TOELICHTING
1. Algemeen
Strekking
Deze regeling wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm). Deze regeling
is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 geldende bepalingen
van de Wet publieke gezondheid (Wpg).
Pijlers van de bestrijding van de epidemie
Vanwege het virus geldt over de periode van ruim anderhalf jaar reeds ingrijpende
maatregelen, die zijn gebaseerd op drie pijlers:
-
– een acceptabele belasting van de zorg – ziekenhuizen moeten kwalitatief goede zorg
kunnen leveren aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere
zorg;
-
– het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;
-
– het zicht houden op en het inzicht hebben in de verspreiding van het virus.
Deze pijlers zijn ook voor de maatregelen van deze regeling uitgangspunt. Daarnaast
geldt als uitgangspunt het sociaal-maatschappelijk perspectief gericht op het beperken
van economische en maatschappelijke schade op korte termijn, aandacht voor structurele
maatschappelijke en economische schade en het voorkomen dat de lasten onevenredig
neerslaan bij bepaalde groepen.
2. Epidemiologische situatie
Het Outbreak Management Team (OMT) heeft naar aanleiding van de 131e bijeenkomst geadviseerd over het algemene beeld van de epidemiologische situatie,
de ontwikkeling van het reproductiegetal en de verwachting voor de komende weken,
ook ten aanzien van de verwachte ziekenhuis- en intensivecare- (IC-)bezetting en mede
gelet op de ontwikkeling van de vaccinatiegraad en de verwachtingen ten aanzien van
de verschillende virusvarianten. Aan dat advies wordt het volgende ontleend.
Verloop van de epidemie
In de afgelopen zeven kalenderdagen (17 tot 24 november 2021) was het aantal meldingen
van SARS-CoV-2-positieve personen landelijk 874 personen per 100.000 inwoners, met
een variatie per regio van 566 tot 1.233 per 100.000 inwoners in de afgelopen week.
De regio’s met het hoogste aantal meldingen per 100.000 inwoners (≥1.000) waren Limburg-Zuid,
Zuid-Holland-Zuid, Zeeland, Limburg-Noord, Gelderland-Zuid en Brabant-Noord.
Het aantal meldingen in de afgelopen kalenderweek nam toe in alle leeftijdsgroepen
en varieerde van 487 tot 1.235 per 100.000 inwoners. Het hoogste aantal meldingen
per 100.000 inwoners betrof de leeftijdsgroep 0 tot 12 jaar. De leeftijdsgroepen onder
de 50 jaar hadden hogere incidenties (meer dan 800 per 100.000 inwoners) dan de leeftijdsgroepen
boven de 50 jaar (minder dan 650 per 100.000 inwoners). In absolute zin betrof 78%
van alle meldingen kinderen boven de leeftijd van 12 jaar en volwassenen. Het aantal
meldingen vanuit verpleeghuizen en woonzorgcentra nam toe; 35% van de locaties had
een of meerdere besmettingen in de afgelopen vier weken.
In het ziekenhuis worden meer kwetsbare ouderen opgenomen. Dit aantal is opgelopen
doordat de eerste lijn overbelast is en ziekenhuiszorg niet kan overnemen, thuiszorg
en mantelzorg door ziekte uitvallen, en de uitstroom naar de langdurige zorg stokt.
Tevens is er sprake van een langere ligduur door betere behandelingsmogelijkheden
en is er een nog qua aantal onbekende groep die voor een andere aandoening dan covid-19
opgenomen wordt, maar bijvoorbeeld preoperatief positief test. Al deze omstandigheden
dragen bij aan de druk op de hele zorgketen.
In zorginstellingen testen met regelmaat asymptomatische of mild symptomatische personen
positief, ondanks dat zij gevaccineerd zijn. Ofschoon deze groep aanvankelijk geen
ernstige klachten aangeeft, blijkt de sterfte in de eerste maanden nadien onder hen
toch verhoogd. Verder onderzoek ter karakterisering van deze gevallen volgt.
Reproductiegetal en ziekenhuis- en IC-opnames
De instroom en bezetting op verpleegafdelingen en IC in de ziekenhuizen van personen
met een positieve test op SARS-CoV-2 nam verder toe. In de afgelopen kalenderweek
werden 1.889 opnames in het ziekenhuis geregistreerd, waarvan 297 op de IC, vergeleken
met respectievelijk 1.551 en 228 de week daarvoor (bron: stichting NICE, 24 november
2021). Dit is een stijging van 22% instroom in het ziekenhuis in totaal, en van 30%
op de IC. De hoogste aantallen opgenomen covid-19-patiënten op verpleegafdelingen
in het ziekenhuis betreffen personen van boven de 80 jaar. Op de IC ligt die leeftijd
lager, namelijk van 60 tot 79 jaar. Ook bij jongere leeftijdsgroepen is echter een
stijging zichtbaar in opnames, ook op de IC. Op 24 november 2021 was de totale bedbezetting
2535: 2.030 op de verpleegafdelingen in het ziekenhuis en 505 op de IC (bron: LCPS).
De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van
de meldingen van positieve gevallen, is voor 8 november 2021 op basis van Osiris gemiddeld
1,21 (95%-interval 1,20-1,23) besmettingen per geval. De schatting van het reproductiegetal
op basis van het aantal nieuwe ziekenhuisopnames per dag kent een grotere onzekerheid,
omdat ze berekend wordt op veel geringere aantallen, en dit reproductiegetal valt
lager uit voor 6 november 2021, het is gemiddeld 1,14 (95%-interval 1,00-1,29). Het
reproductiegetal berekend op basis van nieuwe IC-opnames is vergelijkbaar, dat is
gemiddeld 1,13 (95%-interval 0,77-1,53).
Op basis van het geschatte reproductiegetal voor meldingen van 1,21 is een daling
in het aantal risicocontacten van 21% op korte termijn vereist om de incidentie van
nieuwe meldingen te stabiliseren en een grotere daling om deze af te laten nemen.
Als proxy voor een daling in het aantal contacten worden de mobiliteitsgegevens gebruikt.
De beschikbare indicatoren voor mobiliteit in Nederland zijn Google community mobility
reports en Apple mobility trends. Deze indicatoren geven een daling van de mobiliteit
in de periode van 13 tot 20 november 2021 aan, maar deze is vooralsnog bescheiden.
Uit recente gegevens (16 tot 22 november 2021) van de Gedragsunit van het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) blijkt dat de naleving van een aantal gedragsregels
(procentueel gezien) is gestegen sinds de vorige meting, te weten: testen bij klachten,
het vermijden van drukke plekken, het thuiswerken indien mogelijk en het houden van
anderhalve meter afstand. Deze stijging is echter beperkt en blijft onder het niveau
dat is gemeten tijdens de piek in eerdere golven. De naleving van één van de basisgedragsregels
is gedaald: de ventilatie van de woning. Meer mensen geven ook aan moeite te hebben
met het naleven van deze maatregel. Deze dalende trend is gaande sinds de buitentemperaturen
zijn gaan dalen. De naleving van de andere gedragsregels is gelijk gebleven. De naleving
is het hoogst bij het dragen van een mondkapje in het openbaar vervoer.
Ook is in de gegevens van de Gedragsunit van het RIVM een kleine daling te zien in
het bezoek aan familie en vrienden. Het aandeel mensen dat zich zorgen maakt om het
coronavirus is toegenomen.
3. Hoofdlijnen van deze regeling
Maatregelen
Het kabinet heeft besloten tot het nemen van aanvullende maatregelen, bovenop het
maatregelenpakket dat sinds 12 november 2021 van kracht is.
De sluitingstijden worden verruimd en gaan gelden tussen 17.00 uur en 05.00 uur. Met
deze regeling worden de sluitingstijden voor niet-essentiële detailhandel en bepaalde
diensten, eet- en drinkgelegenheden en evenementen vervroegd. Deze gaan ook gelden
voor onder meer sport (met uitzondering van topsporters) en de beoefening én vertoning
van kunst en cultuur. Op locaties waar nu een coronatoegangsbewijs (CTB) dient te
worden getoond zal aanvullend de veilige afstand gaan gelden, wat neer komt op ook
een bezoekersnorm gelden van 1 persoon op 5 m2 bij doorstroomlocaties gaan gelden. Bovendien geldt er vanaf zondag 28 november 2021
in deze locaties bij verplaatsingen in de locatie een mondkapjesplicht.
Deze maatregelen worden van kracht vanaf zondag 28 november 2021 om 05.00 uur.
Detailhandel en dienstverlening
Per 13 november 2021 zijn de openingstijden beperkt voor niet-essentiële detailhandel
en locaties waar bepaalde dienstverlening plaatsvindt. Met deze regeling worden hier,
in aansluiting op het advies van het OMT om contactmomenten verder en zoveel mogelijk
te reduceren, aanpassingen in aangebracht. Er gaat daarom een sluitingstijd gelden
tussen 17.00 uur en 05.00 uur. Voor winkels in de levensmiddelenbranche voor mens
en dier, drogisterijen, winkels in zorg- en welzijnshulpmiddelen en groothandels blijft
een sluitingstijd van 20.00 uur gelden. Voor apotheken, tankstations en de daarbij
behorende winkels, winkels op luchthavens na de securitycheck blijven de reguliere
sluitingstijden gelden. Ook afhalen is tijdens de bovengenoemde sluitingstijden niet
toegestaan.
In de wijzigingsregeling van 12 november 2021 van de Trm zijn specifieke publieke
plaatsen benoemd waar bepaalde dienstverlening plaatsvindt. Voor deze plaatsen geldt
dat ook zij tussen 17.00 uur en 05.00 uur gesloten dienen te zijn.
In het kader van de openingstijd vanaf 05.00 uur geldt dat dit geen verruiming is
ten opzichte van de tijden die op grond van wet- en regelgeving of vergunningen gelden.
Deze laatste is hierin, ook voor afhaal, leidend.
Voor doorstroomlocaties, waaronder alle winkels, geldt dat hier maximaal 1 persoon
per 5 m2 toegelaten mag worden.
Sport en kunst en cultuur
Met de nieuwe maatregelen worden ook de regels voor sport en kunst en cultuur aangepast.
Voor sport blijft overeind dat er op binnensportlocaties voor personen vanaf achttien
jaar een CTB verplicht is en dat er geen publiek aanwezig mag zijn. Daar wordt met
deze regeling aan toegevoegd dat sportlocaties, zowel binnen als buiten, tussen 17.00
en 05.00 uur gesloten dienen te zijn. Dit geldt zowel voor de wedstrijden als de trainingen
en lessen.
Dit betekent dat onder meer zwemlessen en voetbaltrainingen, maar ook volleybal- en
hockeywedstrijden tussen 05.00 uur en 17.00 uur zonder toeschouwers zijn toegestaan,
maar om 17.00 uur afgelopen dienen te zijn. Op deze tijden wordt alleen een uitzondering
gemaakt voor wedstrijden van topsporters. Zij kunnen hun wedstrijden en trainingen
wel na 17.00 uur doorgang laten vinden. Daar geldt echter nog altijd dat er geen toeschouwers
aanwezig mogen zijn.
Voor locaties voor de vertoning of de beoefening van kunst en cultuur geldt eveneens
dat personen vanaf achttien jaar verplicht zijn een CTB te tonen. Verder geldt voor
deze locaties dat het publiek moet worden geplaceerd (tenzij er sprake is van doorstroom)
en dat er een maximum van 1.250 personen per zelfstandige ruimte is. Met deze regeling
wordt daaraan toegevoegd dat deze locaties tussen 17.00 en 05.00 uur voor publiek
gesloten dienen te zijn.
Verder geldt voor deze locaties dat deze ingericht moeten zijn op de maximale anderhalve
meter capaciteit, wat overeenkomt met een maximum aantal personen van een derde van
de reguliere capaciteit of één persoon per 5 m2 in doorstroomlocaties. Dit maximum wordt naast het bestaande maximum van 1.250 personen
per zelfstandige ruimte geïntroduceerd. Als de maximale anderhalve meter capaciteit
meer is dan 1.250 personen, dan kunnen deze personen alleen worden toegelaten als
het maximum van 1.250 personen per zelfstandige ruimte daarmee niet overschreden wordt.
De bestaande uitzondering voor de beoefening van kunst en cultuur in het kader van
onderwijsactiviteiten wijzigt niet. Dit is dus ook na 17.00 uur toegestaan. Voor de
vertoning van kunst en cultuur in het kader van onderwijsactiviteiten en de vertoning
van kunst en cultuur behorende bij de reguliere exploitatie van bibliotheken gelden
de aangescherpte sluitingstijden wel. Na 17.00 uur kunnen die vertoningen dus niet
meer plaatsvinden.
Groepsvormingsverbod tussen 17.00 en 05.00 uur
Gezien het advies van het OMT om contactmomenten zoveel mogelijk te beperken, geldt
ook voor de beoefening van sport en kunst en cultuur in georganiseerd verband dat
dit tussen 17.00 uur en 05.00 uur buiten alleen is toegestaan met maximaal vier personen.
Trainers en begeleiders zijn hiervan uitgezonderd. Bij kunst- en cultuurbeoefening
en sportbeoefening in georganiseerd verband kan gedacht worden aan vioolles, toneelles,
fitness en bootcamp. Yogales onder begeleiding van een instructeur of repetitie van
een brassband in het park zijn daarom alleen mogelijk na 17.00 uur met maximaal vier
personen, exclusief begeleider of instructeur. Buitenspelen, zoals een balletje trappen
op een openbaar voetbalveldje, en hardlopen op de openbare weg is na 17.00 uur wel
toegestaan met meer dan vier personen. Ook voor georganiseerde jeugdactiviteiten,
zoals scouting, geldt dat deze na 17.00 uur buiten alleen zijn toegestaan met maximaal
vier personen. Ook hier zijn begeleiders uitgezonderd van het maximaal aantal personen.
Er geldt een algemene uitzondering op het groepsvormingsverbod voor groepsverbanden
die noodzakelijk zijn voor de continuering van de dagelijkse werkzaamheden van instellingen,
bedrijven en andere organisaties. Hieronder vallen bijvoorbeeld professionele sporters
bij trainingen in de openbare ruimte of acteurs bij een opname voor een productie.
Horeca
Gezien voor eet- en drinkgelegenheden naast de CTB-verplichting opnieuw de veiligeafstandsnorm
gaat gelden, wordt het net zoals eerder bij de openstelling van de buitenterrassen
per 28 april 2021, onder voorwaarden toegestaan om op buitenterrassen kuchschermen
te plaatsen. Voor personen die zich aan weerszijden van de schermen bevinden, geldt
in dat geval een uitzondering op de veiligeafstandsnorm, zolang zij hun gezicht aan
de voor hen bestemde zijde van het kuchscherm houden. Een kuchscherm is een voorwerp
dat op grond van zijn ontwerp bestemd is om ten minste geplaatst te worden tussen
personen teneinde de verspreiding van ziektekiemen tegen te gaan. De instructie van
TNO waarin is opgenomen waaraan een kuchscherm moet voldoen wordt opnieuw van kracht.
Deze eisen zijn in artikel 4.2, achtste lid Trm opgenomen.
Evenementen
Ook de tijden voor het evenementenverbod worden met deze regeling aangepast. Evenementen
zijn met deze regeling tussen 17.00 uur en 05.00 uur verboden. Evenementen vóór 17.00
uur kunnen dan dus doorgaan (ten overvloede: binnen de kaders van de gewone lokale
regels voor evenementen), maar moeten om 17.00 uur zijn afgelopen. Ongeplaceerde evenementen
zijn geheel verboden. Van dit verbod zijn verder alleen nog sportwedstrijden van topsporters
zonder publiek uitgezonderd. De uitzondering voor vertoningen van kunst en cultuur
vervalt met deze regeling. Daarvoor geldt dus dat zij ook alleen nog tussen 05.00
en 17.00 uur plaats kunnen vinden. Verder worden er met deze regeling aanvullende
bezoekersnormen ingevoerd. Er geldt voor evenementen een norm van 100% van de capaciteit
op anderhalve meter afstand of een norm van 1 persoon op 5 m2 als sprake is van doorstroom. Dit komt bovenop de verplichting het publiek te placeren
en het maximum van 1.250 personen per zelfstandige ruimte. Uitgezonderd van de placeringsplicht
en het maximum van 1.250 personen blijven de doorstroomevenementen. Daar geldt dan
dus echter wel het maximum van 1 persoon per 5 m2.
Onderwijs
Voor het onderwijs geldt dat dit, gezien het maatschappelijke belang van onderwijs,
onder de huidige omstandigheden in fysieke vorm kan blijven plaatsvinden. Wel worden
in het onderwijs aanvullende mitigerende maatregelen genomen. Ook geldt wordt de mondkapjesplicht
uitgebreid tot alle onderwijsinstellingen met uitzondering van basisscholen, speciale
scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs.
4. Noodzakelijkheid en evenredigheid
De noodzaak om maatregelen te treffen volgt uit het recht op gezondheidszorg zoals
dit voortvloeit uit artikel 22 van de Grondwet. Dit artikel waarborgt dat het kabinet
maatregelen treft ter bevordering en bescherming van de volksgezondheid. Dit sociale
grondrecht komt overeen met wat in internationale verdragen is bepaald (artikel 12
van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, artikel
11 van het Europees Sociaal Handvest, artikel 35 van het EU-Handvest). Er is dus een
grond- en mensenrechtelijke opdracht voor het kabinet om op te treden ter bescherming
van de volksgezondheid.
De maatregelen die het kabinet neemt in de strijd tegen het virus raken aan diverse
mensenrechten. Zo wordt het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer
van betrokkenen beperkt (artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)) alsmede het recht op eigendom geraakt
(artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM) nu bepaalde ondernemingen de sluitingstijden
uit deze regeling tijdelijk dienen te hanteren. Deze grond- en mensenrechten hebben
met elkaar gemeen dat ze niet absoluut zijn. Beperkingen daarop zijn toegestaan indien
zij een wettelijke basis hebben en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn.
De inperking van grondrechten wordt ook afgewogen tegen de grondwettelijke plicht
van het kabinet om de volksgezondheid te beschermen.
Beperkingen van grondrechten dienen volgens vaste jurisprudentie betreffende het EVRM
en andere internationale mensenrechtenverdragen noodzakelijk en proportioneel te zijn.
De maatregelen die worden genomen, zijn gebaseerd op het OMT-advies naar aanleiding
van de 131e bijeenkomst. Op basis van dit advies mag het kabinet aannemen dat de maatregelen
geschikt zijn. Uit het OMT-advies volgt ook de noodzaak om snel geschikte maatregelen
te nemen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat het OMT niet per maatregel specifiek
kan aantonen wat de bijdrage is aan het verminderen van het aantal besmettingen. Op
het vraagstuk van proportionaliteit wordt in het onderstaande ingegaan.
In paragraaf 3 is toegelicht welke onderdelen van de Trm bij de inwerkingtreding van
deze wijzigingsregeling aangescherpt worden. Met deze regeling wordt een deel van
de maatregelen getroffen die in deze fase noodzakelijk zijn.
OMT-advies
Het OMT is voorstander van generieke maatregelen, die eenduidig te communiceren zijn
en geen uitzonderingen kennen. Het OMT adviseert naast de aanscherping van een aantal
adviezen bovenop het huidige maatregelenpakket onder meer om de maatregelen uit de
regeling van 12 november 2021 aan te houden, maar daar bovenop:
-
• een algehele sluiting tussen 17.00 uur en 05.00 uur van alle gelegenheden, met alleen
een uitzondering voor essentiële winkels en essentiële dienstverlening;
-
• breed gebruik van het CTB, met in alle binnenruimtes, inclusief in de detailhandel,
horeca, cultuur, sport, et cetera, gebruik van mondneusmakers bij verplaatsingen binnen.
In eet- en drinkgelegenheden geldt aanvullend overdag de noodzaak tot placering. Bij
hoge incidentie is het 3G-model (gevaccineerd, genezen of getest) namelijk niet voldoende
en behoeft dus aanvulling met additionele maatregelen.
Het OMT adviseert geen algemene schoolsluiting maar wel aanvullende maatregelen te
nemen op scholen. De mondkapjesplicht in het voortgezet onderwijs wordt opnieuw geïntroduceerd.
Sociaalmaatschappelijke en economische reflectie
Naast het epidemiologisch beeld en OMT-advies is opnieuw rekening gehouden met het
maatschappelijk beeld volgens de inzichten van het Sociaal en Cultureel Planbureau
(SCP), reflecties op de maatregelen volgens de inzichten van het SCP en de Ministeries
van Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de
‘Trojka’) en met uitvoeringstoetsen op de maatregelen door andere departementen, de
gedragsunit van het RIVM, de Nationale Politie, de Veiligheidsregio’s en de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Maatschappelijk beeld en reflectie SCP
Het SCP stelt dat het (gemiddeld) psychisch welbevinden van burgers lager wordt en
de (gemiddelde) gevoelens van eenzaamheid hoger worden naarmate het pakket aan maatregelen
restrictiever is, naarmate de lockdown zwaarder is en hoe langer de lockdown voortduurt.
Langdurige eenzaamheid kan leiden tot psychische klachten. Het is te verwachten dat
de mensen die in de afgelopen anderhalve jaar het hardst zijn geraakt door de crisis,
hiervan nog niet of onvoldoende hersteld zijn. Verdere negatieve gevolgen en ervaringen
komen daar dus bovenop. De coronacrisis laat zien dat de bestrijding van het virus
en de maatregelen die worden genomen ook leiden tot crisiseffecten op andere terreinen.
Een meervoudige crisis als deze vereist dus een meervoudige aanpak met perspectief.
Ook bij nieuwe uitbraken moeten de maatschappelijke korte en lange termijneffecten
van maatregelen meewegen in de besluitvorming. Daarbij is het volgens het SCP niet
alleen belangrijk om overbelasting van de zorg te voorkomen, maar tevens om doorgang
van andere cruciale sectoren en activiteiten zoals (fysiek) onderwijs zo goed mogelijk
te borgen. Het RIVM heeft recent onderzoek gedaan naar de voorkeuren van mensen indien
het opschalen van maatregelen dit najaar aan de orde zou zijn. Volgens het RIVM volgen
drie belangrijke principes uit de redeneringen van mensen. Ten eerste moeten de meest
effectieve maatregelen genomen worden. Ten tweede hebben maatregelen die tot weinig
negatieve (langetermijn)effecten leiden de voorkeur. Ten derde dienen generieke maatregelen
in plaats van maatregelen die een specifieke groep of gebied raken genomen worden.
Echter, de gevolgen van maatregelen kunnen meer effect hebben op specifieke groepen.
Daarom adviseert het SCP om met behulp van gericht flankerend beleid deze negatieve
effecten zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij spelen lokale partners (gemeenten,
instellingen, bedrijven, sociaal domein) een belangrijke rol om ervoor te zorgen dat
werk, voorzieningen of hulp zoveel mogelijk overeind blijven. Voor aanbevelingen en
goede praktijken op dit gebied verwijst het naar de advisering door de Raad voor de
Volksgezondheid en Samenleving en de rapportages van onder meer de commissie-Halsema
(2020) en de VNG-commissie-Depla (2021).
Ten aanzien van het sluiten van scholen geeft het SCP aan dat er veel zorgen over
de gevolgen van de crisis voor jongeren en jongvolwassenen zijn. De gezondheidsrisico’s
van het virus om in het ziekenhuis opgenomen te worden, zijn voor hen tot nu toe lager
gebleken dan voor oudere leeftijdsgroepen. Echter, de gevolgen van de genomen maatregelen
blijken aanzienlijk. Dit geldt vooral waar het reeds bestaande leerachterstanden versterkt
of waar de mindere kwaliteit van (praktijk)onderwijs de waarde van het diploma op
de arbeidsmarkt aantast. Het is belangrijk dat jongeren, onderwijzend personeel en
ouders steun krijgen bij hun zorgen of mentale klachten. Tegelijkertijd zijn er ook
zorgen onder sommige leerlingen, docenten en ouders vanwege het hoge aantal besmettingen
onder kinderen. Het SCP geeft aan dat veel maatregelen ingrijpen op de kern van het
sociale leven van jongeren, terwijl contacten met leeftijdsgenoten voor hun ontwikkeling
juist van groot belang is. De afname in het psychisch welbevinden en toename van enige
tot sterke eenzaamheidsgevoelens is bij jongeren en jongvolwassenen het grootst. Het
SCP verwacht dat nieuwe forse beperkingen een versterkt negatief effect op jongeren
en jongvolwassenen kan hebben, omdat zij de effecten van eerdere maatregelen nog niet
geheel te boven zijn gekomen. Ook vraagt het SCP aandacht voor de onderwijsvertraging
dat een deel van de scholieren en studenten mogelijk opgelopen heeft. Een deel van
hen zal deze vertraging vermoedelijk alleen met extra inspanning weer in kunnen halen.
De vertraging is echter het grootst voor degenen die al voor de pandemie op een achterstand
stonden. Voor hen betekent dat de coronacrisis hun achterstand alleen maar groter
maakt, welke niet zomaar in te halen is. Het SCP stelt dat (gedeeltelijke) sluiting
van het onderwijs ervoor kan zorgen dat de recente inspanningen om vertragingen en
achterstanden in te lopen in korte tijd weer teniet kunnen worden gedaan of dat deze
vertragingen en achterstanden juist groter worden. Het SCP adviseert daarom eerdergenoemde
punten in het belang van jongeren zwaar te laten wegen, maar ook om te voorkomen dat
de inmiddels toegekende steungelden in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs
(€ 8,5 mld) geen of slechts een beperkt effect zullen opleveren.
Volgens het SCP hebben eerdere lockdowns geleerd dat flankerende maatregelen genomen
moeten worden en niet pas nadat al te grote schade is aangericht op sociaal en mentaal
gebied (zoals leerachterstanden, druk op huishoudens, isolement van jongeren en ouderen,
mentale klachten door het wegvallen van uitlaatkleppen als sport en uitgaan, et cetera).
Het SCP wijst er tevens op dat bij eerdere lockdowns een gezamenlijke dreiging werd
ervaren in het rondwaren van het coronavirus. Die dreiging wordt momenteel door een
deel van de bevolking in mindere mate ervaren (onder andere vanwege de vaccinatiegraad).
Dit zet de naleving van maatregelen onder druk, maar kan ook de wrijving in de samenleving
doen toenemen. In combinatie met in eerdere adviezen gesignaleerde stigmatisering
van groepen kunnen de sociale spanningen toenemen. Het SCP adviseert hiermee terdege
rekening te houden, zodat tegenstellingen niet onbedoeld worden aangewakkerd, en om
in naleving en communicatie een duidelijke en voorspelbare overheid te zijn. Daarnaast
geeft het SCP aan dat bij veel onderwerpen, zoals opvattingen over vaccinatieplicht
of de mate waarin de overheid al dan niet strenger moet ingrijpen, de Nederlandse
bevolking niet in twee kampen (voor of tegen) in te delen is. Er bestaat een grote
variëteit aan meningen, maar het is de meest scherpe tegenstelling die snel naar voren
komt in het publieke debat. Veelal is er ook een grote groep die in het midden zit.
Het SCP roept op om in uitingen over polarisatie in de samenleving rekening te houden
met deze stille minderheid. Polarisatie veronderstelt twee tegenover elkaar staande
groepen. De werkelijkheid zit ingewikkelder in elkaar en het is belangrijk dit communicatief
goed over te brengen.
Tot slot adviseert het SCP om het openhouden van scholen zoveel mogelijk te prioriteren,
aangezien de maatschappelijke effecten van het afstandsonderwijs groot zijn. Ook zou
vanwege de te verwachten gevolgen voor het psychisch welbevinden een eventuele lockdown
direct gepaard moeten gaan met ondersteunende maatregelen om hulp vanuit onder andere
het sociaal domein en de geestelijke gezondheidszorg te versterken.
Sociaal-maatschappelijke en economische reflectie Trojka
De Ministeries van SZW, EZK en FIN (Trojka) geven aan dat de sociaalmaatschappelijke
en economische kosten van (brede) vervroegde sluiting substantieel lager zijn dan
bij een algehele sluiting. Indien een algehele sluiting onontkoombaar is, dient deze
te worden beperkt in de tijd. Tevens pleit zij ervoor om een uitzondering te maken
voor het onderwijs. De Trojka benadrukt dat leerachterstanden groot zijn en niet te
repareren zijn met flankerend beleid. Bovendien staat het mentaal welzijn van jongeren
onder druk. Corona zorgt volgens recent onderzoek van de GGD, het RIVM en het Trimbos
Instituut voor het uitvergroten van psychische klachten bij jongeren, zoals angst
en eenzaamheid. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat
een kwart van de jongeren psychisch ongezond is. Ten aanzien van het sluiten van de
niet-essentiële detailhandel, horeca, evenementen en culturele instellingen wijst
de Trojka op de hoge sociaalmaatschappelijke en economische kosten die dit met zich
brengt. Om deze schade zoveel mogelijk te beperken, dient een eventuele algehele sluiting
zo kort mogelijk te duren. Ook vraagt de Trojka aandacht voor duidelijke en geloofwaardige
communicatie met betrekking tot de duur van een mogelijke algehele sluiting.
De Trojka pleit voor het scheppen van duidelijkheid over de periode die volgt direct
na dit pakket aan maatregelen door middel van een openingsplan. Hierbij wijst de Trojka
op de Aanpak Najaar.1 Zij stelt dat het bieden van perspectief het draagvlak versterkt en de samenleving
in staat stelt om te anticiperen op wat komt. De samenleving heeft behoefte aan duidelijkheid
en rust. Overweeg ook scherpe keuzes om zoveel mogelijk verantwoord te openen. De
sociaalmaatschappelijke en economische kosten van een 2G-regime (gevaccineerd of genezen)
in sectoren waar nu 3G (gevaccineerd, genezen of getest) geldt, zijn bijvoorbeeld
kleiner dan van volledige sluiting.
Verder doet de Trojka de suggestie een basispakket samen te stellen met weinig invasieve
en makkelijk vol te houden maatregelen, waarmee een nieuwe algehele sluiting op de
langere termijn voorkomen kan worden. Dit zou een pakket moeten zijn dat ook proportioneel
is in een situatie met een lage besmettingsgraad. Het gedrag dat daarbij past, zou
een routine kunnen worden, hetgeen de naleving bevordert. Tot slot stelt de Trojka
dat er een concreet handelingsperspectief moet worden gegeven op welke manier het
basispakket van maatregelen kan worden nageleefd. Hierbij moet worden ingezet op een
gedragsnorm (welk gedrag zouden we concreet willen zien?) en dienen mensen daarin
ondersteund te worden. Ten behoeve van het draagvlak is daarbij wenselijk om ook aan
de samenleving te laten zien dat men in het zorgdomein alles op alles zet om IC-opnames
te voorkomen, zoals voortgang ten aanzien van boostervaccins en covid-pillen.
Uitvoeringstoets
Nationale Politie, Openbaar Ministerie (OM), buitengewoon opsporingsambtenaren (Rijk)
De politie en het OM stellen vast dat het draagvlak afneemt, ook onder burgers en
ondernemers die voorheen welwillend waren. De berichtgeving in de media is bovendien
niet inhoudelijk eenduidig, waardoor dit draagvlak nog verder afneemt. Dit bemoeilijkt
volgens de politie en het OM de handhaving en leidt tot meer escalatiemomenten.
Daarnaast geven de politie en het OM aan dat een verdieping en verbreding van het
maatschappelijk ongenoegen hebben plaatsgevonden. Dit leidt inmiddels tot verstoringen
van de openbare orde waarbij het geweld zich, meer dan voorheen, richt tegen politie,
handhavers, hulpverleners en gezagsdragers. Bij een lockdown voor een kortere periode
vraagt dit volgens de politie en het OM om speciale aandacht. Als er tussentijdse
weegmomenten zijn, menen zij dat bij iedere persconferentie opnieuw een triggermoment
ontstaat voor maatschappelijk onrust met kans op ongeregeldheden. Maar ook in algemene
zin achten de politie en het OM de kans groot dat extra ingrijpende maatregelen worden
aangegrepen voor nieuwe protesten waarbij de kans op (ernstige) openbareordeverstoringen
groot is. Daarbij moet volgens hen rekening worden gehouden met flitsacties waartoe
op sociale media wordt opgeroepen, zonder duidelijke organisatie en aansturing waarbij
de deelnemers zich vooral door een zwermdynamiek en op basis van gelegenheid laten
kenmerken. Deze acties verlopen volgens de politie en het OM veelal grimmig en met
fors geweld.
Meer inhoudelijk overwegen de politie en het OM dat een generieke sluiting van alle
sectoren (met uitzondering van essentiële detailhandel) duidelijker is als maatregel
en minder handhavingsvraagstukken oplevert. Een dagdeelsluiting heeft bovendien een
minder negatief effect op de openbare orde. Daar staat echter tegenover dat één sluitingstijdstip
op dat moment tot drukte in de publieke ruimten en in het openbaar vervoer leidt.
Voor handhaving van gedragsmaatregelen in de openbare ruimte (zoals groepsvorming
of een alcoholverbod) is volgens de politie en het OM ook geen capaciteit beschikbaar.
Handhaving zal alleen bij excessen plaatsvinden. De politie en het OM achten het van
belang dat dit bij de afweging wordt betrokken.
In het verlengde daarvan waarschuwen de politie en het OM dat samenkomsten zich bij
een lockdown naar ‘achter de voordeur’ verplaatsen en dat er illegale feesten ontstaan.
Dit terwijl ingrijpen daar, juridisch gezien, (bijna) niet mogelijk is. Bovendien
betekent een sluiting van de scholen en sport een grotere kans dat jongeren ook overdag
op straat samenscholen en ongeregeldheden veroorzaken. Mits medisch verantwoord, is
het vanuit handhaving en openbare orde volgens de politie en het OM dan ook wenselijk
om scholen open te houden en sport voor jeugd toe te staan. Met name ook omdat een
sluiting van de scholen ertoe zal leiden dat veel politiepersoneel en andere handhavers
zorgverlof moeten opnemen, tenzij er noodopvang is.
Sowieso signaleren de politie en het OM dat er sprake is van uitputting van medewerkers
en middelen (gewonden, overbelasting, vernielde voertuigen). De politie verwacht dat
de reguliere en uitstelbare politiezorg daardoor afgeschaald zal moeten worden. Niet
vanwege de handhaving van coronamaatregelen, maar om de openbare orde te handhaven,
demonstraties te begeleiden en ongeregeldheden te voorkomen en te bestrijden. De mogelijke
code zwart in de ziekenhuizen vormt daarbij naar het oordeel van de politie een extra
risico, omdat daardoor ongeregeldheden kunnen ontstaan waar extra inzet van de politie
nodig is. Bijstand van defensie is volgens de politie dan ook onvermijdelijk. In ieder
geval van de Koninklijke Marechaussee, maar ook andere defensieonderdelen.
Gemeenten (VNG) en veiligheidsregio’s
De VNG vraagt aandacht voor het feit dat het draagvlak afneemt in de samenleving.
Dit maakt dat de naleving afneemt en de druk op de handhaving hoger wordt. Dit terwijl
de grenzen van de handhavingscapaciteit volgens de VNG bereikt zijn. Verder signaleert
de VNG dat er een groeiende tweedeling in de samenleving is. Dit is voor gemeenten
een zeer grote zorg, zowel met het oog op onregelmatigheden als op sociaal vlak. De
veiligheidsregio’s benadrukken dat nieuwe maatregelen weerstand kunnen oproepen. Een
lockdown kan volgens hen bovendien de tegenstelling tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden
vergroten. Zij waarschuwen in dat kader voor mogelijke nieuwe (ernstige) verstoringen
van de openbare orde. Het verzoek vanuit de veiligheidsregio’s is dan ook om hier
in de communicatie rekening mee te houden en de samenleving perspectief te bieden.
Zij vragen in dat kader ook om duidelijkheid over hoe lang de maatregelen zullen duren.
De VNG adviseert om de zwaarte van de maatregelen zo gelijk mogelijk te verdelen over
de sectoren en ook te kiezen voor maatregelen die erop gericht zijn om de kans op
grote drukte en het aantal sociale contactmomenten tussen mensen te beperken, zonder
de samenleving en de economie geheel op slot te doen. Dit zorgt volgens de VNG voor
draagvlak en vergroot de handhaafbaarheid. De veiligheidsregio’s sluiten zich hierbij
aan en stellen dat ook steunmaatregelen voor gesloten sectoren helpen in het draagvlak.
Bij een mogelijke verzwaring is het volgens de VNG en de veiligheidsregio’s bovendien
belangrijk om de ondernemers en gemeenten de ruimte te geven om deze regels in te
voeren. De veiligheidsregio’s pleiten in dat kader voor inwerkingtreding in de (vroege)
avond en niet vrijdagnacht of zaterdagochtend.
Meer inhoudelijk vragen de veiligheidsregio’s om duidelijke conflictregels als sectoren
worden gesloten en dus kenbaar te maken welk regime voorgaat als verschillende regels
van toepassing zijn. Verder verzoeken de VNG en de veiligheidsregio’s de regeling
zo in te richten dat er een verbod komt met uitzonderingen. Daarbij is hun voorstel
om terug te grijpen op eerdere begrippen en niet uitzondering op uitzondering te stapelen.
In het verlengde daarvan vragen de VNG en de veiligheidsregio’s om aandacht voor specifieke
voorzieningen die open moeten blijven en activiteiten die doorgang moeten vinden,
met name voor de jeugd en andere kwetsbare groepen. Volgens de veiligheidsregio’s
is bovendien wenselijk dat duidelijk is of er voor de feestdagen uitzonderingen gelden.
Bijvoorbeeld als het om kerstmissen, kerstmarkten en schaatsbanen gaat.
Bij maatregelen die zien op het onderwijs geldt volgens de VNG en de veiligheidsregio’s
dat er rekening mee moet wordt gehouden dat de leerachterstanden bij de meest kwetsbare
kinderen zullen toenemen. Zij dringen er dus op aan een alternatief te zoeken voor
sluiting. Om mensen een uitlaatklep te bieden vragen de VNG en de veiligheidsregio’s
bovendien om sport-, kunst- en cultuurbeoefening niet (verder) te beperken. In elk
geval niet in de openbare ruimte en op sportaccommodaties buiten of door het invoeren
van een CTB-plicht.
Ook voor de sluiting van winkels zou er volgens de veiligheidsregio’s naar een alternatief
moeten worden gezocht. Zij denken daarbij aan een maximumaantal personen dat per vierkante
meter mag worden toegelaten. Bij een sluiting moet er volgens de veiligheidsregio’s
duidelijkheid komen over bijvoorbeeld winkelen op afspraak, click-and-collect en retourneren.
In dat kader vragen zij ook aandacht voor markten en losse standplaatsen waar bijvoorbeeld
kerstbomen, bloemen en oliebollen worden verkocht. Bij zaalverhuur is volgens de veiligheidsregio’s
van belang ervoor te zorgen dat bepaalde noodzakelijke activiteiten en cursussen door
kunnen gaan, zoals EHBO-cursussen, ledenvergaderingen en inburgeringscursussen.
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
De NVWA stelt dat een volledige sluiting van de horeca betekent dat zij het toezicht
zal richten op afhalen en bezorgen in de horeca. De ervaring van de NVWA leert dat
inspecties dan langer duren, omdat inspecteurs meer tijd moeten investeren in het
gesprek met de geïnspecteerde in deze bijzondere omstandigheden.
Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)
De ILT heeft aangegeven dat als het onderwijs wordt gesloten en daar ook (praktijk)opleidingen
en examens van beroepsgroepen onder vallen, dit betekent dat er problemen ontstaan
bij het behalen van benodigde bewijzen en certificaten. Ook wanneer deze verlopen
zijn en verlengd moeten worden.
Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW)
De ISZW signaleert dat het aantal meldingen toeneemt als de maatregelen worden aangescherpt.
Zij verwacht nu dus ook een toename en dat heeft gevolgen voor de voorgenomen inspecties.
Daarbij is een belangrijke vraag of er compensatie komt voor bedrijven bij een gedeeltelijke
of volledige lockdown. Dit heeft namelijk gevolgen voor de meldingen die er uit de
samenleving kunnen worden verwacht. Verder verwacht de ISZW een toename van bezorging
aan huis. Daar zal zij ook op inspelen door daarop (meer) te inspecteren. Tot slot
geeft ISZW aan dat zij meer weerstand of agressie richting haar inspecteurs verwacht,
met name in de getroffen sectoren.
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
De IGJ benadrukt het belang van de continuïteit van zorg, zoals dagbesteding en hulp
en ondersteuning, alsmede voor activiteiten zoals onderwijs en dagopvang. Volgens
de IGJ moet voorkomen worden dat mensen in kwetsbare situaties uit beeld raken en
hun problematiek verergert. Zo wordt het zicht op kinderen en jeugdigen in kwetsbare
gezinnen minder als kinderopvang en onderwijs wegvalt, juist als spanningen thuis
door beperkende maatregelen kunnen oplopen. Het stopzetten van net weer goed op gang
gekomen dagbesteding en dagactiviteiten kan volgens de IGJ bijvoorbeeld leiden tot
vereenzaming of zorgelijk gedrag.
RIVM coronagedragsunit
De gedragsunit van het RIVM merkt op dat voor het draagvlak en de naleving van belang
is dat de bevolking de maatregelen als noodzakelijk, effectief, rechtvaardig én haalbaar
ziet. Dit vereist volgens de gedragsunit een duidelijke koers en strategie, transparante
en goed onderbouwde besluitvorming en communicatie, het vermijden van vingerwijzen
naar de burger en een heldere uitleg over hoe het komt dat we in deze situatie zitten
ondanks de hoge vaccinatiegraad.
Naleving is naar het oordeel van de gedragsunit in hoge mate afhankelijk van de kwaliteit
van de overheidscommunicatie, consistent en uitlegbaar beleid, een faciliterende omgeving
en bereikbaarheid en fijnmazigheid van voorzieningen. Zij vraagt in dat kader om aandacht
voor regels en voorzieningen in specifieke sectoren die ongewenst gedrag uitlokken
of stimuleren, zoals geen online onderwijs, examen of andere alternatieven in het
onderwijs bij quarantaine of geen vergoeding in de cultuursector als de bezoekers
niet opdagen als gevolg van klachten.
Voor de communicatie geldt dat volgens de gedragsunit van belang is om aan te geven
hoe met de voorkeuren van de burgers is omgegaan, te benadrukken dat veel mensen de
maatregelen naleven en aan te geven dat dit wordt gewaardeerd. Verder is het advies
begrip te tonen voor het feit dat mensen klaar zijn met de coronamaatregelen en specifiek
in te gaan op de feestdagen.
Wat betreft de maatregelen meent de gedragsunit dat steviger ingrijpen in situaties
met een hoog risico met beperkte negatieve (lange termijn) impact beter is uit te
leggen dan stevig ingrijpen in een situatie met een laag risico en veel negatieve
gevolgen. De gedragsunit verzoekt dan ook te kijken naar tussenvormen, zoals ook gebruikelijk
is in andere landen. Denk aan gedeeltelijk open met aandacht voor extra maatregelen
om virusoverdracht te beperken.
Meer inhoudelijk merkt de gedragsunit op ten aanzien van de sluiting van het onderwijs
dat de impact op het welbevinden groot is en dat hier aandacht voor moet zijn. Ten
aanzien van werk adviseert de gedragsunit randvoorwaarden te bieden die naleving van
de maatregelen mogelijk en liefst makkelijk maken. Zo moet bijvoorbeeld voorkomen
worden dat mensen met een nulurencontract niet betaald krijgen als zij in quarantaine
gaan. In dat kader stelt de gedragsunit ook voor voorbeeldgedrag van sleutelfiguren
in organisaties en netwerken te stimuleren en naleving zo makkelijk mogelijk te maken
door aanpassingen in de omgeving.
Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC)
Het NKC signaleert dat er in de samenleving, door de huidige cijfers en de signalen
uit de zorg, voldoende gevoel van urgentie voor extra maatregelen is en dat er ook
draagvlak voor aanvullende maatregelen lijkt te zijn. In de media zijn er de laatste
tijd echter wel veel wisselende boodschappen geweest, zowel vanuit het kabinet als
door mensen uit het veld. Dit draagt niet bij aan het vertrouwen in het coronabeleid
en aan een goede naleving van de regels. Een heldere, scherpe en verbindende boodschap
over de stand van het virus en de zorg en de noodzakelijke maatregelen is nu dan ook
nodig om hier verandering in te brengen.
Daarnaast ziet het NKC dat er steeds meer het gevoel van tweedeling in de samenleving
ontstaat. De 2G-discussie (gevaccineerd of genezen) versterkt dit. Ook om die reden
pleit het NKC voor een verbindende boodschap die de nadruk legt op gemeenschappelijke
doelen en op samenhang. Dit betekent scherp normatief communiceren waar het moet,
maar ook rijkelijk complimenteus waar dat kan. Voor het draagvlak helpt het volgens
het NKC als de samenleving weer een gemeenschappelijk doel heeft en als wordt benadrukt
dat iedereen weer aan de slag moet om het virus terug te dringen. Ook hier moet in
de communicatie aandacht voor zijn. Verder zou het naar het oordeel van het NKC helpen
als de maatregelen gepaard gaan met een extra tempo op de booster, een boost in vaccinaties,
goede handhaving en een helder perspectief op het leven mét dit virus zodra we deze
piek hebben doorbroken.
Meer specifiek merkt het NKC op dat de maatregelen sectoren raken die deze crisis
al veel geleden hebben. Voor het draagvlak van het beleid is het volgens het NKC belangrijk
om dit te erkennen en helder uit te leggen waarom dit toch nodig is. Daarbij geeft
het NKC aan dat voor veel sectoren die te maken krijgen met maatregelen geldt dat
ze in het bron- en contactonderzoek vaak minder hoog uitkomen. Het NKC adviseert goed
uit te leggen waarom zij toch ook een bijdrage leveren aan de verspreiding van het
virus en daarom te maken krijgen met maatregelen.
Specifiek voor het onderwijs geeft het NKC aan dat al enkele malen kenbaar is gemaakt
dat sluiting alleen in een uitzonderlijke situatie een oplossing is. Als voor sluiting
wordt gekozen, moet dus worden onderbouwd waarom deze situatie zo uitzonderlijk is.
Voor de beoefening van sport, kunst en cultuur geldt volgens het NKC dat dit een heel
belangrijk ventiel is voor de samenleving. Als dit wordt beperkt, meent het NKC dat
daar dus een alternatief moet worden geboden. Bijvoorbeeld met individueel buitensporten
of de mogelijkheid om in de buitenlucht als groep te repeteren. Wat betreft de detailhandel
benadrukt het NKC dat december voor veel winkels de belangrijkste maand van het jaar
is. Een sluiting in deze maand valt hun dus heel zwaar. Het NKC adviseert dan ook
nadrukkelijk aan te geven wat wél mogelijk is. Bijvoorbeeld afhaal en retourneren.
Afweging
Naar aanleiding van de meest recente ziekenhuis- en IC-cijfers, de druk op de zorg,
een verdere stijging van de besmettingscijfers, het OMT-advies naar aanleiding van
de 131e bijeenkomst en de daarin weergegeven aanzienlijke onzekerheid over het tijdstip waarop
een piek bereikt wordt en de hoogte van de piekwaarde van de IC-bezetting wordt geconcludeerd
dat de huidige maatregelen niet afdoende zijn.
Om een gewenste kentering te forceren, adviseert het OMT aanvullende maatregelen door
te voeren. Deze maatregelen zijn erop gericht om minimaal 20 tot 25% van de contacten
die leiden tot virusoverdracht te voorkomen. Dit percentage van 20 tot 25% is nodig
om bij een reproductiegetal van rond de 1,20-1,25 het aantal nieuwe besmettingen te
stabiliseren. Meer is nodig om de groei van het aantal besmettingen en het reproductiegetal
terug te brengen. Meer maatregelen zouden de daling en met name de snelheid van afname
verder kunnen bevorderen, maar moeten worden gewogen tegenover de maatschappelijke
schade die ze veroorzaken.
Met inachtneming van het OMT-advies, de sociaalmaatschappelijke reflectie, het maatschappelijk
beeld en de uitvoeringstoets heeft het kabinet besloten tot een brede, tijdelijke
avondsluiting voor drie weken met een zo beperkt mogelijk aantal uitzonderingen om
20 tot 25% van de besmettingen door contactmomenten te reduceren en hiermee de oplopende
ziekenhuisbezetting (kliniek en IC) te remmen.
Het kabinet geeft invulling aan het OMT-advies door onder meer via sluitingstijden
contactmomenten met 20 tot 25% te reduceren door te focussen op de avonduren. De dagelijkse
bezigheden, zoals onderwijs en werk, blijven hiermee voor een deel ongemoeid. De maatregelen
moeten in hun totaliteit worden bezien. Dit is nu nodig, omdat het OMT concludeert
dat de verspreiding van het virus in alle regio’s en sectoren en onder alle leeftijdsgroepen
plaatsvindt. Het RIVM heeft de voorgenomen besluitvorming doorgerekend en gaat ervanuit
dat met dit maatregelenpakket de benodigde reductie van het aantal contactmomenten
en bewegingen wordt bewerkstelligd en de benodigde kentering in het aantal besmettingen
te forceren en het aantal nieuwe besmettingen te stabiliseren.
De strengere maatregelen lopen automatisch af op 19 december 2021 om 05.00 uur.
5. Regeldruk
Deze regeling heeft enige gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven, instellingen
en professionals. De aanscherping van het maatregelenpakket betekent dat de beheerders
van (sport)locaties, winkels en andere plaatsen leden en bezoekers moeten informeren
over de wijzigingen die gaan gelden. Dit levert enige regeldruk op.
De hiervoor beschreven regeldruk is echter noodzakelijk, omdat het aantal besmettingen
toeneemt en er druk op de zorg ontstaat. Het is dus van belang dat het aantal contactmomenten
fors wordt beperkt.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Dit onderdeel voegt een begripsbepaling toe aan artikel 1.1.
Een kuchscherm is een voorwerp dat op grond van zijn ontwerp bestemd is om ten minste
geplaatst te worden tussen de gezichten van personen teneinde de verspreiding van
ziektekiemen tegen te gaan. In de begripsbepaling is bepaald dat het scherm ten minste
zo ontworpen moet zijn (en dus van een zekere omvang moet zijn) dat het scherm geplaatst
kan worden tussen de gezichten van personen. Bij bijvoorbeeld praten, niezen en kuchen
komen druppels vrij, die een rol kunnen spelen in de verspreiding van het virus. Op
grond van deze begripsbepaling dient een kuchscherm daarom de overdracht van die druppels
te beperken tussen de personen waartussen het kuchscherm is geplaatst. Een kuchscherm
dat bijvoorbeeld is geplaatst tussen twee tafels op een terras dient de personen aan
weerszijden van het scherm af te schermen van vrijkomende druppels.
Onderdeel B
De uitzondering op de veiligeafstandsnorm voor personen in CTB-locaties vervalt. Een
uitzondering op de veiligeafstandsnorm wordt toegevoegd voor personen die op een buitenterras
bij een eet- en drinkgelegenheid aan weerszijden van een tussen tafels geplaatst kuchscherm
zitten. Deze personen is het dus toegestaan om niet de veilige afstand in acht nemen
ten opzichte van de andere tafel, die in wezen te dicht bij staat. Deze uitzondering
geldt uitsluitend op buitenterrassen bij eet- en drinkgelegenheden, omdat het risico
op verspreiding van het virus in gebouwen groter is. Ook moeten personen om uitgezonderd
te zijn van de veiligeafstandsnorm hun gezicht aan de voor hen bestemde zijde van
het kuchscherm houden.
Onderdeel C
Ook in het onderwijs, met uitzondering van leerlingen in het primair onderwijs, is
iedereen bij verplaatsing verplicht tot het dragen van een mondkapje in de onderwijsinstelling
en in ruimten waar door of namens onderwijsinstellingen een onderwijsactiviteit wordt
georganiseerd. Hierop zijn uitzonderingen geformuleerd: geen mondkapje hoeft te worden
gedragen door leerlingen, studenten en personeel zolang zij op een vaste zit- of staanplaats
deelnemen aan een onderwijsactiviteit dan wel deze verzorgen op een vaste zit- of
staanplaats of bij een onderwijsactiviteit waarbij het dragen van een mondkapje een
belemmering vormt. Ook hoeft personeel van een onderwijsinstelling geen mondkapje
te dragen in de onderwijsinstelling, indien een vaste staan- of zitplaats wordt ingenomen.
In onderwijsinstellingen geldt geen leeftijdsgrens van dertien jaar en ouder voor
het verplicht dragen van een mondkapje, maar leerlingen in basisscholen, speciale
scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs zijn uitgezonderd.
Daarbij zal wel in het generieke kader van het RIVM een dringend advies voor het dragen
van een mondkapje worden opgenomen voor leerlingen in groep 6, 7 en 8 bij verplaatsing
in de gangen. In het voortgezet onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs, het
middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs is men dus verplicht bij verplaatsing
een mondkapje te dragen.
De uitzondering voor leerlingen, studenten en personeel op het moment dat zij gebruikmaken
van een vaste zit- of staanplaats, is ingegeven door het feit dat het zittend of staand
op een vaste plek eenvoudiger is afstand te houden, waardoor de kans op verspreiding
van het virus kleiner is. Omdat het onderwijs onder druk kan komen te staan als scholen
de veilige afstand tussen tafels altijd in acht nemen, wordt dit niet als eis gesteld.
Daar komt bij dat jongeren een kleinere rol in de verspreiding van het virus spelen.
Een docent hoeft dus geen mondkapje te dragen zolang hij lesgeeft vanaf een vaste
staanplaats, maar wel als hij beweegt door het klaslokaal. De mondkapjesplicht geldt
evenmin indien het dragen daarvan een belemmering vormt voor deelname aan dan wel
verzorging van een onderwijsactiviteit. Hiervan kan in ieder geval sprake zijn bij
lichamelijk opvoeding, zang, toneel en dans. Ook kan dit aan de orde zijn bij bepaalde
vormen van praktijkonderwijs. Tot slot is personeel van een onderwijsinstelling uitgezonderd
voor zover zij een vaste sta- of zitplaats innemen. Ook hier geldt dat de kans op
verspreiding van het virus minder is op het moment dat personen zitten. Daarbij is
het mogelijk voldoende afstand te houden.
Onderdeel D
Personen in locaties waar CTB’s worden ingezet, zijn alleen nog uitgezonderd van de
mondkapjesplicht op het moment dat zij geplaceerd zijn. Zodra deze personen zich verplaatsen,
moeten zij dus wel een mondkapje op. Daarnaast zijn in de bestaande tekst twee wijzigingen
van louter wetgevingstechnische aard aangebracht.
Onderdeel E
In georganiseerd verband sporten, in georganiseerd verband kunst en cultuur beoefenen
en in georganiseerd verband deelnemen aan een jeugdactiviteit is niet toegestaan in
groepen van meer dan vier personen. Trainers en begeleiders tellen niet mee voor het
aantal personen. Dit is geregeld in hoofdstuk 3, artikel 3.1. Groepsverbanden die
noodzakelijk zijn voor de continuering van de dagelijkse werkzaamheden van instellingen,
bedrijven en andere organisaties zijn uitgezonderd dit groepsvormingsverbod. Dit gaat
dan in het bijzonder om topsport.
Onderdelen F en G
Voor (niet-essentiële) winkels en bepaalde publieke plaatsen die niet-essentiële diensten
verlenen, geldt, gedurende drie weken, een verplichte sluiting tussen 17.00 uur en
05.00 uur. In de artikelen 4.a1 en 4.a2 was reeds bepaald dat deze locaties gesloten
moesten zijn tussen 18.00 uur en 06.00 uur tot en met 4 december 2021. In dit onderdeel
wordt deze aangepaste sluitingstijd in de artikelen 4.a1 en 4.a2 doorgevoerd, evenals
de verlenging van de regels tot en met 19 december 2021.
Onderdeel H
In artikel 4.1 zijn algemene voorwaarden opgenomen voor de openstelling van publieke
plaatsen. Aan deze algemene voorwaarden wordt toegevoegd dat een beheerder van een
publieke plaats er zorg voor draagt dat stromen van publiek worden gescheiden en dat
in doorstroomlocaties ten hoogste één persoon per 5 m2 voor publiek toegankelijke oppervlakte wordt binnengelaten. Benadrukt wordt dat op
de beheerder van een publieke plaats de zorgplicht uit artikel 58k, eerste lid, Wpg
ligt wat onder andere betekent dat de beheerder voor zodanige voorzieningen of openstelling
zorgt dat de daar aanwezige personen de veilige afstand in acht kunnen nemen.
Onderdeel I
In eet- en drinkgelegenheden moeten zitplaatsen zo worden neergezet dat het publiek
op de veilige afstand van elkaar zit. Dit is toegevoegd aan artikel 4.2, eerste lid.
Voor eet- en drinkgelegenheden geldt, gedurende (in ieder geval) drie weken, een verplichte
sluiting tussen 17.00 uur en 05.00 uur. In artikel 4.2 was reeds bepaald dat eet-
en drinkgelegenheden gesloten moesten zijn tussen 18.00 uur en 06.00 uur tot en met
4 december 2021. In dit onderdeel wordt deze aangepaste sluitingstijd in artikel 4.2
doorgevoerd, evenals de verlenging van de regels tot en met 19 december 2021.
Onder voorwaarden is het toegestaan om op buitenterrassen bij een eet- en drinkgelegenheid
kuchschermen te plaatsen, artikel 4.2, achtste lid.2 De beheerder van een terras in de buitenlucht kan gebruikmaken van kuchschermen als
het terras aan de bovenzijde of aan drie zijden open zijn. Voor personen die zich
aan weerszijden van de schermen bevinden, geldt een uitzondering op de veiligeafstandsnorm,
zolang zij hun gezicht aan de voor hen bestemde zijde van het kuchscherm houden (artikel
2.9). Een kuchscherm is een voorwerp dat op grond van zijn ontwerp bestemd is om ten
minste geplaatst te worden tussen personen teneinde de verspreiding van ziektekiemen
tegen te gaan (artikel 1.1). TNO heeft een instructie opgesteld waaraan een kuchscherm
moet voldoen. Uit de instructie volgt dat een kuchscherm dat aan de volgende eisen
voldoet gebruikt kan worden op een buitenterras:
-
a. het kuchscherm heeft een hoogte van ten minste 1,80 meter van de vloer gemeten;
-
b. de onderkant van het kuchscherm bevindt zich op maximaal 50 centimeter van de vloer
gemeten;
-
c. het kuchscherm dat is geplaatst tussen twee zitplaatsen, heeft een breedte van ten
minste 92 centimeter;
-
d. het kuchscherm dat is geplaatst tussen drie of meer zitplaatsen, heeft een breedte
van ten minste 1,85 meter;
-
e. het oppervlak van het kuchscherm is zodanig dat dit ten behoeve van de hygiëne kan
worden schoongemaakt;
-
f. het kuchscherm bestaat uit deugdelijk materiaal, is van een deugdelijke constructie
en is zodanig geplaatst, bevestigd of ingericht en wordt zodanig gebruikt dat het
gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoals verschuiven, omvallen, kantelen
en getroffen worden door het kuchscherm of onderdelen daarvan zoveel mogelijk wordt
voorkomen.
Deze eisen zijn opgenomen in artikel 4.2, achtste lid.
Onderdeel J
De huidige regels (placering en maximumaantal bezoekers) voor locaties voor kunst
en cultuur worden verlengd tot en met 19 december 2021. Dit is doorgevoerd in artikel
4.3, eerste lid, onder c en d. Aanvullend is bepaald dat in een doorstroomlocatie
voor kunst en cultuur slechts één persoon per 5 m2 voor publiek toegankelijke oppervlakte mag worden binnengelaten. Dit is toegevoegd
aan artikel 4.3, eerste lid, onder d, waarin reeds een maximumaantal bezoekers opgenomen
was. Daarnaast geldt voortaan ook voor locaties voor kunst en cultuur dat deze gesloten
moeten zijn voor publiek tussen 17.00 uur en 05.00 uur. Dit is toegevoegd aan artikel
4.3, eerste lid. Dit geldt ook voor de vertoning van kunst en cultuur in het kader
van onderwijsactiviteiten. Deze uitzondering komt daarom op dit punt te vervallen.
Onderdeel K
Voortaan geldt ook voor sportlocaties dat deze gesloten moeten zijn voor publiek tussen
17.00 uur en 05.00 uur (onderdeel c).
Daarnaast is een aantal topsporters toegevoegd aan de opsomming van topsporters in
artikel 4.4, derde lid.
Onderdeel L
Voor evenementen geldt, gedurende drie weken, dat deze niet georganiseerd mogen worden
tussen 17.00 uur en 05.00 uur. In artikel 5.1 was reeds bepaald dat evenementen niet
georganiseerd mochten worden tussen 18.00 uur en 06.00 uur tot en met 4 december 2021.
In dit onderdeel wordt dit gedeeltelijke verbod op het organiseren van evenementen
in artikel 5.1 doorgevoerd, evenals de verlenging van de regels tot en met 19 december
2021. Aanvullend geldt dat de organisator van een evenement er zorg voor moet dragen
dat de daar aanwezige personen de vellige afstand van anderhalve meter in acht kunnen
nemen. Voor warenmarkten geldt bijvoorbeeld dat deze georganiseerd moeten worden met
inachtneming van de anderhalve meter.
In de subonderdelen 2 en 3 van dit onderdeel wordt een technische wijziging doorgevoerd.
Het tweede en derde lid zijn samengevoegd in het tweede lid, waardoor het derde lid
kan vervallen.
Op het verbod op het organiseren van evenementen tussen 18.00 uur en 06.00 uur (voortaan
17.00 uur en 05.00 uur) gold een uitzondering voor sportwedstrijden van amateurs en
topsporters zonder toeschouwers en de vertoning van kunst en cultuur. De uitzondering
voor sportwedstrijden van amateurs en de vertoning van kunst en cultuur komen te vervallen
en zijn daarom niet langer opgenomen in artikel 5.1, derde lid (nieuw).
Onderdeel M
De huidige regels (placering en maximumaantal deelnemers) voor evenementen, zoals
opgenomen in artikel 5.2, worden verlengd tot en met 19 december 2021. Aanvullend
is bepaald dat het publiek geplaceerd moet worden op de veilige afstand van elkaar
(onderdeel f) en dat bij doorstroomevenementen slechts één persoon per 5 m2 voor deelnemers toegankelijke oppervlakte toegelaten mag worden (onderdeel g).
Onderdeel N
De huidige voorwaarde ten aanzien van het maximumaantal personen dat als publiek deel
mag nemen aan een onderwijsactiviteit wordt verlengd tot en met 19 december 2021.
Artikel II
Op 22 november 2021 is een regeling nagehangen bij de Kamers, waarmee aan artikel
5.2 Trm een zevende lid wordt toegevoegd. Daarin staan de datum en tijd van 4 december
2021 om 06.00 uur. Die regeling is nog niet in werking getreden. Gebeurt dat, dan
moeten die datum in tijd in lijn worden gebracht met deze regeling. Daartoe strekt
de samenloopbepaling in artikel II.
Artikel III Inwerkingtreding
Het kabinet doet een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, Wpg.
Het doorlopen van de standaardprocedure, zoals opgenomen in artikel 58c, tweede lid,
Wpg zou tot gevolg hebben dat de regeling op haar vroegst een week na vaststelling
en gelijktijdige overlegging aan beide Kamers in werking kan treden op 4 december
2021. De bepalingen dienen gezien de epidemiologische situatie echter zo spoedig mogelijk
in werking te treden. De inwerkingtreding van deze regeling is vastgesteld op 28 november
2021 om 05.00 uur. Vanwege de vereiste spoed wordt daarbij afgeweken van de zogeheten
vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. De regeling
wordt binnen twee dagen na vaststelling aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd.
De regeling vervalt van rechtswege indien de Tweede Kamer binnen een week na de toezending
besluit niet in te stemmen met de regeling.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge