TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm), de Tijdelijke
regeling maatregelen covid-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
Saba en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius om de geldigheidsduur
van het coronatoegangsbewijs (ctb) op basis van vaccinatie of herstel te beperken.
Tevens bevat deze regeling een wijziging van de Trm om coronatoegangsbewijzen met
een beperkte geldigheidsduur te kunnen verstrekken aan personen die tijdelijk in Nederland
verblijven, niet in Nederland zijn ingeschreven en in een derde land gevaccineerd
zijn, de zogenoemde regeling van het ctb voor kort verblijf. Tot slot wordt opgemerkt
dat met onderhavige regeling een aanpassing in de inreisregels wordt gerealiseerd.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt, dat de regeling inzake het ctb voor kort verblijf
reeds op een eerder moment, namelijk op 10 december 2021, aan de Eerste en Tweede
Kamer is toegezonden, nadat deze op die datum was vastgesteld.1 De regeling zoals deze aan de Eerste en Tweede Kamer is toegestuurd, is echter niet
gepubliceerd en daarmee niet in werking getreden. Met de onderhavige regeling wordt
de regeling van het ctb voor kort verblijf opnieuw vastgesteld omdat enkele wijzigingen
zijn aangebracht in het proces en enkele redactionele wijzigingen zijn aangebracht.
Nieuw is voorts dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een check
op de basisregistratie personen zal gaan uitvoeren indien personen met een Nederlands
identiteitsbewijs een verzoek doen voor een ctb voor kort verblijf. Voor een nadere
toelichting op deze regeling wordt verwezen naar paragraaf 3 e.v.
2. Aanpassing geldigheidsduur van het coronatoegangsbewijs op basis van vaccinatie
of herstel
2.1 Hoofdlijnen van het voorstel
Op grond van de Wet publieke gezondheid (Wpg) kan worden bepaald dat deelname aan
bepaalde activiteiten of toegang tot bepaalde voorzieningen slechts mogelijk is op
vertoon van een bewijs van een negatieve testuitslag, een bewijs van vaccinatie tegen
het virus SARS-CoV-2 of een bewijs van herstel van infectie met het virus SARS-CoV-2
in combinatie met een geldig identiteitsbewijs. Hiervoor kan een ctb worden gebruikt
of, wanneer men uit het buitenland komt en erover beschikt, een EU Digital COVID Certificate
(DCC). Zowel het ctb als het DCC bestaat in een elektronische en een papieren vorm.
In de Trm zijn de voorwaarden opgenomen waaronder een ctb geldig is voor deelname
aan een activiteit of toegang tot een voorziening waarvoor het ctb is voorgeschreven.
Ook in Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni
2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele
COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat)
teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (PbEU 2021,
L211) (verordening) zijn regels gesteld over de op basis van deze verordening afgegeven
certificaten.
Voor het ctb op basis van vaccinatie geldt op dit moment, althans tot het moment van
inwerkingtreding van onderhavige regeling, geen geldigheidsduur. Ook voor het DCC
op basis van vaccinatie geldt, tot het moment van inwerkingtreding van de Gedelegeerde
Verordening (EU) 2021/2288 van de Commissie van 21 december 2021 tot wijziging van
de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad wat
betreft de aanvaardingsperiode van vaccinatiecertificaten die zijn afgegeven in het
formaat van het digitale EU-covidcertificaat, met vermelding van de voltooiing van
de primaire vaccinatiereeks (PbEU, L 458/459) (gedelegeerde verordening), geen geldigheidsduur.
Met deze gedelegeerde verordening is besloten om met ingang van 1 februari 2022 een
geldigheidsduur in te voeren voor vaccinatiebewijzen die als basis kunnen dienen voor
een DCC van 270 dagen te rekenen vanaf de datum waarop de laatste dosis van een primaire
vaccinatiereeks is toegediend. Dit betekent dat, in het geval dat de primaire vaccinatiereeks
bestond uit toediening van één vaccin, de termijn ingaat vanaf het moment van toediening
van dat vaccin. Als de primaire vaccinatiereeks bestaat uit de toediening van twee
vaccins is de vaccinatie pas voltooid vanaf de datum waarop het laatste vaccin is
toegediend en gaat de genoemde termijn ook vanaf die datum in. Is sprake van een primaire
vaccinatiereeks bestaande uit twee vaccins en is maar één vaccin toegediend, maar
is tevens met een positieve testuitslag bevestigd de gevaccineerde persoon eerder
geïnfecteerd is geweest met het coronavirus, dan vangt de geldigheidsduur al wel aan
op het moment van toediening van het eerste vaccin.
Met de onderhavige wijziging van de Trm wordt de geldigheidsduur voor het ctb op basis
van vaccinatie ook teruggebracht naar 270 dagen. Voor het ctb op basis van een herstelbewijs
geldt sinds 30 november 20212 een geldigheidsduur van 365 dagen te rekenen vanaf de datum van afname van de test
minus een wachttijd van tenminste elf dagen na de datum waarop de test is afgenomen.
De geldigheidsduur van het DCC op basis van een herstelbewijs is op basis van de Verordening
echter 180 dagen vanaf de datum van afname van de test minus een wachttijd van tenminste
elf dagen na de datum waarop de test is afgenomen. Om beter aan te sluiten op de Europese
regelgeving en door de met de komst van de omikronvariant gewijzigde epidemiologische
omstandigheden, is besloten de geldigheidsduur van het ctb op basis van herstel terug
te draaien naar 180 dagen.
2.2 Vaccinatiebewijzen
Om de bescherming tegen transmissie van het coronavirus te vergroten, wordt een geldigheidsduur
verbonden aan het ctb op basis van vaccinatie. De mate waarin vaccinatie beschermt
tegen transmissie, loopt namelijk terug naar mate de tijd vordert. Daarnaast kan het
coronavirus zich muteren, waardoor vaccins mogelijk minder bescherming bieden tegen
transmissie van nieuwe varianten van het coronavirus. In deze wijziging van de Trm
wordt de geldigheid van het ctb beperkt tot 270 dagen te rekenen vanaf het moment
waarop de laatste vaccinatie van een primaire reeks is gezet. Ook als tussen de boosterprik
en de primaire vaccinatiereeks meer tijd verstrijkt dan 270 dagen, is een ctb op basis
van vaccinatie (naar de huidige inzichten) vanaf de datum waarop de boosterprik is
toegediend (voorlopig) onbeperkt geldig. Hiermee wordt aangesloten bij de aanbevelingen
van het eerdergenoemde besluit van de Europese Commissie van 21 december 2021 voor
wat betreft de geldigheidsduur van de primaire vaccinatiereeks. Gelijk met Europese
besluitvorming gaat op basis van de verordening na de toediening van de boosterprik
geen nieuwe termijn van 270 dagen lopen voor de geldigheid van een vaccinatiebewijs
als basis voor een DCC of ctb. Jongeren van 13 tot 18 jaar zijn uitgezonderd van een
geldigheidsduur voor een ctb op basis van vaccinatie, omdat zij (nog) niet geadviseerd
zijn om een boostervaccinatie te laten zetten. Het wordt onwenselijk geacht om deze
doelgroep 270 dagen na volledige vaccinatie tot 18 jaar geen ander alternatief te
geven dan testen. De Gezondheidsraad zal de regering adviseren over de noodzaak en
mogelijkheid voor jongeren van 13 tot 18 jaar om een boosterprik te nemen.
Ctb op basis van vaccinatie voor personen die in het buitenland zijn gevaccineerd
en in Nederland wonen of de Nederlandse identiteit hebben
De beperking in de geldigheidsduur van vaccinatiebewijzen werkt ook door naar de uitgifte
van papieren ctb’s aan personen die in Nederland wonen of de Nederlandse identiteit
hebben en die in een derde land zijn gevaccineerd. Op grond van artikel 6.31a van
de Trm kunnen zij bij de GGD Utrecht, GGD Groningen, GGD Rotterdam-Rijnmond en de
GGD Amsterdam-Amstelland een verzoek doen om het verstrekken van een ctb op basis
van de vaccinatie. Ook kan het DCC, uitgegeven via uitzonderingsroutes (CKVP/HKVI)
met behulp van een lettercombinatie, ingescand worden om zo het papieren bewijs in
te laden in de CoronaCheck-app. Met de onderhavige regeling gaat hierbij gelden dat
sprake moet zijn van een vaccinatie die voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel
6.29, tweede lid, onderdeel b, onder 1° en 2°, onderdeel c, onder 1° en 2° en onderdeel
d, onder 1°. Dit betekent dat sprake moet zijn van een voltooide vaccinatie doordat
alle vaccins waaruit de primaire reeks bestaat zijn toegediend, de wachttijd is doorlopen
én sinds de laatste toegediende vaccinatie van de primaire cyclus niet meer dan 270
dagen zijn verstreken, tenzij een boosterprik is toegediend.
Aanpassing inreisregels in verband met aanpassing van de geldigheidsduur van vaccinatiecertificaten
Reizigers komend vanuit een door de Minister van VWS aangewezen hoogrisicogebied binnen
de Europese Economische Ruimte, uit Zwitserland, Andorra, Monaco, San Marino, Vaticaanstad
of uit de Caribische delen van het Koninkrijk zijn uitgezonderd van de testverplichting
zoals beschreven in artikel 6.7a, 6.7b en 6.7d als zij in het bezit zijn van een vaccinatiebewijs
zoals beschreven in artikel 6.7e. In artikel 6.7e is op dit moment geen maximale geldigheidsduur
voor vaccinatiebewijzen vastgesteld. Conform de hiervoor genoemde aangenomen gedelegeerde
verordening, wordt artikel 6.7e gewijzigd door een geldigheidsduur aan het voor inreizen
geaccepteerde vaccinatiebewijs te stellen. Op grond van de gedelegeerde verordening
dienen certificaten waaruit blijkt dat de primaire vaccinatiereeks is voltooid, alleen
te worden aanvaard indien niet meer dan 270 dagen zijn verstreken sinds de datum van
de laatste dosis in die reeks. Een vaccinatiebewijs afgeven meer dan 270 dagen na
de laatst toegediende dosis van de primaire vaccinatiereeks vormt met deze wijziging
na inwerkingtreding geen uitzondering meer op de testverplichting zoals beschreven
in artikel 6.7a, 6.7b en6.7d. Deze uitzondering blijft wel van kracht wanneer de reiziger
beschikt over een vaccinatiebewijs waaruit blijkt dat een aanvullende vaccinatie (boosterprik)
is toegediend.
2.3 Herstelbewijzen
Ook ctb’s op basis van herstel zijn bedoeld om het risico op besmettingen te verkleinen.
Herstel na een eerdere besmetting met het virus biedt bescherming tegen een nieuwe
besmetting. De mate van bescherming loopt echter terug naar mate de tijd vordert.
Daarnaast kan het virus muteren en kan dit tot gevolg hebben dat herstel van een eerdere
virusinfectie minder bescherming biedt bij een nieuwe virus variant. Er zijn aanwijzingen
dat de omikronvariant een aanzienlijk groter risico op verspreiding heeft ten opzichte
van de delta-variant, wat voor een deel verklaard kan worden door verminderde effectiviteit
van de opgebouwde immuniteit na vaccinatie of doorgemaakt infectie.3 Om die reden is ervoor gekozen de geldigheid van een herstelbewijs als basis voor
een ctb te beperken tot 180 dagen na de afname van de positieve test. Deze periode
komt overeen met de geldigheidsduur voor herstelbewijzen als basis voor het DCC. Door
de veranderende epidemiologische omstandigheden wordt de eerdere wijziging van 30 november
2021, waarbij de geldigheidsduur van bewijzen op basis van herstel was verlengd naar
365 dagen, herzien. Hiermee wordt ook voorkomen dat bewijzen op basis van herstel
langer geldig zijn dan bewijzen op basis van vaccinatie, terwijl er onvoldoende epidemiologische
onderbouwing is om te veronderstellen dat die bescherming tegen transmissie beter
is.
2.4 Elektronisch of papieren coronatoegangsbewijs
Het elektronisch én het papieren ctb bestaat uit een QR-code waarin een minimaal aantal
gegevens is opgenomen. Eén van deze gegevens betreft de geldigheidsduur van het ctb.
Deze geldigheidsduur van het ctb wordt in de eerste plaats bepaald door de geldigheidsduur
van het bewijs waarop het ctb is gebaseerd, maar wordt in de praktijk beperkt tot
de zogeheten ‘technische’ geldigheidsduur.
Voor het elektronisch ctb geldt dat het bewijs dat de basis vormt voor de QR-code
is opgedeeld in delen die maximaal 24 uur geldig zijn, waarbij die delen voor maximaal
28 dagen tegelijk worden uitgegeven. Wanneer er nog slechts enkele delen voorradig
zijn zal de app opnieuw langs de server gaan om nieuwe delen te verkrijgen. De gebruiker
merkt hier zelf in principe niets van.
Voor het papieren ctb geldt nu dat de QR-code een technische geldigheidsduur heeft
van een jaar. Om uitvoeringstechnische redenen wordt deze termijn verkort naar maximaal
90 dagen. Er is gekozen voor een termijn van 90 dagen om enerzijds voldoende flexibel
te zijn bij een volgende beleidswijziging en anderzijds de uitvoeringslast voor de
burger en de uitvoeringsinstanties niet te hoog op te laten lopen. Het papieren ctb
is – anders dan het elektronisch ctb – statisch. De QR-code op een papieren ctb kan
daarom niet automatisch ververst worden. Dit betekent dat de gebruiker van het papieren
ctb zelf een nieuwe papieren versie van het ctb zal moeten printen of opvragen, zodra
de technische geldigheidsduur van de QR-code verstrijkt. Gelet hierop vermeldt het
papieren ctb ook altijd expliciet de geldigheidsduur. De geldigheidsduur van het ctb
kan ook korter zijn dan 90 dagen, wanneer de geldigheid van het bewijs waarop het
ctb is gebaseerd verloopt binnen die 90 dagen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een
papieren ctb gebaseerd op een vaccinatiebewijs, dat wordt uitgeprint of wordt verstrekt
op dag 200 na toediening van de vaccinatie. Het ctb dat dan wordt afgegeven heeft
een geldigheidsduur van 70 dagen en de technische geldigheidsduur van de QR-code wordt
hierbij dan aangesloten.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat voor het DCC op papier geldt, dat daaraan onverminderd
een technische geldigheidsduur van 12 maanden blijft gelden. Er is geen reden om die
geldigheidsduur in te perken naar 90 dagen zoals voor het ctb, omdat, anders dan bij
het ctb, de QR-code van het DCC meer informatie bevat, zoals de datum waarop een vaccin
is toegediend, het volgnummer en het soort vaccin. Dit betekent dat op het moment
van scannen het DCC tegen de op dat moment geldende regels kan worden gevalideerd.
Voor het ctb geldt, dat slechts een beperkt aantal gegevens in de QR-code is opgenomen,
conform de keuze om de verwerking van persoonsgegevens tot een minimum te beperken.
In artikel 6.28 van de Trm is beschreven welke gegevens in de QR-code van het ctb
zijn opgenomen.
3. Coronatoegangsbewijs bij kort verblijf op basis van een in een derde land toegediende
vaccinatie
Op grond van de Wpg kan worden bepaald dat deelname aan bepaalde activiteiten of toegang
tot bepaalde voorzieningen slechts mogelijk is op vertoon van een ctb. Een ctb wordt
verstrekt op basis van een negatieve testuitslag, een volledige vaccinatie tegen het
virus SARS-CoV-2 (coronavirus) of het herstel van een uit een positieve testuitslag
blijkende infectie met dat virus. Voor testen en vaccinaties die in Nederland zijn
uitgevoerd respectievelijk zijn toegediend worden ctb's en Digitale Covid Certificaten
(DCC's) uitgegeven in de zin van Verordening 2021/953 van het Europees Parlement en
de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding
van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat)
teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (PbEU 2021,
L 211/1). Toegang tot activiteiten en voorzieningen kan ook worden verkregen met een
DCC dat op grond van de verordening is uitgegeven door een andere lidstaat of door
een land waarvoor door de Europese Commissie een zogenoemd equivalentiebesluit is
afgegeven. Verder kunnen personen die in Nederland wonen of Nederlanders die in een
derde land woonachtig zijn, een DCC en bijgevolg een ctb verkrijgen op basis van een
volledige vaccinatie in een derde land, hetgeen voor hen vanwege de langere geldigheidsduur
aantrekkelijker kan zijn dan een ctb voor kort verblijf.
Personen die kort in Nederland verblijven en die gevaccineerd zijn in een derde land
(en waarvoor geen equivalentiebesluit is afgegeven) kunnen niet via een van de bovengeschetste
routes beschikken over een ctb of DCC op basis van die vaccinatie. Deze personen moeten
een test laten uitvoeren om gebruik te kunnen maken van activiteiten en voorzieningen
waarvoor het tonen van een geldig ctb vereist is (ctb op basis van een negatieve uitslag).
Het gaat bijvoorbeeld om toeristen en personen die zakelijk of beroepsmatig naar Nederland
reizen. Bij deze laatste categorie valt te denken aan cabinepersoneel, scheepvaartpersoneel,
vrachtwagenchauffeurs, bezoekers van internationale beurzen, conferenties en congressen
en medewerkers van boorplatforms. Naar schatting gaat het om – in een situatie waarbij
voorzieningen regulier toegankelijk zijn met een ctb – 2.000 tot 2.500 personen per
dag, waarvan het grootste deel via de luchthaven Schiphol inreist. Een ctb op basis
van een negatieve testuitslag is slechts 24 uur geldig, terwijl een deel van deze
personen vaak deelneemt aan activiteiten of gebruik maakt van voorzieningen waarvoor
het tonen van een geldig ctb verplicht kan worden gesteld. Dit betekent dat zij zich
– ondanks dat zij volledig gevaccineerd zijn – toch frequent moeten laten testen.
In de eerste plaats is dat belastend voor deze gevaccineerde personen zelf, niet alleen
logistiek door herhaald bezoek aan een testfaciliteit, maar ook in lichamelijk opzicht
als gevolg van de veelvuldige testafname. Ten tweede kost dit testcapaciteit die beschikbaar
is voor Testen voor Toegang. Ten derde vormt dit een belemmering voor toeristen en
personen die zakelijk of beroepsmatig naar Nederland reizen, hetgeen ook in economische
zin nadelig is.
Om de bovengenoemde nadelen weg te nemen, wordt mogelijk gemaakt om aan deze personen
die in een derde land zijn gevaccineerd een passend ctb aan te bieden. Bij de vormgeving
van dit ctb is rekening gehouden met praktische uitvoerbaarheid, zonder de functie
van de bestrijding van de epidemie van covid-19 uit het oog te verliezen. Dit heeft
geresulteerd in de introductie van een ctb voor kort verblijf op basis van een in
een derde land toegediende vaccinatie, dat gedurende veertien dagen geldig is voor
personen die volledig gevaccineerd zijn. Dit ctb voor kort verblijf wordt toegekend
bij volledige vaccinatie in een derde land met een door het College ter beoordeling
van de geneesmiddelen (CBG), het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) of Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) goedgekeurd vaccin in combinatie met een geldige negatieve uitslag van een test
die na aankomst in Nederland is uitgevoerd.
Om snel en efficiënt een ctb voor kort verblijf te kunnen afgeven vindt de beoordeling
van het bewijs van vaccinatie plaats op hoofdlijnen, gelet op de omvang van de doelgroep
waarvoor dit type ctb bestemd is. Er bestaat voor deze doelgroep geen toegang tot
de brongegevens van de vaccinatie. Evenmin worden gegevens over de vaccinatie, anders
dan het gegeven dat het vaccinatiebewijs na toetsing op hoofdlijnen voldoet aan de
voorwaarden, opgeslagen. Vanwege deze toets op hoofdlijnen is de geldigheidsduur van
het ctb voor kort verblijf beperkt. Gekozen is voor een geldigheidsduur van ten hoogste
veertien dagen omdat deze termijn volstaat voor de verblijfsduur van het overgrote
deel van de doelgroep en omdat de afgifte van dit ctb slechts op enkele plaatsen in
het land wordt gefaciliteerd. Als de geldigheidsduur is verstreken, kan men bovenstaand
proces van beoordeling gecombineerd met een negatieve testuitslag herhalen om wederom
een ctb voor kort verblijf te verkrijgen. Men kan zich daarvoor dan tot een hiervoor
bedoelde locatie wenden. Opgemerkt wordt, dat parallel ook gewerkt wordt aan de mogelijkheid
om een meer duurzaam proces voor personen die voor kort verblijf naar Nederland komen
in te richten, waarbij vaccinatie bewijzen kunnen worden omgezet in een regulier ctb
op basis van vaccinatie.
Er is voor gekozen om een ctb voor kort verblijf uitsluitend te verstrekken aan personen
die beschikken over een geldige negatieve testuitslag. Dit betekent dat die testuitslag
ook kan worden gebruikt om daar een ctb op basis van een negatieve testuitslag mee
aan te maken als bedoeld in artikel 6.29, eerste lid, van de Trm. Hiervoor is gekozen
omdat de toets van het vaccinatiebewijs op hoofdlijnen plaatsvindt. Daardoor kan niet
geheel worden uitgesloten dat de vaccinatie mogelijk ondeugdelijk is en niet (geheel)
voldoet aan de daaraan gestelde wettelijke vereisten.
Om redenen van praktische uitvoerbaarheid dient degene die een ctb voor kort verblijf
aanvraagt te beschikken over een negatieve testuitslag die uitsluitend beschikbaar
is via een ophaalcode. Voor testuitslagen die in een derde land zijn uitgevoerd, ontbreekt
deze ophaalcode. Daarom dient een dergelijke test altijd in Nederland te zijn uitgevoerd.
4. Uitvoering en (financiële) gevolgen
4.1 Aanpassing geldigheidsduur
Op 1 april 2022 worden alle papieren ctb’s die vóór inwerkingtreding van deze regeling
zijn uitgegeven onbruikbaar gemaakt. Dit geeft voldoende ruimte om aan de groep mensen
die al langer geleden een papieren ctb hebben ontvangen, een nieuw papieren ctb te
verstrekken dat in overeenstemming is met de gewijzigde regelgeving.
Voor elektronische ctb’s geldt, dat deze automatisch worden afgestemd op de nieuwe
regelgeving zodra die in werking treedt.
Deze aanpassing van de geldigheidsduur heeft gevolgen voor burgers en zorgaanbieders,
zoals de GGD’en en huisartsen. Onder paragraaf 7.1 wordt in het kader van de toegenomen
regeldruk hier nader op ingegaan.
4.2 Ctb voor kort verblijf
Het ctb voor kort verblijf bestaat zoals hiervoor is beschreven uit een combinatie
van een toets van het vaccinatiebewijs die plaatsvindt onder verantwoordelijkheid
van de Minister van VWS en een negatieve uitslag van een in Nederland uitgevoerde
test.
4.2.2 Beoordeling van het vaccinatiebewijs
Om een ctb voor kort verblijf te kunnen verkrijgen, dient een vaccinatiebewijs overlegd
te worden. Gecontroleerd wordt of de persoonsgegevens die vermeld zijn op het vaccinatiebewijs
overeenstemmen met het identiteitsbewijs van de betrokkene en of de vaccinatie op
het moment van de toets voldoet aan de voorwaarden die in artikel 6.29, tweede lid,
onderdelen b, onder 1° en 2°, c, onder 1° en 2° en d, onder 1°, zijn gesteld. In laatstgenoemd
artikel wordt geregeld wanneer sprake is van een voltooide vaccinatie en hoe lang
een vaccinatiebewijs geldig is. In de onderhavige regeling wordt aan een vaccinatiebewijs
een geldigheidsduur van 270 dagen verbonden, welke termijn wordt gerekend vanaf de
laatste vaccinatie die in het kader van een primaire vaccinatiereeks is toegediend
tenzij een boosterprik is toegediend. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat van een
voltooide vaccinatie ook sprake kan zijn als een persoon na een positieve testuitslag
één vaccin toegediend heeft gekregen en dit uit het geleverde bewijs voldoende blijkt.
Voorts wordt op hoofdlijnen gecontroleerd of de vaccinatie voldoet aan de daaraan
gestelde wettelijke vereisten en is gezet met een door het CBG, EMA of WHO goedgekeurd
vaccin. Die controle vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de Minister van
VWS.
Operationeel gezien zal het proces als volgt verlopen. Na aankomst in Nederland kan
een persoon zich melden bij een speciaal daarvoor ingerichte balies welke voorzien
zijn op de centrale stations in Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Utrecht. Bij deze
balie, die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van VWS valt, zal worden
gevraagd naar een geldig identiteitsbewijs en een vaccinatiebewijs. Het vaccinatiebewijs
dient:
-
– te zijn opgesteld in het Nederlands, Engels, Duits, Frans, Italiaans, Portugees of
Spaans;
-
– persoonsgegevens van de gevaccineerde persoon te bevatten, alsmede de merknaam en
de naam van de fabrikant van elk vaccin dat is toegediend en informatie over de datum
waarop elk vaccin is toegediend, en
-
– voorzien te zijn van een relevant logo of kenmerk van een land, instituut of arts.
Indien een persoon deze documenten kan overleggen wordt een dossier geopend in de
applicatie die binnen de balie wordt gebruikt. Wanneer een Nederlands identiteitsbewijs
wordt overlegd, zal aan de balie middels een zogenoemde BRP-check worden nagegaan
of de persoon woonachtig is in Nederland. Indien het vaccinatiebewijs en de vaccinatie
zelf voldoen aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van een ctb voor kort verblijf
op basis van een in een derde land toegediende vaccinatie wordt én de persoon niet
met een woonadres in de Basisregistratie Personen staat vermeld, wordt aan de persoon
per e-mail een ophaalcode verstrekt. Om de bekendheid van de doelgroep voor het ctb
voor kort verblijf met en over dit proces te bevorderen, zal er gerichte communicatie
worden ontwikkeld.
De controle van het vaccinatiebewijs zal plaatsvinden op een beperkt aantal centrale
locaties in het land.
Indien bij controle op hoofdlijnen van het vaccinatiebewijs blijkt dat geen sprake
is van een door het CBG, de EMA of de WHO erkende of voltooide vaccinatie, of dat
het vaccinatiebewijs niet of onvoldoende betrouwbaar kan worden geacht, kan geen ctb
voor kort verblijf worden afgegeven op basis van een in een derde land toegediende
vaccinatie. De reiziger kan in dat geval wel op basis van een negatieve testuitslag
(24 uur) deelnemen aan activiteiten of gebruik maken van voorzieningen waarvoor in
Nederland een ctb is voorgeschreven. De controle die aan de balie wordt uitgevoerd,
zal, mede gelet op het naar verwachting grote aantal personen dat zich dagelijks meldt
voor een controle, minder uitgebreid zijn dan de controle die de GGD’en in de regio’s
Utrecht, Groningen en Rotterdam-Rijnmond op dit moment uitvoeren van door een derde
land afgegeven vaccinatiebewijzen aan Nederlanders of personen die in Nederland wonen.
Bij die controle wordt bijvoorbeeld ook nagegaan of de naam van de fabrikant juist
is, worden controlevragen gesteld en worden de echtheidskenmerken van het bewijs gecontroleerd
en indien nodig vergeleken met beschikbare voorbeelden in een beeldbank. Ook worden
daarbij de gegevens van het vaccinatiebewijs opgeslagen. Bij de ctb’s voor kort verblijf
neemt dit, gezien de omvang van de doelgroep, te veel tijd in beslag, waardoor de
toets voornamelijk bestaat uit controle van de vereiste gegevens. De gekozen opzet
voor het ctb voor kort verblijf, waarbij de controle van het vaccinatiebewijs wordt
gecombineerd met een negatieve testuitslag en een beperkte geldigheidsduur van het
ctb, biedt een concrete oplossing aan de doelgroep terwijl deze op het vlak van gegevensverwerking
en frauderisico proportioneel is.
4.2.3 Negatieve testuitslag
Degene die een ctb voor kort verblijf wil verkrijgen, kan zich op elk gewenst moment
na aankomst melden bij een testaanbieder in Nederland die is aangesloten op CoronaCheck,
in de meeste gevallen op basis van een van tevoren gemaakte afspraak, voor het afnemen
van een test. Dergelijke testaanbieders zijn op veel plaatsen en verspreid over het
land beschikbaar. Indien de test een negatieve uitslag geeft, ontvangt de reiziger
hiervan via e-mail en/of sms een bericht. Vervolgens kan door middel van een ophaalcode
de testuitslag worden ingelezen in de CoronaCheck-app, waarna een ctb wordt aangemaakt
op basis van een negatieve testuitslag met een geldigheidsduur van 24 uur. De testuitslag
kan tevens worden gebruikt om het ctb voor kort verblijf te activeren. Indien de test
positief is, wordt geen ctb verstrekt en krijgt de reiziger het dringende advies in
quarantaine te gaan. In dat geval wordt er tevens melding gedaan bij de GGD.
4.2.4 Activatie en geldigheidsduur
Nadat een persoon zowel door middel van een ophaalcode die is verstrekt na de toets
op hoofdlijnen van het vaccinatiebewijs als door middel van een ophaalcode een negatieve
testuitslag heeft opgehaald in de CoronaCheck-app, wordt het ctb voor kort verblijf
uitgegeven. Het ctb voor kort verblijf is ten hoogste veertien dagen geldig, welk
moment aanvangt op het moment van vaststelling dat het vaccinatiebewijs voldoet aan
de gestelde voorwaarden. Dit betekent dat wanneer na die vaststelling een aantal dagen
wordt gewacht tot een test wordt afgenomen en een negatieve testuitslag via een ophaalcode
wordt ingelezen in de CoronaCheck-app, het ctb voor kort verblijf dat daarna kan worden
aangemaakt een geldigheidsduur heeft van veertien dagen minus de dagen die zijn verstreken
tussen het moment van vaststelling dat het vaccinatiebewijs aan de voorwaarden voldoet
en het aanmaken van het ctb voor kort verblijf.
4.2.5. Kosten
De kosten voor de rijksbegroting worden als volgt ingeschat.4 De kosten voor het afnemen van de testen zijn reeds begroot via de brede inzet van
het ctb. Met het verstrekken van een ctb dat veertien dagen geldig is, zullen er voor
personen die in een derde land zijn gevaccineerd en die kort in ons land verblijven
mogelijk zelfs minder kosten gemaakt worden dan in het bestaande systeem van testen
die 24 uur geldig zijn. Deze personen zullen zich immers nog maar één keer laten testen
en de kosten van de testen die 24 uur geldig zijn komen ook voor rekening van de rijksbegroting.
Daarnaast zijn er kosten verbonden aan het opzetten en exploiteren van de baliefunctie
onder verantwoordelijkheid van de Minister van VWS. Naar verwachting zullen er op
de beoogde inreislocaties dagelijks ca. 2.000 tot 2.500 personen gebruik maken van
de faciliteiten. Per persoon wordt een ‘behandelduur’ van ca. zeven minuten verwacht.
De geschatte kosten voor onder meer huisvesting, faciliteiten, beveiliging, personeelskosten
bedragen ca. € 1,5 mln. per maand exclusief opstart- en afbouwkosten, tot op zekere
hoogte afhankelijk van het aantal personen dat gebruik maakt van deze faciliteit.
De opstart- en afbouwkosten worden geschat op ca. € 0,3 mln. De baliefunctie voor
toetsing van het vaccinatiebewijs ten behoeve van de verstrekking van het ctb voor
kort verblijf kan vanaf begin 2022 worden aangeboden en zal vooralsnog voor een periode
van minstens drie maanden operationeel zijn.
4.3 Papieren bewijzen
De extra kosten voor de papieren bewijzen bedragen € 1,3 miljoen voor 2022. Dit betreft
nog een claim waarvan budgettair verzocht wordt om deze kosten toe te voegen aan de
begroting van VWS. De verwerking zal dan geschieden per 4e ISB 2022, welke nog wordt
geagendeerd voor de MR. Dit is naar verwachting 4 februari.
5. Grondrechten en bescherming persoonsgegevens
Ctb voor kort verblijf
Het ctb voor kort verblijf dat met deze regeling mogelijk wordt gemaakt, raakt grondrechten
met betrekking tot met name de lichamelijke integriteit en de privacy. Deze grondrechten
zijn opgenomen in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en artikel 8 van het EVRM.
Deze grondrechten zijn echter niet absoluut. De beperking moet bij wet zijn voorzien
en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn, dat wil zeggen geschikt, subsidiair
en proportioneel. Daarnaast dient het kabinet artikel 58rb, tweede lid, Wpg in acht
te nemen. Verder heeft het kabinet de plicht om maatregelen te treffen ter bevordering
van de volksgezondheid.5 Hoofdstuk Va Wpg voorziet in de vereiste wettelijke basis voor het ctb. Ook aan het
noodzakelijkheidsvereiste wordt voldaan. De volksgezondheid is een gerechtvaardigd
belang voor een inbreuk op grondrechten en het Outbreak Management Team heeft in zijn
126e advies aangegeven dat het ctb een belangrijke bijdrage levert aan het reduceren van
besmettingen met het virus SARS-CoV-2 op plekken waar veel mensen samenkomen. In de
afweging naar subsidiariteit wordt betrokken dat voor een ctb voor van kort verblijf
betrokkenen minder vaak getest hoeven te worden, wat de inbreuk op de lichamelijke
integriteit als gevolg van de herhaaldelijke afname van een test vermindert. Geheel
afzien van een test zou een nog minder vergaande maatregel zijn. Daarmee zouden deze
personen volledig gelijk worden behandeld aan mensen die in Nederland zijn gevaccineerd,
of met Nederlanders of mensen die in Nederland wonen die in een derde land zijn gevaccineerd
en die via de GGD’en in de regio’s Utrecht, Groningen of Rotterdam-Rijnmond een papieren
ctb kunnen krijgen.
In de praktijk zoals hierboven geschetst, brengt dat een weliswaar beperkt, maar toch
niet verwaarloosbaar, groter risico op transmissie van het coronavirus met zich in
die gevallen waarin het vaccinatiebewijs of de vaccinatie niet geheel aan de eisen
voldoet. Immers, anders dan voor personen die in Nederland zijn gevaccineerd, zijn
van de toediener van een vaccinatie in een derde land geen gegevens bekend waarmee
met de applicatie CoronaCheck, de webapplicatie coronacheck.nl of een portalapplicatie
een ctb kan worden aangemaakt. Evenmin vindt dezelfde uitgebreidere beoordeling van
de vaccinatiebewijzen plaats die thans door de GGD’en in de regio’s Utrecht, Groningen,
Rotterdam-Rijnmond en Amsterdam-Amstelland wordt uitgevoerd op vaccinatiebewijzen
van Nederlanders of personen die in Nederland wonen en die in een derde land zijn
gevaccineerd, waarbij ook medische gegevens van het vaccinatiebewijs worden geregistreerd.
De snellere controle van het vaccinatiebewijs die wordt uitgevoerd door de Minister
van VWS, met een toets of de persoonsgegevens overeenkomen met de gegevens op het
identificatiemiddel en of alle voorgeschreven gegevens op het vaccinatiebewijs aanwezig
zijn en of sprake is van een door het CBG, de EMA of de WHO goedgekeurd vaccin, maakt
dat geheel afzien van de test op dit moment niet verantwoord is. Daarnaast is het
uitvoeringstechnisch niet mogelijk om alle personen die in een derde land zijn gevaccineerd
door de GGD’en in de regio’s Utrecht, Groningen of Rotterdam-Rijnmond te laten beoordelen.
De dagelijkse grote aantallen personen, de korte verblijfsduur van deze personen en
het proces waarbij er gewerkt wordt met vooraanmelding via een telefonische helpdesk,
gevolgd door een afspraak op locatie, maken dit geen reëel alternatief.
In de afweging van proportionaliteit wordt de termijn betrokken waarbinnen men zich
opnieuw moet laten testen voor het ctb voor kort verblijf. De periode van veertien
dagen is ruimer dan de gemiddelde verblijfsduur van deze groep personen in ons land.
Wat betreft de beperking op het recht op lichamelijke integriteit wordt tot slot opgemerkt,
dat er geen extra eisen worden gesteld aan vaccinatie, anders dan dat een geldig vaccinatiebewijs
wordt overgelegd om het ctb voor kort verblijf aan te vragen. Men kan altijd gebruik
maken van een negatieve testuitslag (artikel 58ra, tweede lid, onder b, Wpg).
Deze regeling voorziet niet in het verstrekken van een DCC door Nederland. Wel biedt
de verordening ruimte om een vaccinatiecertificaat uit te geven aan personen die in
een derde land zijn gevaccineerd. Aan deze ruimte is als volgt invulling gegeven.
Iedereen die in het Europees deel van Nederland of in Caribisch Nederland woont, kan
van de GGD’en van de regio's Utrecht en Groningen een DCC ontvangen als na bestudering
van de daartoe strekkende bewijsstukken is vastgesteld dat in een derde land een volledige
vaccinatie is ontvangen. Dat geldt ook voor een Nederlander die in een derde land
woont. Omdat een DCC niet gebruikt kan worden voor toegang tot activiteiten en voorzieningen,
wordt tegelijkertijd een ctb verstrekt. En andersom wordt tegelijk met een ctb, dat
niet gebruikt kan worden voor reizen, ook een DCC verstrekt. Anderen, dat wil zeggen
personen die niet in het Europees deel van Nederland of in Caribisch Nederland wonen
en ook niet de Nederlandse nationaliteit hebben, komen niet in aanmerking voor een
DCC, maar kunnen wel het ctb voor kort verblijf ontvangen dat met deze regeling wordt
geïntroduceerd. In deze systematiek wordt dus niet louter op basis van nationaliteit
onderscheid gemaakt. Het is uitvoeringstechnisch op dit moment niet mogelijk om de
laatstgenoemde groep personen ook in aanmerking te laten komen voor een ctb op basis
van vaccinatie of een DCC omdat een beoordeling zoals thans door de GGD’en in de regio’s
Utrecht, Groningen en Rotterdam-Rijnmond wordt uitgevoerd, arbeidsintensief is en
een toestroom van enkele duizenden personen per dag niet uitvoerbaar is. Voor zover
hierdoor sprake is van ongelijke behandeling, zijn de gevolgen gering aangezien gedurende
het kortdurende verblijf na een test op infectie met het coronavirus en een summiere
toets van het vaccinatiebewijs gedurende veertien dagen toegang verkregen kan worden
tot alle activiteiten en voorzieningen waarvoor een ctb voorgeschreven is. Zonder
dit ctb voor kort verblijf zou betrokkene zich steeds opnieuw moeten laten testen
omdat een ctb louter op basis van een negatieve testuitslag 24 uur geldig is.
De inbreuk op het recht van privacy is zo gering mogelijk gehouden. De afgifte van
een ctb op basis van een negatieve testuitslag met een geldigheidsduur van 24 uur
omvat volgens de reeds geldende regelgeving een verwerking van de minimaal benodigde
gegevens om een ctb op te baseren. Dit deel van het proces blijft onveranderd. Voor
het ctb met een geldigheidsduur van veertien dagen wordt met onderhavige regeling
een nieuw proces geïntroduceerd. De betrokkene moet aan de Minister van VWS een vaccinatiebewijs
overleggen dat persoonsgegevens omvat. Dit vaccinatiebewijs wordt vervolgens door
de Minister van VWS getoetst op inhoudelijke kenmerken. Daarnaast dient betrokkene
zich te legitimeren met een geldig identiteitsbewijs, en dient deze persoon voor het
activeren van het ctb voor kort verblijf te beschikken over een geldige negatieve
testuitslag met daarbij horende ophaalcode en de bij het ctb voor kort verblijf behorende
ophaalcode. De Minister van VWS zal de voor- en achternaam, geboortedatum, mobiele
telefoonnummer en emailadres registreren. Indien het vaccinatiebewijs en de vaccinatie
zelf aan alle voorwaarden voldoen, zal de Minister van VWS dit registreren. Het systeem
waarin deze registraties plaatsvinden zal organisatorisch zo worden vormgegeven, dat
dit wordt afgeschermd voor andere taken die onder de verantwoordelijkheid van de Minister
van VWS worden uitgevoerd. Vervolgens verstrekt de Minister van VWS op verzoek van
de betrokkene de gegevens die nodig zijn om via de CoronaCheck-app een code aan te
maken. Samen met de code die betrokkene ontvangt om negatieve testuitslag op te halen,
kan de betrokkene een ctb voor kort verblijf aanmaken. In de CoronaCheck-app worden
de negatieve testuitslag en de beoordeling van de vaccinatie ten behoeve van het ctb
voor kort verblijf aan elkaar gekoppeld, waarna het ctb voor kort verblijf wordt uitgegeven.
Dit betekent dat het ctb op basis van een negatieve testuitslag wordt overschreven
door het Ctb voor kort verblijf. Wordt eerst de ophaalcode voor het ophalen van de
beoordeling van de vaccinatie ten behoeve van het ctb voor kort verblijf in de CoronaCheck-app
ingevuld, dan zal deze inactief blijven totdat er een negatieve testuitslag toegevoegd
wordt, mits de test binnen de geldigheidsduur van veertien dagen na het moment van
toetsing van het vaccinatiebewijs plaatsvindt. De invoer van beide ophaalcodes kan
dus in willekeurige volgorde. Het ctb voor kort verblijf kan echter dus alleen geactiveerd
worden in combinatie met een negatieve testuitslag. De vaccinatiestatus van betrokkene
komt in het ctb voor kort verblijf alleen tot uitdrukking door de langere geldigheidsduur
van veertien dagen. Bij het lezen van het ctb met de CoronaCheck Scanner wordt niet
zichtbaar gemaakt waarop het ctb is gebaseerd.
6. Caribisch Nederland
De aanpassingen in de geldigheidsduur van het ctb op basis van vaccinatie en herstel
wordt ook opgenomen in de Trm Bonaire, Trm Sint Eustatius en de Trm Saba. Op dit moment
heeft geen van de drie eilanden het ctb ingevoerd. Daarom ziet de overgangsbepaling
alleen op de Trm en niet op de Trm Bonaire, de Trm Sint Eustatius en de Trm Saba.
7. Regeldruk
7.1 Aanpassing geldigheidsduur
De wijzigingen hebben enige gevolgen voor de regeldruk, omdat met een wijziging van
de geldigheidsduur van het ctb op basis van vaccinatie of herstel papieren ctb’s opnieuw
zullen moeten worden uitgegeven. Voor burgers met een elektronisch ctb levert deze
wijziging geen extra regeldruk op omdat de Coronacheck-applicatie de wijziging automatisch
doorvoert.
Wanneer een burger (opnieuw) gebruik wil maken van de CoronaCheck-applicatie en eerder
gebruik heeft gemaakt of kunnen maken van gegevens die geregistreerd waren bij de
huisarts, dan geldt dat voor de meeste burgers, indien daarvoor toestemming is gegeven,
deze gegevens inmiddels in het registratiesysteem van het RIVM staan en deze met behulp
van het DigiD zijn op te halen. Daarmee kunnen deze burgers zowel een elektronisch
ctb als een papieren ctb ophalen of aanvragen. In samenwerking met de Landelijke Huisartsen
Vereniging en het RIVM is het inmiddels voor huisartsen mogelijk om deze koppeling
van registratiesystemen tot stand te brengen.
Voor burgers die geen toestemming hebben gegeven aan hun huisarts om hun gegevens
te delen met het RIVM of burgers waarvan de huisarts nog geen koppeling tot heeft
gebracht, blijft het mogelijk om de registratie bij de huisarts op te vragen en met
behulp van deze registratie (opnieuw) een ctb aan te maken. Naar schatting 10.000
burgers hebben een vaccinatie gekregen bij de huisarts, geen toestemming gegeven voor
het delen van de gegevens met het RIVM en maakt gebruik van een papieren ctb. Naar
schatting 5.000 niet-mobiele thuiswonenden hebben hun primaire vaccinatie en/of hun
boostervaccinatie gehad van de huisarts en geen toestemming gegeven voor het delen
van hun gegevens met het RIVM. De inschatting is dat een kleiner deel van de niet-mobiele
thuiswonenden een coronatoegangsbewijs zal aanvragen, dan de mobiele burgers. Voor
de groep die gevaccineerd is door de huisarts en geen toestemming heeft gegeven of
waarvan de huisarts (nog) geen koppeling tot stand heeft gebracht is de regeldruk
meer toegenomen dan voor de groep die toestemming heeft gegeven en waarvan de huisarts
de koppeling van registratiesystemen tot stand heeft gebracht.
Voor burgers die in het bezit zijn van een papieren ctb en de uitvoeringsinstanties
die hen ondersteunen zal dit ook extra regeldruk tot gevolg hebben. Het ctb zal vaker
geprint moeten worden, omdat een kortere technische geldigheidsduur aan de papieren
bewijzen wordt meegegeven. Het verkorten van de technische geldigheidsduur van papieren
ctb’s is wenselijk om makkelijker te kunnen inspelen op eventuele toekomstige wijzigingen
van de geldigheidsduur van het ctb zoals die is bepaald in artikel 6.29 Trm.
Het is voor een groot deel van de burgers die in het bezit zijn van een papieren ctb
ook mogelijk om over te stappen van een papieren ctb op de digitale ctb. Daarmee wordt
toekomstige extra regeldruk voorkomen. Er zijn op dit moment voor zover bekend ongeveer
1,2 miljoen papieren verklaringen door zorgaanbieders uitgegeven voor mensen die niet
via de reguliere route een coronatoegangsbewijs hebben kunnen krijgen. Een oorzaak
daarvan kan zijn dat de registratie niet op orde was of de data was niet voldoende
op orde, of dat deze persoon niet in het bezit was van de juiste identificatiemiddelen
(ID, BSN, DigiD of RNI/BRP-registratie), of volledig of deels in het buitenland gevaccineerd
is. In veel van deze gevallen zijn deze problemen inmiddels verholpen of kunnen mensen
sneller worden geholpen. Daarbij geldt dat alleen de burgers met een papieren bewijs
opnieuw een bewijs moeten ophalen als de technische geldigheid van dat bewijs verlopen
is. Ook zijn er betere afspraken gemaakt tussen de verschillende helpdesks om te voorkomen
dat burgers niet of onvoldoende geholpen kunnen worden. Met behulp van deze afspraken
is het voor burgers gemakkelijker om door de juiste partij geholpen te worden zonder
vaak te hoeven worden doorverwezen. Desalniettemin zal het beperken van de technische
geldigheidsduur voor met name deze groep burgers en de betrokken uitvoeringsinstanties
als huisartsen, ziekenhuizen en GGD GHOR Nederland een toename in de regeldruk opleveren.
Bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG) zijn er bijna 800.000
aanvragen voor een papieren ctb gedaan, omdat men de elektronische ctb niet heeft
kunnen of willen gebruiken. Een burger kan meermaals een aanvraag hebben ingediend,
dus dit cijfer komt niet overeen met het aantal mensen dat gebruik maakt van deze
dienst. Deze burgers kunnen opnieuw een papieren ctb opvragen bij het CIBG voor 1 april.
Dit levert extra regeldruk op voor deze burgers en voor het CIBG. Op dit moment wordt
verkend of het mogelijk is om hiervoor een automatische printservice te ontwikkelen
waarmee aan burgers, indien zij daartoe toestemming geven, automatisch een papieren
bewijs wordt toegestuurd wanneer de (technische) geldigheid van het papieren bewijs
verlopen is, maar de geldigheidsduur van het ctb op basis van vaccinatie of herstel
nog geldig is. Dit zal op termijn een de verhoging van de regeldruk voor de burger
grotendeels teniet doen.
Om de regeldruk zoveel mogelijk te beperken, is het Ministerie van VWS samen met uitvoeringsinstanties
bezig om voorzieningen te treffen, zoals een automatische printservice die verkend
wordt, die de uitgifte van papieren ctb’s zal vergemakkelijken voor de burger en de
uitvoeringsinstanties. Tevens wordt er in deze regeling een overgangstermijn voor
papieren bewijzen gehanteerd van twee (2) maanden, zodat deze burgers en de betrokken
uitvoeringsinstanties de kans krijgen om het papieren ctb uitgegeven voor de inwerkingtreding
van deze regeling tijdig voor 1 april 2022 te vervangen.
7.2 Ctb voor kort verblijf
Deze regeling maakt het voor personen die in een derde land volledig zijn gevaccineerd
eenvoudiger om te beschikken over een ctb. In plaats van dat zij zich frequent moeten
laten testen om te kunnen deelnemen aan activiteiten of voorzieningen waarvoor een
ctb is voorgeschreven, volstaat het dat zij zich eenmaal per veertien dagen laten
testen, onder overlegging van bescheiden waarover men toch al beschikt voor het inreizen
in Nederland. De regeling heeft hierdoor een positief effect op de regeldruk.
8. Fraude
De verstrekking van het ctb voor kort verblijf wordt zodanig opgezet, dat de kans
op fraude of misbruik wordt beperkt. Zo wordt het ctb enkel verstrekt aan personen
die niet in Nederland staan ingeschreven op basis van een vaccinatiebewijs dat voldoet
aan de voorgeschreven eisen. Verder geldt dat de ophaalcode voor een ctb voor kort
verblijf zoals gezegd alleen wordt verstrekt op een beperkt aantal locaties. De reiziger
moet zich daar persoonlijk melden en zich kunnen legitimeren. Pas na de softwarematige
koppeling van een ophaalcode, verkregen na een negatieve testuitslag, met de ophaalcode
voor een ctb voor kort verblijf, komt de reiziger in aanmerking voor het ctb voor
kort verblijf. De daaraan verbonden code kent een beperkte geldigheidsduur. Doordat
deze slechts veertien dagen geldig is, kan er maar een beperkte tijd gebruik van worden
gemaakt. Er bestaat evenwel een risico dat het vaccinatiebewijs waarover een persoon
beschikt niet echt is. Dat kan ertoe leiden dat een ongevaccineerd persoon een ctb
ontvangt dat veertien dagen geldig is. Omdat dit ctb alleen verstrekt wordt na een
negatieve testuitslag van een test, wordt het risico op besmetting ingeschat als beperkt.
Het risico op fraude met persoonsgegevens is eveneens beperkt. Er worden niet meer
persoonsgegevens verwerkt dan voor het ctb nodig zijn, behalve dat ook nog het gegeven
wordt verwerkt dat een reiziger die in een derde land is gevaccineerd over een vaccinatiebewijs
beschikt dat voldoet aan de gestelde voorwaarden.
Om het risico te beperken dat het ctb voor kort verblijf oneigenlijk wordt verstrekt
aan personen die niet over de juiste documenten beschikken of die niet uit een derde
land afkomstig zijn, vindt er een toetsing op hoofdlijnen plaats bij de genoemde balie.
Onderdeel van deze toetsing is de beschreven BRP-check. Daarnaast worden de mogelijkheden
onderzocht om de QR-code op derdelands vaccinatiebewijzen en het identiteitsbewijs
rechtmatig uit te kunnen lezen. Het feit dat deze toetsing fysiek plaatsvindt en daarbij
zowel een legitimatie als een vaccinatiebewijs moeten worden getoond, beperkt dat
risico. Omdat er een beperkt aantal locaties is waar deze controle plaatsvindt kunnen
de medewerkers daar snel ervaring opdoen met de verscheidenheid aan vaccinatiebewijzen,
hetgeen de kwaliteit van de toetsing ten goede komt. Indien daar aanleiding voor bestaat,
hebben deze medewerkers in voorkomende gevallen de mogelijkheid tot het stellen van
controlevragen.
9. Advisering en consultatie
Deze regeling is op 13 januari 2022 voor advies voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP) en op 14 januari 2022 aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). De regeling
voor het ctb voor kort verblijf is reeds eerder aan deze adviescolleges voorgelegd,
namelijk op 27 oktober 2021. De AP heeft destijds in zijn advies van 1 november 2021
medegedeeld geen opmerkingen te hebben over het concept. Het ATR heeft het dossier
niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de – positieve – gevolgen voor de
regeldruk toereikend in beeld waren gebracht. Op 10 december 2021 is, zoals in de
inleiding is beschreven, de regeling inzake het ctb voor kort verblijf ook aan de
Eerste en Tweede Kamer toegezonden. De regeling zoals deze aan de Eerste en Tweede
Kamer is toegestuurd, is, zoals in de inleiding is beschreven, niet in werking getreden
en wordt bij onderhavige regeling opnieuw vastgesteld. Daarbij zijn enkele wijzigingen
aangebracht in het proces en zijn enkele redactionele wijzigingen aangebracht. Nieuw
is dat de Minister van VWS ook een BRP-check zal gaan uitvoeren indien aan de balie
personen verschijnen met een Nederlands identiteitsbewijs. Omdat hiermee een nieuwe
gegevensverwerking ontstaat, is de regeling opnieuw aan de AP voorgelegd.
De AP heeft in zijn advies van 20 januari 2022 medegedeeld dat er geen opmerkingen
zijn over de hierboven beschreven aanvulling in de regeling van het ctb voor kort
verblijf.
Het ATR heeft in zijn advies van 19 januari 2022 geadviseerd de regeling niet vast
te stellen, tenzij rekening is gehouden met de volgende punten:
-
1. Het college adviseert om de uitwisseling van vaccinatie- en boostergegevens van alle
burgers (die daarvoor toestemming hebben gegeven) met het databestand van het RIVM
voor 1 februari 2022 mogelijk te maken, zodat zij vanaf die datum over een correct
en toereikend papieren ctb en DCC kunnen beschikken. Als dit niet mogelijk is, adviseert
het college om tijdelijk (één van) de geschetste alternatieven in de regelgeving te
verankeren.
-
2. Het college adviseert om één loket te bieden voor burgers die aangewezen zijn op een
papieren ctb en/of DCC om hen daaraan zonder doorverwijzingen te helpen.
-
3. Het college adviseert om de regeldrukparagraaf aan te vullen met een beschrijving
en berekening van de regeldruk die optreedt als gevolg van een mogelijk dubbele uitvraag
van een papieren ctb en DCC. Verder moet de berekening worden aangevuld met de regeldruk
voor de huisartsen.
Ten aanzien van het eerste adviespunt wordt het volgende overwogen. Het ATR voorziet
in het bijzonder voor de groep personen die is aangewezen op een papieren bewijs en
waarvan vaccinatiegegevens in verschillende databestanden zijn opgenomen, problemen.
Het betreft bijvoorbeeld de groep 60-65 jarigen, die in 2021 door huisartsen zijn
gevaccineerd, en die vervolgens een boosterprik bij de GGD hebben ontvangen. Op het
moment dat de bestanden van de huisarts niet gekoppeld zijn met het databestand van
het RIVM, bijvoorbeeld vanwege technische problemen of omdat daartoe door de burger
geen toestemming is gegeven, kan de burger zich tot de toediener van de vaccinatie
wenden om een papieren QR-code te verkrijgen. Hierbij kan een burger problemen ondervinden,
als zijn boosterprik niet wordt meegenomen in het ctb. De LHV en het RIVM hebben hierover
afspraken gemaakt en problemen met de koppeling tussen het HIS en het registratiesysteem
van het RIVM kunnen daarmee opgelost worden. Daarom is de inschatting dat de omvang
van deze problematiek relatief gering is. Met het oog op de inwerkingtreding van onderhavige
regeling, zal in gesprek worden gegaan met de LHV en het RIVM om te bezien of en zo
ja welke problemen er nog mogelijk zijn en hoe deze, waar nodig, kunnen worden opgelost.
Ten aanzien van tweede adviespunt wordt opgemerkt dat één loket waar burgers terecht
kunnen wanneer zij een papieren ctb willen krijgen, op uitvoeringstechnische problemen
stuit. Vandaar dat er voor is gekozen, zoals ook in paragraaf 7.1 is beschreven, om
de samenwerking tussen de verschillende helpdesks te verbeteren. Voor een burger geldt
dat deze altijd terug kan naar de zorgverlener die de vaccinatie heeft toegediend.
Volledigheidshalve wordt in reactie op het advies van het ATR nog opgemerkt, dat het
ctb alleen dient voor gebruik in Nederland en de korte geldigheidsduur van 90 dagen
van het papieren bewijs ziet ook alleen op dit ctb. Met andere woorden, het DCC kent,
zoals eerder is uitgelegd, onverminderd een geldigheid van 12 maanden. Burgers die
langere tijd in het buitenland verblijven en die zijn aangewezen op een papieren versie
van het vaccinatiebewijs, zullen net als in de huidige situatie met die geldigheidsduur
rekening moeten houden.
Tot slot wordt voor wat betreft het derde adviespunt van het ATR verwezen naar paragraaf
7.1, die naar aanleiding van het advies van het ATR is aangevuld met de gevolgen voor
de regeldruk voor de huisartsen en met een mogelijk dubbele uitvraag van het papieren
ctb.
De regeling is besproken met de GGD GHOR en het CIBG. Deze uitvoeringsinstanties hebben
hun zorgen geuit, in het bijzonder vanwege de werklast die de aanpassing van de geldigheidsduur
met zich mee zal brengen en dan vooral vanwege het opnieuw uitgeven van papieren ctb’s.
Er is daarom voor een overgangstermijn van twee maanden gekozen. Voorts wordt in overleg
met de GGD-GHOR en het CIBG gezocht naar het vinden van oplossingen voor de uitvoeringslast.
Inwerkingtreding
Deze regeling is op grond van artikel 58c, tweede lid, Wpg binnen twee dagen nadat
zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De regeling treedt
ingevolge artikel 58c, tweede lid, Wpg niet eerder in werking dan een week na deze
overlegging en vervalt als de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen
met de regeling. De regeling zal zo snel mogelijk worden gepubliceerd en vervolgens
in werking treden, met dien verstande dat voor papieren bewijzen geldt dat artikel
I, onderdeel D, op 1 april 2022 in werking treedt en artikel I, onderdeel F, per 15 februari
2022 in werking zal treden. Hierbij wordt afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17).
De wijziging van de geldigheidsduur voor ctb’s op basis van vaccinatie en herstel
geldt niet voor papieren ctb’s die zijn uitgegeven vóór inwerkingtreding van deze
regeling, en die op 1 april 2022 zullen worden ingetrokken. Dit betekent dat wanneer
de geldigheidsduur van een ctb op grond van de nieuwe regels zoals die na inwerkingtreding
van deze regeling gaan luiden eindigt tussen het moment van inwerkingtreding van deze
regeling en 1 april 2022, het papieren ctb dat is uitgegeven voor inwerkingtreding
nog kan worden gebruikt in situaties waarin het ctb is voorgeschreven om deel te kunnen
nemen aan of toegang te krijgen tot activiteiten of voorzieningen waarvoor het ctb
is voorgeschreven. Artikel I, onderdeel D, treedt voor papieren bewijzen die zijn
uitgegeven voor inwerkingtreding van deze regeling dan ook op 1 april 2022 in werking.
Voor het ctb voor kort verblijf, zoals is opgenomen in artikel I, onderdeel F, geldt
een inwerkingtredingsdatum van 15 februari 2022, waarbij wordt aangesloten op het
verwachte moment van operationalisering van het proces zoals dat in deze toelichting
is beschreven.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties,
E.J. Kuipers