Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 november 2021, 2021-0000180781, tot de verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten voor compensatie van de kosten die verband houden met het kwijtschelden van publieke schulden binnen het SZW-domein in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslagaffaire toeslagen (Regeling specifieke uitkering kwijtschelding schulden SZW in verband met de hersteloperatie toeslagen)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

college:

college van burgemeester en wethouders;

gedupeerde:

persoon die door de Belastingdienst/Toeslagen is aangemerkt als gedupeerde als bedoeld in het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag;

Minister:

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

restitutie:

restitutie als omschreven in paragraaf 2 van de bijlage bij deze regeling;

schulden binnen het SZW-domein:

schulden als omschreven in paragraaf 1 van de bijlage bij deze regeling;

toeslagpartner:

persoon die door de Belastingdienst/Toeslagen is aangemerkt als toeslagpartner als bedoeld in het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag.

Artikel 2. Verstrekking van een specifieke uitkering

De Minister verstrekt aan gemeenten een specifieke uitkering ter bekostiging van:

  • a. de door de colleges kwijtgescholden of gerestitueerde schulden binnen het SZW-domein van gedupeerden en toeslagpartners; en

  • b. de kosten die samenhangen met de uitvoering van deze kwijtschelding en restitutie door het college.

Artikel 3. Hoogte van de specifieke uitkering

  • 1. De hoogte van de uitkeringscomponent, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt per gemeente honderd procent van de gederfde inkomsten in een begrotingsjaar die het rechtstreekse gevolg zijn van het kwijtschelden of restitueren van de verschuldigde schulden van gedupeerden en toeslagpartners.

  • 2. Gemeenten ontvangen ter compensatie van de kosten, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, een forfaitaire vergoeding van € 275,00 per gedupeerde die woonachtig is in de betreffende gemeente. Per gedupeerde wordt het forfaitaire bedrag, bedoeld in de eerste zin, eenmalig uitgekeerd.

Artikel 4. Verantwoording

  • 1. Het college legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Indien de uitvoering van een wet als genoemd in paragraaf 2 van de bijlage bij deze regeling volledig aan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is opgedragen kan voor de vaststelling van de gederfde inkomsten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, de informatie in aanmerking worden genomen die het openbaar lichaam heeft verantwoord over het jaar waarop de vaststelling betrekking heeft. De eerste zin is slechts van toepassing indien de bedoelde informatie is vastgesteld overeenkomstig artikel 34a van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 5. Procedure tot vaststelling van de uitkering

  • 1. De Minister stelt de hoogte van de specifieke uitkering per gemeente vast door de uitkeringscomponenten, bedoeld in artikel 2, onder a en b, bij elkaar op te tellen.

  • 2. De specifieke uitkering wordt voor de eerste maal over het verantwoordingsjaar 2021 vastgesteld en vervolgens in ieder kalenderjaar op basis van de verantwoordingsgegevens, bedoeld in artikel 4.

  • 3. De Minister stelt de specifieke uitkering vast binnen een jaar na ontvangst door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet.

  • 4. De gederfde inkomsten of kosten, bedoeld in artikel 3, worden bij de vaststelling niet in aanmerking genomen indien deze gederfde inkomsten of kosten blijkens het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid, van de Gemeentewet, dat deel uit maakt van de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, als fout of onzeker worden aangemerkt.

  • 5. Indien de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het derde lid, niet binnen achttien maanden na het kalenderjaar waarop het betrekking heeft door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ontvangen, stelt de Minister de specifieke uitkering ambtshalve vast.

  • 6. Indien de toepassing van het vierde lid naar het oordeel van de Minister leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard kan de Minister de gederfde inkomsten of kosten die als fout of onzeker worden aangemerkt, in afwijking van het tweede lid, geheel of gedeeltelijk bij de vaststelling in aanmerking nemen.

  • 7. Bij de toepassing van dit artikel wordt uitgegaan van de gegevens waarvan de Minister kennis heeft op 30 september van het jaar volgend op het verantwoordingsjaar, met dien verstande dat gegevens die de gemeente op verzoek van de Minister op een latere datum verstrekt mede in aanmerking worden genomen.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering kwijtschelding schulden SZW in verband met de hersteloperatie toeslagen

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 november 2021

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma

BIJLAGE BIJ ARTIKEL 1 IN VERBAND MET ENIGE BEGRIPSBEPALINGEN

§ 1. Schulden binnen het SZW-domein

De met kwijtschelding van schulden gemoeid gaande kosten komen op grond van deze regeling voor bekostiging in aanmerking indien aan twee voorwaarden is voldaan:

  • 1. De schuld houdt verband met de uitvoering van de Participatiewet (waaronder mede begrepen het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 en de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of artikel X van de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430); en

  • 2. De schuld stond op 31 december 2020 open of heeft betrekking op de periode tot en met 31 december 2020.

Naast de hoofdsom komt de kwijtschelding van eventuele verhogingen, zoals rente of invorderingskosten of brutering, ongeacht wanneer deze zijn ontstaan, eveneens voor bekostiging in aanmerking.

Er gelden drie uitzonderingen op het bovenstaande:

  • 1. Indien de schuld een lening in het kader van bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 of de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers betreft wordt slechts bekostigd op grond van deze regeling in de volgende gevallen:

    • a. de kwijtschelding van achterstallige betalingen die betrekking hebben op de periode voor 1 januari 2021 en die op 31 december 2020 nog openstonden;

    • b. de kwijtschelding van de hoofdsom en renteverplichtingen, indien de lening op grond van artikel 58, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet voor 1 januari 2021 is teruggevorderd en voor zover het bedrag nog openstond op 31 december 2020;

  • 2. Schulden die voortkomen uit het werkgeverschap van de gedupeerde of toeslagpartner worden niet kwijtgescholden;

  • 3. Schulden, zijnde een terugvordering of bestuurlijke boete, die verband houden met opzet of grove schuld of een overtreding waarvoor een strafrechtelijke veroordeling op heeft gevolgd worden niet kwijtgescholden.

In afwijking van het bovenstaande, inclusief de genoemde uitzonderingen, worden gederfde inkomsten eveneens bekostigd op grond van deze regeling indien het uitblijven van de kwijtschelding of restitutie naar het oordeel van het college tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden in een individueel geval.

§ 2. Restitutie

Restitutie van een schuld die voor kwijtschelding in aanmerking zou komen, als omschreven in paragraaf 2, komt op grond van deze regeling in aanmerking indien de schuld na 31 december 2020 is verminderd door aflossing of verrekening.

TOELICHTING

I. ALGEMENE TOELICHTING

1. Hoofdlijnen van de regeling

1.1 Aanleiding

Het is voor de gedupeerde ouders van de kinderopvangtoeslagproblematiek van belang een nieuwe start te maken. Het kwijtschelden van de publieke schulden levert hier een belangrijke bijdrage aan; het is een essentieel onderdeel van het herstellen van het collectief onrecht dat de gedupeerden door de overheid is aangedaan.

In het in te dienen wetsvoorstel ‘Wet hersteloperatie toeslagen’ wordt de grondslag opgenomen om openstaande vorderingen op gedupeerde ouders en de toeslagpartners op – onder andere het terrein van de sociale zekerheid – kwijt te schelden. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze wet zijn de verschillende overheden per 1 juli 2021 begonnen met kwijtschelden van publieke vorderingen. Ook gemeenten zijn hier inmiddels mee begonnen, waarbij zij, naast andere publieke schulden, schulden binnen het domein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) kwijtschelden. Afgesproken is dat het Rijk alle gederfde inkomsten van gemeenten vergoedt die het rechtstreekse gevolg zijn van kwijtscheldingen in het kader van de afwikkeling van de kinderopvangtoeslagaffaire. In genoemd wetsvoorstel wordt een wettelijke grondslag opgenomen om het mogelijk te maken deze gederfde inkomsten van gemeenten als gevolg van de kwijtschelding van schulden in het SZW domein door middel van een specifieke uitkering te vergoeden. Omdat gemeenten al met gederfde inkomsten te maken hebben, is vooruitlopend op deze wettelijke grondslag deze regeling opgesteld om het nu reeds mogelijk te maken deze gederfde inkomsten te vergoeden. Naast onderhavige regeling wordt tevens in een specifieke uitkering voorzien voor de vergoeding van kosten die samenhangen met gemeentelijke belastingen en zal er een verzameluitkering zijn voor kosten gemaakt in het VWS-domein.

1.2 Doel van de regeling

De regeling voorziet in het verstrekken van een specifieke uitkering aan gemeenten voor het vergoeden van kosten die ontstaan door het kwijtschelden van schulden, en indien van toepassing de restitutie daarvan, van gedupeerden van de toeslagaffaire. De kaders voor deze kwijtschelding worden neergelegd in de Wet hersteloperatie toeslagen. Onderhavige regeling regelt de vergoeding voor de kwijtschelding en restitutie op grond van deze kaders. Het college van burgemeester en wethouders (het college) voert op het terrein van SZW de Participatiewet (waaronder de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004)), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) uit. Daarnaast heeft het college op grond van in artikel X van de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430) opgenomen overgangsrecht een uitvoerende en handhavende taak ten aanzien van inburgering, waardoor er schulden kunnen ontstaan jegens het college.

Ook voorziet deze regeling in de vergoeding van de uitvoeringskosten die gemeenten maken in het kader van deze kwijtschelding.

1.3 Inhoud van de regeling

De specifieke uitkering die op grond van deze regeling wordt verstrekt, bestaat uit twee componenten. In de eerste plaats ontvangen gemeenten op grond van deze regeling een vergoeding voor de gederfde inkomsten die het rechtstreekse gevolg zijn van het kwijtschelden van de schulden van de gedupeerden. Deze vergoeding bedraagt 100 procent van de gederfde inkomsten in een begrotingsjaar. De Minister bepaalt de precieze hoogte van deze gederfde inkomsten in het jaar na het begrotingsjaar aan de hand van informatie die de colleges van de gemeenten aan de Minister aanleveren. Deze informatie wordt via de jaarrekening van de gemeenten en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek) aangeleverd. Deze informatie is tevens onderdeel van de verantwoordingsinformatie die het college in het kader van art. 17a Fvw dient aan te leveren. Gemeenten leveren deze verantwoordingsinformatie aan via de verantwoordingen van de Participatiewet, het Bbz en de Tozo en een nog op te stellen verantwoording kwijtschelding.

Voor de hoogte (van de aanvullende) compensatie kwijtscheldingen aan gemeenten in de specifieke uitkering voor compensatie van de kosten die verband houden met het kwijtschelden van publieke schulden binnen het SZW-domein in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslagaffaire toeslagen kwijtschelding geldt dat deze afhankelijk is van de financiële vergoeding van kwijtscheldingen in de bestaande regelingen van SZW. In de onderstaande tabel is per regeling van SZW waarvoor compensatie van kwijtschelding van toepassing is, de hoogte van de aanvullende compensatie weergegeven.

Regelingen waarvoor kwijtschelding mogelijk is

Hoogte aanvullende compensatie kwijtscheldingen

Verantwoording in SiSa

Vaststellingsbeschikking

Gebundelde uitkering Participatiewet

100% bedrag kwijtschelding.

Participatiewet (G2/G2A/G2B): bedrag kwijtscheldingen en extra mutatie voorziening dubieuze debiteuren als gevolg van kwijtschelding.

Specifieke uitkering Kwijtschelding.

Tozo – levensonderhoud

100% bedrag kwijtschelding, per saldo geen aanvullende compensatie.

Tozo (G4/G4A/G4B): bedrag kwijtscheldingen en extra mutatie voorziening dubieuze debiteuren als gevolg van kwijtschelding.

Specifieke uitkering Kwijtschelding: 100% bedrag kwijtschelding.

Specifieke uitkering Tozo (correctie): minus 100% bedrag kwijtschelding.

Tozo – kapitaalverstrekking

100% bedrag kwijtschelding, per saldo geen aanvullende compensatie.

Tozo (G4/G4A/G4B): bedrag kwijtscheldingen.

Specifieke uitkering Kwijtschelding: 100% bedrag kwijtschelding.

Specifieke uitkering Tozo (correctie): minus 100% bedrag kwijtschelding.

BBZ vóór 2020 – levensonderhoud

100% bedrag kwijtschelding.

BBZ (G3/G3A/G3B): bedrag kwijtscheldingen.

Specifieke uitkering Kwijtschelding.

BBZ vóór 2020 – kapitaalverstrekking

Ondernemers exclusief BOB: 25% bedrag kwijtschelding.

BOB: per saldo geen aanvullende compensatie.

BBZ (G3/G3A/G3B): bedrag kwijtscheldingen (exclusief BOB); bedrag kwijtscheldingen BOB.

Specifieke uitkering BBZ en specifieke uitkering Kwijtschelding.

Ondernemers exclusief BOB: vergoeding 100% bedrag kwijtschelding in vaststelling specifieke uitkering (spuk) Kwijtschelding en correctie van minus 75% in vaststelling spuk BBZ.

Ondernemers BOB: vergoeding 100% bedrag kwijtschelding in vaststelling spuk Kwijtschelding en correctie van minus 100% in vaststelling spuk BBZ.

BBZ vanaf 2020 – levensonderhoud

100% bedrag kwijtschelding.

Participatiewet (G2/G2A/G2B): bedrag kwijtscheldingen.

Specifieke uitkering Kwijtschelding.

BBZ vanaf 2020 – kapitaalverstrekking

75% bedrag kwijtschelding.

BBZ (G3/G3A/G3B): bedrag kwijtscheldingen.

Specifieke uitkering Kwijtschelding: 100% bedrag kwijtschelding.

Specifieke uitkering BBZ (correctie): minus 25% van bedrag kwijtschelding.

Bijzondere bijstand

100% bedrag kwijtschelding.

Specifieke uitkering Kwijtschelding: bedrag kwijtscheldingen.

Specifieke uitkering Kwijtschelding.

Wet inburgering van 13 september 2012

100% bedrag kwijtschelding.

Specifieke uitkering Kwijtschelding: bedrag kwijtscheldingen.

Specifieke uitkering Kwijtschelding.

In de tweede plaats ontvangen gemeenten op grond van deze regeling een vergoeding voor de uitvoeringskosten die gemeenten maken om de schuld van gedupeerden van de Kinderopvangtoeslagaffaire kwijt te schelden. Deze vergoeding wordt berekend aan de hand van het aantal erkend gedupeerden dat woonachtig is in de betreffende gemeente. Hiervoor is gekozen omdat de uitvoering bij een gemeente per persoon en ongeacht of er schulden zijn en de hoogte ervan een aantal vaste stappen kent. Zo moet eerst via diverse afdelingen beoordeeld worden of een gedupeerde schulden heeft, moet een dossier worden aangelegd met bijbehorende administratie, moet hier duidelijk met de gedupeerde over worden gecommuniceerd en moet er worden verantwoord over het eventuele kwijtschelden. Hierbij geldt dat bij relatief lage kwijtscheldingen dezelfde stappen moeten worden ondernomen. De hoogte van beide uitkeringscomponenten (vergoeding voor gederfde inkomsten en vergoeding voor uitvoeringskosten) bepalen de hoogte van de specifieke uitkering die op grond van deze regeling aan de gemeenten wordt verstrekt.

Zoals aangegeven wordt deze regeling vooruitlopend op de indiening van het wetsvoorstel getroffen (zie hieronder onder 2). In genoemd wetsvoorstel worden de nadere voorwaarden voor de kwijtschelding opgenomen. De Minister van SZW heeft gemeenten verzocht met ingang van 1 juli 2021 te anticiperen op de wetgeving, welke terugwerkende kracht tot die datum zal worden verleend.1 De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een conceptcollegebesluit tot anticiperen beschikbaar gesteld, inclusief een bijlage met de materiële kaders voor de kwijtschelding en restitutie.2 Vooruitlopend op deze wetgeving hanteren gemeenten deze kaders voor de kwijtschelding: Indien de kwijtschelding aan deze kaders voldoet, komt de kwijtschelding voor vergoeding op grond van onderhavige regeling voor vergoeding in aanmerking. Aangezien de door de VNG beschikbaar gestelde documentatie niet als afbakening van de vergoeding op grond van deze regeling kan dienen, zijn de voor de vergoeding relevante elementen van de kwijtschelding en restitutie in een bijlage bij deze regeling opgenomen. Deze bijlage dient in samenhang met de door de VNG beschikbaar gestelde documentatie gelezen te worden.

2. Verhouding tot bestaande regelgeving
Financiële-verhoudingswet

Aan gemeenten wordt vooruitlopend op een wettelijke grondslag (in de Wet hersteloperatie toeslagen) op grond van deze regeling een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet verstrekt. Artikel 17, tweede lid, Financiële-verhoudingswet, in samenhang met artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk. De regels in de Financiële-verhoudingswet over specifieke uitkeringen zijn daarom van toepassing. Dit betekent onder meer dat de verantwoording verloopt op de in artikel 17a van die wet aangegeven wijze.

3. Inwerkingtreding en tijdelijk karakter

Om de specifieke uitkering aan gemeenten zo spoedig mogelijk te kunnen verstrekken, is in afwijking van de vaste verandermomenten en de minimum invoeringstermijn voor regelgeving (aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving) bepaald dat deze regeling in werking treedt op de dag nadat zij in de Staatscourant is geplaatst. Deze afwijking is niet bezwaarlijk, omdat deze regeling begunstigend van aard is. Aangezien de vaststelling van de hoogte van de uitkering pas in 2022 op grond van de aangeleverde verantwoordingsinformatie plaatsvindt en de regeling geen vereiste stelt dat de kosten na inwerkingtreding van onderhavige regeling gemaakt worden, is terugwerkende kracht niet noodzakelijk. Reeds gemaakte kosten kunnen – voor zover voldaan wordt aan de voorwaarden – betrokken worden bij de vergoeding.

De kwijtschelding en restitutie van gedupeerden heeft een tijdelijk karakter, op een gegeven moment is de hersteloperatie afgerond. In deze regeling is echter geen vervaldatum opgenomen. Dit heeft te maken met het volgende. Potentieel gedupeerden kunnen zich bij de Belastingdienst/toeslagen melden tot 1 januari 2024, waarna een proces van beoordeling plaats zal vinden. Deze beoordeling kan enige tijd in beslag nemen. Daarna is bezwaar en (hoger) beroep mogelijk, waardoor de erkenning als gedupeerde en daarmee kwijtschelding potentieel tot een aanzienlijke periode na 2024 plaats kan vinden. Tevens kan de kwijtschelding zien op een schuld die betrekking heeft op de periode voor 31 december 2020 maar die later vastgesteld wordt. Vanwege deze onzekerheden, die mede betrekking hebben op de feitelijke instroom in het herstelproces van Belastingdienst/toeslagen, zal het moment van verval van deze regeling in de toekomst, naar bevind van zaken, gewogen en vervolgens vastgesteld worden.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Grondslag

Zoals in het algemeen deel van deze toelichting uiteen is gezet vormt artikel 17, tweede lid, Financiële-verhoudingswet de grondslag voor deze regeling. Hiermee wordt vooruitgelopen op de Wet hersteloperatie toeslagen, waarin – onder andere – de grondslag en voorwaarden voor kwijtschelding of restitutie, alsmede de grondslag voor een specifieke uitkering wordt opgenomen. Zodra het wetsvoorstel Wet hersteloperatie toeslagen tot wet verheven wordt, zal onderhavige regeling worden geactualiseerd. Deze actualisering zal formeel van aard zijn en de voorwaarden voor de specifieke uitkering niet wijzigen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel wordt een aantal begripsbepalingen neergelegd. Voor de begrippen ‘gedupeerde’ en ‘toeslagpartner’ wordt een koppeling gemaakt met het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag. Dit is een beleidsbesluit van de Staatssecretaris van Financiën (Toeslagen en Douane) waarin – vooruitlopend op formele wetgeving – grondslag wordt geboden voor de uitbetaling van het forfaitaire bedrag. Daarnaast biedt dit besluit grondslag voor de kwijtschelding van schulden binnen het domein van de Belastingdienst. Voor de kwijtschelding van schulden in het SZW-domein wordt dezelfde doelgroep gehanteerd en kan dus volstaan met de verwijzing naar dit beleidsbesluit. Opgemerkt wordt dat het aanmerken van de gedupeerde of – indien van toepassing – de toeslagpartner gebeurt door de Belastingdienst/Toeslagen. Het college maakt gebruik van de gegevens die de Belastingdienst/Toeslagen hierover beschikbaar stelt aan het college. Het college mag – ook wat betreft de verantwoording – uitgaan van de juistheid van de door de Belastingdienst/Toeslagen verstrekte gegevens.

Voor wat betreft de soort schulden die voor kwijtschelding in aanmerking en daarmee voor een vergoeding op grond van deze regeling in aanmerking komen, alsmede de eventuele restitutie van afbetaalde schulden, wordt een koppeling gemaakt met de bijlage bij deze regeling. Deze bijlage wordt hieronder nader toegelicht.

Artikel 2. Verstrekking van een specifieke uitkering

De specifieke uitkering die op grond van deze regeling wordt verstrekt, bestaat uit twee componenten:

  • 1. Een vergoeding van de gederfde inkomsten van gemeenten die het rechtstreekse gevolg zijn van het kwijtschelden van de schulden binnen het SZW-domein van gedupeerden (uitkeringscomponent ‘gederfde inkomsten);

  • 2. Een tegemoetkoming van alle uitvoeringskosten die gemeenten maken in het kader van deze kwijtschelding (uitkeringscomponent ‘uitvoeringskosten’).

Artikel 3. Hoogte van de specifieke uitkering

Gemeenten leveren in het kader van hun verantwoording conform de systematiek van ‘single information, single audit’ (Sisa-systematiek) (art. 17a Financiële- verhoudingswet) informatie aan over de hoogte van de gederfde inkomsten die verband houden met de kwijtschelding van schulden binnen het SZW-domein van gedupeerden. Op basis van deze informatie stelt de Minister de hoogte van de uitkeringscomponent ‘gederfde inkomsten per gemeente vast. Deze informatie is overigens tevens onderdeel van de verantwoordingsinformatie de gemeente dient aan te leveren. In het algemeen deel van deze toelichting wordt onder 1.3 nader ingegaan op de hoogte van de compensatie en de wijze van verantwoording. De uitkeringscomponent ‘uitvoeringskosten’ per gemeente wordt bepaald door het optellen van het aantal gedupeerden dat inwoner is van gemeente maal het forfaitaire bedrag van € 275,–. Het forfaitaire bedrag wordt per gedupeerde uitgekeerd, ongeacht of er sprake is van kwijt te schelden schulden. De hoogte van de uitkeringscomponent ‘gederfde inkomsten en de uitkeringscomponent ‘uitvoeringskosten’ gezamenlijk vormen het uiteindelijke bedrag dat een gemeente als specifieke uitkering ontvangt, zo volgt uit artikel 6, eerste lid.

Artikel 4. Verantwoording
Eerste lid

De verantwoording voor de besteding van de specifieke uitkering verloopt op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet via de jaarrekening van de gemeente en de SiSa-systematiek. Zie voor wat betreft de uitkeringscomponent ‘gederfde inkomsten’ nader het algemeen deel van deze toelichting onder 1.3.

Bij de vaststelling van de uitkeringscomponent ‘uitvoeringskosten’ gaat het om alle gedupeerden, dus ongeacht of er daadwerkelijk kwijtschelding van publieke schulden binnen het SZW-domein heeft plaatsgevonden. Op basis van de verantwoordingsinformatie worden de uitvoeringskosten per gemeente vastgesteld. Om vast te stellen wie gedupeerde van de toeslagenaffaire is, maakt de gemeente gebruik van een door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) verstrekte lijst van gedupeerden van de toeslagenproblematiek. De UHT levert de lijst ieder jaar begin januari aan (met daarin gegevens over het voorgaande jaar), waarna gemeenten de tijd hebben om de lijst te controleren en vragen te stellen aan de UHT. De UHT levert, indien nodig, uiterlijk op 31 januari van dat jaar een nieuwe definitieve lijst aan. Ieder jaar worden de data voor het aanleveren van de lijsten door de UHT en het aanleveren van vragen door gemeenten opnieuw bepaald en gecommuniceerd aan gemeenten in samenwerking met de VNG.

Tweede lid

Indien de uitvoering van de Participatiewet, IOAW of IOAZ volledig is opgedragen aan het bestuur van een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 8 Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) treedt dit bestuur op grond van respectievelijk artikel 8c Participatiewet, artikel 40 IOAW en artikel 40 IOAZ in de plaats van het college. Het tweede lid regelt dat de verantwoordingsinformatie die het bestuur van de gemeenschappelijke regeling betrokken kan worden. Deze systematiek komt overeen met de wijze waarop de verantwoording van een gemeenschappelijke regeling onder de Tozo is geregeld (zie artikel 21, zesde lid, Tozo).

Artikel 5. Procedure tot vaststelling van de uitkering
Eerste lid tot en met derde lid

De uitkering wordt binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie vastgesteld (derde lid) door de uitkeringscomponenten ‘gederfde inkomsten (artikel 2, onderdeel a) en ‘uitvoeringskosten (artikel 2, onderdeel b) bij elkaar op te tellen. De uitkering wordt voor het eerst vastgesteld over het verantwoordingsjaar 2021 en vervolgens jaarlijks, zo volgt uit het tweede lid.

Vierde en vijfde lid

Met het vierde en vijfde lid komt tot uiting dat lasten die voortvloeien uit de kwijtschelding uitsluitend in aanmerking komen voor vergoeding door het Rijk, indien het college de rechtmatigheid hiervan tijdig – dat wil zeggen binnen achttien maanden – aan het Rijk heeft verantwoord via de SiSa-systematiek en dat de lasten van bijstand die de accountant bij de controle van de gemeentelijke verantwoording aan het Rijk (via de SiSa-bijlage) in zijn verslag van bevindingen heeft aangemerkt als fout of onzeker, niet in aanmerking komen voor vergoeding door het Rijk.

Zesde lid

Indien de Minister van oordeel is dat het niet of niet volledig vergoeden van uitkeringskosten waarvan de rechtmatigheid niet kan worden vastgesteld, gezien de buitengewone omstandigheden leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, dan kan hij het bedrag van de vergoeding op grond van het derde lid hoger vaststellen.

Zevende lid

Om te waarborgen dat de vaststellingen ordelijk, zorgvuldig en binnen de wettelijke termijn kunnen plaatsvinden, is in het nieuwe vijfde lid de uiterste termijn van 30 september (van het jaar volgend op het verantwoordingsjaar) vastgelegd. Uit de bepaling volgt dat de Minister van SZW geen rekening houdt met wijzigingen van de gemeentelijke verantwoordingsinformatie waarvan hij eerst na voornoemde datum kennis kan nemen, ook indien die gegevens onderdeel vormen van een bezwaarprocedure.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Zie algemeen deel van deze toelichting onder 3.

Bijlage bij artikel 1 in verband met enige begripsbepalingen

Zoals hierboven aangegeven zijn in de bijlage een aantal kaders die voor de vergoeding van de kosten die verband houden met kwijtschelding of restitutie van schulden binnen het SZW-domein relevant zijn nader geduid. Deze duiding is nodig in verband met het ontbreken van een formeel wettelijke grondslag in de Wet hersteloperatie toeslagen. De bijlage geeft invulling aan drie voor de kwijtschelding en restitutie relevante begrippen: welke schulden komen voor vergoeding in aanmerking op grond van deze regeling (paragraaf 1) en wanneer komt restitutie van een reeds afbetaalde vordering voor vergoeding op grond van deze regeling in aanmerking (paragraaf 2). Deze bijlage is in gelijke mate bindend als de regeling.3

Zoals reeds opgemerkt wordt beoogd dat de Wet hersteloperatie toeslagen spoedig na inwerkingtreding van onderhavige regeling in werking zal treden. Op dat moment zal deze bijlage zijn toegevoegde waarde verliezen, voor de kaders kan dan immers naar de wet verwezen worden, en zal de regeling aangepast worden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21 31 066, nr. 848.

X Noot
2

https://vng.nl/sites/default/files/2021-06/bijlage-bij-collegebesluit-beoogde-kaders-vdef.pdf Zie tevens: Gemeentenieuws van SZW 2021-5 Kamerstukken II 2020/21 2021D28378.

X Noot
3

Zie aanwijzing 3.61 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Naar boven