Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 24 januari 2022, kenmerk 3308258-1023182-WJZ, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius, in verband met het stellen van regels inzake het beperken van de geldigheidsduur van het coronatoegangsbewijs in geval van vaccinatie of herstel en het invoeren van een coronatoegangsbewijs voor kort verblijf voor personen aan wie in een derde land een vaccinatie is toegediend

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op de artikelen 58p, tweede lid, 58pa, eerste lid, 58rd, eerste lid, en 58re, tweede en zesde lid, van de Wet publieke gezondheid;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 wordt in de begripsbepaling van geldig coronatoegangsbewijs ‘artikel’ vervangen door ‘de artikelen’ en wordt na ‘6.29’ toegevoegd ‘of 6.31e’.

B

Artikel 6.7e wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De artikelen 6.7a, eerste lid, 6.7b, eerste lid, en 6.7d, eerste en tweede lid, zijn niet van toepassing, indien een persoon, komend uit een door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen hoogrisicogebied, niet zijnde een zeer hoogrisicogebied, of een uitzonderlijk hoogrisicogebied, aan de aanbieder van personenvervoer en aan een toezichthouder een op hem betrekking hebbend bewijs van vaccinatie tegen het virus SARS-CoV-2 kan tonen waaruit blijkt dat:

    • a. de vaccinatie met het covid-19-vaccin Janssen, registratienummer EU/1/20/1525, ten minste achtentwintig dagen voor het moment van aankomst in Nederland is voltooid of de vaccinatie met een ander vaccin ten minste veertien dagen voor het moment van aankomst in Nederland is voltooid; en

    • b. niet meer dan 270 dagen zijn verstreken sinds de datum van voltooiing van de vaccinatie, tenzij in aanvulling op die voltooide vaccinatie een vaccin is toegediend dat eveneens is goedgekeurd door het College ter beoordeling van geneesmiddelen of het Europees Medicijn Agentschap, dan wel door de wereldgezondheidsorganisatie is opgenomen op de Emergency Use Listing.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op een bewijs van aanvullende vaccinatie na de voltooide vaccinatie.

C

Artikel 6.28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘Schriftelijk coronatoegangsbewijs’ vervangen door ‘Elektronisch of papieren coronatoegangsbewijs’.

2. In de aanhef wordt ‘schriftelijk’ vervangen door ‘elektronisch of papieren’.

3. In onderdeel b, onder 1˚, wordt na ‘met dien verstande dat’ ingevoegd ‘in het geval van een elektronisch coronatoegangsbewijs’.

4. In onderdeel b, onder 3˚, wordt aan het slot toegevoegd ‘, bepaald overeenkomstig artikel 6.29, eerste lid, onder d, tweede lid, onder d en e, of derde lid, onder d, of artikel 6.31e, zesde lid’.

D

Artikel 6.29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • d. voor zover het coronatoegangsbewijs betrekking heeft op een persoon van 18 jaar of ouder, op het moment van aanvang van de deelname of toegang niet meer dan 270 dagen zijn verstreken sinds de datum van voltooiing van de vaccinatie, tenzij in aanvulling op die voltooide vaccinatie een vaccin is toegediend dat eveneens is goedgekeurd door het College ter beoordeling van geneesmiddelen of het Europees Medicijn Agentschap, dan wel door de wereldgezondheidsorganisatie is opgenomen op de Emergency Use Listing; en

  • e. voor zover het een papieren coronatoegangsbewijs betreft, op het moment van aanvang van de deelname of toegang niet meer dan 90 dagen zijn verstreken sinds de uitgifte van dat bewijs.

2. Onderdeel d van het derde lid komt te luiden:

  • d. op het moment van aanvang van de deelname of toegang:

    • 1°. ten minste elf dagen en ten hoogste 180 dagen zijn verstreken sinds het tijdstip van afname van de test, bepaald overeenkomstig artikel 6.28, onder b, onder 2°; en

    • 2°. voor zover het een papieren coronatoegangsbewijs betreft, niet meer dan 90 dagen zijn verstreken sinds de uitgifte van dat bewijs.

E

Artikel 6.31a, zevende lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel b vervalt ‘en’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door ‘; en’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. betreft een vaccinatie die op het moment van het verzoek voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 6.29, tweede lid, onder b, onder 1° en 2°, onder c, onder 1°en 2°, en onder d.

F

Na artikel 6.31d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.31e. Coronatoegangsbewijs voor kort verblijf op basis van een in een derde land toegediende vaccinatie

  • 1. Een persoon aan wie in een derde land als bedoeld in verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (PbEU 2021, L 211) een vaccinatie is toegediend kan, mits deze persoon niet als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, een coronatoegangsbewijs voor kort verblijf krijgen, indien deze persoon beschikt over:

    • a. een bewijs van vaccinatie waarvan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft getoetst dat:

      • 1°. het op die persoon betrekking heeft;

      • 2°. de vaccinatie op het moment van de toets, bedoeld in het eerste lid, onder a, voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 6.29, tweede lid, onder b, onder 1° en 2°, onder c, onder 1° en 2° en onder d;

      • 3°. de vaccinatie bestaat uit toediening van een vaccin dat is goedgekeurd door het College ter beoordeling van geneesmiddelen, het Europees Geneesmiddelenbureau of de Wereldgezondheidsorganisatie; en

    • b. een geldige negatieve testuitslag.

  • 2. Ten behoeve van de toets, bedoeld in het eerste lid, onder a, overlegt de persoon, bedoeld in het eerste lid, aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport:

    • a. een geldig identiteitsdocument als bedoeld in als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of artikel 2 van de Wet identificatieplicht BES;

    • b. een vaccinatiebewijs als bedoeld in artikel 6.31a, zevende lid, onder c.

  • 3. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verwerkt:

    • a. ten behoeve van de toets, bedoeld in het eerste lid, onder a, de volgende gegevens van de persoon, bedoeld in het eerste lid:

      • 1°. naam;

      • 2°. geboortedatum;

      • 3°. e-mailadres;

      • 4°. telefoonnummer; en

      • 5°. het gegeven dat het vaccinatiebewijs en de vaccinatie voldoen aan de voorwaarden, genoemd in het eerste lid, onder a, en de datum en het tijdstip waarop dit is vastgesteld;

    • b. in het geval bij de toets blijkt dat de persoon, bedoeld in het eerste lid, als ingezetene ingeschreven staat in de basisregistratie personen, de volgende gegevens van deze persoon:

      • 1°. het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer; en

      • 2°. woonplaats in Nederland, indien van toepassing.

  • 4. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verstrekt op verzoek van de persoon, bedoeld in het eerste lid, gedaan met een door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beschikbaar gestelde applicatie ten behoeve van een elektronisch of schriftelijk coronatoegangsbewijs voor kort verblijf de volgende gegevens:

    • a. de naam en de geboortedatum van de persoon;

    • b. het gegeven dat het overgelegde vaccinatiebewijs en de vaccinatie voldoen aan de voorwaarden, genoemd in het eerste lid, onder a, en de datum en het tijdstip waarop dit is vastgesteld;

    • c. een code voor het opvragen van de gegevens, bedoeld onder a en b.

  • 5. De persoon, bedoeld in het eerste lid, die een verzoek doet als bedoeld in het vierde lid, kan, in combinatie met een verzoek als bedoeld in artikel 6.31, eerste lid, tot veertien dagen na de datum en het tijdstip genoemd in het derde lid, onder e, met de gegevens, bedoeld in het vierde lid, onder a en b, en met de gegevens, bedoeld in artikel 6.31, eerste lid, onder a tot en met d, door middel van:

    • a. de applicatie, bedoeld in artikel 58re, eerste lid, onder a, onder 1°, van de wet een elektronisch coronatoegangsbewijs voor kort verblijf aanmaken;

    • b. een door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beschikbaar gestelde webapplicatie een coronatoegangsbewijs voor kort verblijf aanmaken om op papier af te drukken.

  • 6. Een coronatoegangsbewijs voor kort verblijf is gedurende een periode van ten hoogste veertien dagen geldig, welke termijn aanvangt op het tijdstip, genoemd in het derde lid, onder a, onder 5°, ongeacht het tijdstip waarop de persoon, bedoeld in het eerste lid, op de in het vijfde lid beschreven wijze een coronatoegangsbewijs voor kort verblijf heeft aangemaakt.

  • 7. Bij de uitvoering van het vierde en vijfde lid en het gebruik van de in het vijfde lid bedoelde applicatie wordt het IP-adres verwerkt dat de persoon, bedoeld in het eerste lid, gebruikt.

  • 8. Artikel 6.31a, elfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6b.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘Schriftelijk coronatoegangsbewijs’ vervangen door ‘Elektronisch of papieren coronatoegangsbewijs’.

2. In de aanhef wordt ‘schriftelijk’ vervangen door ‘elektronisch of papieren’.

3. In onderdeel b, onder 1°, wordt na ‘met dien verstande dat’ ingevoegd ‘in het geval van een elektronisch coronatoegangsbewijs’.

4. In onderdeel b, onder 3°, wordt aan het slot toegevoegd ‘, bepaald overeenkomstig artikel 6b.4, eerste lid, onder d, tweede lid, onder d en e, of derde lid, onder d’.

B

Artikel 6b.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • d. voor zover het coronatoegangsbewijs betrekking heeft op een persoon van 18 jaar of ouder, op het moment van aanvang van de deelname of toegang niet meer dan 270 dagen zijn verstreken sinds de datum van voltooiing van de vaccinatie, tenzij in aanvulling op die voltooide vaccinatie een vaccin is toegediend dat eveneens is goedgekeurd door het College ter beoordeling van geneesmiddelen of het Europees Medicijn Agentschap, dan wel door de wereldgezondheidsorganisatie is opgenomen op de Emergency Use Listing; en

  • e. voor zover het een papieren coronatoegangsbewijs betreft, op het moment van aanvang van de deelname of toegang niet meer dan 90 dagen zijn verstreken sinds de uitgifte van dat bewijs.

2. Onderdeel d van het derde lid komt te luiden:

  • d. op het moment van aanvang van de deelname of toegang:

    • 1°. ten minste elf dagen en ten hoogste 180 dagen zijn verstreken sinds het tijdstip van afname van de test, bepaald overeenkomstig artikel 6b.3, onder b, onder 2°; en

    • 2°. voor zover het een papieren coronatoegangsbewijs betreft, niet meer dan 90 dagen zijn verstreken sinds de uitgifte van dat bewijs.

C

Artikel 6b.6a, zevende lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel b vervalt ‘en’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door ‘; en’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. betreft een vaccinatie die op het moment van het verzoek voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 6b.4, tweede lid, onder b, onder c en onder d.

ARTIKEL III

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6a.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘Schriftelijk coronatoegangsbewijs’ vervangen door ‘Elektronisch of papieren coronatoegangsbewijs’.

2. In de aanhef wordt ‘schriftelijk’ vervangen door ‘elektronisch of papieren’.

3. In onderdeel b, onder 1°, wordt na ‘met dien verstande dat’ ingevoegd ‘in het geval van een elektronisch coronatoegangsbewijs’.

4. In onderdeel b, onder 3°, wordt aan het slot toegevoegd ‘, bepaald overeenkomstig artikel 6a.4, eerste lid, onder d, tweede lid, onder d en e, of derde lid, onder d’.

B

Artikel 6a.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • d. voor zover het coronatoegangsbewijs betrekking heeft op een persoon van 18 jaar of ouder, op het moment van aanvang van de deelname of toegang niet meer dan 270 dagen zijn verstreken sinds de datum van voltooiing van de vaccinatie, tenzij in aanvulling op die voltooide vaccinatie een vaccin is toegediend dat eveneens is goedgekeurd door het College ter beoordeling van geneesmiddelen of het Europees Medicijn Agentschap, dan wel door de wereldgezondheidsorganisatie is opgenomen op de Emergency Use Listing; en

  • e. voor zover het een papieren coronatoegangsbewijs betreft, op het moment van aanvang van de deelname of toegang niet meer dan 90 dagen zijn verstreken sinds de uitgifte van dat bewijs.

2. Onderdeel d van het derde lid komt te luiden:

  • d. op het moment van aanvang van de deelname of toegang:

    • 1°. ten minste elf dagen en ten hoogste 180 dagen zijn verstreken sinds het tijdstip van afname van de test, bepaald overeenkomstig artikel 6a.3, onder b, onder 2°; en

    • 2°. voor zover het een papieren coronatoegangsbewijs betreft, niet meer dan 90 dagen zijn verstreken sinds de uitgifte van dat bewijs’.

C

Artikel 6a.6a, zevende lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel b vervalt ‘en’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door ‘; en’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. betreft een vaccinatie die op het moment van het verzoek voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 6a.4, tweede lid, onder b, onder c en onder d.

ARTIKEL IV

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6a.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘Schriftelijk coronatoegangsbewijs’ vervangen door ‘Elektronisch of papieren coronatoegangsbewijs’.

2. In de aanhef wordt ‘schriftelijk’ vervangen door ‘elektronisch of papieren’.

3. In onderdeel b, onder 1°, wordt na ‘met dien verstande dat’ ingevoegd ‘in het geval van een elektronisch coronatoegangsbewijs’.

4. In onderdeel b, onder 3°, wordt aan het slot toegevoegd ‘, bepaald overeenkomstig artikel 6a.4, eerste lid, onder d, tweede lid, onder d en e, of derde lid, onder d’.

B

Artikel 6a.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • d. voor zover het coronatoegangsbewijs betrekking heeft op een persoon van 18 jaar of ouder, op het moment van aanvang van de deelname of toegang niet meer dan 270 dagen zijn verstreken sinds de datum van voltooiing van de vaccinatie, tenzij in aanvulling op die voltooide vaccinatie een vaccin is toegediend dat eveneens is goedgekeurd door het College ter beoordeling van geneesmiddelen of het Europees Medicijn Agentschap, dan wel door de wereldgezondheidsorganisatie is opgenomen op de Emergency Use Listing; en

  • e. voor zover het een papieren coronatoegangsbewijs betreft, op het moment van aanvang van de deelname of toegang niet meer dan 90 dagen zijn verstreken sinds de uitgifte van dat bewijs.

2. Onderdeel d van het derde lid komt te luiden:

  • d. op het moment van aanvang van de deelname of toegang:

    • 1°. ten minste elf dagen en ten hoogste 180 dagen zijn verstreken sinds het tijdstip van afname van de test, bepaald overeenkomstig artikel 6a.3, onder b, onder 2°; en

    • 2°. voor zover het een papieren coronatoegangsbewijs betreft, niet meer dan 90 dagen zijn verstreken sinds de uitgifte van dat bewijs’.

C

Artikel 6a.6a, zevende lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel b vervalt ‘en’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door ‘; en’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. betreft een vaccinatie die op het moment van het verzoek voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 6a.4, tweede lid, onder b, onder c en onder d.

ARTIKEL V

Papieren coronatoegangsbewijzen die zijn uitgegeven voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling, worden op 1 april 2022 onbruikbaar gemaakt.

ARTIKEL VI

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat:

  • 1. voor papieren coronatoegangsbewijzen die zijn uitgegeven voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling, geldt dat artikel I, onderdeel D, in werking treedt met ingang van 1 april 2022; en

  • 2. artikel I, onderdeel F, in werking treedt op 15 februari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm), de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius om de geldigheidsduur van het coronatoegangsbewijs (ctb) op basis van vaccinatie of herstel te beperken. Tevens bevat deze regeling een wijziging van de Trm om coronatoegangsbewijzen met een beperkte geldigheidsduur te kunnen verstrekken aan personen die tijdelijk in Nederland verblijven, niet in Nederland zijn ingeschreven en in een derde land gevaccineerd zijn, de zogenoemde regeling van het ctb voor kort verblijf. Tot slot wordt opgemerkt dat met onderhavige regeling een aanpassing in de inreisregels wordt gerealiseerd.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt, dat de regeling inzake het ctb voor kort verblijf reeds op een eerder moment, namelijk op 10 december 2021, aan de Eerste en Tweede Kamer is toegezonden, nadat deze op die datum was vastgesteld.1 De regeling zoals deze aan de Eerste en Tweede Kamer is toegestuurd, is echter niet gepubliceerd en daarmee niet in werking getreden. Met de onderhavige regeling wordt de regeling van het ctb voor kort verblijf opnieuw vastgesteld omdat enkele wijzigingen zijn aangebracht in het proces en enkele redactionele wijzigingen zijn aangebracht. Nieuw is voorts dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een check op de basisregistratie personen zal gaan uitvoeren indien personen met een Nederlands identiteitsbewijs een verzoek doen voor een ctb voor kort verblijf. Voor een nadere toelichting op deze regeling wordt verwezen naar paragraaf 3 e.v.

2. Aanpassing geldigheidsduur van het coronatoegangsbewijs op basis van vaccinatie of herstel

2.1 Hoofdlijnen van het voorstel

Op grond van de Wet publieke gezondheid (Wpg) kan worden bepaald dat deelname aan bepaalde activiteiten of toegang tot bepaalde voorzieningen slechts mogelijk is op vertoon van een bewijs van een negatieve testuitslag, een bewijs van vaccinatie tegen het virus SARS-CoV-2 of een bewijs van herstel van infectie met het virus SARS-CoV-2 in combinatie met een geldig identiteitsbewijs. Hiervoor kan een ctb worden gebruikt of, wanneer men uit het buitenland komt en erover beschikt, een EU Digital COVID Certificate (DCC). Zowel het ctb als het DCC bestaat in een elektronische en een papieren vorm. In de Trm zijn de voorwaarden opgenomen waaronder een ctb geldig is voor deelname aan een activiteit of toegang tot een voorziening waarvoor het ctb is voorgeschreven. Ook in Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (PbEU 2021, L211) (verordening) zijn regels gesteld over de op basis van deze verordening afgegeven certificaten.

Voor het ctb op basis van vaccinatie geldt op dit moment, althans tot het moment van inwerkingtreding van onderhavige regeling, geen geldigheidsduur. Ook voor het DCC op basis van vaccinatie geldt, tot het moment van inwerkingtreding van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2288 van de Commissie van 21 december 2021 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de aanvaardingsperiode van vaccinatiecertificaten die zijn afgegeven in het formaat van het digitale EU-covidcertificaat, met vermelding van de voltooiing van de primaire vaccinatiereeks (PbEU, L 458/459) (gedelegeerde verordening), geen geldigheidsduur. Met deze gedelegeerde verordening is besloten om met ingang van 1 februari 2022 een geldigheidsduur in te voeren voor vaccinatiebewijzen die als basis kunnen dienen voor een DCC van 270 dagen te rekenen vanaf de datum waarop de laatste dosis van een primaire vaccinatiereeks is toegediend. Dit betekent dat, in het geval dat de primaire vaccinatiereeks bestond uit toediening van één vaccin, de termijn ingaat vanaf het moment van toediening van dat vaccin. Als de primaire vaccinatiereeks bestaat uit de toediening van twee vaccins is de vaccinatie pas voltooid vanaf de datum waarop het laatste vaccin is toegediend en gaat de genoemde termijn ook vanaf die datum in. Is sprake van een primaire vaccinatiereeks bestaande uit twee vaccins en is maar één vaccin toegediend, maar is tevens met een positieve testuitslag bevestigd de gevaccineerde persoon eerder geïnfecteerd is geweest met het coronavirus, dan vangt de geldigheidsduur al wel aan op het moment van toediening van het eerste vaccin.

Met de onderhavige wijziging van de Trm wordt de geldigheidsduur voor het ctb op basis van vaccinatie ook teruggebracht naar 270 dagen. Voor het ctb op basis van een herstelbewijs geldt sinds 30 november 20212 een geldigheidsduur van 365 dagen te rekenen vanaf de datum van afname van de test minus een wachttijd van tenminste elf dagen na de datum waarop de test is afgenomen. De geldigheidsduur van het DCC op basis van een herstelbewijs is op basis van de Verordening echter 180 dagen vanaf de datum van afname van de test minus een wachttijd van tenminste elf dagen na de datum waarop de test is afgenomen. Om beter aan te sluiten op de Europese regelgeving en door de met de komst van de omikronvariant gewijzigde epidemiologische omstandigheden, is besloten de geldigheidsduur van het ctb op basis van herstel terug te draaien naar 180 dagen.

2.2 Vaccinatiebewijzen

Om de bescherming tegen transmissie van het coronavirus te vergroten, wordt een geldigheidsduur verbonden aan het ctb op basis van vaccinatie. De mate waarin vaccinatie beschermt tegen transmissie, loopt namelijk terug naar mate de tijd vordert. Daarnaast kan het coronavirus zich muteren, waardoor vaccins mogelijk minder bescherming bieden tegen transmissie van nieuwe varianten van het coronavirus. In deze wijziging van de Trm wordt de geldigheid van het ctb beperkt tot 270 dagen te rekenen vanaf het moment waarop de laatste vaccinatie van een primaire reeks is gezet. Ook als tussen de boosterprik en de primaire vaccinatiereeks meer tijd verstrijkt dan 270 dagen, is een ctb op basis van vaccinatie (naar de huidige inzichten) vanaf de datum waarop de boosterprik is toegediend (voorlopig) onbeperkt geldig. Hiermee wordt aangesloten bij de aanbevelingen van het eerdergenoemde besluit van de Europese Commissie van 21 december 2021 voor wat betreft de geldigheidsduur van de primaire vaccinatiereeks. Gelijk met Europese besluitvorming gaat op basis van de verordening na de toediening van de boosterprik geen nieuwe termijn van 270 dagen lopen voor de geldigheid van een vaccinatiebewijs als basis voor een DCC of ctb. Jongeren van 13 tot 18 jaar zijn uitgezonderd van een geldigheidsduur voor een ctb op basis van vaccinatie, omdat zij (nog) niet geadviseerd zijn om een boostervaccinatie te laten zetten. Het wordt onwenselijk geacht om deze doelgroep 270 dagen na volledige vaccinatie tot 18 jaar geen ander alternatief te geven dan testen. De Gezondheidsraad zal de regering adviseren over de noodzaak en mogelijkheid voor jongeren van 13 tot 18 jaar om een boosterprik te nemen.

Ctb op basis van vaccinatie voor personen die in het buitenland zijn gevaccineerd en in Nederland wonen of de Nederlandse identiteit hebben

De beperking in de geldigheidsduur van vaccinatiebewijzen werkt ook door naar de uitgifte van papieren ctb’s aan personen die in Nederland wonen of de Nederlandse identiteit hebben en die in een derde land zijn gevaccineerd. Op grond van artikel 6.31a van de Trm kunnen zij bij de GGD Utrecht, GGD Groningen, GGD Rotterdam-Rijnmond en de GGD Amsterdam-Amstelland een verzoek doen om het verstrekken van een ctb op basis van de vaccinatie. Ook kan het DCC, uitgegeven via uitzonderingsroutes (CKVP/HKVI) met behulp van een lettercombinatie, ingescand worden om zo het papieren bewijs in te laden in de CoronaCheck-app. Met de onderhavige regeling gaat hierbij gelden dat sprake moet zijn van een vaccinatie die voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 6.29, tweede lid, onderdeel b, onder 1° en 2°, onderdeel c, onder 1° en 2° en onderdeel d, onder 1°. Dit betekent dat sprake moet zijn van een voltooide vaccinatie doordat alle vaccins waaruit de primaire reeks bestaat zijn toegediend, de wachttijd is doorlopen én sinds de laatste toegediende vaccinatie van de primaire cyclus niet meer dan 270 dagen zijn verstreken, tenzij een boosterprik is toegediend.

Aanpassing inreisregels in verband met aanpassing van de geldigheidsduur van vaccinatiecertificaten

Reizigers komend vanuit een door de Minister van VWS aangewezen hoogrisicogebied binnen de Europese Economische Ruimte, uit Zwitserland, Andorra, Monaco, San Marino, Vaticaanstad of uit de Caribische delen van het Koninkrijk zijn uitgezonderd van de testverplichting zoals beschreven in artikel 6.7a, 6.7b en 6.7d als zij in het bezit zijn van een vaccinatiebewijs zoals beschreven in artikel 6.7e. In artikel 6.7e is op dit moment geen maximale geldigheidsduur voor vaccinatiebewijzen vastgesteld. Conform de hiervoor genoemde aangenomen gedelegeerde verordening, wordt artikel 6.7e gewijzigd door een geldigheidsduur aan het voor inreizen geaccepteerde vaccinatiebewijs te stellen. Op grond van de gedelegeerde verordening dienen certificaten waaruit blijkt dat de primaire vaccinatiereeks is voltooid, alleen te worden aanvaard indien niet meer dan 270 dagen zijn verstreken sinds de datum van de laatste dosis in die reeks. Een vaccinatiebewijs afgeven meer dan 270 dagen na de laatst toegediende dosis van de primaire vaccinatiereeks vormt met deze wijziging na inwerkingtreding geen uitzondering meer op de testverplichting zoals beschreven in artikel 6.7a, 6.7b en6.7d. Deze uitzondering blijft wel van kracht wanneer de reiziger beschikt over een vaccinatiebewijs waaruit blijkt dat een aanvullende vaccinatie (boosterprik) is toegediend.

2.3 Herstelbewijzen

Ook ctb’s op basis van herstel zijn bedoeld om het risico op besmettingen te verkleinen. Herstel na een eerdere besmetting met het virus biedt bescherming tegen een nieuwe besmetting. De mate van bescherming loopt echter terug naar mate de tijd vordert. Daarnaast kan het virus muteren en kan dit tot gevolg hebben dat herstel van een eerdere virusinfectie minder bescherming biedt bij een nieuwe virus variant. Er zijn aanwijzingen dat de omikronvariant een aanzienlijk groter risico op verspreiding heeft ten opzichte van de delta-variant, wat voor een deel verklaard kan worden door verminderde effectiviteit van de opgebouwde immuniteit na vaccinatie of doorgemaakt infectie.3 Om die reden is ervoor gekozen de geldigheid van een herstelbewijs als basis voor een ctb te beperken tot 180 dagen na de afname van de positieve test. Deze periode komt overeen met de geldigheidsduur voor herstelbewijzen als basis voor het DCC. Door de veranderende epidemiologische omstandigheden wordt de eerdere wijziging van 30 november 2021, waarbij de geldigheidsduur van bewijzen op basis van herstel was verlengd naar 365 dagen, herzien. Hiermee wordt ook voorkomen dat bewijzen op basis van herstel langer geldig zijn dan bewijzen op basis van vaccinatie, terwijl er onvoldoende epidemiologische onderbouwing is om te veronderstellen dat die bescherming tegen transmissie beter is.

2.4 Elektronisch of papieren coronatoegangsbewijs

Het elektronisch én het papieren ctb bestaat uit een QR-code waarin een minimaal aantal gegevens is opgenomen. Eén van deze gegevens betreft de geldigheidsduur van het ctb. Deze geldigheidsduur van het ctb wordt in de eerste plaats bepaald door de geldigheidsduur van het bewijs waarop het ctb is gebaseerd, maar wordt in de praktijk beperkt tot de zogeheten ‘technische’ geldigheidsduur.

Voor het elektronisch ctb geldt dat het bewijs dat de basis vormt voor de QR-code is opgedeeld in delen die maximaal 24 uur geldig zijn, waarbij die delen voor maximaal 28 dagen tegelijk worden uitgegeven. Wanneer er nog slechts enkele delen voorradig zijn zal de app opnieuw langs de server gaan om nieuwe delen te verkrijgen. De gebruiker merkt hier zelf in principe niets van.

Voor het papieren ctb geldt nu dat de QR-code een technische geldigheidsduur heeft van een jaar. Om uitvoeringstechnische redenen wordt deze termijn verkort naar maximaal 90 dagen. Er is gekozen voor een termijn van 90 dagen om enerzijds voldoende flexibel te zijn bij een volgende beleidswijziging en anderzijds de uitvoeringslast voor de burger en de uitvoeringsinstanties niet te hoog op te laten lopen. Het papieren ctb is – anders dan het elektronisch ctb – statisch. De QR-code op een papieren ctb kan daarom niet automatisch ververst worden. Dit betekent dat de gebruiker van het papieren ctb zelf een nieuwe papieren versie van het ctb zal moeten printen of opvragen, zodra de technische geldigheidsduur van de QR-code verstrijkt. Gelet hierop vermeldt het papieren ctb ook altijd expliciet de geldigheidsduur. De geldigheidsduur van het ctb kan ook korter zijn dan 90 dagen, wanneer de geldigheid van het bewijs waarop het ctb is gebaseerd verloopt binnen die 90 dagen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een papieren ctb gebaseerd op een vaccinatiebewijs, dat wordt uitgeprint of wordt verstrekt op dag 200 na toediening van de vaccinatie. Het ctb dat dan wordt afgegeven heeft een geldigheidsduur van 70 dagen en de technische geldigheidsduur van de QR-code wordt hierbij dan aangesloten.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat voor het DCC op papier geldt, dat daaraan onverminderd een technische geldigheidsduur van 12 maanden blijft gelden. Er is geen reden om die geldigheidsduur in te perken naar 90 dagen zoals voor het ctb, omdat, anders dan bij het ctb, de QR-code van het DCC meer informatie bevat, zoals de datum waarop een vaccin is toegediend, het volgnummer en het soort vaccin. Dit betekent dat op het moment van scannen het DCC tegen de op dat moment geldende regels kan worden gevalideerd. Voor het ctb geldt, dat slechts een beperkt aantal gegevens in de QR-code is opgenomen, conform de keuze om de verwerking van persoonsgegevens tot een minimum te beperken. In artikel 6.28 van de Trm is beschreven welke gegevens in de QR-code van het ctb zijn opgenomen.

3. Coronatoegangsbewijs bij kort verblijf op basis van een in een derde land toegediende vaccinatie

Op grond van de Wpg kan worden bepaald dat deelname aan bepaalde activiteiten of toegang tot bepaalde voorzieningen slechts mogelijk is op vertoon van een ctb. Een ctb wordt verstrekt op basis van een negatieve testuitslag, een volledige vaccinatie tegen het virus SARS-CoV-2 (coronavirus) of het herstel van een uit een positieve testuitslag blijkende infectie met dat virus. Voor testen en vaccinaties die in Nederland zijn uitgevoerd respectievelijk zijn toegediend worden ctb's en Digitale Covid Certificaten (DCC's) uitgegeven in de zin van Verordening 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (PbEU 2021, L 211/1). Toegang tot activiteiten en voorzieningen kan ook worden verkregen met een DCC dat op grond van de verordening is uitgegeven door een andere lidstaat of door een land waarvoor door de Europese Commissie een zogenoemd equivalentiebesluit is afgegeven. Verder kunnen personen die in Nederland wonen of Nederlanders die in een derde land woonachtig zijn, een DCC en bijgevolg een ctb verkrijgen op basis van een volledige vaccinatie in een derde land, hetgeen voor hen vanwege de langere geldigheidsduur aantrekkelijker kan zijn dan een ctb voor kort verblijf.

Personen die kort in Nederland verblijven en die gevaccineerd zijn in een derde land (en waarvoor geen equivalentiebesluit is afgegeven) kunnen niet via een van de bovengeschetste routes beschikken over een ctb of DCC op basis van die vaccinatie. Deze personen moeten een test laten uitvoeren om gebruik te kunnen maken van activiteiten en voorzieningen waarvoor het tonen van een geldig ctb vereist is (ctb op basis van een negatieve uitslag). Het gaat bijvoorbeeld om toeristen en personen die zakelijk of beroepsmatig naar Nederland reizen. Bij deze laatste categorie valt te denken aan cabinepersoneel, scheepvaartpersoneel, vrachtwagenchauffeurs, bezoekers van internationale beurzen, conferenties en congressen en medewerkers van boorplatforms. Naar schatting gaat het om – in een situatie waarbij voorzieningen regulier toegankelijk zijn met een ctb – 2.000 tot 2.500 personen per dag, waarvan het grootste deel via de luchthaven Schiphol inreist. Een ctb op basis van een negatieve testuitslag is slechts 24 uur geldig, terwijl een deel van deze personen vaak deelneemt aan activiteiten of gebruik maakt van voorzieningen waarvoor het tonen van een geldig ctb verplicht kan worden gesteld. Dit betekent dat zij zich – ondanks dat zij volledig gevaccineerd zijn – toch frequent moeten laten testen. In de eerste plaats is dat belastend voor deze gevaccineerde personen zelf, niet alleen logistiek door herhaald bezoek aan een testfaciliteit, maar ook in lichamelijk opzicht als gevolg van de veelvuldige testafname. Ten tweede kost dit testcapaciteit die beschikbaar is voor Testen voor Toegang. Ten derde vormt dit een belemmering voor toeristen en personen die zakelijk of beroepsmatig naar Nederland reizen, hetgeen ook in economische zin nadelig is.

Om de bovengenoemde nadelen weg te nemen, wordt mogelijk gemaakt om aan deze personen die in een derde land zijn gevaccineerd een passend ctb aan te bieden. Bij de vormgeving van dit ctb is rekening gehouden met praktische uitvoerbaarheid, zonder de functie van de bestrijding van de epidemie van covid-19 uit het oog te verliezen. Dit heeft geresulteerd in de introductie van een ctb voor kort verblijf op basis van een in een derde land toegediende vaccinatie, dat gedurende veertien dagen geldig is voor personen die volledig gevaccineerd zijn. Dit ctb voor kort verblijf wordt toegekend bij volledige vaccinatie in een derde land met een door het College ter beoordeling van de geneesmiddelen (CBG), het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) of Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) goedgekeurd vaccin in combinatie met een geldige negatieve uitslag van een test die na aankomst in Nederland is uitgevoerd.

Om snel en efficiënt een ctb voor kort verblijf te kunnen afgeven vindt de beoordeling van het bewijs van vaccinatie plaats op hoofdlijnen, gelet op de omvang van de doelgroep waarvoor dit type ctb bestemd is. Er bestaat voor deze doelgroep geen toegang tot de brongegevens van de vaccinatie. Evenmin worden gegevens over de vaccinatie, anders dan het gegeven dat het vaccinatiebewijs na toetsing op hoofdlijnen voldoet aan de voorwaarden, opgeslagen. Vanwege deze toets op hoofdlijnen is de geldigheidsduur van het ctb voor kort verblijf beperkt. Gekozen is voor een geldigheidsduur van ten hoogste veertien dagen omdat deze termijn volstaat voor de verblijfsduur van het overgrote deel van de doelgroep en omdat de afgifte van dit ctb slechts op enkele plaatsen in het land wordt gefaciliteerd. Als de geldigheidsduur is verstreken, kan men bovenstaand proces van beoordeling gecombineerd met een negatieve testuitslag herhalen om wederom een ctb voor kort verblijf te verkrijgen. Men kan zich daarvoor dan tot een hiervoor bedoelde locatie wenden. Opgemerkt wordt, dat parallel ook gewerkt wordt aan de mogelijkheid om een meer duurzaam proces voor personen die voor kort verblijf naar Nederland komen in te richten, waarbij vaccinatie bewijzen kunnen worden omgezet in een regulier ctb op basis van vaccinatie.

Er is voor gekozen om een ctb voor kort verblijf uitsluitend te verstrekken aan personen die beschikken over een geldige negatieve testuitslag. Dit betekent dat die testuitslag ook kan worden gebruikt om daar een ctb op basis van een negatieve testuitslag mee aan te maken als bedoeld in artikel 6.29, eerste lid, van de Trm. Hiervoor is gekozen omdat de toets van het vaccinatiebewijs op hoofdlijnen plaatsvindt. Daardoor kan niet geheel worden uitgesloten dat de vaccinatie mogelijk ondeugdelijk is en niet (geheel) voldoet aan de daaraan gestelde wettelijke vereisten.

Om redenen van praktische uitvoerbaarheid dient degene die een ctb voor kort verblijf aanvraagt te beschikken over een negatieve testuitslag die uitsluitend beschikbaar is via een ophaalcode. Voor testuitslagen die in een derde land zijn uitgevoerd, ontbreekt deze ophaalcode. Daarom dient een dergelijke test altijd in Nederland te zijn uitgevoerd.

4. Uitvoering en (financiële) gevolgen

4.1 Aanpassing geldigheidsduur

Op 1 april 2022 worden alle papieren ctb’s die vóór inwerkingtreding van deze regeling zijn uitgegeven onbruikbaar gemaakt. Dit geeft voldoende ruimte om aan de groep mensen die al langer geleden een papieren ctb hebben ontvangen, een nieuw papieren ctb te verstrekken dat in overeenstemming is met de gewijzigde regelgeving.

Voor elektronische ctb’s geldt, dat deze automatisch worden afgestemd op de nieuwe regelgeving zodra die in werking treedt.

Deze aanpassing van de geldigheidsduur heeft gevolgen voor burgers en zorgaanbieders, zoals de GGD’en en huisartsen. Onder paragraaf 7.1 wordt in het kader van de toegenomen regeldruk hier nader op ingegaan.

4.2 Ctb voor kort verblijf

Het ctb voor kort verblijf bestaat zoals hiervoor is beschreven uit een combinatie van een toets van het vaccinatiebewijs die plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de Minister van VWS en een negatieve uitslag van een in Nederland uitgevoerde test.

4.2.2 Beoordeling van het vaccinatiebewijs

Om een ctb voor kort verblijf te kunnen verkrijgen, dient een vaccinatiebewijs overlegd te worden. Gecontroleerd wordt of de persoonsgegevens die vermeld zijn op het vaccinatiebewijs overeenstemmen met het identiteitsbewijs van de betrokkene en of de vaccinatie op het moment van de toets voldoet aan de voorwaarden die in artikel 6.29, tweede lid, onderdelen b, onder 1° en 2°, c, onder 1° en 2° en d, onder 1°, zijn gesteld. In laatstgenoemd artikel wordt geregeld wanneer sprake is van een voltooide vaccinatie en hoe lang een vaccinatiebewijs geldig is. In de onderhavige regeling wordt aan een vaccinatiebewijs een geldigheidsduur van 270 dagen verbonden, welke termijn wordt gerekend vanaf de laatste vaccinatie die in het kader van een primaire vaccinatiereeks is toegediend tenzij een boosterprik is toegediend. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat van een voltooide vaccinatie ook sprake kan zijn als een persoon na een positieve testuitslag één vaccin toegediend heeft gekregen en dit uit het geleverde bewijs voldoende blijkt. Voorts wordt op hoofdlijnen gecontroleerd of de vaccinatie voldoet aan de daaraan gestelde wettelijke vereisten en is gezet met een door het CBG, EMA of WHO goedgekeurd vaccin. Die controle vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de Minister van VWS.

Operationeel gezien zal het proces als volgt verlopen. Na aankomst in Nederland kan een persoon zich melden bij een speciaal daarvoor ingerichte balies welke voorzien zijn op de centrale stations in Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Utrecht. Bij deze balie, die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van VWS valt, zal worden gevraagd naar een geldig identiteitsbewijs en een vaccinatiebewijs. Het vaccinatiebewijs dient:

  • te zijn opgesteld in het Nederlands, Engels, Duits, Frans, Italiaans, Portugees of Spaans;

  • persoonsgegevens van de gevaccineerde persoon te bevatten, alsmede de merknaam en de naam van de fabrikant van elk vaccin dat is toegediend en informatie over de datum waarop elk vaccin is toegediend, en

  • voorzien te zijn van een relevant logo of kenmerk van een land, instituut of arts.

Indien een persoon deze documenten kan overleggen wordt een dossier geopend in de applicatie die binnen de balie wordt gebruikt. Wanneer een Nederlands identiteitsbewijs wordt overlegd, zal aan de balie middels een zogenoemde BRP-check worden nagegaan of de persoon woonachtig is in Nederland. Indien het vaccinatiebewijs en de vaccinatie zelf voldoen aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van een ctb voor kort verblijf op basis van een in een derde land toegediende vaccinatie wordt én de persoon niet met een woonadres in de Basisregistratie Personen staat vermeld, wordt aan de persoon per e-mail een ophaalcode verstrekt. Om de bekendheid van de doelgroep voor het ctb voor kort verblijf met en over dit proces te bevorderen, zal er gerichte communicatie worden ontwikkeld.

De controle van het vaccinatiebewijs zal plaatsvinden op een beperkt aantal centrale locaties in het land.

Indien bij controle op hoofdlijnen van het vaccinatiebewijs blijkt dat geen sprake is van een door het CBG, de EMA of de WHO erkende of voltooide vaccinatie, of dat het vaccinatiebewijs niet of onvoldoende betrouwbaar kan worden geacht, kan geen ctb voor kort verblijf worden afgegeven op basis van een in een derde land toegediende vaccinatie. De reiziger kan in dat geval wel op basis van een negatieve testuitslag (24 uur) deelnemen aan activiteiten of gebruik maken van voorzieningen waarvoor in Nederland een ctb is voorgeschreven. De controle die aan de balie wordt uitgevoerd, zal, mede gelet op het naar verwachting grote aantal personen dat zich dagelijks meldt voor een controle, minder uitgebreid zijn dan de controle die de GGD’en in de regio’s Utrecht, Groningen en Rotterdam-Rijnmond op dit moment uitvoeren van door een derde land afgegeven vaccinatiebewijzen aan Nederlanders of personen die in Nederland wonen. Bij die controle wordt bijvoorbeeld ook nagegaan of de naam van de fabrikant juist is, worden controlevragen gesteld en worden de echtheidskenmerken van het bewijs gecontroleerd en indien nodig vergeleken met beschikbare voorbeelden in een beeldbank. Ook worden daarbij de gegevens van het vaccinatiebewijs opgeslagen. Bij de ctb’s voor kort verblijf neemt dit, gezien de omvang van de doelgroep, te veel tijd in beslag, waardoor de toets voornamelijk bestaat uit controle van de vereiste gegevens. De gekozen opzet voor het ctb voor kort verblijf, waarbij de controle van het vaccinatiebewijs wordt gecombineerd met een negatieve testuitslag en een beperkte geldigheidsduur van het ctb, biedt een concrete oplossing aan de doelgroep terwijl deze op het vlak van gegevensverwerking en frauderisico proportioneel is.

4.2.3 Negatieve testuitslag

Degene die een ctb voor kort verblijf wil verkrijgen, kan zich op elk gewenst moment na aankomst melden bij een testaanbieder in Nederland die is aangesloten op CoronaCheck, in de meeste gevallen op basis van een van tevoren gemaakte afspraak, voor het afnemen van een test. Dergelijke testaanbieders zijn op veel plaatsen en verspreid over het land beschikbaar. Indien de test een negatieve uitslag geeft, ontvangt de reiziger hiervan via e-mail en/of sms een bericht. Vervolgens kan door middel van een ophaalcode de testuitslag worden ingelezen in de CoronaCheck-app, waarna een ctb wordt aangemaakt op basis van een negatieve testuitslag met een geldigheidsduur van 24 uur. De testuitslag kan tevens worden gebruikt om het ctb voor kort verblijf te activeren. Indien de test positief is, wordt geen ctb verstrekt en krijgt de reiziger het dringende advies in quarantaine te gaan. In dat geval wordt er tevens melding gedaan bij de GGD.

4.2.4 Activatie en geldigheidsduur

Nadat een persoon zowel door middel van een ophaalcode die is verstrekt na de toets op hoofdlijnen van het vaccinatiebewijs als door middel van een ophaalcode een negatieve testuitslag heeft opgehaald in de CoronaCheck-app, wordt het ctb voor kort verblijf uitgegeven. Het ctb voor kort verblijf is ten hoogste veertien dagen geldig, welk moment aanvangt op het moment van vaststelling dat het vaccinatiebewijs voldoet aan de gestelde voorwaarden. Dit betekent dat wanneer na die vaststelling een aantal dagen wordt gewacht tot een test wordt afgenomen en een negatieve testuitslag via een ophaalcode wordt ingelezen in de CoronaCheck-app, het ctb voor kort verblijf dat daarna kan worden aangemaakt een geldigheidsduur heeft van veertien dagen minus de dagen die zijn verstreken tussen het moment van vaststelling dat het vaccinatiebewijs aan de voorwaarden voldoet en het aanmaken van het ctb voor kort verblijf.

4.2.5. Kosten

De kosten voor de rijksbegroting worden als volgt ingeschat.4 De kosten voor het afnemen van de testen zijn reeds begroot via de brede inzet van het ctb. Met het verstrekken van een ctb dat veertien dagen geldig is, zullen er voor personen die in een derde land zijn gevaccineerd en die kort in ons land verblijven mogelijk zelfs minder kosten gemaakt worden dan in het bestaande systeem van testen die 24 uur geldig zijn. Deze personen zullen zich immers nog maar één keer laten testen en de kosten van de testen die 24 uur geldig zijn komen ook voor rekening van de rijksbegroting. Daarnaast zijn er kosten verbonden aan het opzetten en exploiteren van de baliefunctie onder verantwoordelijkheid van de Minister van VWS. Naar verwachting zullen er op de beoogde inreislocaties dagelijks ca. 2.000 tot 2.500 personen gebruik maken van de faciliteiten. Per persoon wordt een ‘behandelduur’ van ca. zeven minuten verwacht. De geschatte kosten voor onder meer huisvesting, faciliteiten, beveiliging, personeelskosten bedragen ca. € 1,5 mln. per maand exclusief opstart- en afbouwkosten, tot op zekere hoogte afhankelijk van het aantal personen dat gebruik maakt van deze faciliteit. De opstart- en afbouwkosten worden geschat op ca. € 0,3 mln. De baliefunctie voor toetsing van het vaccinatiebewijs ten behoeve van de verstrekking van het ctb voor kort verblijf kan vanaf begin 2022 worden aangeboden en zal vooralsnog voor een periode van minstens drie maanden operationeel zijn.

4.3 Papieren bewijzen

De extra kosten voor de papieren bewijzen bedragen € 1,3 miljoen voor 2022. Dit betreft nog een claim waarvan budgettair verzocht wordt om deze kosten toe te voegen aan de begroting van VWS. De verwerking zal dan geschieden per 4e ISB 2022, welke nog wordt geagendeerd voor de MR. Dit is naar verwachting 4 februari.

5. Grondrechten en bescherming persoonsgegevens

Ctb voor kort verblijf

Het ctb voor kort verblijf dat met deze regeling mogelijk wordt gemaakt, raakt grondrechten met betrekking tot met name de lichamelijke integriteit en de privacy. Deze grondrechten zijn opgenomen in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en artikel 8 van het EVRM. Deze grondrechten zijn echter niet absoluut. De beperking moet bij wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn, dat wil zeggen geschikt, subsidiair en proportioneel. Daarnaast dient het kabinet artikel 58rb, tweede lid, Wpg in acht te nemen. Verder heeft het kabinet de plicht om maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid.5 Hoofdstuk Va Wpg voorziet in de vereiste wettelijke basis voor het ctb. Ook aan het noodzakelijkheidsvereiste wordt voldaan. De volksgezondheid is een gerechtvaardigd belang voor een inbreuk op grondrechten en het Outbreak Management Team heeft in zijn 126e advies aangegeven dat het ctb een belangrijke bijdrage levert aan het reduceren van besmettingen met het virus SARS-CoV-2 op plekken waar veel mensen samenkomen. In de afweging naar subsidiariteit wordt betrokken dat voor een ctb voor van kort verblijf betrokkenen minder vaak getest hoeven te worden, wat de inbreuk op de lichamelijke integriteit als gevolg van de herhaaldelijke afname van een test vermindert. Geheel afzien van een test zou een nog minder vergaande maatregel zijn. Daarmee zouden deze personen volledig gelijk worden behandeld aan mensen die in Nederland zijn gevaccineerd, of met Nederlanders of mensen die in Nederland wonen die in een derde land zijn gevaccineerd en die via de GGD’en in de regio’s Utrecht, Groningen of Rotterdam-Rijnmond een papieren ctb kunnen krijgen.

In de praktijk zoals hierboven geschetst, brengt dat een weliswaar beperkt, maar toch niet verwaarloosbaar, groter risico op transmissie van het coronavirus met zich in die gevallen waarin het vaccinatiebewijs of de vaccinatie niet geheel aan de eisen voldoet. Immers, anders dan voor personen die in Nederland zijn gevaccineerd, zijn van de toediener van een vaccinatie in een derde land geen gegevens bekend waarmee met de applicatie CoronaCheck, de webapplicatie coronacheck.nl of een portalapplicatie een ctb kan worden aangemaakt. Evenmin vindt dezelfde uitgebreidere beoordeling van de vaccinatiebewijzen plaats die thans door de GGD’en in de regio’s Utrecht, Groningen, Rotterdam-Rijnmond en Amsterdam-Amstelland wordt uitgevoerd op vaccinatiebewijzen van Nederlanders of personen die in Nederland wonen en die in een derde land zijn gevaccineerd, waarbij ook medische gegevens van het vaccinatiebewijs worden geregistreerd. De snellere controle van het vaccinatiebewijs die wordt uitgevoerd door de Minister van VWS, met een toets of de persoonsgegevens overeenkomen met de gegevens op het identificatiemiddel en of alle voorgeschreven gegevens op het vaccinatiebewijs aanwezig zijn en of sprake is van een door het CBG, de EMA of de WHO goedgekeurd vaccin, maakt dat geheel afzien van de test op dit moment niet verantwoord is. Daarnaast is het uitvoeringstechnisch niet mogelijk om alle personen die in een derde land zijn gevaccineerd door de GGD’en in de regio’s Utrecht, Groningen of Rotterdam-Rijnmond te laten beoordelen. De dagelijkse grote aantallen personen, de korte verblijfsduur van deze personen en het proces waarbij er gewerkt wordt met vooraanmelding via een telefonische helpdesk, gevolgd door een afspraak op locatie, maken dit geen reëel alternatief.

In de afweging van proportionaliteit wordt de termijn betrokken waarbinnen men zich opnieuw moet laten testen voor het ctb voor kort verblijf. De periode van veertien dagen is ruimer dan de gemiddelde verblijfsduur van deze groep personen in ons land. Wat betreft de beperking op het recht op lichamelijke integriteit wordt tot slot opgemerkt, dat er geen extra eisen worden gesteld aan vaccinatie, anders dan dat een geldig vaccinatiebewijs wordt overgelegd om het ctb voor kort verblijf aan te vragen. Men kan altijd gebruik maken van een negatieve testuitslag (artikel 58ra, tweede lid, onder b, Wpg).

Deze regeling voorziet niet in het verstrekken van een DCC door Nederland. Wel biedt de verordening ruimte om een vaccinatiecertificaat uit te geven aan personen die in een derde land zijn gevaccineerd. Aan deze ruimte is als volgt invulling gegeven. Iedereen die in het Europees deel van Nederland of in Caribisch Nederland woont, kan van de GGD’en van de regio's Utrecht en Groningen een DCC ontvangen als na bestudering van de daartoe strekkende bewijsstukken is vastgesteld dat in een derde land een volledige vaccinatie is ontvangen. Dat geldt ook voor een Nederlander die in een derde land woont. Omdat een DCC niet gebruikt kan worden voor toegang tot activiteiten en voorzieningen, wordt tegelijkertijd een ctb verstrekt. En andersom wordt tegelijk met een ctb, dat niet gebruikt kan worden voor reizen, ook een DCC verstrekt. Anderen, dat wil zeggen personen die niet in het Europees deel van Nederland of in Caribisch Nederland wonen en ook niet de Nederlandse nationaliteit hebben, komen niet in aanmerking voor een DCC, maar kunnen wel het ctb voor kort verblijf ontvangen dat met deze regeling wordt geïntroduceerd. In deze systematiek wordt dus niet louter op basis van nationaliteit onderscheid gemaakt. Het is uitvoeringstechnisch op dit moment niet mogelijk om de laatstgenoemde groep personen ook in aanmerking te laten komen voor een ctb op basis van vaccinatie of een DCC omdat een beoordeling zoals thans door de GGD’en in de regio’s Utrecht, Groningen en Rotterdam-Rijnmond wordt uitgevoerd, arbeidsintensief is en een toestroom van enkele duizenden personen per dag niet uitvoerbaar is. Voor zover hierdoor sprake is van ongelijke behandeling, zijn de gevolgen gering aangezien gedurende het kortdurende verblijf na een test op infectie met het coronavirus en een summiere toets van het vaccinatiebewijs gedurende veertien dagen toegang verkregen kan worden tot alle activiteiten en voorzieningen waarvoor een ctb voorgeschreven is. Zonder dit ctb voor kort verblijf zou betrokkene zich steeds opnieuw moeten laten testen omdat een ctb louter op basis van een negatieve testuitslag 24 uur geldig is.

De inbreuk op het recht van privacy is zo gering mogelijk gehouden. De afgifte van een ctb op basis van een negatieve testuitslag met een geldigheidsduur van 24 uur omvat volgens de reeds geldende regelgeving een verwerking van de minimaal benodigde gegevens om een ctb op te baseren. Dit deel van het proces blijft onveranderd. Voor het ctb met een geldigheidsduur van veertien dagen wordt met onderhavige regeling een nieuw proces geïntroduceerd. De betrokkene moet aan de Minister van VWS een vaccinatiebewijs overleggen dat persoonsgegevens omvat. Dit vaccinatiebewijs wordt vervolgens door de Minister van VWS getoetst op inhoudelijke kenmerken. Daarnaast dient betrokkene zich te legitimeren met een geldig identiteitsbewijs, en dient deze persoon voor het activeren van het ctb voor kort verblijf te beschikken over een geldige negatieve testuitslag met daarbij horende ophaalcode en de bij het ctb voor kort verblijf behorende ophaalcode. De Minister van VWS zal de voor- en achternaam, geboortedatum, mobiele telefoonnummer en emailadres registreren. Indien het vaccinatiebewijs en de vaccinatie zelf aan alle voorwaarden voldoen, zal de Minister van VWS dit registreren. Het systeem waarin deze registraties plaatsvinden zal organisatorisch zo worden vormgegeven, dat dit wordt afgeschermd voor andere taken die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van VWS worden uitgevoerd. Vervolgens verstrekt de Minister van VWS op verzoek van de betrokkene de gegevens die nodig zijn om via de CoronaCheck-app een code aan te maken. Samen met de code die betrokkene ontvangt om negatieve testuitslag op te halen, kan de betrokkene een ctb voor kort verblijf aanmaken. In de CoronaCheck-app worden de negatieve testuitslag en de beoordeling van de vaccinatie ten behoeve van het ctb voor kort verblijf aan elkaar gekoppeld, waarna het ctb voor kort verblijf wordt uitgegeven. Dit betekent dat het ctb op basis van een negatieve testuitslag wordt overschreven door het Ctb voor kort verblijf. Wordt eerst de ophaalcode voor het ophalen van de beoordeling van de vaccinatie ten behoeve van het ctb voor kort verblijf in de CoronaCheck-app ingevuld, dan zal deze inactief blijven totdat er een negatieve testuitslag toegevoegd wordt, mits de test binnen de geldigheidsduur van veertien dagen na het moment van toetsing van het vaccinatiebewijs plaatsvindt. De invoer van beide ophaalcodes kan dus in willekeurige volgorde. Het ctb voor kort verblijf kan echter dus alleen geactiveerd worden in combinatie met een negatieve testuitslag. De vaccinatiestatus van betrokkene komt in het ctb voor kort verblijf alleen tot uitdrukking door de langere geldigheidsduur van veertien dagen. Bij het lezen van het ctb met de CoronaCheck Scanner wordt niet zichtbaar gemaakt waarop het ctb is gebaseerd.

6. Caribisch Nederland

De aanpassingen in de geldigheidsduur van het ctb op basis van vaccinatie en herstel wordt ook opgenomen in de Trm Bonaire, Trm Sint Eustatius en de Trm Saba. Op dit moment heeft geen van de drie eilanden het ctb ingevoerd. Daarom ziet de overgangsbepaling alleen op de Trm en niet op de Trm Bonaire, de Trm Sint Eustatius en de Trm Saba.

7. Regeldruk

7.1 Aanpassing geldigheidsduur

De wijzigingen hebben enige gevolgen voor de regeldruk, omdat met een wijziging van de geldigheidsduur van het ctb op basis van vaccinatie of herstel papieren ctb’s opnieuw zullen moeten worden uitgegeven. Voor burgers met een elektronisch ctb levert deze wijziging geen extra regeldruk op omdat de Coronacheck-applicatie de wijziging automatisch doorvoert.

Wanneer een burger (opnieuw) gebruik wil maken van de CoronaCheck-applicatie en eerder gebruik heeft gemaakt of kunnen maken van gegevens die geregistreerd waren bij de huisarts, dan geldt dat voor de meeste burgers, indien daarvoor toestemming is gegeven, deze gegevens inmiddels in het registratiesysteem van het RIVM staan en deze met behulp van het DigiD zijn op te halen. Daarmee kunnen deze burgers zowel een elektronisch ctb als een papieren ctb ophalen of aanvragen. In samenwerking met de Landelijke Huisartsen Vereniging en het RIVM is het inmiddels voor huisartsen mogelijk om deze koppeling van registratiesystemen tot stand te brengen.

Voor burgers die geen toestemming hebben gegeven aan hun huisarts om hun gegevens te delen met het RIVM of burgers waarvan de huisarts nog geen koppeling tot heeft gebracht, blijft het mogelijk om de registratie bij de huisarts op te vragen en met behulp van deze registratie (opnieuw) een ctb aan te maken. Naar schatting 10.000 burgers hebben een vaccinatie gekregen bij de huisarts, geen toestemming gegeven voor het delen van de gegevens met het RIVM en maakt gebruik van een papieren ctb. Naar schatting 5.000 niet-mobiele thuiswonenden hebben hun primaire vaccinatie en/of hun boostervaccinatie gehad van de huisarts en geen toestemming gegeven voor het delen van hun gegevens met het RIVM. De inschatting is dat een kleiner deel van de niet-mobiele thuiswonenden een coronatoegangsbewijs zal aanvragen, dan de mobiele burgers. Voor de groep die gevaccineerd is door de huisarts en geen toestemming heeft gegeven of waarvan de huisarts (nog) geen koppeling tot stand heeft gebracht is de regeldruk meer toegenomen dan voor de groep die toestemming heeft gegeven en waarvan de huisarts de koppeling van registratiesystemen tot stand heeft gebracht.

Voor burgers die in het bezit zijn van een papieren ctb en de uitvoeringsinstanties die hen ondersteunen zal dit ook extra regeldruk tot gevolg hebben. Het ctb zal vaker geprint moeten worden, omdat een kortere technische geldigheidsduur aan de papieren bewijzen wordt meegegeven. Het verkorten van de technische geldigheidsduur van papieren ctb’s is wenselijk om makkelijker te kunnen inspelen op eventuele toekomstige wijzigingen van de geldigheidsduur van het ctb zoals die is bepaald in artikel 6.29 Trm.

Het is voor een groot deel van de burgers die in het bezit zijn van een papieren ctb ook mogelijk om over te stappen van een papieren ctb op de digitale ctb. Daarmee wordt toekomstige extra regeldruk voorkomen. Er zijn op dit moment voor zover bekend ongeveer 1,2 miljoen papieren verklaringen door zorgaanbieders uitgegeven voor mensen die niet via de reguliere route een coronatoegangsbewijs hebben kunnen krijgen. Een oorzaak daarvan kan zijn dat de registratie niet op orde was of de data was niet voldoende op orde, of dat deze persoon niet in het bezit was van de juiste identificatiemiddelen (ID, BSN, DigiD of RNI/BRP-registratie), of volledig of deels in het buitenland gevaccineerd is. In veel van deze gevallen zijn deze problemen inmiddels verholpen of kunnen mensen sneller worden geholpen. Daarbij geldt dat alleen de burgers met een papieren bewijs opnieuw een bewijs moeten ophalen als de technische geldigheid van dat bewijs verlopen is. Ook zijn er betere afspraken gemaakt tussen de verschillende helpdesks om te voorkomen dat burgers niet of onvoldoende geholpen kunnen worden. Met behulp van deze afspraken is het voor burgers gemakkelijker om door de juiste partij geholpen te worden zonder vaak te hoeven worden doorverwezen. Desalniettemin zal het beperken van de technische geldigheidsduur voor met name deze groep burgers en de betrokken uitvoeringsinstanties als huisartsen, ziekenhuizen en GGD GHOR Nederland een toename in de regeldruk opleveren.

Bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG) zijn er bijna 800.000 aanvragen voor een papieren ctb gedaan, omdat men de elektronische ctb niet heeft kunnen of willen gebruiken. Een burger kan meermaals een aanvraag hebben ingediend, dus dit cijfer komt niet overeen met het aantal mensen dat gebruik maakt van deze dienst. Deze burgers kunnen opnieuw een papieren ctb opvragen bij het CIBG voor 1 april. Dit levert extra regeldruk op voor deze burgers en voor het CIBG. Op dit moment wordt verkend of het mogelijk is om hiervoor een automatische printservice te ontwikkelen waarmee aan burgers, indien zij daartoe toestemming geven, automatisch een papieren bewijs wordt toegestuurd wanneer de (technische) geldigheid van het papieren bewijs verlopen is, maar de geldigheidsduur van het ctb op basis van vaccinatie of herstel nog geldig is. Dit zal op termijn een de verhoging van de regeldruk voor de burger grotendeels teniet doen.

Om de regeldruk zoveel mogelijk te beperken, is het Ministerie van VWS samen met uitvoeringsinstanties bezig om voorzieningen te treffen, zoals een automatische printservice die verkend wordt, die de uitgifte van papieren ctb’s zal vergemakkelijken voor de burger en de uitvoeringsinstanties. Tevens wordt er in deze regeling een overgangstermijn voor papieren bewijzen gehanteerd van twee (2) maanden, zodat deze burgers en de betrokken uitvoeringsinstanties de kans krijgen om het papieren ctb uitgegeven voor de inwerkingtreding van deze regeling tijdig voor 1 april 2022 te vervangen.

7.2 Ctb voor kort verblijf

Deze regeling maakt het voor personen die in een derde land volledig zijn gevaccineerd eenvoudiger om te beschikken over een ctb. In plaats van dat zij zich frequent moeten laten testen om te kunnen deelnemen aan activiteiten of voorzieningen waarvoor een ctb is voorgeschreven, volstaat het dat zij zich eenmaal per veertien dagen laten testen, onder overlegging van bescheiden waarover men toch al beschikt voor het inreizen in Nederland. De regeling heeft hierdoor een positief effect op de regeldruk.

8. Fraude

De verstrekking van het ctb voor kort verblijf wordt zodanig opgezet, dat de kans op fraude of misbruik wordt beperkt. Zo wordt het ctb enkel verstrekt aan personen die niet in Nederland staan ingeschreven op basis van een vaccinatiebewijs dat voldoet aan de voorgeschreven eisen. Verder geldt dat de ophaalcode voor een ctb voor kort verblijf zoals gezegd alleen wordt verstrekt op een beperkt aantal locaties. De reiziger moet zich daar persoonlijk melden en zich kunnen legitimeren. Pas na de softwarematige koppeling van een ophaalcode, verkregen na een negatieve testuitslag, met de ophaalcode voor een ctb voor kort verblijf, komt de reiziger in aanmerking voor het ctb voor kort verblijf. De daaraan verbonden code kent een beperkte geldigheidsduur. Doordat deze slechts veertien dagen geldig is, kan er maar een beperkte tijd gebruik van worden gemaakt. Er bestaat evenwel een risico dat het vaccinatiebewijs waarover een persoon beschikt niet echt is. Dat kan ertoe leiden dat een ongevaccineerd persoon een ctb ontvangt dat veertien dagen geldig is. Omdat dit ctb alleen verstrekt wordt na een negatieve testuitslag van een test, wordt het risico op besmetting ingeschat als beperkt.

Het risico op fraude met persoonsgegevens is eveneens beperkt. Er worden niet meer persoonsgegevens verwerkt dan voor het ctb nodig zijn, behalve dat ook nog het gegeven wordt verwerkt dat een reiziger die in een derde land is gevaccineerd over een vaccinatiebewijs beschikt dat voldoet aan de gestelde voorwaarden.

Om het risico te beperken dat het ctb voor kort verblijf oneigenlijk wordt verstrekt aan personen die niet over de juiste documenten beschikken of die niet uit een derde land afkomstig zijn, vindt er een toetsing op hoofdlijnen plaats bij de genoemde balie. Onderdeel van deze toetsing is de beschreven BRP-check. Daarnaast worden de mogelijkheden onderzocht om de QR-code op derdelands vaccinatiebewijzen en het identiteitsbewijs rechtmatig uit te kunnen lezen. Het feit dat deze toetsing fysiek plaatsvindt en daarbij zowel een legitimatie als een vaccinatiebewijs moeten worden getoond, beperkt dat risico. Omdat er een beperkt aantal locaties is waar deze controle plaatsvindt kunnen de medewerkers daar snel ervaring opdoen met de verscheidenheid aan vaccinatiebewijzen, hetgeen de kwaliteit van de toetsing ten goede komt. Indien daar aanleiding voor bestaat, hebben deze medewerkers in voorkomende gevallen de mogelijkheid tot het stellen van controlevragen.

9. Advisering en consultatie

Deze regeling is op 13 januari 2022 voor advies voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en op 14 januari 2022 aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). De regeling voor het ctb voor kort verblijf is reeds eerder aan deze adviescolleges voorgelegd, namelijk op 27 oktober 2021. De AP heeft destijds in zijn advies van 1 november 2021 medegedeeld geen opmerkingen te hebben over het concept. Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de – positieve – gevolgen voor de regeldruk toereikend in beeld waren gebracht. Op 10 december 2021 is, zoals in de inleiding is beschreven, de regeling inzake het ctb voor kort verblijf ook aan de Eerste en Tweede Kamer toegezonden. De regeling zoals deze aan de Eerste en Tweede Kamer is toegestuurd, is, zoals in de inleiding is beschreven, niet in werking getreden en wordt bij onderhavige regeling opnieuw vastgesteld. Daarbij zijn enkele wijzigingen aangebracht in het proces en zijn enkele redactionele wijzigingen aangebracht. Nieuw is dat de Minister van VWS ook een BRP-check zal gaan uitvoeren indien aan de balie personen verschijnen met een Nederlands identiteitsbewijs. Omdat hiermee een nieuwe gegevensverwerking ontstaat, is de regeling opnieuw aan de AP voorgelegd.

De AP heeft in zijn advies van 20 januari 2022 medegedeeld dat er geen opmerkingen zijn over de hierboven beschreven aanvulling in de regeling van het ctb voor kort verblijf.

Het ATR heeft in zijn advies van 19 januari 2022 geadviseerd de regeling niet vast te stellen, tenzij rekening is gehouden met de volgende punten:

  • 1. Het college adviseert om de uitwisseling van vaccinatie- en boostergegevens van alle burgers (die daarvoor toestemming hebben gegeven) met het databestand van het RIVM voor 1 februari 2022 mogelijk te maken, zodat zij vanaf die datum over een correct en toereikend papieren ctb en DCC kunnen beschikken. Als dit niet mogelijk is, adviseert het college om tijdelijk (één van) de geschetste alternatieven in de regelgeving te verankeren.

  • 2. Het college adviseert om één loket te bieden voor burgers die aangewezen zijn op een papieren ctb en/of DCC om hen daaraan zonder doorverwijzingen te helpen.

  • 3. Het college adviseert om de regeldrukparagraaf aan te vullen met een beschrijving en berekening van de regeldruk die optreedt als gevolg van een mogelijk dubbele uitvraag van een papieren ctb en DCC. Verder moet de berekening worden aangevuld met de regeldruk voor de huisartsen.

Ten aanzien van het eerste adviespunt wordt het volgende overwogen. Het ATR voorziet in het bijzonder voor de groep personen die is aangewezen op een papieren bewijs en waarvan vaccinatiegegevens in verschillende databestanden zijn opgenomen, problemen. Het betreft bijvoorbeeld de groep 60-65 jarigen, die in 2021 door huisartsen zijn gevaccineerd, en die vervolgens een boosterprik bij de GGD hebben ontvangen. Op het moment dat de bestanden van de huisarts niet gekoppeld zijn met het databestand van het RIVM, bijvoorbeeld vanwege technische problemen of omdat daartoe door de burger geen toestemming is gegeven, kan de burger zich tot de toediener van de vaccinatie wenden om een papieren QR-code te verkrijgen. Hierbij kan een burger problemen ondervinden, als zijn boosterprik niet wordt meegenomen in het ctb. De LHV en het RIVM hebben hierover afspraken gemaakt en problemen met de koppeling tussen het HIS en het registratiesysteem van het RIVM kunnen daarmee opgelost worden. Daarom is de inschatting dat de omvang van deze problematiek relatief gering is. Met het oog op de inwerkingtreding van onderhavige regeling, zal in gesprek worden gegaan met de LHV en het RIVM om te bezien of en zo ja welke problemen er nog mogelijk zijn en hoe deze, waar nodig, kunnen worden opgelost.

Ten aanzien van tweede adviespunt wordt opgemerkt dat één loket waar burgers terecht kunnen wanneer zij een papieren ctb willen krijgen, op uitvoeringstechnische problemen stuit. Vandaar dat er voor is gekozen, zoals ook in paragraaf 7.1 is beschreven, om de samenwerking tussen de verschillende helpdesks te verbeteren. Voor een burger geldt dat deze altijd terug kan naar de zorgverlener die de vaccinatie heeft toegediend. Volledigheidshalve wordt in reactie op het advies van het ATR nog opgemerkt, dat het ctb alleen dient voor gebruik in Nederland en de korte geldigheidsduur van 90 dagen van het papieren bewijs ziet ook alleen op dit ctb. Met andere woorden, het DCC kent, zoals eerder is uitgelegd, onverminderd een geldigheid van 12 maanden. Burgers die langere tijd in het buitenland verblijven en die zijn aangewezen op een papieren versie van het vaccinatiebewijs, zullen net als in de huidige situatie met die geldigheidsduur rekening moeten houden.

Tot slot wordt voor wat betreft het derde adviespunt van het ATR verwezen naar paragraaf 7.1, die naar aanleiding van het advies van het ATR is aangevuld met de gevolgen voor de regeldruk voor de huisartsen en met een mogelijk dubbele uitvraag van het papieren ctb.

De regeling is besproken met de GGD GHOR en het CIBG. Deze uitvoeringsinstanties hebben hun zorgen geuit, in het bijzonder vanwege de werklast die de aanpassing van de geldigheidsduur met zich mee zal brengen en dan vooral vanwege het opnieuw uitgeven van papieren ctb’s. Er is daarom voor een overgangstermijn van twee maanden gekozen. Voorts wordt in overleg met de GGD-GHOR en het CIBG gezocht naar het vinden van oplossingen voor de uitvoeringslast.

Inwerkingtreding

Deze regeling is op grond van artikel 58c, tweede lid, Wpg binnen twee dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De regeling treedt ingevolge artikel 58c, tweede lid, Wpg niet eerder in werking dan een week na deze overlegging en vervalt als de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen met de regeling. De regeling zal zo snel mogelijk worden gepubliceerd en vervolgens in werking treden, met dien verstande dat voor papieren bewijzen geldt dat artikel I, onderdeel D, op 1 april 2022 in werking treedt en artikel I, onderdeel F, per 15 februari 2022 in werking zal treden. Hierbij wordt afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17).

De wijziging van de geldigheidsduur voor ctb’s op basis van vaccinatie en herstel geldt niet voor papieren ctb’s die zijn uitgegeven vóór inwerkingtreding van deze regeling, en die op 1 april 2022 zullen worden ingetrokken. Dit betekent dat wanneer de geldigheidsduur van een ctb op grond van de nieuwe regels zoals die na inwerkingtreding van deze regeling gaan luiden eindigt tussen het moment van inwerkingtreding van deze regeling en 1 april 2022, het papieren ctb dat is uitgegeven voor inwerkingtreding nog kan worden gebruikt in situaties waarin het ctb is voorgeschreven om deel te kunnen nemen aan of toegang te krijgen tot activiteiten of voorzieningen waarvoor het ctb is voorgeschreven. Artikel I, onderdeel D, treedt voor papieren bewijzen die zijn uitgegeven voor inwerkingtreding van deze regeling dan ook op 1 april 2022 in werking.

Voor het ctb voor kort verblijf, zoals is opgenomen in artikel I, onderdeel F, geldt een inwerkingtredingsdatum van 15 februari 2022, waarbij wordt aangesloten op het verwachte moment van operationalisering van het proces zoals dat in deze toelichting is beschreven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, E.J. Kuipers


X Noot
1

Brief van de Minister van VWS d.d. 10 december 2021 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, Kamerstukken II 2021/22, 25295-1633.

X Noot
3

Advies 135 van het Outbreak Management Team.

X Noot
4

Brief van de Minister van VWS d.d. 10 december 2021 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, Kamerstukken II 2021/22, 25295-1633.

X Noot
5

Artikel 22 van de Grondwet.

Naar boven