A. TITEL
Verdrag betreffende de huisvesting van de bemanning aan boord van schepen
(aanvullende bepalingen), 1970 (Verdrag Nr. 133 aangenomen door de Internationale
Arbeidsconferentie in haar vijfenvijftigste zitting);
Genève, 30 oktober 1970
B. TEKST
De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 1972, 49.
C. VERTALING
Zie Trb. 1972, 49 en Trb. 1981, 63.
In artikel 2, letters e en f, artikel 5, eerste, tweede, derde en vierde
lid, artikel 6, eerste lid, artikel 7, eerste lid, en artikel 8, eerste, vierde,
vijfde en zesde lid, dient voor „schepeling(en)" te worden gelezen „scheepsgezel(len)".
In artikel 11, tweede lid, tweede regel, dient voor „goedgekeurd"
te worden gelezen „toegestaan".
D. PARLEMENT
Zie Trb. 1972, 49 en Trb. 1981, 63.
Bij brieven van 3 oktober 1984 (Kamerstukken II 1984/85, 18 662 (R 1268),
nr. 1) is het Verdrag in overeenstemming met artikel 91, juncto additioneel
artikel XXI, eerste lid, onderdeel a, van de Grondwet op de voet van artikel
61, derde lid, van de Grondwet naar de tekst van 1972 overgelegd aan de Eerste
en de Tweede Kamer der Staten-Generaal en in overeenstemming met artikel 24,
eerste lid, van het Statuut aan de Staten van de Nederlandse Antillen.
De toelichtende nota die de brieven vergezelde, is ondertekend door de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid J. DE KONING, de Minister van
Verkeer en Waterstaat N. SMIT-KROES en de Staatssecretaris van Buitenlandse
Zaken W. F. VAN EEKELEN.
De goedkeuring door de Staten-Generaal is op 15 november 1984 verleend.
E. BEKRACHTIGING
Zie Trb. 1981, 63.
Behalve de aldaar genoemde hebben nog de volgende Staten in overeenstemming
met artikel 14 van het Verdrag een akte van bekrachtiging nedergelegd bij
de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau te Genève:
het Verenigd Koninkrijk van Groot- Brittannië en Noord-Ierland | 26 maart 1981 |
Italië | 23 juni 1981 |
het Koninkrijk der Nederlanden (voor Nederland) | 8 januari 1985 |
Griekenland | 24 september 1986 |
de Sovjet-Unie1 | 27 augustus 1990 |
Kirgizië* | 31 maart 1992 |
Brazilië | 16 april 1992 |
Azerbeidzjan* | 19 mei 1992 |
Australië | 11 juni 1992 |
Oekraïne | 24 augustus 1993 |
Tadzjikistan* | 26 november 1993 |
Libanon | 6 december 1993 |
* Voortgezette gebondenheid te rekenen vanaf de datum van onafhankelijkheid.
G. INWERKINGTREDING
De bepalingen van het Verdrag zijn ingevolge artikel 15, tweede lid, op
27 augustus 1991 in werking getreden voor Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland,
Guinee, Israël, Italië, Ivoorkust, Liberia, het Koninkrijk
der Nederlanden (voor Nederland), Nigeria, Nieuw-Zeeland, Noorwegen,
Polen, de Sovjet-Unie, Uruguay, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië
en Noord-Ierland en Zweden.
Voor de Staten die het Verdrag na 27 augustus 1990 bekrachtigen, treedt
het in werking zes maanden na de datum waarop de bekrachtiging is geregistreerd.
H. TOEPASSELIJKVERKLARING
De bepalingen van het Verdrag zijn door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië
en Noord-Ierland toepasselijk verklaard op:
Gibraltar | 4 december 1981 |
Hongkong1 | 27 april 1984 |
J. GEGEVENS
Zie Trb. 1972, 49 en Trb. 1981, 63.
Voor het op 28 juni 1919 te Versailles tot stand gekomen Statuut van de
Internationale Arbeidsorganisatie zie ook, laatstelijk, Trb. 1997, 140.
Voor het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Handvest der
Verenigde Naties zie ook, laatstelijk, Trb. 1994, 277.
Voor het op 18 juni 1949 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende
de huisvesting van de bemanning aan boord van schepen (herzien), 1949 (Arbeidsverdrag
Nr. 92) zie ook Trb. 1997, 174.
Van het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Internationaal
Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, hetwelk het Internationaal
Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1960, vervangt, zijn
de Engelse en de Franse tekst geplaatst in Trb. 1976, 157 en is de vertaling
geplaatst in Trb. 1977, 77. Zie ook, laatstelijk, Trb. 1997, 226.