. Met betrekking tot een schip geregistreerd in een Staat die Partij is, wordt zo een verplicht verzekeringscertificaat afgegeven of gewaarmerkt door de bevoegde autoriteit van de Staat waar het schip is geregistreerd; met betrekking tot een schip dat niet in een Staat die Partij is, is geregistreerd, kan het worden afgegeven of gewaarmerkt door de bevoegde autoriteit van een Staat die Partij is. Dit verplichte verzekeringscertificaat heeft de vorm van het in bijlage I bedoelde model en bevat de volgende gegevens:
a. naam van het schip, onderscheidingsnummer of -letters en plaats van registratie;
b. naam en adres van het hoofdkantoor van de eigenaar;
c. IMO-scheepsidentificatienummer;
d. aard en duur van de zekerheid;
e. naam en adres van het hoofdkantoor van de verzekeraar of andere persoon die de zekerheid stelt en, in voorkomend geval, het adres van het kantoor waar de verzekering is gesloten of de zekerheid is gesteld; en
f. geldigheidsduur van het certificaat, die niet langer zal zijn dan de geldigheidsduur van de verzekering of andere zekerheid.
3. Het verplichte verzekeringscertificaat wordt gesteld in de officiële taal of de officiële talen van de Staat waar het wordt afgegeven. Indien de gebruikte taal noch de Engelse, noch de Franse, noch de Spaanse is, moet de tekst een vertaling in een van deze talen bevatten.
4. Het verplichte verzekeringscertificaat moet zich aan boord van het schip bevinden en een afschrift moet worden nedergelegd bij de autoriteiten die het register houden waarin het schip staat geregistreerd of, indien het schip niet in een Staat die Partij is staat geregistreerd, bij de autoriteit van de Staat die het certificaat afgeeft of waarmerkt.
5. Een verzekering of andere financiële zekerheid voldoet niet aan de eisen van dit artikel, indien zij, om andere redenen dan het verstrijken van de geldigheidsduur van de verzekering of andere financiële zekerheid zoals vermeld in het certificaat ingevolge het tweede lid, kan vervallen alvorens drie maanden zijn verlopen sinds de datum waarop aan de autoriteiten bedoeld in het vierde lid mededeling is gedaan van haar beëindiging, tenzij binnen de bedoelde termijn het verplichte verzekeringscertificaat aan deze autoriteiten is overhandigd of een nieuw certificaat is afgegeven. Het vorenstaande is tevens van toepassing op alle wijzigingen die ten gevolge hebben dat de verzekering of zekerheid niet langer voldoet aan de eisen van dit artikel.
6. Onverminderd het in dit artikel bepaalde, stelt de Staat waar het schip is geregistreerd de voorwaarden vast voor afgifte en geldigheid van het verplichte verzekeringscertificaat.
7. Verplichte verzekeringscertificaten, overeenkomstig het tweede lid afgegeven of gewaarmerkt onder het gezag van een Staat die Partij is, worden voor de toepassing van dit Verdrag erkend door andere Staten die Partij zijn, als bezittende dezelfde geldigheid als door die Staten zelf afgegeven of gewaarmerkte verplichte verzekeringscertificaten, zelfs indien zij zijn afgegeven of gewaarmerkt met betrekking tot een schip dat niet is geregistreerd in een Staat die Partij is. Een Staat die Partij is kan te allen tijde verzoeken om overleg met de Staat die het certificaat heeft afgegeven of gewaarmerkt, indien hij vermoedt dat de in het verplichte certificaat genoemde verzekeraar of persoon die de garantie heeft gesteld financieel niet in staat is te voldoen aan de hem door dit Verdrag opgelegde verplichtingen.
8. Vorderingen tot vergoeding van schade kunnen rechtstreeks worden ingesteld tegen de verzekeraar of andere persoon die de financiële zekerheid stelt ter dekking van de aansprakelijkheid van de eigenaar wegens schade. In dat geval kan de verweerder, zelfs indien de eigenaar niet gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken, zich beroepen op de in het eerste lid omschreven beperking van aansprakelijkheid. Hij kan zich voorts beroepen op de verweermiddelen (anders dan het faillissement of de liquidatie van de eigenaar) waarop de eigenaar zelf een beroep zou hebben kunnen doen. Voorts kan de verweerder een beroep doen op het verweer dat de schade het gevolg is van opzettelijk wangedrag van de eigenaar, maar de verweerder kan zich niet beroepen op enig ander verweermiddel dat hij zou hebben kunnen inroepen in een door de eigenaar tegen hem aangespannen rechtsgeding. De verweerder heeft steeds het recht te vorderen dat de eigenaar mede in het geding wordt betrokken.
9. Gelden uit een verzekering of andere financiële zekerheid welke ingevolge het eerste lid wordt aangehouden, zijn uitsluitend beschikbaar voor de voldoening van vorderingen ingevolge dit Verdrag.
10. Een Staat die Partij is staat niet toe dat onder zijn vlag varende schepen waarop dit artikel van toepassing is, voor de handelsvaart worden gebruikt, tenzij een certificaat is afgegeven ingevolge het tweede of het twaalfde lid.
11. Onverminderd het in dit artikel bepaalde, draagt elke Staat die Partij is er zorg voor dat in zijn nationale wetgeving wordt voorgeschreven dat verzekering of andere zekerheid tot de in het eerste lid genoemde bedragen van kracht is voor elk schip, waar ook geregistreerd, dat een haven op zijn grondgebied binnenloopt of verlaat, dan wel aankomt bij of vertrekt van een buitengaats doch binnen zijn territoriale zee gelegen [laad- of los]installatie.
12. Is met betrekking tot een schip dat in eigendom toebehoort aan een Staat die Partij is geen verzekering afgesloten of geen financiële zekerheid gesteld, dan zijn de desbetreffende bepalingen van dit artikel op dat schip niet van toepassing, maar het schip moet wel zijn voorzien van een verplicht verzekeringscertificaat, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de Staat waar het is geregistreerd, houdende de verklaring dat het schip eigendom is van die Staat en dat de aansprakelijkheid voor het schip gedekt is binnen de grenzen van het eerste lid. Dit verplichte verzekeringscertificaat wordt zoveel mogelijk opgesteld volgens het in het tweede lid van dit artikel voorgeschreven model.
VERGOEDING DOOR HET INTERNATIONAAL FONDS VOOR GEVAARLIJKE EN SCHADELIJKE STOFFEN (HNS-FONDS)
1. Hierbij wordt opgericht het Internationaal Fonds voor gevaarlijke en schadelijke stoffen (HNS- Fonds), dat ten doel heeft:
a. vergoeding te verschaffen voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, voor zover de bescherming die uit hoofdstuk II voortvloeit ontoereikend of niet van toepassing is; en
b. uitvoering te geven aan de in artikel 15 bedoelde bijbehorende taken.
2. Het HNS-Fonds wordt in elke Staat die Partij is erkend als een rechtspersoon, die ingevolge de wetgeving van die Staat bevoegd is rechten en verplichtingen te aanvaarden en partij te zijn bij gedingen voor de gerechten van die Staat. Elke Staat die Partij is erkent de directeur als wettelijk vertegenwoordiger van het HNS-Fonds.
1. Ter vervulling van zijn in artikel 13, eerste lid, onder a, genoemde taak, betaalt het HNS-Fonds schadevergoeding aan iedere persoon die schade heeft geleden en niet in staat is geweest een volledige en passende vergoeding van die schade te verkrijgen op grond van de bepalingen van hoofdstuk II:
a. omdat geen aansprakelijkheid voor de schade bestaat op grond van Hoofdstuk II;
b. omdat de eigenaar die op grond van hoofdstuk II aansprakelijk is, financieel niet in staat is volledig aan zijn verplichtingen krachtens dit Verdrag te voldoen en de financiële zekerheid, die beschikbaar mocht zijn op grond van hoofdstuk II, geen dekking geeft of niet toereikend is tot voldoening van de vorderingen tot schadevergoeding; een eigenaar wordt geacht financieel niet in staat te zijn aan zijn verplichtingen te voldoen en een financiële zekerheid wordt ontoereikend geacht, indien de persoon die de schade heeft geleden geen volledige voldoening heeft kunnen krijgen van het bedrag dat hem vergoed dient te worden op grond van hoofdstuk II, na redelijkerwijs alles te hebben gedaan om met de hem ten dienste staande juridische middelen zijn aanspraken geldend te maken;
c. omdat de schade het bedrag overtreft waartoe de aansprakelijkheid van de eigenaar beperkt is ingevolge hoofdstuk II.
2. Voor de toepassing van dit artikel worden door de eigenaar vrijwillig en binnen de grenzen der redelijkheid gedane uitgaven en getrooste opofferingen ter voorkoming of beperking van schade beschouwd als schade.
3. Het HNS-Fonds is van elke verplichting ingevolge de voorgaande leden ontheven, indien:
a. het bewijst dat de schade het gevolg is van een oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog of opstand of werd veroorzaakt door het ontsnappen of doen wegvloeien van gevaarlijke en schadelijke stoffen uit een oorlogsschip of een ander schip dat toebehoort aan of geëxploiteerd wordt door een Staat en dat ten tijde van het voorval uitsluitend werd gebruikt in overheidsdienst voor andere dan handelsdoeleinden; of
b. de schuldeiser niet kan bewijzen dat er een redelijke waarschijnlijkheid bestaat dat de schade is veroorzaakt door een voorval waarbij een of meer schepen waren betrokken.
4. Indien het Fonds bewijst dat de schade geheel of gedeeltelijk het gevolg is van een handelen of nalaten van de persoon die de schade heeft geleden, begaan met het opzet schade te veroorzaken of van de nalatigheid van die persoon, kan het HNS-Fonds geheel of gedeeltelijk worden ontheven van zijn verplichting aan deze persoon schadevergoeding te betalen. Het Fonds is in elk geval van zijn verplichting ontheven voor zover de eigenaar ontheven zou zijn van zijn aansprakelijkheid ingevolge artikel 7, derde lid. Deze ontheffing voor het HNS-Fonds geldt echter niet met betrekking tot preventieve maatregelen.
5. a. Behoudens het in dit lid onder b bepaalde, is het totale bedrag dat door het HNS-Fonds als vergoeding ingevolge dit artikel per voorval moet worden uitgekeerd in dier voege beperkt, dat de som van dit bedrag en het bedrag dat daadwerkelijk als vergoeding ingevolge hoofdstuk II voor schade binnen het toepassingsgebied van dit Verdrag zoals bedoeld in artikel 3 is uitbetaald, niet meer bedraagt dan 250 miljoen rekeneenheden.
b. Het totale door het HNS-Fonds ingevolge dit artikel uit te keren bedrag voor vergoeding van schade ten gevolge van een natuurverschijnsel van een uitzonderlijke, onvermijdelijke en onweerstaanbare aard, bedraagt niet meer dan 250 miljoen rekeneenheden.
c. Eventuele rente-inkomsten uit een fonds dat is gevormd ingevolge artikel 9, derde lid, worden niet betrokken bij de berekening van de maximumvergoeding die door het HNS-Fonds ingevolge dit artikel moet worden uitgekeerd.
d. De in dit artikel bedoelde bedragen worden herleid tot de nationale munteenheid op basis van de waarde van die munteenheid ten opzichte van het bijzondere trekkingsrecht op de datum waarop de Algemene Vergadering van het HNS-Fonds beslist inzake de datum van de eerste betaling van schadevergoeding.
6. Indien het bedrag van de erkende vorderingen op het HNS-Fonds het totale bedrag dat ingevolge het vijfde lid aan vergoeding betaald moet worden te boven gaat, wordt het bedrag dat beschikbaar is op grond van dit Verdrag ponds-pondsgewijze onder alle schuldeisers verdeeld, op basis van de omvang van de erkende vorderingen. Vorderingen met betrekking tot overlijden of persoonlijk letsel hebben evenwel voorrang boven andere vorderingen, behoudens voor zover het totaal van die vorderingen meer bedraagt dan twee derde van het in het vijfde lid genoemde totale bedrag.
7. De Algemene Vergadering van het HNS-Fonds kan besluiten dat, in uitzonderlijke gevallen, een vergoeding ingevolge dit Verdrag kan worden betaald zelfs als de eigenaar geen fonds heeft gevormd overeenkomstig hoofdstuk II. In dergelijke gevallen is het bepaalde in het vijfde lid, onder d, van overeenkomstige toepassing.
Teneinde zijn in artikel 13, eerste lid, onder a, bedoelde functies te vervullen heeft het HNS-Fonds de volgende taken:
a. het behandelen van vorderingen tegen het HNS-Fonds;
b. het opstellen van een voorlopige begroting per kalenderjaar van: Uitgaven:
i. kosten en uitgaven voor de administratie van het HNS-Fonds in het desbetreffende jaar en tekorten voortvloeiend uit verrichtingen in voorgaande jaren; en
ii. door het HNS-Fonds in het desbetreffende jaar te verrichten betalingen;
Inkomsten:
iii. overschotten uit verrichtingen in de voorgaande jaren, met inbegrip van eventuele renten;
iv. aanvangsbijdragen die in de loop van het jaar verschuldigd worden;
v. jaarlijkse bijdragen die nodig mochten zijn om een sluitende begroting te krijgen; en
vi. andere inkomsten;
c. het op een daartoe strekkend verzoek van een Staat die Partij is aanbieden van zijn goede diensten om, voorzover nodig, deze Staat hulp te bieden bij het op korte termijn verkrijgen van personeel, materiaal en diensten om maatregelen te kunnen nemen ter voorkoming of vermindering van schade ten gevolge van een voorval, met betrekking tot welk op grond van dit Verdrag een beroep kan worden gedaan op het HNS-Fonds tot betaling van schadevergoeding; en
d. kredietfaciliteiten verschaffen, op in het huishoudelijk reglement nader te bepalen voorwaarden, voor het nemen van maatregelen ter voorkoming van schade ten gevolge van een voorval, met betrekking tot welk op grond van dit Verdrag een beroep kan worden gedaan op het HNS-Fonds tot betaling van schadevergoeding.
1. Het HNS-Fonds heeft een algemene rekening die is onderverdeeld in sectoren.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 19, derde en vierde lid, heeft het HNS-Fonds eveneens aparte rekeningen voor:
a. olie zoals omschreven in artikel 1, vijfde lid, onder a, i (olierekening);
b. vloeibaar aardgas van lichte koolwaterstoffen met methaan als hoofdbestanddeel (LNG) (LNG-rekening); en
c. vloeibaar petroleumgas van lichte koolwaterstoffen met propaan en butaan als hoofdbestanddelen (LPG) (LPG-rekening).
3. Er worden aanvangsbijdragen en, indien nodig, jaarlijkse bijdragen in het HNS-Fonds gestort.
4. Bijdragen aan het HNS-Fonds worden gestort op de algemene rekening overeenkomstig artikel 18, op aparte rekeningen overeenkomstig artikel 19 en hetzij op de algemene rekening, hetzij op aparte rekeningen overeenkomstig artikel 20 of artikel 21, vijfde lid. Onverminderd het bepaalde in artikel 19, zesde lid, is de algemene rekening beschikbaar voor vergoeding van schade veroorzaakt door gevaarlijke en schadelijke stoffen die door die rekening worden gedekt, en een aparte rekening is beschikbaar voor de vergoeding van schade veroorzaakt door een gevaarlijke en schadelijke stof die door die rekening wordt gedekt.
5. Indien de hoeveelheid van een bepaalde soort bijdragende lading die door een persoon in een kalenderjaar is ontvangen op het grondgebied van een Staat die Partij is, de in de desbetreffende leden genoemde grens overschrijdt, wanneer deze hoeveelheid wordt opgeteld bij de hoeveelheden van dezelfde soort lading die in datzelfde jaar in diezelfde Staat die Partij is, zijn ontvangen door een of meer geassocieerde personen, dient deze persoon voor de toepassing van artikel 18, artikel 19, eerste lid, onder a, i, onder a, ii, en onder c, artikel 20 en artikel 21, vijfde lid, bijdragen te betalen voor de door hem werkelijk ontvangen hoeveelheid, ook al heeft deze hoeveelheid de desbetreffende grens niet overschreden.
6. Onder „geassocieerde persoon" wordt verstaan elk filiaal of elke eenheid onder hetzelfde gemeenschappelijk beheer. De vraag of een persoon onder deze begripsomschrijving valt, wordt beoordeeld naar de nationale wet van de betrokken Staat.
1. De jaarlijkse bijdragen aan de algemene rekening en aan elke aparte rekening worden alleen geheven voorzover dat nodig is ter verrichting van betalingen ten laste van de desbetreffende rekening.
2. De jaarlijkse bijdragen die ingevolge artikel 18, 19 en artikel 21, vijfde lid, moeten worden betaald, worden vastgesteld door de Algemene Vergadering en worden berekend overeenkomstig deze artikelen op basis van de ontvangen of, ten aanzien van de ladingen bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder b, geloste eenheden bijdragende lading in het voorgaande kalenderjaar of een ander, door de Algemene Vergadering vast te stellen jaar.
3. De Algemene Vergadering beslist welk totaalbedrag aan jaarlijkse bijdragen wordt geheven ten behoeve van de algemene rekening en ten behoeve van elke aparte rekening. Naar aanleiding van deze beslissing berekent de directeur ten aanzien van elke Staat die Partij is, voor elke persoon die overeenkomstig artikel 18, artikel 19, eerste lid, en artikel 21, vijfde lid, bijdrageplichtig is, het bedrag van de jaarlijkse bijdrage van die persoon aan elke rekening, op basis van een vastgesteld bedrag voor elke eenheid bijdragende lading die ten aanzien van die persoon gedurende het voorgaande kalenderjaar of een ander, door de Algemene Vergadering vast te stellen jaar is geregistreerd. Voor de algemene rekening wordt het bovengenoemde vastgestelde bedrag per eenheid bijdragende lading voor elke sector berekend aan de hand van de voorschriften van bijlage II van dit Verdrag. Voor elke aparte rekening wordt het bovengenoemde vastgestelde bedrag per eenheid bijdragende lading berekend door de totale jaarlijks ten behoeve van die rekening te heffen bijdrage te delen door de totale hoeveelheid aan die rekening bijdragende lading.
4. De Algemene Vergadering kan ook jaarlijkse bijdragen heffen voor administratiekosten en beslissen omtrent de omslag van die kosten over de sectoren van de algemene rekening en de aparte rekeningen.
5. De Algemene Vergadering neemt ook beslissingen omtrent de omslag over de desbetreffende rekeningen en sectoren van bedragen betaald als vergoeding voor schade veroorzaakt door twee of meer stoffen die onder verschillende rekeningen of sectoren vallen, op basis van een schatting van de mate waarin elk van de betrokken stoffen heeft bijgedragen aan de schade.
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 16, vijfde lid, worden ten aanzien van iedere Staat die Partij is betalingen ten behoeve van de algemene rekening gedaan door iedere persoon die in die Staat in het voorgaande kalenderjaar of een ander door de Algemene Vergadering vast te stellen jaar een totale hoeveelheid van meer dan 20.000 ton bijdragende lading, anders dan de in artikel 19, eerste lid, bedoelde stoffen, heeft ontvangen die in de volgende sectoren vallen:
a. vaste materialen in bulk, zoals bedoeld in artikel 1, vijfde lid, onder a, vii;
b. de stoffen bedoeld in het tweede lid; en
c. andere stoffen.
2. Jaarlijkse bijdragen aan de algemene rekening worden eveneens betaald door personen die ingevolge artikel 19, eerste lid, bijdrageplichtig zouden zijn geweest aan een aparte rekening indien de werking daarvan niet zou zijn uitgesteld of geschorst in overeenstemming met artikel 19. Elke aparte rekening waarvan de werking is uitgesteld of geschorst ingevolge artikel 19, vormt een aparte sector binnen de algemene rekening.
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 16, vijfde lid, worden ten aanzien van elke Staat die Partij is jaarlijkse bijdragen betaald ten gunste van aparte rekeningen:
a. wat betreft de olierekening:
i. door iedere persoon die in die Staat in het voorgaande kalenderjaar, of een ander, door de Algemene Vergadering vast te stellen jaar een totale hoeveelheid van meer dan 150.000 ton bijdragende olie heeft ontvangen, zoals omschreven in artikel 1, derde lid van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1971, zoals gewijzigd, en die overeenkomstig artikel 10 van dat Verdrag bijdrageplichtig is of zou zijn aan het Internationale Fonds voor de vergoeding van schade door verontreiniging door olie; en
ii. door iedere persoon die in die Staat in het voorgaande kalenderjaar of een ander door de Algemene Vergadering vast te stellen jaar een totale hoeveelheid van meer dan 20.000 andere in bulk vervoerde olie heeft ontvangen, zoals opgenomen in Aanhangsel I van bijlage I van het Internationaal Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals aangepast door het daarbij behorende Protocol van 1978 zoals gewijzigd;
b. wat betreft de LNG-rekening, door iedere persoon die in het voorgaande kalenderjaar of een ander door de Algemene Vergadering vast te stellen jaar, direct voorafgaand aan het lossen van een LNG-lading in een haven of terminal van die Staat aanspraak kon maken op deze lading;
c. wat betreft de LPG-rekening, door iedere persoon die in het voorgaande kalenderjaar of een ander door de Algemene Vergadering vast te stellen jaar, in die Staat een totale hoeveelheid van meer dan 20.000 ton LPG heeft ontvangen.
2. Onverminderd het bepaalde in het derde lid worden de in het eerste lid bedoelde aparte rekeningen op hetzelfde tijdstip van kracht als de algemene rekening.
3. De initiële werking van een in artikel 16, tweede lid, bedoelde aparte rekening wordt uitgesteld totdat de hoeveelheden bijdragende lading met betrekking tot die rekening gedurende het voorafgaande kalenderjaar of een ander door de Algemene Vergadering vast te stellen jaar, de volgende niveaus overschrijden:
a. 350 miljoen ton bijdragende lading wat betreft de olierekening;
b. 20 miljoen ton bijdragende lading wat betreft de LNG-rekening; en
c. 15 miljoen ton bijdragende lading wat betreft de LPG-rekening.
4. De Algemene Vergadering kan de werking van een aparte rekening schorsen indien:
a. de hoeveelheden bijdragende lading ten aanzien van die rekening gedurende het voorgaande kalenderjaar onder de respectieve niveaus van het derde lid komen; of
b. zes maanden na de datum waarop de bijdragen moesten worden betaald, het totaal van onbetaalde bijdragen ten behoeve van die rekening meer dan tien procent bedraagt van de meest recente heffing ten laste van die rekening overeenkomstig het eerste lid.
5. De Algemene Vergadering kan een ingevolge het vierde lid geschorste werking van een aparte rekening opnieuw activeren.
6. Iedere persoon die bijdrageplichtig zou zijn ten gunste van een aparte rekening waarvan de werking is uitgesteld krachtens het derde lid of is geschorst krachtens het vierde lid, betaalt ten behoeve van de algemene rekening de bijdragen die door hem verschuldigd zijn ingevolge die aparte rekening. Voor de berekening van toekomstige bijdragen vormt de uitgestelde of geschorste aparte rekening een nieuwe sector in de algemene rekening en is hierop het in bijlage II bedoelde HNS-puntensysteem van toepassing.
1. Ten aanzien van elke Staat die Partij is, worden aanvangsbijdragen betaald, die voor elke persoon die bijdrageplichtig is overeenkomstig artikel 16, vijfde lid, de artikelen 18, 19 en 21, vijfde lid, worden berekend op basis van een vast bedrag, dat gelijk is voor de algemene rekening en elke aparte rekening, voor elke eenheid bijdragende lading die door hem in die Staat is ontvangen of, in het geval van een LNG-rekening, is gelost gedurende het kalenderjaar voorafgaand aan dat, waarin dit Verdrag voor die Staat in werking treedt.
2. Het in het eerste lid bedoelde vaste bedrag respectievelijk de bedoelde eenheden voor de verschillende sectoren binnen de algemene rekening alsmede voor elke aparte rekening worden door de Algemene Vergadering vastgesteld.
3. De aanvangsbijdragen worden betaald binnen drie maanden na de datum waarop het HNS-Fonds ten aanzien van elke Staat die Partij is facturen verstuurt aan de personen die ingevolge het eerste lid bijdrageplichtig zijn.
1. Elke Staat die Partij is draagt er zorg voor, dat een persoon die ingevolge artikel 18, artikel 19, of ingevolge het vijfde lid van dit artikel verplicht is aan het Fonds bij te dragen, vermeld staat op een lijst die door de directeur in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel wordt aangelegd en bijgehouden.
2. Tot het in het eerste lid omschreven doel deelt elke Staat die Partij is, op het tijdstip en de wijze als in het huishoudelijk reglement van het HNS-Fonds nader te bepalen, aan de directeur de naam en het adres mede van elke persoon die met betrekking tot die Staat ingevolge artikel 18, artikel 19, of ingevolge het vijfde lid van dit artikel gehouden is bij te dragen aan het Fonds, alsmede verstrekt die Staat de gegevens betreffende de ontvangen hoeveelheden bijdragende lading waarvoor die persoon bijdrageplichtig is met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar.
3. Teneinde vast te stellen wie op een bepaald tijdstip de personen zijn die op grond van artikel 18, artikel 19, of ingevolge het vijfde lid van dit artikel bijdrageplichtig zijn en, zo nodig, te bepalen welke hoeveelheden lading in aanmerking moeten worden genomen ten aanzien van elke zodanige persoon bij het vaststellen van de door hem verschuldigde bijdrage, geldt de lijst als bewijs van de daarin vermelde gegevens totdat het tegendeel is bewezen.
4. Wanneer een Staat die Partij is niet aan zijn verplichtingen voldoet om van de in het tweede lid bedoelde gegevens aan de directeur mededeling te doen en zulks leidt tot een financieel verlies voor het HNS-Fonds, is die Staat die Partij is verplicht het HNS-Fonds hiervoor schadeloos te stellen. De Algemene Vergadering bepaalt, na aanbeveling van de directeur, of die schadeloosstelling invorderbaar is bij die Staat die Partij is.
5. Wat betreft bijdragende lading die van een haven of terminal van een Staat die Partij is wordt vervoerd naar een andere haven of terminal gelegen in diezelfde Staat en daar gelost wordt, hebben de Staten die Partij zijn de mogelijkheid aan het HNS-Fonds een verslag voor te leggen met een jaarlijkse totale hoeveelheid voor elke rekening die alle ontvangsten van bijdragende lading dekt, met inbegrip van hoeveelheden waarvoor ingevolge artikel 16, vijfde lid, bijdragen dienen te worden betaald. De Staat die Partij is dient ten tijde van de verslaglegging hetzij:
a. het HNS-Fonds ervan in kennis te stellen dat die Staat het totale bedrag voor elke rekening voor het desbetreffende jaar in de vorm van een bedrag ineens aan het HNS-Fonds zal voldoen; of
b. het HNS-Fonds de opdracht te geven het totale bedrag voor elke rekening te heffen door individuele ontvangers of, in geval van LNG, degene die op de lading aanspraak kan maken en deze binnen het rechtsgebied van de Staat die Partij is lost, een factuur te zenden ten belope van het bedrag dat elk van hen verschuldigd is. Deze personen worden bepaald overeenkomstig het nationale recht van de betrokken Staat.
1. Het bedrag van achterstallige, op grond van artikel 18, 19, 20 of artikel 21, vijfde lid, verschuldigde bedragen draagt rente tegen een percentage dat in overeenstemming met het huishoudelijk reglement van het HNS-Fonds wordt bepaald, met dien verstande dat verschillende percentages kunnen worden bepaald voor verschillende omstandigheden.
2. Indien een persoon die op grond van artikel 18, 19, 20 of artikel 21, vijfde lid, bijdrageplichtig is, zijn verplichtingen ten aanzien van een zodanige bijdrage of een deel daarvan niet nakomt en achterstallig is, neemt de directeur namens het HNS-fonds alle nodige maatregelen, met inbegrip van gerechtelijke stappen, tegen een zodanige persoon teneinde het verschuldigde bedrag te innen. Indien echter de in gebreke blijvende bijdrageplichtige kennelijk insolvent is of anderszins de omstandigheden zulks rechtvaardigen, kan de Algemene Vergadering op aanbeveling van de directeur besluiten af te zien van het nemen of vervolgen van maatregelen tegen de bijdrageplichtige.
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 21, vijfde lid, kan elke Staat die Partij is op het tijdstip van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding of op elk tijdstip daarna verklaren dat hij verplichtingen overneemt die op grond van dit Verdrag rusten op personen die ingevolge artikel 18, 19, 20 of artikel 21, vijfde lid, gehouden zijn aan het fonds bij te dragen voor gevaarlijke en schadelijke stoffen die op het grondgebied van die Staat zijn ontvangen of gelost. Deze verklaring wordt schriftelijk gedaan en vermeldt welke verplichtingen worden overgenomen.
2. Indien een verklaring als bedoeld in het eerste lid is afgelegd alvorens dit Verdrag ingevolge artikel 46 in werking treedt, dient zij te worden nedergelegd bij de secretaris-generaal; deze doet daarvan na de inwerkingtreding van dit Verdrag mededeling aan de directeur.
3. Een verklaring als bedoeld in het eerste lid die wordt afgelegd na de inwerkingtreding van dit Verdrag, dient te worden nedergelegd bij de directeur.
4. Elke Staat die een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig dit artikel, kan deze intrekken door daarvan schriftelijk kennis te geven aan de directeur. Een zodanige kennisgeving wordt drie maanden na haar ontvangst door de directeur van kracht.
5. Elke Staat die door een verklaring als bedoeld in dit artikel is gebonden, doet, wanneer tegen hem voor de bevoegde rechter ten aanzien van enige verplichting als in de verklaring omschreven een geding wordt aangespannen, afstand van elk mogelijk beroep op immuniteit.
Het HNS-fonds heeft een algemene vergadering en een secretariaat dat onder leiding staat van de directeur.
De algemene vergadering wordt gevormd door alle Staten die Partij zijn bij dit Verdrag.
De algemene vergadering heeft de volgende taken:
a. het kiezen, op iedere gewone zitting, van een voorzitter en twee vice-voorzitters; dezen oefenen hun ambt uit tot de volgende gewone zitting;
b. het vaststellen van haar eigen reglement van orde, met inachtneming van de bepalingen van dit Verdrag;
c. het ontwikkelen en toepassen van en toezien op interne en financiële voorschriften met betrekking tot het doel van het HNS-fonds, als omschreven in artikel 13, eerste lid, onder a, en met betrekking tot de bijbehorende taken van het HNS-fonds, als genoemd in artikel 15;
d. het benoemen van de directeur, het treffen van voorzieningen voor de benoeming van ander benodigd personeel en het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden van de directeur en het overige personeel;
e. het vaststellen van de jaarlijkse begroting die overeenkomstig artikel 15, onder b, wordt opgesteld;
f. het bestuderen en goedkeuren voorzover nodig van aanbevelingen van de directeur betreffende de reikwijdte van de omschrijving van het begrip bijdragende lading;
g. het benoemen van accountants en het goedkeuren van de rekeningen van het HNS-fonds;
h. het goedkeuren van de schikking van vorderingen op het HNS-fonds, het nemen van beslissingen inzake de verdeling onder schuldeisers van het voor schadevergoeding beschikbare bedrag overeenkomstig artikel 14, en het vaststellen van de voorwaarden waaronder voorlopige betalingen terzake van vorderingen zullen worden gedaan opdat slachtoffers van schade zo snel mogelijk schadeloos worden gesteld;
i. het instellen van een Commissie voor vorderingen tot vergoeding bestaande uit ten minste 7 en ten hoogste 15 leden alsmede van tijdelijke of permanente ondergeschikte organen die zij nodig acht, de bepaling van de taakstelling van de Commissie en de toedeling aan deze van het nodige gezag voor de vervulling van de haar toevertrouwde taken; bij de benoeming van de leden van een dergelijk orgaan tracht de algemene vergadering zorg te dragen voor een billijke geografische spreiding van de leden en te verzekeren dat de Staten die Partij zijn naar behoren zijn vertegenwoordigd; het reglement van orde van de algemene vergadering kan mutatis mutandis worden toegepast op de werkzaamheden van een dergelijk ondergeschikt orgaan;
j. het bepalen welke Staten die geen partij zijn bij dit Verdrag, welke geassocieerde leden van de organisatie en welke intergouvernementele en internationale niet-gouvernementele organisaties worden toegelaten om, zonder stemrecht, deel te nemen aan zittingen van de algemene vergadering en ondergeschikte organen;
k. het geven van instructies aan de directeur en ondergeschikte organen betreffende het bestuur van het HNS-fonds;
l. het toezien op de juiste uitvoering van het Verdrag en van haar eigen beslissingen;
m. het eens in de vijf jaar toetsen van de uitvoering van dit Verdrag met bijzondere aandacht voor het functioneren van het systeem voor de berekening van heffingen en van het bijdrage- mechanisme voor de binnenlandse handel; en
n. het vervullen van andere taken die haar worden toegewezen ingevolge dit Verdrag of die anderszins noodzakelijk zijn voor de goede werking van het HNS-Fonds.
1. Gewone zittingen van de Algemene Vergadering worden eenmaal per kalenderjaar gehouden en bijeengeroepen door de directeur.
2. Buitengewone zittingen van de Algemene Vergadering worden bijeengeroepen door de directeur op verzoek van ten minste een derde van de leden van de Algemene Vergadering; zij kunnen ook worden bijeengeroepen op eigen initiatief door de directeur, na overleg met de voorzitter van de Algemene Vergadering. De directeur doet de leden ten minste dertig dagen tevoren mededeling van zodanige zittingen.
Een meerderheid van de leden van de Algemene Vergadering vormt het voor haar bijeenkomsten vereiste quorum.
1. Het secretariaat wordt gevormd door de directeur en zoveel stafleden als voor het bestuur van het HNS-Fonds nodig zijn.
2. De directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van het HNS-Fonds.
1. De directeur is de hoogste bestuurlijke ambtenaar van het HNS-Fonds. Met inachtneming van door de Algemene Vergadering gegeven instructies vervult de directeur de taken die hem door dit Verdrag, het huishoudelijk reglement van het HNS-Fonds en de Algemene Vergadering zijn opgedragen.
2. De directeur heeft in het bijzonder tot taak:
a. het personeel te benoemen dat benodigd is voor het bestuur van het HNS-Fonds;
b. alle passende maatregelen te nemen voor een goed beheer van de activa van het HNS-Fonds;
c. de ingevolge dit Verdrag verschuldigde bijdragen te innen, met inachtneming, in het bijzonder, van het tweede lid van artikel 22;
d. de hulp in te roepen van deskundigen op juridisch, financieel en ander gebied voorzover dit noodzakelijk is voor de behandeling van tegen het HNS-Fonds ingestelde vorderingen of voor de uitoefening van de andere taken van het Fonds;
e. alle voor de behandeling van vorderingen op het HNS-Fonds nodige maatregelen te treffen binnen de grenzen en volgens de bepalingen, vast te leggen in het huishoudelijk reglement van het HNS-Fonds, met inbegrip van de uiteindelijke schikking van vorderingen zonder voorafgaande goedkeuring van de Algemene Vergadering voorzover het huishoudelijk reglement dit bepaalt;
f. de jaarrekening en het begrotingsvoorstel voor elk kalenderjaar op te stellen en voor te leggen aan de Algemene Vergadering;
g. in overleg met de voorzitter van de Algemene Vergadering een verslag op te stellen en openbaar te maken betreffende de activiteiten van het HNS-Fonds gedurende het voorgaande kalenderjaar; en
h. de documenten en gegevens voor te bereiden, te verzamelen en rond te zenden welke nodig zijn voor de werkzaamheden van de Algemene Vergadering en ondergeschikte organen.
Bij het vervullen van hun taken vragen noch ontvangen de directeur en het personeel, alsmede de door de directeur benoemde deskundigen, instructies van enige regering of enige autoriteit buiten het HNS-Fonds. Zij onthouden zich van elk optreden dat op hun positie als internationale ambtenaren een nadelige invloed zou kunnen hebben. Elke Verdragsluitende Staat van zijn kant verbindt zich het uitsluitend internationale karakter van de verantwoordelijkenheden van de directeur, het personeel en de door de directeur benoemde deskundigen te eerbiedigen en zich te onthouden van elke poging invloed op hen uit te oefenen bij de uitoefening van hun taken.
1. Elke Staat die Partij is draagt de kosten van het salaris, de reiskosten en andere kosten van zijn delegatie naar de Algemene Vergadering en van zijn vertegenwoordigers in ondergeschikte organen.
2. Alle andere uitgaven die voortvloeien uit de werking van het HNS-Fonds worden door het Fonds gedragen.
Bij de stemmingen in de Algemene Vergadering worden de volgende regels in acht genomen:
a. elk lid heeft één stem;
b. voorzover in artikel 34 niet anders is bepaald, worden de beslissingen van de Algemene Vergadering genomen met meerderheid van stemmen van de leden die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen;
c. beslissingen waarvoor een meerderheid van twee derden wordt vereist, worden genomen met een tweederde meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden; en
d. voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder „aanwezige leden": „leden die aanwezig zijn op de vergadering op het ogenblik van de stemming" en onder „leden die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen: „leden die aanwezig zijn en die in bevestigende of ontkennende zin een stem uitbrengen". Leden die zich onthouden van stemming worden geacht niet te hebben gestemd.
De volgende beslissingen van de Algemene Vergadering vereisen een meerderheid van twee derden van de stemmen:
a. een beslissing ingevolge artikel 19, vierde of vijfde lid, om de werking van een aparte rekening op te schorten of opnieuw te activeren;
b. een beslissing ingevolge artikel 22, tweede lid, om af te zien van het nemen of vervolgen van maatregelen tegen een bijdrageplichtige;
c. de benoeming van de directeur ingevolge artikel 26, letter d;
d. de instelling van ondergeschikte organen ingevolge artikel 26, letter i, en kwesties met betrekking tot de instelling hiervan; en
e. een beslissing ingevolge artikel 51, eerste lid, dat dit Verdrag van kracht zal blijven.
1. Het Fonds, zijn activa, inkomsten, met inbegrip van de bijdragen, en andere bezittingen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn in artikel 13, eerste lid, bedoelde taken, genieten in alle Staten die Partij zijn vrijstelling van alle directe belastingen.
2. Wanneer het Fonds aanzienlijke aankopen doet van roerende of onroerende zaken, of belangrijke werken doet uitvoeren die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn officiële werkzaamheden, teneinde de in artikel 13, eerste lid, bedoelde doelen te verwezenlijken, en in de kosten hiervan indirecte belastingen of omzetbelastingen zijn begrepen, nemen de regeringen van de Staten die Partij zijn waar mogelijk passende maatregelen tot kwijtschelding of terugstorting van het bedrag van deze heffingen en belastingen. Aldus verworven zaken mogen niet onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, tenzij dit geschiedt volgens de voorwaarden die zijn goedgekeurd door de regering van de Staat die de kwijtschelding of terugstorting heeft verleend of gesteund.
3. Geen vrijstelling wordt verleend ten aanzien van heffingen, belastingen of kosten die louter bestaan uit betaling voor diensten te algemenen nutte.
4. Het HNS-Fonds geniet vrijstelling van alle invoerrechten, belastingen en andere soortgelijke heffingen op artikelen die door of namens het HNS-Fonds voor officieel gebruik zijn in- of uitgevoerd. Aldus ingevoerde artikelen mogen noch onder bezwarende titel, noch om niet op het grondgebied van het land waarin zij zijn ingevoerd, worden overgedragen, behalve op voorwaarden welke door de regering van dat land zijn aanvaard.
5. Personen die bijdragen aan het HNS-Fonds, alsook benadeelden en eigenaren die vergoeding ontvangen uit het Fonds, zijn onderworpen aan de belastingwetgeving van de Staat waar zij belastingplichtig zijn, en het Verdrag verleent hun in dit opzicht geen bijzondere vrijstelling of andere gunsten.
6. Ongeacht hun bestaande of toekomstige regelingen terzake van deviezencontrole of toezicht op overmaking van kapitaal, verlenen de Staten die Partij zijn zonder enige beperking toestemming tot de overmaking en betaling van elke bijdrage aan het HNS-Fonds en elke door het HNS-Fonds betaalde vergoeding.
Gegevens die voor de toepassing van dit Verdrag over individuele bijdrageplichtigen worden verstrekt, worden niet verspreid buiten het HNS-Fonds, tenzij dit absoluut noodzakelijk is om het HNS-Fonds in staat te stellen zijn werkzaamheden te verrichten, met inbegrip van het optreden als eiser of verweerder in rechte.
VORDERINGEN TOT SCHADEVERGOEDING EN RECHTSVORDERINGEN
1. Het recht op schadevergoeding krachtens hoofdstuk II vervalt wanneer geen rechtsvordering is ingesteld binnen drie jaar na de datum waarop de persoon die de schade lijdt op de hoogte was of redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de schade en de identiteit van de eigenaar.
2. Het recht op schadevergoeding krachtens hoofdstuk III vervalt wanneer geen rechtsvordering is ingesteld en evenmin een kennisgeving is gedaan ingevolge artikel 39, zevende lid, binnen drie jaar na de datum waarop de persoon die de schade lijdt op de hoogte was of redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de schade.
3. In geen geval kan echter een rechtsvordering worden ingesteld nadat tien jaar zijn verstreken vanaf de datum van het voorval dat de schade heeft veroorzaakt.
4. Wanneer het voorval wordt gevormd door een opeenvolging van feiten, begint de in het derde lid bedoelde termijn van tien jaar te lopen vanaf de datum van het laatste van die feiten.
1. Wanneer door een voorval schade is veroorzaakt op het grondgebied, de territoriale zee daaronder begrepen, of in een in artikel 3, letter b, bedoeld gebied van een of meer Staten die Partij zijn, of wanneer preventieve maatregelen zijn genomen ter voorkoming of beperking van schade op een dergelijk grondgebied, de territoriale zee daaronder begrepen, of in een dergelijk gebied, kunnen vorderingen tot vergoeding tegen de eigenaar of de [andere] persoon die financiële zekerheid stelt voor de aansprakelijkheid van de eigenaar slechts worden ingesteld bij de rechter van de desbetreffende Staten die Partij zijn.
2. Wanneer door een voorval uitsluitend schade is veroorzaakt buiten het grondgebied, de territoriale zee daaronder begrepen, van iedere Staat en hetzij de voorwaarden voor de toepassing van dit Verdrag bedoeld in artikel 3, letter c, zijn vervuld, hetzij preventieve maatregelen ter voorkoming of beperking van zodanige schade zijn genomen, kunnen vorderingen tot vergoeding tegen de eigenaar of de [andere] persoon die financiële zekerheid stelt voor de aansprakelijkheid van de eigenaar slechts worden ingesteld bij de rechter van de Staat die Partij is:
a. waarin het schip is geregistreerd of, in geval van een niet-geregistreerd schip, de Staat die Partij is onder wiens vlag het schip bevoegd is te varen; of
b. waarin de eigenaar zijn gewone verblijfplaats heeft of waar diens hoofdkantoor is gevestigd; of
c. waarin ingevolge artikel 9, derde lid, een fonds is gevormd.
3. De verweerder wordt binnen een redelijke termijn op de hoogte gesteld van het feit dat een vordering ingevolge het eerste of tweede lid aanhangig is gemaakt.
4. Iedere Verdragsluitende Staat draagt er zorg voor dat zijn rechters bevoegd zijn kennis te nemen van vorderingen tot schadevergoeding ingevolge dit Verdrag.
5. Nadat een fonds als bedoeld in artikel 9 is gevormd door de eigenaar of door de verzekeraar of andere persoon die ingevolge artikel 12 financiële zekerheid stelt, is de rechter van de Staat waar het fonds is gevormd bij uitsluiting bevoegd te beslissen in alle aangelegenheden betreffende de verdeling van het fonds.
1. Onverminderd hetgeen hierna in dit artikel is bepaald, kan een vordering tot betaling van schadevergoeding ingevolge artikel 14 slechts tegen het HNS-Fonds worden ingesteld bij de rechter die op grond van artikel 38 bevoegd is ten aanzien van vorderingen op de eigenaar die voor schade, veroorzaakt door het desbetreffende voorval, aansprakelijk is, of bij een rechter in een Staat die Partij is en die bevoegd zou zijn geweest indien de eigenaar aansprakelijk zou zijn geweest.
2. Ingeval de identiteit van het schip dat de gevaarlijke en schadelijke stoffen die de schade hebben veroorzaakt, vervoerde, niet wordt achterhaald zijn de bepalingen van artikel 38, eerste lid, van overeenkomstige toepassing op rechtsvorderingen ingesteld tegen het HNS-Fonds.
3. Elke Staat die Partij is, draagt er zorg voor dat zijn rechters bevoegd zijn kennis te nemen van de in het eerste lid bedoelde vorderingen tot schadevergoeding tegen het HNS-Fonds.
4. Indien tegen de eigenaar of zijn garant een vordering tot vergoeding van schade bij een rechter is ingesteld, is deze rechter bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen van een vordering betreffende dezelfde schade tegen het HNS-Fonds tot vergoeding ingevolge artikel 14 van dit Verdrag.
5. Elke Staat die Partij is, draagt er zorg voor, dat het HNS-Fonds het recht heeft zich als partij te voegen in elk geding dat overeenkomstig dit Verdrag tegen de eigenaar of zijn garant wordt gevoerd voor een bevoegde rechter van deze Staat.
6. Behoudens voor zover het zevende lid anders bepaalt, is het Fonds niet gebonden door enige beslissing of uitspraak in gedingen waarin het geen partij is geweest, noch aan enige schikking waarbij het geen partij is.
7. Onverminderd het in het vijfde lid bepaalde moet, indien op grond van dit Verdrag een vordering tot vergoeding van schade tegen een eigenaar of zijn garant is ingesteld bij een bevoegde rechter in een Staat die Partij is, elke partij in het geding op grond van de nationale wetgeving van deze Staat het recht hebben, het HNS-Fonds van het geding in kennis te stellen. Indien zulk een kennisgeving op de wijze als voorgeschreven door de wet van de Staat van het betrokken gerecht is gedaan op een zodanig tijdstip en op zodanige wijze dat het HNS-Fonds daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gehad zich als partij te voegen in het geding, wordt een uitspraak van de rechter in dat geding, nadat deze onherroepelijk en voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden in de Staat waar hij is gegeven, bindend voor het HNS-Fonds in die zin dat het Fonds de gronden en de beslissing van het vonnis niet kan bestrijden, zelfs indien het zich niet als partij heeft gevoegd in het geding.
1. Beslissingen van een uit hoofde van artikel 38 bevoegde rechter die voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn in de Staat waarin zij zijn gegeven en waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, worden erkend in elke andere Staat die Partij is, tenzij:
a. de beslissing is verkregen door bedrog; of
b. de verweerder niet binnen een redelijke termijn op de hoogte is gesteld en niet behoorlijk in de gelegenheid is gesteld zijn zaak uiteen te zetten.
2. Een beslissing die ingevolge het eerste lid is erkend, is vatbaar voor tenuitvoerlegging in iedere Staat die Partij is, zodra de in die Staat vereiste formaliteiten zijn vervuld. Deze formaliteiten mogen niet leiden tot een hernieuwd onderzoek van de zaak.
3. Onverminderd beslissingen betreffende de verdeling, bedoeld in artikel 14, zesde lid, worden uitspraken die tegen het HNS-Fonds zijn gedaan door een uit hoofde van artikel 39, eerste en derde lid, bevoegde rechter, wanneer zij voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn in de Staat waar zij zijn gedaan en daartegen in die Staat geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, erkend en zijn zij vatbaar voor tenuitvoerlegging in elke Staat die Partij is.
1. Het HNS-Fonds treedt voor elk bedrag aan vergoeding van schade dat het op grond van artikel 14, eerste lid, van dit Verdrag heeft betaald, bij wege van subrogatie in de rechten die de persoon wiens schade is vergoed, zou hebben kunnen doen gelden ten aanzien van de eigenaar of zijn garant.
2. Niets in dit Verdrag tast enig recht van verhaal of subrogatie aan dat het HNS-Fonds kan doen gelden ten aanzien van andere personen dan die bedoeld in het voorgaande lid, met inbegrip van die welke in artikel 7, tweede lid, letter d, worden genoemd, voorzover deze personen hun aansprakelijkheid kunnen beperken. In elk geval zal het recht dat het Fonds bij wege van subrogatie ten aanzien van dergelijke personen heeft, ten minste gelijkwaardig zijn aan dat van een verzekeraar van de persoon aan wie de schadevergoeding is betaald.
3. Onverminderd enig ander recht van subrogatie of verhaal op het HNS-Fonds, treedt een Staat die Partij is, of een orgaan van zulk een Staat, en die vergoeding heeft betaald voor schade overeenkomstig de bepalingen van de wet van die Staat, bij wege van subrogatie in de rechten die de persoon wiens schade aldus is vergoed, op grond van dit Verdrag zou hebben gehad.
Dit Verdrag vervangt de verdragen die, op de datum dat dit Verdrag voor ondertekening wordt geopend, van kracht zijn of voor ondertekening, bekrachtiging of toetreding zijn geopend, doch uitsluitend voorzover dergelijke verdragen in strijd zouden zijn met dit Verdrag; dit artikel doet evenwel geen afbreuk aan de verplichtingen ingevolge dergelijke verdragen van Staten die Partij zijn jegens Staten die geen partij zijn bij dit Verdrag.
Bij de nederlegging van de in artikel 45, derde lid, bedoelde akte, en jaarlijks daarna totdat dit Verdrag voor een Staat in werking treedt, legt deze Staat aan de secretaris-generaal gegevens over betreffende de relevante hoeveelheden van in die Staat ontvangen bijdragende lading of, in het geval van LNG, geloste bijdragende lading gedurende het voorafgaande kalenderjaar, met betrekking tot de algemene rekening en elke aparte rekening.
De secretaris-generaal roept de eerste gewone zitting van de Algemene vergadering bijeen. Deze zitting vindt plaats zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit Verdrag en in elk geval niet later dan dertig dagen na die inwerkingtreding.
1. Dit Verdrag staat van 1 oktober 1996 tot en met 30 september 1997 op de zetel van de organisatie open voor ondertekening en blijft daarna openstaan voor toetreding.
2. Staten kunnen het feit dat zij ermee instemmen door dit Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking brengen door:
a. ondertekening zonder voorbehoud ten aanzien van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of
b. ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of
c. toetreding.
3. Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geschiedt door nederlegging van een daartoe strekkende akte bij de secretaris-generaal.
1. Dit Verdrag treedt in werking achttien maanden na de datum waarop aan de volgende vereisten is voldaan:
a. ten minste twaalf Staten, waaronder vier Staten met een brutotonnage van ten minste 2 miljoen eenheden, hebben het feit dat zij ermee instemmen door dit Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking gebracht; en
b. de secretaris-generaal heeft overeenkomstig artikel 43 mededeling ontvangen dat de personen in deze Staten die op grond van artikel 18, eerste lid, letter a en c, verplicht zouden zijn bij te dragen, gedurende het voorgaande kalenderjaar in totaal een hoeveelheid van ten minste 40 miljoen ton aan de algemene rekening bijdragende lading hebben ontvangen.
2. Ten aanzien van elke Staat die tot uitdrukking heeft gebracht ermee in te stemmen door dit Verdrag te worden gebonden nadat aan de voorwaarden voor de inwerkingtreding is voldaan, wordt deze instemming van kracht drie maanden na de datum waarop deze instemming tot uitdrukking is gebracht, of op de datum waarop dit Verdrag overeenkomstig het eerste lid in werking treedt, naargelang welke datum later valt.
1. De Organisatie kan een conferentie tot herziening of wijziging van dit Verdrag bijeenroepen.
2. De secretaris-generaal roept een conferentie van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag bijeen tot herziening of wijziging van het Verdrag, op verzoek van zes Staten die Partij zijn of een derde van de Staten die Partij zijn, naargelang welk cijfer hoger is.
3. Elke instemming door dit Verdrag te worden gebonden die na de datum van het van kracht worden van een wijziging van dit Verdrag tot uitdrukking wordt gebracht, wordt geacht van toepassing te zijn op het Verdrag zoals gewijzigd.
1. Onverminderd de bepalingen van artikel 47, is de bijzondere procedure van dit artikel uitsluitend van toepassing op de wijziging van de in artikel 9, eerste lid, en artikel 14, vijfde lid, bedoelde limieten.
2. Op verzoek van ten minste de helft, maar in geen geval minder dan zes van de Staten die Partij zijn, worden voorstellen tot wijziging van de in artikel 9, eerste lid, en artikel 14, vijfde lid, bedoelde limieten, door de secretaris-generaal toegezonden aan alle leden van de Organisatie en aan alle Verdragsluitende Staten.
3. Elke zoals hierboven aangegeven voorgestelde en toegezonden wijziging wordt voorgelegd aan de Juridische Commissie van de Organisatie (de Juridische Commissie), opdat deze de wijziging ten minste zes maanden na de datum van toezending bestudeert.
4. Alle Verdragsluitende Staten, ongeacht of zij lid van de Organisatie zijn, zijn gerechtigd deel te nemen aan de werkzaamheden van de Juridische Commissie ter bestudering en aanneming van wijzigingen.
5. Wijzigingen worden aangenomen met een tweederde meerderheid van de Verdragsluitende Partijen die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen in de Juridische Commissie, die is uitgebreid overeenkomstig het vierde lid, mits ten minste de helft van de Verdragsluitende Staten aanwezig is op het tijdstip van de stemming.
6. Wanneer de Juridische Commissie een voorstel tot wijziging van de limieten bespreekt, houdt zij rekening met de ervaring opgedaan bij voorvallen en in het bijzonder het bedrag van de daaruit voortvloeiende schade en met wijzigingen in geldswaarden en de gevolgen van de voorgestelde wijziging voor de verzekeringskosten. Zij houdt voorts rekening met de samenhang van de limieten vastgesteld in artikel 9, eerste lid, en in artikel 14, vijfde lid.
7. a. Er mag geen wijziging van de limieten ingevolge dit artikel worden bestudeerd binnen vijf jaar vanaf de datum waarop dit Verdrag voor ondertekening werd opengesteld, en evenmin binnen vijf jaar vanaf de datum van de inwerkingtreding van een voorgaande wijziging ingevolge dit artikel.
b. Er mag geen limiet zodanig worden verhoogd dat deze een bedrag overschrijdt dat overeenkomt met een in dit Verdrag vastgestelde limiet, verhoogd met zes procent per jaar berekend op samengestelde basis vanaf de datum waarop dit Verdrag voor ondertekening werd opengesteld.
c. Er mag geen limiet zodanig worden verhoogd dat deze een bedrag overschrijdt dat overeenkomt met de limiet vervat in dit Verdrag, vermenigvuldigd met drie.
8. Elke wijziging aangenomen overeenkomstig het vijfde lid wordt door de Organisatie ter kennis gebracht aan alle Verdragsluitende Staten. De wijziging wordt geacht te zijn aanvaard aan het einde van een tijdvak van achttien maanden na de datum van kennisgeving, tenzij binnen dat tijdvak ten minste een vierde van de Staten die Verdragsluitende Staten waren op het tijdstip van de aanneming van de wijziging de secretaris-generaal hebben medegedeeld dat zij de wijziging niet aanvaarden, in welk geval de wijziging is verworpen en deze niet van kracht wordt.
9. Een wijziging die geacht wordt te zijn aanvaard overeenkomstig het achtste lid, treedt in werking achttien maanden na aanvaarding daarvan.
10. Alle Verdragsluitende Staten zijn gebonden door de wijziging, tenzij zij ten minste zes maanden voordat de wijziging in werking treedt dit Verdrag opzeggen overeenkomstig artikel 49, eerste en tweede lid. De opzegging wordt van kracht wanneer de wijziging van kracht wordt.
11. Wanneer een wijziging is aangenomen, maar het tijdvak van achttien maanden voor de aanvaarding ervan nog niet is verstreken, is een Staat die gedurende dat tijdvak een Verdragsluitende Staat wordt, door de wijziging gebonden indien deze van kracht wordt. Een Staat die na dat tijdvak een Verdragsluitende Staat wordt, is gebonden door een wijziging die overeenkomstig het achtste lid is aanvaard. In de gevallen bedoeld in dit lid wordt een Staat gebonden door een wijziging wanneer deze wijziging in werking treedt, of wanneer dit Verdrag voor die Staat in werking treedt, indien deze datum later valt.
1. Een Staat die Partij is kan dit Verdrag, na de datum waarop het voor die Staat die Partij is in werking is getreden, te allen tijde opzeggen.
2. Opzegging geschiedt door nederlegging van een akte van opzegging bij de secretaris-generaal.
3. Een opzegging wordt van kracht twaalf maanden na de nederlegging van de akte van opzegging bij de secretaris-generaal of na een langere termijn wanneer zulks in de akte is bepaald.
4. Niettegenstaande een opzegging ingevolge dit artikel door een Staat die Partij is, blijven de bepalingen van dit Verdrag die verband houden met de verplichtingen om op grond van de artikelen 18, 19, of artikel 21, vijfde lid, bij te dragen van toepassing ten aanzien van door de Algemene Vergadering besloten betalingen van vergoedingen voor een voorval dat zich heeft voorgedaan voordat de opzegging van kracht wordt.
1. Iedere Staat die Partij is kan binnen negentig dagen na de nederlegging van een akte van opzegging die naar zijn mening een belangrijke stijging van de bijdragen voor de overblijvende Staten die Partij zijn ten gevolge zal hebben, de directeur verzoeken een buitengewone zitting van de Algemene Vergadering bijeen te roepen. De directeur dient de Algemene Vergadering uiterlijk zestig dagen na ontvangst van het verzoek bijeen te roepen.
2. De directeur kan op eigen initiatief een buitengewone zitting van de Algemene Vergadering bijeenroepen binnen zestig dagen na de nederlegging van een akte van opzegging, indien hij van mening is dat deze opzegging zal leiden tot een belangrijke stijging van de bijdragen voor de overblijvende Staten die Partij zijn.
3. Indien de Algemene Vergadering, in een buitengewone zitting bijeengeroepen overeenkomstig het eerste of tweede lid, besluit dat de opzegging zal leiden tot een belangrijke stijging van de bijdragen voor de overblijvende Staten die Partij zijn, kan ieder van deze Staten, uiterlijk honderdtwintig dagen voor de datum waarop de opzegging van kracht wordt, dit Verdrag opzeggen met ingang van dezelfde datum.
1. Dit Verdrag houdt op van kracht te zijn:
a. op de datum waarop het aantal Staten die Partij zijn minder wordt dan zes; of
b. twaalf maanden na de datum waarop ingevolge artikel 21 gegevens betreffende een voorgaand kalenderjaar hadden moeten worden meegedeeld aan de directeur, indien uit de gegevens blijkt dat de totale hoeveelheid aan de algemene rekening bijdragende lading die overeenkomstig artikel 18, eerste lid, letters a en c, in het voorgaande kalenderjaar in de Staten die Partij zijn is ontvangen, minder dan 30 miljoen ton bedroeg.
Onverminderd het bepaalde in letter b, kan de Algemene Vergadering, indien de totale hoeveelheid aan de algemene rekening bijdragende lading die overeenkomstig artikel 18, eerste lid, letters a en c, in het voorgaande kalenderjaar in de Staten die Partij zijn is ontvangen, minder dan 30 miljoen ton bedroeg, maar meer dan 25 miljoen ton, indien zij van mening is dat dit het gevolg was van uitzonderlijke omstandigheden en het onwaarschijnlijk is dat dit zich zal herhalen, vóór de verstrijking van het bovengenoemde tijdvak van twaalf maanden besluiten dat het Verdrag van kracht blijft. De Algemene Vergadering kan een dergelijke beslissing echter uiterlijk twee achtereenvolgende jaren nemen.
2. De Staten die door dit Verdrag zijn gebonden op de dag voorafgaand aan die waarop dit Verdrag ophoudt van kracht te zijn, dienen het HNS-Fonds in staat te stellen zijn functies als beschreven in artikel 52 uit te oefenen en blijven slechts voor dit doel door dit Verdrag gebonden.
1. Indien dit Verdrag ophoudt van kracht te zijn, is het HNS-Fonds niettemin:
a. gehouden zijn verplichtingen na te komen ten aanzien van een voorval dat zich heeft voorgedaan voordat het Verdrag ophield van kracht te zijn; en
b. gerechtigd zijn rechten op bijdragen uit te oefenen in zoverre deze bijdragen noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichtingen krachtens dit lid, onder a, met inbegrip van uitgaven ten behoeve van het beheer van het HNS-Fonds die noodzakelijk zijn voor dat doel.
2. De Algemene Vergadering dient alle passende maatregelen te nemen voor de vereffening van het Fonds, met inbegrip van een billijke verdeling van eventueel overblijvende activa onder de personen die aan het HNS-Fonds hebben bijgedragen.
3. Voor de toepassing van dit artikel blijft het HNS-Fonds een rechtspersoon.
1. Dit Verdrag en alle ingevolge artikel 48 aangenomen wijzigingen worden nedergelegd bij de secretaris-generaal.
2. De secretaris-generaal:
a. stelt alle Staten die dit Verdrag hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden, en alle leden van de Organisatie in kennis van:
i. elke nieuwe ondertekening of nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding en de datum daarvan;
ii. de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag;
iii. alle voorstellen tot wijziging van de vergoedingslimieten die zijn gedaan overeenkomstig het artikel 48, tweede lid;
iv. alle wijzigingen die zijn aangenomen overeenkomstig artikel 48, vijfde lid;
v. alle wijzigingen die ingevolge artikel 48, achtste lid, worden geacht te zijn aanvaard, alsmede de datum waarop de wijziging in werking treedt overeenkomstig het negende en tiende lid van dat artikel;
vi. de nederlegging van elke akte van opzegging van dit Verdrag, de datum van ontvangst ervan en de datum waarop de opzegging van kracht wordt; en
vii. alle mededelingen die ingevolge een artikel van dit Verdrag vereist zijn; en
b. zendt voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van dit Verdrag toe aan alle Staten die dit Verdrag hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden.
3. Zodra dit Verdrag in werking treedt, wordt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan door de depositaris toegezonden aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties ter registratie en publicatie overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.
Dit Verdrag is opgesteld in een enkel oorspronkelijk exemplaar in de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
GEDAAN te Londen, de derde mei negentienhonderd zesennegentig.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun respectieve regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.
Verzekeringscertificaat of andere financiële zekerheid terzake van wettelijke aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door gevaarlijke en schadelijke stoffen (HNS)
Afgegeven overeenkomstig de bepalingen van artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake de aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996
Naam van het schip | Onder- scheidings- nummer of letters | IMO scheeps- identificatie- nummer | Plaats van registratie | Naam en volledig adres van het hoofdkantoor van de eigenaar |
---|---|---|---|---|
Hiermee verklaart ondergetekende dat met betrekking tot het bovengenoemde schip een verzekeringspolis van kracht is of een andere financiële zekerheid is gesteld die voldoet aan de vereisten van artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake de aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996.
Aard van de zekerheid
Duur van de zekerheid
Naam en adres van de verzekeraar(s) en/of persoon die zekerheid stelt
Naam
Adres
Dit certificaat is geldig tot
Afgegeven of gewaarmerkt door de regering van .............................................
(volledige aanduiding van de Staat) ..........................................................................................
Te ............................................. de .............................................
(Plaats) (Datum)
...............................................
(Handtekening en hoedanigheid van de met de afgifte of waarmerking belaste ambtenaar)
Toelichting
1. Indien gewenst kan bij de aanduiding van de Staat een verwijzing worden opgenomen naar de bevoegde overheidsinstantie van het land waar het certificaat wordt afgegeven.
2. Indien het totale bedrag van de zekerheid uit méér dan één bron afkomstig is, moeten de uit elke daarvan afkomstige bedragen en de bronnen hiervan afzonderlijk worden vermeld.
3. Indien de zekerheid is gesteld in meerdere vormen, moet elk daarvan worden vermeld.
4. In de rubriek „Duur van de zekerheid" moet de datum worden vermeld waarop de zekerheid van kracht wordt.
5. In de rubriek „Adres" van de verzekeraar(s) en/of persoon die zekerheid stelt, moet het hoofdkantoor worden vermeld van de verzekeraars en/of de persoon die zekerheid stelt. Indien van toepassing moet de plaats van het hoofdkantoor worden vermeld waar de verzekering of zekerheid is afgesloten respectievelijk gesteld.
Voorschriften voor de berekening van de jaarlijkse bijdragen ten gunste van de algemene rekening
1. Het in artikel 17, derde lid, vastgestelde bedrag wordt voor elke sector bepaald in overeen- stemming met deze voorschriften.
2. Wanneer het noodzakelijk is bijdragen te berekenen voor meer dan één sector van de algemene rekening, moet naar behoefte een apart vastgesteld bedrag per eenheid bijdragende lading worden berekend voor elk van de volgende sectoren:
a. vaste materialen in bulk bedoeld in artikel 1, vijfde lid, letter a, onder vii;
b. olie, indien de werking van de olierekening is uitgesteld of opgeschort;
c. LNG, indien de werking van de LNG-rekening is uitgesteld of opgeschort;
d. LPG, indien de werking van de LPG-rekening is uitgesteld of opgeschort;
e. overige stoffen.
1. Voor elke sector is het vastgestelde bedrag per eenheid bijdragende lading het product van de heffing per HNS-punt en de sectorfactor voor de desbetreffende sector.
2. De heffing per HNS-punt is het totaal van de jaarlijkse bijdragen die worden geheven ten gunste van de algemene rekening gedeeld door het totale aantal HNS-punten voor alle sectoren.
3. Het totale aantal HNS-punten voor elke sector is het product van de totale omvang, gemeten in metrische tonnen, van bijdragende lading voor de desbetreffende sector en de overeenkomstige sectorfactor.
4. Een sectorfactor wordt berekend als het gewogen rekenkundig gemiddelde van het vordering/omvang-quotiënt voor die sector in het betrokken jaar en de negen voorgaande jaren, overeenkomstig dit voorschrift.
5. Behoudens het bepaalde in het zesde lid, wordt het vorderingen/omvang-quotiënt voor elk van deze jaren als volgt berekend:
a. vastgestelde vorderingen tot schadevergoeding, gemeten in rekeneenheden door omzetting van de munteenheid van de vordering via de geldende koers op de dag van het desbetreffende voorval, voor schade veroorzaakt door stoffen waarvoor in het desbetreffende jaar bijdragen ten gunste van het HNS-Fonds verschuldigd zijn; gedeeld door
b. de omvang van de bijdragende lading in het desbetreffende jaar.
6. In de gevallen waarin de in het vijfde lid, letters a en b, vereiste gegevens niet beschikbaar zijn, worden de volgende waarden gebruikt voor het vorderingen/omvang-quotiënt over het ontbrekende jaar:
a. vaste materialen in bulk bedoeld in artikel 1, vijfde lid, letter a, onder vii .......................................................................................... 0
b. olie, indien de werking van de olierekening is uitgesteld .......... 0
c. LNG, indien de werking van de LNG-rekening is uitgesteld ....... 0
d. LPG, indien de werking van de LPG-rekening is uitgesteld ....... 0
e. overige stoffen .......................................................................................... 0,0001
7. Het rekenkundig gemiddelde van de tien jaren dient te worden gewogen volgens een lineaire aflopende schaal, zodanig dat het quotiënt van het desbetreffende jaar een coëfficiënt van 10 heeft, dat van het voorgaande jaar een coëfficiënt van 9, dat van het jaar daaraan voorafgaand een coëfficiënt van 8, enzovoort tot aan het tiende jaar, dat een coëfficiënt van 1 heeft.
8. Indien de werking van een aparte rekening is opgeschort, dient de desbetreffende sectorfactor te worden berekend overeenkomstig die bepalingen van dit voorschrift die de Algemene Vergadering passend acht.
Zie Trb. 1997, 302.
Zie Trb. 1997, 302.
In overeenstemming met artikel 45, derde lid, van het Verdrag hebben de volgende staten een akte van toetreding nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Internationale Maritieme Organisatie:
de Russische Federatie1 | 20 maart 2000 |
Angola | 4 oktober 2001 |
Zie Trb. 1997, 302
Zie Trb. 1997, 302.
Verwijzingen
Titel | : | Handvest van de Verenigde Naties; San Francisco, 26 juni 1945 |
Laatste Trb. | : | Trb. 2001, 179 |
Titel | : | Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds; Washington, 27 december 1945 |
Laatste Trb. | : | Trb. 1998, 72 |
Titel | : | Verdrag nopens de Intergouvernementele Consultatieve Maritieme Organisatie; Genève, 6 maart 1948 |
Laatste Trb. | : | Trb. 2002, 76 |
Onder de volgende verklaring:
„The Russian Federation, in accordance with paragraph 1 of Article 5 of the International Convention on Liability and Compensation for Damage in Connection with the Carriage of Hazardous and Noxious Substances by Sea, 1996, declares that this Convention does not apply to ships:
which do not exceed 200 gross tonnage; and
which carry hazardous and noxious substances in packaged forms only, and
whilst engaged on voyages between ports or facilities of the Russian Federation."
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2002-222.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.