BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2 BIJ DE REGELING LOONKOSTENSUBSIDIE PARTICIPATIEWET
2021
Rapport Loonwaardemeting LKS
Deze loonwaarde betreft:
Naam:
|
__________________
|
Geboortedatum:
|
__________________
|
Datum rapportage:
|
__________________
|
Datum bedrijfsbezoek:
|
__________________
|
Werkgever:
|
__________________
|
Contactpersoon werkgever:
|
__________________
|
Email contactpersoon:
|
__________________
|
Geïnterviewde werkgever:
|
__________________
|
Normfunctie:
|
__________________
|
Uitgevoerde functie:
|
__________________
|
Aantal uren werknemer:
|
__________________
|
Aantal voltijdsuren:
|
__________________
|
Loonwaardedeskundige:
|
__________________
|
Telefoonnummer:
|
__________________
|
|
|
Normfunctie:
|
__________________
|
Uitgevoerde functie:
Hoofdtaak 1
|
__________________
|
___%
|
Hoofdtaak 2
|
__________________
|
___%
|
Hoofdtaak 3
|
__________________
|
___%
|
Hoofdtaak 4
|
__________________
|
___%
|
Hoofdtaak 5
|
__________________
|
___%
|
Werknemer levert reguliere arbeidsprestatie (Tempo, Kwaliteit, Netto werktijd)? JA/NEE
Ja, werknemer levert reguliere arbeidsprestatie. De loonwaarde is 100%
Nee, er is vermindering van arbeidsprestatie.
OVERZICHT ARBEIDSPRESTATIE:
HOOFDTAKEN
|
Tijd/%
|
Tempo
|
Kwaliteit
|
Netto werktijd
|
Resultaat
|
1
|
|
|
|
|
|
|
2
|
|
|
|
|
|
|
3
|
|
|
|
|
|
|
4
|
|
|
|
|
|
|
5
|
|
|
|
|
|
|
De totale arbeidsprestatie van deze werknemer is
|
%
|
UITLEG PER HOOFDTAKEN
Hoofdtaak 1
Tempo %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Kwaliteit %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Netto Werktijd %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Hoofdtaak 2
Tempo %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Kwaliteit %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Netto Werktijd %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Hoofdtaak 3
Tempo %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Kwaliteit %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Netto Werktijd %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Hoofdtaak 4
Tempo %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Kwaliteit %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Netto Werktijd %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Hoofdtaak 5
Tempo %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Kwaliteit %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Netto Werktijd %
Toelichting: _____________________________________________________
________________________________________________________________
Om tot deze loonwaarde te komen heeft de werkgever de volgende condities gecreëerd:
-
○ Extra begeleiding
-
○ Werkplekaanpassing
-
○ Herstelkosten
-
○ Aanpassingen in werk of planning
-
○ Inzet van een andere voorziening, namelijk…
-
○ Anders: _________________
Zienswijze werknemer:
Toelichting:
Zienswijze werkgever:
Toelichting:
TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
In deze ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ten behoeve van de landelijk
uniforme loonwaardebepaling in het kader van de Participatiewet die is geregeld in
Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021 (hierna: het Besluit). De landelijke
uniforme loonwaardebepaling is één van de maatregelen uit het door de toenmalige Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 7 september 2018 gelanceerde breed offensief1 om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. De staatssecretaris heeft
beide Kamers der Staten-Generaal in brieven van 20 november 2018, 23 mei 2019 en 13 februari
2020 over de voortgang van de maatregelen geïnformeerd.2
Met de landelijk uniforme loonwaardebepaling beoogt de regering het eenvoudiger te
maken voor werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen en daardoor
de kansen op werk voor deze mensen te vergroten. De nadere regels in deze ministeriële
regeling vervangen de regels voor loonwaardebepaling uit de voorheen geldende Regeling
loonkostensubsidie Participatiewet. De voorheen geldende regeling bevatte ook een
bepaling waarin de hoogte werd vastgesteld van de vergoeding voor werkgeverslasten,
bedoeld in artikel 10d, vierde en vijfde lid, van de Participatiewet. Die bepaling
is één op één overgenomen in deze nieuwe ministeriële regeling, evenals de toelichting
daarop.
2. Vergoeding van werkgeverslasten
Zoals hierboven aangegeven is de bepaling ter zake van de vergoeding van werkgeverslasten
hieruit ongewijzigd overgenomen. De toelichting op deze bepaling is eveneens ongewijzigd
overgenomen in het artikelsgewijze deel.
3. Regels voor loonwaardebepaling
Aanleiding voor nieuwe regels
De nadere regels voor loonwaardebepaling in deze ministeriële regeling moeten in samenhang
worden gezien met en in aanvulling op de regels uit het Besluit.
In de voorheen geldende Regeling loonkostensubsidie Participatiewet werd een loonwaardemethode
beschreven die gemeenten moesten toepassen in het geval partijen in een arbeidsmarktregio
er niet in slaagden om de op basis van artikel 2.3, tweede lid, onder i, van het Besluit
SUWI gewenste afspraken te maken over één loonwaardemethode die voor de gehele arbeidsmarktregio
zou worden toegepast. Beoogd werd dat op regionaal niveau die afspraken zouden worden
gemaakt. Er werden in de voormalige situatie zes gevalideerde loonwaardemethodes gebruikt.
In bijna alle arbeidsmarktregio’s zijn sinds 2015 afspraken gemaakt om te kiezen voor
één van de zes gevalideerde loonwaardemethodes. In één regio was dat niet het geval.
Voor die arbeidsmarktregio gold de loonwaardemethode van de Regeling loonkostensubsidie
Participatiewet uit 2014. Werkgevers, vooral die werkgevers met werknemers uit verschillende
arbeidsmarktregio’s in dienst, hebben aangegeven hinder van de verschillen tussen
de methodes te ondervinden bij het in dienst nemen en houden van mensen met een arbeidsbeperking.
De verschillen betreffen het proces om tot een loonwaarde te komen en inhoudelijke
verschillen. Bij de ene methode moest bijvoorbeeld de werkgever (en ook de werknemer)
vragenlijsten invullen voordat de loonwaarde op de werkplek kon worden bepaald. Bij
de andere methode werd de loonwaarde ter plekke bepaald zonder uitgebreide vragenlijsten
vooraf. Ander voorbeeld is dat bij de ene methode ook competenties werden meegenomen
bij de loonwaardebepaling, bij de andere methode draaide het alleen om tempo, kwaliteit
en inzetbaarheid op de werkplek. Daarnaast zijn uit praktijksignalen vraagstukken
naar voren gekomen die om een eenduidige oplossing vroegen, die niet kon worden geboden
door de toepassing van verschillende loonwaardemethodes. In verband hiermee is in
het kader van het breed offensief voorgesteld te komen tot een landelijk uniforme
methode voor het bepalen van loonwaardes in het kader van de Participatiewet.
De landelijk uniforme methode voor loonwaardebepaling is met subsidie van de het Ministerie
van SZW ontwikkeld door een werkgroep van experts onder leiding van het Arbeidsdeskundig
Kenniscentrum (AKC) in samenwerking met Blik op Werk (BOW). AKC en BOW hebben geadviseerd
de mensen die de loonwaarde voor gemeenten moeten bepalen op te leiden in deze methode.
Daarnaast hebben AKC en BOW geadviseerd uit oogpunt van uniformiteit in de uitvoering
kwaliteitseisen te stellen aan de mensen die de loonwaardebepaling uitvoeren. Er bestaat
breed draagvlak bij alle bij het breed offensief betrokken partijen (zoals werkgevers,
werknemers, cliënten, VNG en UWV) voor deze vorm van uniforme loonwaardebepaling waarover
AKC en BOW advies hebben uitgebracht. De uniforme loonwaardemethode is uitgewerkt
en wordt juridisch geborgd in het Besluit en onderhavige op dat besluit gebaseerde
ministeriële regeling.
Inhoud nieuwe regels
Het Besluit
De nieuwe landelijk uniforme loonwaardemethode is opgenomen in het Besluit. In het
Besluit worden begrippen die bij de loonwaardebepaling relevant zijn gedefinieerd.
Het Besluit formuleert verder de stappen die moeten worden gezet om tot een loonwaarde
te komen. Van groot belang bij de loonwaardebepaling is de normfunctie. In het Besluit
wordt stapsgewijs bepaald waar de juiste normfunctie kan worden gevonden. Hiermee
wordt beoogd meer uniformiteit in de uitvoering te bereiken. Ook bevat het Besluit
de grondslag om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen inzake een aantal
onderwerpen. Op de inhoud van die nadere regels wordt hieronder ingegaan.
Ministeriële regeling
Het Besluit biedt een grondslag om bij ministeriële regeling te bepalen welke bestanddelen
in ieder geval in de schriftelijke vaststelling van de loonwaarde (ofwel: de rapportage)
moeten worden opgenomen. Ook bevat het een grondslag om bij ministeriële regeling
eisen te stellen aan de deskundige die de loonwaarde moet bepalen wat betreft kennis
van de wet- en regelgeving, andere voor de loonwaardebepaling relevante kennis, passende
opleiding, vaardigheden en ervaring. In onderhavige ministeriële regeling zijn de
nadere regels voor loonwaardebepaling gebaseerd op deze grondslagen opgenomen. In
onderhavige ministeriële regeling zijn – hoewel het Besluit daarvoor wel de grondslag
biedt – geen nadere regels gesteld met betrekking tot de bepaling van de normfunctie.
De regering verwacht dat de uitvoering goede handvatten heeft met de in het Besluit
opgenomen regels voor het op uniforme wijze bepalen van de normfunctie. Als daar na
verloop van tijd in de praktijk aanleiding voor is, kunnen in deze ministeriële regeling
alsnog nadere regels voor de bepaling van de normfunctie worden opgenomen.
Rapportage loonwaarde
In het Besluit is geregeld dat de loonwaarde schriftelijk moet worden vastgesteld.
Ook in het oude Besluit loonkostensubsidie Participatiewet stond de verplichting tot
schriftelijke vaststelling van de loonwaarde, maar de manier waarop was vormvrij.
In onderhavige regeling (artikel 2) is bepaald dat door de loonwaardedeskundige een
rapportage moet worden opgesteld overeenkomstig het model opgenomen in de bijlage
bij deze regeling. Uit oogpunt van uniformiteit voor werkgevers is het van belang
dat de loonwaarderapportage standaard bestanddelen bevat.
Bij de loonwaardebepaling komt een loonwaardedeskundige voor enkele keuzes te staan
die van groot belang zijn voor de uiteindelijke loonwaarde. Zo zal op grond van het
Besluit een normfunctie moeten worden bepaald en er zal een aantal (maximaal 5) hoofdtaken
moeten worden geduid binnen die normfunctie. Per hoofdtaak wordt aangegeven hoeveel
werktijd die hoofdtaak beslaat binnen de normfunctie. Per hoofdtaak wordt ook de arbeidsprestatie
van de betreffende werknemer afgezet tegen de arbeidsprestatie van een -kort gezegd-
gemiddelde werknemer zonder arbeidsbeperking. De uitkomst wordt gerelateerd aan het
aandeel van de werktijd van de hoofdtaak binnen de normfunctie. De som van de arbeidsprestaties
per hoofdtaak bedraagt de loonwaarde. In het Besluit worden regels gesteld en handvatten
aangereikt om de normfunctie en de hoofdtaken te bepalen. Ook in de landelijk uniforme
opleiding tot loonwaardedeskundige wordt hier uitgebreid aandacht aan geschonken.
Het is uit oogpunt van transparantie en herleidbaarheid van belang dat de loonwaardedeskundige
de stappen bij de loonwaardebepaling overeenkomstig het bijgevoegde model vastlegt
en van een toelichting voorziet. De werknemer en werkgever worden op grond van artikel
3, derde lid, onder d, van het Besluit door de loonwaardedeskundige in staat gesteld
hun zienswijze kenbaar te maken. Zij kunnen het aangeven als zij hier geen behoefte
aan hebben. Als zij hun zienswijze wel kenbaar maken, wordt die opgenomen in de rapportage.
De loonwaardedeskundige maakt de rapportage pas daarna definitief en overlegt het
aan het college. Het college beslist en stuurt de loonwaarderapportage tegelijk met
de beschikking inzake de toekenning van loonkostensubsidie naar de werkgever. Ook
de werknemer ontvangt de loonwaarderapportage al dan niet op verzoek.
Kwaliteitseisen loonwaardedeskundige
Het bepalen van de loonwaarde vereist specifieke kennis en deskundigheid. Niet alleen
moet de loonwaardedeskundige naast het vereiste werk- en denkniveau goed op de hoogte
zijn van relevante wet- en regelgeving en kennis hebben van de Nederlandse arbeidsmarkt.
Ervaring binnen het werkveld, bijvoorbeeld met begeleiding bij re-integratie, is van
essentieel belang om het gesprek te kunnen voeren met werkgever en werknemer en tot
een juiste analyse en beoordeling te kunnen komen. Het is vanzelfsprekend dat de loonwaardedeskundige
affiniteit moet hebben met de doelgroep en goed moet kunnen communiceren met werknemer
en werkgever. De gemeente bepaalt of een loonwaardedeskundige over deze eigenschappen
beschikt. Het is daarnaast belangrijk dat de loonwaardedeskundige beschikt over de
eigenschap onafhankelijkheid. Gezien het krachtenveld waarin de loonwaardedeskundige
opereert, met partijen met eigen belangen, is het nuttig deze eigenschap expliciet
te benoemen. Het is aan de sector zelf om de mensen die loonwaardedeskundige in het
kader van de uniforme loonwaardebepaling willen worden hiertoe op te leiden en om
hen te toetsen op hun kwaliteiten. Ook stelt de sector zelf een protocol op om te
monitoren dat een loonwaardedeskundige blijft voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen.
De gemeente is er voor verantwoordelijk dat de loonwaardebepaling wordt uitgevoerd
door een loonwaardedeskundige en ziet daarop toe. De sector zorgt ervoor dat dit voor
gemeenten praktisch is uit te voeren. Het Ministerie van SZW verleent AKC subsidie
om een organisatie- en beheersstructuur hiervoor op te zetten, evenals een register
waarin de loonwaardedeskundigen worden geregistreerd die voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen.
Verder ontvangt de onafhankelijke organisatie BOW subsidie om de praktijk op dit punt
te monitoren en hierover periodiek te rapporteren. Ook de Inspectie SZW wordt hierbij
betrokken. BOW en de Inspectie maken afspraken over de rolverdeling bij het toezicht
op de uitvoeringspraktijk.
4. Ontvangen commentaren en adviezen
Onderhavige ministeriële regeling en het Besluit waarop de regeling is gebaseerd,
zijn voor commentaar en advies voorgelegd aan de VNG, het Uitvoeringspanel gemeenten,
UWV, de Landelijke Cliëntenraad (LCR), Inspectie SZW, de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP) en het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Ook heeft een aantal werkgevers
uit het midden- en kleinbedrijf een MKB-toets uitgebracht.
Daarnaast heeft de lagere regelgeving van 10 juli tot en met 14 augustus 2020 voor
internetconsultatie online gestaan.
Het Besluit en de ministeriële regeling zijn vanwege de onderlinge samenhang tussen
beide bewust tegelijkertijd voor commentaar en advies voorgelegd. Het commentaar en
advies is ook in samenhang geleverd. De regering heeft haar reactie hierop verwerkt
in de nota van toelichting op het Besluit en er wordt daarom hier volstaan met een
verwijzing daarnaar. In de bijlage bij onderhavige ministeriële regeling (de loonwaarderapportage)
is naar aanleiding van de reactie van de LCR, mede naar aanleiding van opmerkingen
van de AP en in het verlengde van de aanpassing van artikel 3 van het Besluit een
onderdeel ‘zienswijze werknemer’ en ‘zienswijze werkgever’ opgenomen. In het vorige
onderdeel is hierop ingegaan.
5. Regeldruk
De regering heeft ook in onderlinge samenhang aandacht geschonken aan de regeldruk
als gevolg van het Besluit en deze ministeriële regeling. De inhoudelijke nalevingskosten
voor burgers, bedrijven en professionals en de administratieve lasten vormen gezamenlijk
de kosten die samenhangen met regeldruk. De regelgeving is daaraan getoetst. De regering
is op de gevolgen voor de regeldruk ingegaan in de nota van toelichting op het Besluit.
Daarom volsta ik op deze plaats met een verwijzing daarnaar.
6. Inwerkingtreding.
Deze regeling, die nadere regels geeft voor de landelijk uniforme loonwaarde treedt
tegelijkertijd met het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021 in werking.
De inwerkingtredingsdatum van die methode is 1 juli 2021, conform de vaste verandermomenten
voor regelgeving (aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Derhalve
treedt onderhavige regeling op 1 juli 2021 in werking.
Artikelsgewijs
Artikel 1. Vergoeding van werkgeverslasten
De aan een werkgever te verstrekken loonkostensubsidie wordt op grond van de Participatiewet
vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten. De hoogte van die vergoeding
wordt in deze ministeriële regeling vastgesteld en geldt omwille van de eenvoud en
uitvoerbaarheid voor alle sectoren. De vergoeding bedraagt een percentage van de loonkosten
waarover loonkostensubsidie wordt verstrekt. Dit percentage is gelijk aan dat uit
de voorheen geldende regeling, namelijk 23,5 procent. Het betreft een percentage dat
gebaseerd is op de wettelijk verplichte werkgeverspremies voor een werknemer die het
wettelijk minimumloon verdient in de marktsector, zoals vastgelegd in de Wet financiering
sociale verzekeringen, de Wet kinderopvang (werkgeversbijdrage kinderopvang), de Zorgverzekeringswet
(inkomensafhankelijke bijdrage) en de gemiddelde pensioenpremie zoals berekend door
het Centraal Planbureau en gepubliceerd in de Macro Economische Verkenningen.
De vergoeding bestaat uit een uniform tarief. Waar in de werkgeverspremies sprake
is van differentiatie in tarieven, wordt voor onderhavige vergoeding een gemiddeld
percentage opgenomen. Het gaat om de gemiddelde premie voor het sectorfonds en het
rekenpercentage voor de Werkhervattingkas. Daarnaast is de hoogte van de vergoeding
onafhankelijk van het feit of een werkgever eigenrisicodrager is voor de Ziektewet
of de Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Ook wordt geen
aparte vergoeding berekend voor overheidswerkgevers in verband met het feit dat ze
eigenrisicodrager voor de Werkloosheidswet zijn.
Artikel 2. Schriftelijke rapportage loonwaarde
Op grond van artikel 3, derde lid, onderdeel d, van het Besluit worden bij ministeriële
regeling regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de loonwaarde schriftelijk
gerapporteerd wordt. Aan deze opdracht wordt in dit artikel gevolg gegeven. Met het
oog op de uniforme weergave van de loonwaarde dient het model dat in de bijlage bij
deze regeling is opgenomen gehanteerd te worden.
Artikel 3. Minimale kwalificaties loonwaardedeskundige
Artikel 6 van het Besluit regelt dat de loonwaardedeskundige aan bij ministeriële
regeling te stellen eisen moet voldoen. Hiermee wordt geborgd dat de loonwaardedeskundige
over voldoende kwalificaties beschikt om de loonwaarde op een kwalitatief hoogstaande
wijze te bepalen. In artikel 3 van deze regeling zijn deze kwalificaties uitgewerkt.
Eerste lid
In de onderdelen a tot en met e zijn de kwalificaties vastgelegd waar de loonwaardedeskundige
in ieder geval aan moet voldoen. Allereerst is in onderdeel a bepaald dat de loonwaardedeskundige
een relevante bacheloropleiding op hoger beroepsonderwijs (Hbo) niveau moet hebben
afgerond en een diploma moet hebben behaald. Het kan ook zijn dat er geen sprake is
van een afgeronde relevante Hbo-opleiding, maar dat de loonwaardedeskundige naar het
oordeel van het college wel over voldoende opleiding of ervaring beschikt waardoor
er over een daaraan gelijkwaardige kwalificatie kan worden gesproken. In dat geval
staat het ontbreken van een relevante Hbo-opleiding het aanwijzen van de loonwaardedeskundige
niet in de weg.
Op grond van onderdeel b dient de loonwaardedeskundige over twee jaar werkervaring
op het terrein van re-integratiebegeleiding arbeidsongeschiktheidsvaststelling, of
loonwaardebepaling te beschikken, bijvoorbeeld als klantmanager, jobcoach, arbeidsdeskundige
of re-integratiedeskundige.
Voorts dient de loonwaardedeskundige over voldoende aantoonbare kennis van de toepasselijk
wet- en regelgeving te beschikken (onderdeel d) en heeft hij voldoende kennis van
de arbeidsmarkt voor de vaststelling van de loonwaarde (onderdeel c).
Bovenstaande kwalificaties laten deels beoordelingsruimte aan het college. Relevant
is dat het college zich ervan verwittigt dat de persoon die zij voornemens is aan
te wijzen over voldoende relevante kennis beschikt. Om colleges te ontlasten in deze
beoordeling stimuleert het Ministerie van SZW, onder andere middels de in het algemeen
deel genoemde subsidie aan AKC en BOW, de sector om tot gemeenschappelijke standaarden
te komen.
Tweede lid
Relevant is dat de loonwaardedeskundige zijn kwalificaties en kennis op peil blijft
houden. Wanneer dit niet gebeurt en de loonwaardedeskundige niet meer aan de eisen
voldoet, kan die deskundige niet langer als zodanig optreden. Het college dient samen
met de loonwaardedeskundige te bepalen op welke wijze de kennis wordt bijgehouden
en wordt gerapporteerd.
Artikel 4. Intrekken Regeling loonkostensubsidie Participatiewet
Onderhavige regeling strekt ter vervanging van de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet
welke wordt ingetrokken.
Artikel 5. Citeertitel
Omdat onderhavige regeling de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet vervangt,
is het jaartal in de citeertitel opgenomen. Hierdoor kan geen verwarring ontstaan
over de verhouding tussen beide regelingen.
Artikel 6. Inwerkingtreding
De in deze regeling opgenomen regels vormen, behoudens artikel 1 (de werkgeversbijdrage),
een uitwerking van delegatiegrondslagen opgenomen in het Besluit loonkostensubsidie
en normbedragen studietoeslag 2021 en maken onderdeel uit van het nieuwe uniforme
systeem van het bepalen van de loonwaarde. Onderhavige regeling treedt aldus op hetzelfde
moment in werking als het Besluit, namelijk 1 juli 2021.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees