TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Met deze regeling wordt bewerkstelligd dat luchtvaartmaatschappijen een alternatief
wordt geboden voor de verplichting voor de leden van de vliegtuigbemanning, om zich,
voor vertrek uit een door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
aangewezen gebied, te laten testen conform artikel 6.7c, eerste lid, van de Tijdelijke
regeling maatregelen covid-19 (Trm). Dit alternatief houdt in dat door de luchtvaartmaatschappij
een protocol wordt vastgesteld, dat ten minste een gelijkwaardig beschermingsniveau
biedt als bereikt wordt met het voldoen aan de reguliere testverplichting. Een dergelijk
protocol is slechts geldig als alternatief voor de testverplichting indien het is
goedgekeurd door de Minister van VWS.
Aanleiding voor deze regeling is dat na de uitbreiding van het aantal gebieden dat
is aangewezen ingevolge artikel 6.7c, eerste lid, Trm1 met ingang van 23 januari 2021 is gebleken dat de testverplichting voor de luchtvaartmaatschappijen
niet uitvoerbaar is.
De reguliere testverplichting leidt met name tot problemen in de operationele uitvoering
van vluchtschema’s van luchtvaartmaatschappijen in gevallen waarin het luchtvaartpersoneel
in een relatief korte tijdspanne de heen- en terugreis moet maken. Daarbij bestaat
een vrij groot risico dat een enkele positieve testuitslag onder bemanning op de locatie
waar de terugreis moet worden aangevangen grote gevolgen heeft voor het operationele
netwerk van de luchtvaartmaatschappij. Dit netwerk kan ernstig verstoord raken wanneer
als gevolg daarvan op meerdere trajecten de terugvlucht niet naar behoren kan worden
voortgezet. De niet tijdige of gebrekkige beschikbaarheid van testmogelijkheden voor
het personeel op buitenlandse locaties kan dit probleem op korte termijn versterken.
Deze operationele problemen kunnen worden ondervangen met een alternatief testprotocol
dat ten minste een gelijkwaardig beschermingsniveau biedt, maar beter aansluit bij
de operationele vluchtuitvoering en de voorbereiding daarvan.
Ook in de Tweede Kamer werd in het debat op 21 januari 2021 aandacht gevraagd voor
deze problematiek.2 Dit heeft geleid tot een adviesaanvraag aan het OMT. Dit 97e OMT-advies, deel 1, is aan de Tweede Kamer toegezonden bij brief van de Ministers
van VWS en van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) van 23 januari 2021. In deze brief
is tevens aangegeven dat het kabinet bereid is een alternatief voor de testverplichting
voor luchtvaartbemanningen toe te staan, onder voorwaarde van strikte naleving van
protocollen die voldoen aan de voorwaarden van het OMT. In deze brief is vermeld dat
de hiervoor benodigde wijziging van de Trm volgens de spoedprocedure van artikel 58c,
derde lid, van de Wet publieke gezondheid zal worden ingevoerd, met terugwerkende
kracht tot en met 23 januari. Deze regeling vormt de uitvoering van deze aankondiging.
2. Hoofdlijnen van deze regeling
De hoofdlijnen van de wijziging zijn als volgt samen te vatten. De aanbieder van vervoer
per luchtvaartuig als bedoeld in artikel 16 van de Luchtvaartwet die het niet uitvoerbaar
oordeelt dat de vliegtuigbemanning aan de ‘reguliere’ testverplichtingen voor een
recente antigeen- of PCR-test dient te voldoen, kan in plaats daarvan een protocol
vaststellen en een aanvraag tot goedkeuring daarvan indienen bij de Minister van VWS.
Een dergelijke aanvraag kan gericht worden aan de Minister van VWS, p/a de Projectdirectie
covid-19, ook elektronisch via emailadres: DirecteurPDC19@minvws.nl.
De beoordeling van het protocol zal gebeuren in overleg met de Minister van IenW.
Het protocol zal worden getoetst aan de voorwaarden van het 97e OMT-advies, deel 1, waarbij aannemelijk wordt gemaakt dat ten minste een gelijkwaardig
beschermingsniveau wordt bereikt als met het voldoen aan de ‘normale’ testverplichting.
Het op deze wijze voldoen aan een alternatief is een keuze van de luchtvaartmaatschappij.
De reguliere testprocedure uit artikel 6.7c, eerste lid, Trm blijft ook beschikbaar.
In lijn met het 97e OMT-advies, deel 1, wordt een gelijkwaardig beschermingsniveau in ieder geval gewaarborgd,
indien een protocol ten minste de volgende elementen bevat:
-
– voorafgaand aan een vlucht vanuit Nederland laten bemanningsleden een PCR- of LAMP-test
(niet ouder dan 72 uur) en een antigeensneltest op de dag van vertrek afnemen. Indien
de PCR- of LAMP-test op de dag van vertrek en maximaal binnen 12 uur voor vertrek
afgenomen is, vervalt de noodzaak van een antigeensneltest voor vertrek;3
-
– op plaats van bestemming verblijft de bemanning in een zoveel mogelijk van de buitenwereld
afgeschermd verband (hierna: bubbel). Dit is een vorm van quarantaine in het bestemmingsland.
Dit betekent veilig vervoer naar het hotel en verblijf en catering op de hotelkamer
om contacten met de lokale bevolking tot een minimum te beperken. In het protocol
wordt beschreven hoe deze bubbel wordt vormgegeven;
-
– voorafgaand aan de terugvlucht verricht men een antigeentest indien de terugvlucht
niet binnen 72 aanvangt. Indien deze lokaal niet aanwezig is, dan dient deze bij terugkeer
in Nederland te worden verricht. Indien een bemanningslid covid-19-geassocieerde klachten
ontwikkelt en er is geen antigeentest beschikbaar op de plaats van vertrek terug naar
Nederland, vliegt dat bemanningslid terug met een mondkapje en afgezonderd in de vlucht
en dienen andere adviezen ter voorkoming van transmissie (persoonlijke hygiëne, afstand
houden et cetera) maximaal aangehouden te worden. Bij aankomst in Nederland dient
deze persoon zich zo snel mogelijk te isoleren en zich te laten testen;
-
– een beschrijving van hoe monitoring van het protocol en de daarin opgenomen maatregelen
plaatsvindt.
Luchtvaartmaatschappijen kunnen zelf kiezen voor welke vluchten ze het alternatieve
testprotocol daadwerkelijk toepassen. Zoals hiervoor aangegeven heeft de luchtvaartmaatschappij
altijd de keuze de reguliere testprocedure toe te passen.
Voor andere vervoermodaliteiten staat de mogelijkheid van een alternatief testprotocol
niet open. De afstanden die worden afgelegd zijn veelal korter, waardoor men zich
doorgaans nog steeds op plaatsen en in landen bevindt waar voldoende testmogelijkheden
voorhanden zijn. Ook zijn de werk- en rusttijden in de luchtvaart anders dan bij de
andere modaliteiten.
Voor individuele reizigers of vrachtwagenchauffeurs is een alternatief testprotocol
als hiervoor genoemd niet reëel, omdat geen formele bubbel kan worden gecreëerd en
de quarantaine in het buitenland niet kan worden gecontroleerd.
3. Noodzaak en evenredigheid
Het doel van de maatregel en het geboden alternatief is de bestrijding van het virus,
nu dat zich onder meer via het personenvervoer snel kan verspreiden. Een maatregel
van een verplichte negatieve testuitslag van een antigeentest voor reizigers uit door
de Minister van VWS aangewezen gebieden draagt eraan bij om de verspreiding van het
virus tegen te gaan. Het alternatief heeft eenzelfde doel. In het bijzonder wordt
een influx van de in deze gebieden aangetroffen nieuwe varianten van het virus voorkomen.
De maatregel heeft gevolgen voor de bewegingsvrijheid, de lichamelijke integriteit
(door het testen), en (bij het tonen van de testuitslag) de privacy van de personen
die Nederland in willen reizen (vastgelegd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet,
artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mensen en
de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en artikel 2 van het Vierde Protocol bij
het EVRM). Beperkingen van deze rechten zijn in principe toegestaan, als dit bij (of
krachtens) wet geregeld is en de beperkingen noodzakelijk, proportioneel en effectief
zijn om het doel van bescherming van de gezondheid te bereiken.
De beperkingen die deze regeling mogelijk maakt, worden gerechtvaardigd vanuit het
belang van de volksgezondheid.
Artikel 3, tweede lid, van het Vierde Protocol bij het EVRM bepaalt dat aan niemand
het recht mag worden ontnomen het grondgebied te betreden van de Staat, waarvan hij
onderdaan is. Artikel 12, vierde lid, van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten
en Politieke Rechten bepaalt dat niemand willekeurig het recht mag worden ontnomen
naar zijn eigen land terug te keren. Hieruit vloeit geen absoluut recht voort om zonder
enige voorwaarden het grondgebied te betreden van de Staat waarvan een persoon onderdaan
is, respectievelijk van het eigen land. Van het ontnemen van dit recht is met deze
regeling in beginsel geen sprake. Het betreft het mogelijk maken van een alternatief
voor een voorwaarde die wordt gesteld voor vervoer voor bemanningsleden van luchtvaartuigen.
Dit laat echter onverlet dat de te stellen voorwaarden in het protocol niet zodanig
vergaand mogen zijn dat het recht om te reizen feitelijk onder geen enkele omstandigheid
meer kan worden uitgeoefend.
4. Verhouding tot andere regelgeving
Wet publieke gezondheid (Wpg)
De grondslag voor deze regeling is artikel 58p Wpg. Het tweede lid biedt de grondslag
om regels te stellen over het aanbieden van en de toegang tot en het gebruik van voorzieningen
voor personenvervoer.
Algemene verordening gegevensbescherming
Bij de goedkeuring van het protocol zal als vereiste gelden dat de luchtvaartmaatschappij
verklaart zich bij de gegevensverwerking te houden aan de (Uitvoeringswet) Algemene
verordening gegevensbescherming.
Vrij verkeer van personen en diensten
In een mededeling van de Commissie4 is aangegeven dat de Raad van de Europese Unie een aanbeveling heeft aangenomen over
een gecoördineerde aanpak van beperkingen van het vrije verkeer wegens de covid-19-pandemie.5 In die aanbeveling wordt aangenomen dat beperkingen van het vrije verkeer van personen
ter bescherming van de volksgezondheid onder voorwaarden mogelijk zijn en dat lidstaten
reizigers de optie kunnen bieden om zich vóór aankomst te laten testen op covid-19-besmetting.
Deze maatregel is minder verstrekkend dan een tijdelijk verbod op personenvervoer.
De beperking voor de vervoerders zijn in gelijke zin in overeenstemming met de Richtlijn
2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende
diensten op de interne markt. Van belang voor de beperking is dat er geen ongelijke
behandeling op grond van nationaliteit is. Er wordt in deze regeling dan ook geen
direct of indirect onderscheid gemaakt tussen Nederlanders en andere nationaliteiten.
5. Uitvoering, toezicht en handhaving
In het protocol zal de vervoerder moeten aangeven hoe hij – ook bijvoorbeeld in het
buitenland – toezicht houdt op de naleving door de bemanningsleden van de voorwaarden
die in het protocol zijn opgenomen.
Op de verplichting van de vervoerder volgens het protocol te handelen wordt toezicht
gehouden en zo nodig handhavend opgetreden. De overtreding van artikel 6.7c Trm is
strafbaar gesteld op grond van artikel 68bis Wpg. Een dergelijke overtreding kan onder
andere beboet worden met een geldboete van de eerste categorie. Dit bedraagt voor
een natuurlijk persoon maximaal 435 euro en kan voor een rechtspersoon maximaal 4.350
euro bedragen. Op de naleving wordt toezicht gehouden door onder andere de politie
en aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren. Ook kan zo nodig bestuursdwang of
een last onder dwangsom toegepast worden.
6. Regeldruk
De maatregel brengt regeldruk met zich voor vervoerders. Deze regeldruk is noodzakelijk
gezien het belang van de volksgezondheid. Het staat de vervoerder vrij al dan niet
voor het alternatief te kiezen.
7. Spoedprocedure en terugwerkende kracht
De procedure van artikel 58c, tweede lid, Wpg zou tot gevolg hebben dat de wijziging
op haar vroegst op dinsdag 2 februari 2021 in werking zou kunnen treden. Aangezien
het geboden alternatief in deze regeling tot doel heeft een influx van de nieuwe varianten
van het virus te voorkomen op een wijze die voor de luchtvaart uitvoerbaar is, wordt
toepassing gegeven aan de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, Wpg.
Gelet op artikel 58c, derde lid, Wpg treedt deze ministeriële regeling onverwijld
na de vaststelling en bekendmaking in werking, met terugwerkende kracht tot en met
23 januari 2021. Op de laatstgenoemde datum werden de verplichtingen aangescherpt.
Vanwege de vereiste spoed wordt bij de inwerkingtreding afgeweken van de zogeheten
vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. De regeling
wordt binnen twee dagen na vaststelling aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd.
De regeling vervalt van rechtswege indien de Tweede Kamer binnen een week na de toezending
besluit niet in te stemmen met de regeling.
Aangezien in de regeling voorzien wordt in terugwerkende kracht, is het mogelijk ook
de goedkeuring van het protocol terug te laten werken tot en met 23 januari 2021.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Onderdeel A betreft een redactionele correctie in artikel 6.7c, eerste en tweede lid.
Op onderdeel B is in het algemene deel van de toelichting ingegaan.
Artikel II
Op inwerkingtreding en de terugwerkende kracht is in paragraaf 7 van het algemeen
deel van deze toelichting ingegaan.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge