A. TITEL

I. Verdrag inzake het Energiehandvest, met Bijlagen; II. Protocol bij het Energiehandvest, betreffende energie-efficiëntie en de daarmee verband houdende milieu-aspecten, met Bijlage;

Lissabon, 17 december 1994

B. TEKST

De Engelse en de Franse tekst van Verdrag en Protocol zijn geplaatst in Trb. 1995, 108. Zie ook Trb. 1995, 250.

C. VERTALING

Zie Trb. 1995, 250.

D. PARLEMENT

De artikelen 1 en 2 van de Rijkswet van 15 mei 1996 (Stb. 282, Publicatieblad van de Nederlandse Antillen 84) luiden als volgt:

„Artikel 1

Het op 17 december 1994 te Lissabon tot stand gekomen Verdrag inzake het Energiehandvest, met Bijlagen, waarvan de tekst is geplaatst in Tractatenblad 1995, 108, en de vertaling in het Nederlands in Tractatenblad 1995, 250, wordt goedgekeurd voor Nederland en de Nederlandse Antillen.

Artikel 2

Het op 17 december 1994 te Lissabon tot stand gekomen Protocol bij het Energiehandvest betreffende energie-efficiëntie en de daarmee verband houdende milieu-aspecten, met Bijlage, waarvan de tekst is geplaatst in Tractatenblad 1995, 108, en de vertaling in het Nederlands in Tractatenblad 1995, 250, wordt goedgekeurd voor Nederland en de Nederlandse Antillen.".

Deze Rijkswet is gecontrasigneerd door de Minister van Economische Zaken G.J. WIJERS en de Minister van Buitenlandse Zaken H.A.F.M.O. VAN MIERLO.

Voor de behandeling in de Staten-Generaal zie Kamerstukken II 1995/96, 24 545 (R 1560); Hand. II 1995/96, blz. 4797–4809; Kamerstuk- ken I 1995/96, nr. 246; Hand. I 1995/96, zie vergadering van 14 mei 1996.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 1995, 250.

Behalve de aldaar genoemde Staat hebben nog de volgende Staten en organisatie in overeenstemming met artikel 39 van het Verdrag een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring bij de Regering van de Portugese Republiek nedergelegd:

Slowakije16 oktober 1995
Letland15 januari 1996
Oezbekistan12 maart 1996
Tsjechië17 juni 1996
Moldavië22 juni 1996
Kazachstan 6 augustus 1996
Zwitserland19 september 1996
Bulgarije15 november 1996
Tadzjikistan25 juni 1997
Kirgizië 7 juli 1997
Turkmenistan17 juli 1997
Roemenië12 augustus 1997
Griekenland 4 september 1997
Slovenië10 september 1997
Luxemburg27 november 1997
Kroatië 9 december 1997
Liechtenstein12 december 1997
Denemarken16 december 1997
Duitsland16 december 1997
de Europese Gemeenschappen16 december 1997
Finland16 december 1997
Italië116 december 1997
het Koninkrijk der Nederlanden(voor Nederland)16 december 1997
Oostenrijk16 december 1997
Portugal16 december 1997
Spanje16 december 1997
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brit- tannië en Noord-Ierland216 december 1997
Zweden16 december 1997
Azerbeidzjan23 december 1997
Cyprus16 januari 1998
Armenië19 januari 1998

De volgende Staten en organisatie hebben in overeenstemming met artikel 15 van het Protocol een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring bij de Regering van de Portugese Republiek nedergelegd:

Slowakije16 oktober 1995
Oezbekistan12 maart 1996
Tsjechië28 mei 1996
Moldavië22 juni 1996
Kazachstan 6 augustus 1996
Zwitserland19 september 1996
Bulgarije15 november 1996
Tadzjikistan25 juni 1997
Kirgizië 7 juli 1997
Turkmenistan17 juli 1997
Roemenië12 augustus 1997
Griekenland 4 september 1997
Slovenië10 september 1997
Luxemburg27 november 1997
Liechtenstein12 december 1997
Denemarken16 december 1997
Duitsland16 december 1997
de Europese Gemeenschappen16 december 1997
Finland16 december 1997
Italië116 december 1997
het Koninkrijk der Nederlanden (voor Nederland) 16 december 1997
Oostenrijk16 december 1997
Portugal16 december 1997
Spanje16 december 1997
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brit- tannië en Noord-Ierland216 december 1997
Zweden16 december 1997
Azerbeidzjan23 december 1997
Armenië19 januari 1998

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1995, 108 en 250.

De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 44, eerste lid, van het Verdrag op 16 april 1998 in werking treden.

De bepalingen van het Protocol zullen ingevolge artikel 18, eerste lid, van het Protocol eveneens op 16 april 1998 in werking treden.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zullen Verdrag en Protocol alleen voor Nederland gelden.

H. TOEPASSELIJKVERKLARING

Zie Trb. 1995, 250.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1995, 108 en 250.

In Trb. 1995, 108 dient op blz. 238 de datum van het derde genoemde verdrag te worden gewijzigd in 29 mei 1990.

In Trb. 1995, 250 dient op blz. 123 in de op een na laatste regel voor Kazachstan Kirgizstan te worden gelezen.

Voor de op 27 december 1945 te Washington tot stand gekomen Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds zie ook, laatstelijk, Trb. 1998, 72.

Voor het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap zie ook Trb. 1998, 13.

Voor het op 10 juni 1958 te New York tot stand gekomen Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken zie ook Trb. 1996, 13.

Voor het op 1 juli 1968 te Londen, Moskou en Washington tot stand gekomen Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens zie ook Trb. 1996, 145.

Voor het op 13 november 1979 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand zie ook Trb. 1996, 78.

Voor het op 8 juli 1985 te Helsinki tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand inzake de vermindering van zwavelemissies of van de grensoverschrijdende stromen van deze zwavelverbindingen met tenminste 30 procent zie ook Trb. 1996, 80.

Voor het op 31 oktober 1988 te Sofia tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtveront-reiniging over lange afstand inzake de beheersing van emissies van stikstofoxiden of van de grensoverschrijdende stromen van deze stikstof-verbindingen zie ook Trb. 1995, 265.

Voor het op 18 november 1991 te Genève tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, inzake de beheersing van emissies van vluchtige organische stoffen of hun grensoverschrijdende stromen zie ook Trb. 1996, 83.

Voor het op 9 mei 1992 te New York tot stand gekomen Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering zie ook Trb. 1996, 85.

Voor de op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie zie ook, laatstelijk, Trb. 1996, 325.

Voor de op 14 juni 1994 te Luxemburg tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, zie ook, laatstelijk, Trb. 1998, 52.

Voor de op 24 juli 1994 te Korfoe tot stand gekomen Overeenkomst inzake Partnerschap en Samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, zie ook Trb. 1998, 66.

Uitgegeven de zevenentwintigste maart 1998

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO


XNoot
1

Onder de volgende verklaring:

«L'Italie, au sens de l'article 26, alinéa 3, lettre b, sub ii), déclare qu'elle ne donnera pas son consentement à ce que les différends surgis entre un investisseur et une Partie contractante soient soumis à arbitrage ou à la conciliation internationale, lorsque ledit investisseur a déjà saisi du différend:

a) les Cours ou les tribunaux administratifs italiens; ou

b) a mis en oeuvre une procédure applicable à la solution du différend déjà convenue précédemment.

A ce propos, il y a lieu de distinguer entre deux hypothèses:

1) si le jugement relatif au différend est encore pendant devant des organes juridictionnels ou de conciliation internes, l'investisseur pourra se dessaisir, par désistement au cours du procès ou en dehors du procès, de l'action juridictionnelle ou de la procédure d'arbitrage, en recourant à d'autres formes d'hypothèses de conciliation;

2) si un jugement, ou en tous les cas un constat de nature exécutive est déjà intervenu au sujet du différend, la conciliation ou l'arbitrage international ne sont plus admis.

Les énonciations ci-dessus exposées trouvent leur fondement soit dans le principe du «ne bis in idem» (en vue d'éviter que pour la même instance deux jugements soient émis: la décision du collège arbitral et la sentence), soit dans celui de l'incontrovertibilité du «decisum» qui fait état également dans les relations substantielles entre les parties, sous réserve de la possibilité pour ces mêmes parties, dans le cadre du procès et en dehors du même, d'activer les moyens normaux d'opposition.»

XNoot
2

Bekrachtiging voor het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het baljuwschap Jersey en het eiland Man.

XNoot
1

Onder dezelfde verklaring als afgelegd bij de bekrachtiging van het Verdrag (zie hierboven).

XNoot
2

Bekrachtiging voor het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het baljuwschap Jersey en het eiland Man.

Naar boven