TOELICHTING
1. Algemeen
De Tijdelijke subsidieregeling NL leert door met inzet van scholing (hierna: de regeling)
is op 5 september 2020 in werking getreden. Met deze regeling is het mogelijk om subsidie
aan te vragen voor het aanbieden van (online) scholing dat bijdraagt aan het behoud
van werk of het versterken van de arbeidsmarktpositie van werkenden en niet-werkenden.
De regeling is met name gericht op personen, die werkloos zijn of dreigen werkloos
te raken als gevolg van de coronacrisis.
De regeling bleek te voorzien in een grote behoefte. Het eerste aanvraagtijdvak stond
van 1 oktober 2020 tot en met 15 oktober 2020 open voor opleiders en opleiderscollectieven
(scholingstrajecten behorende tot de categorieën A en B) waarbij in totaal 90 aanvragen
zijn ingediend en waarvan er met het beschikbare budget 14 aanvragen zijn toegekend.
Het tweede aanvraagtijdvak stond van 2 november tot en met 16 november 2020 open voor
samenwerkingsverbanden (scholingstrajecten behorende tot categorie C). In dit aanvraagtijdvak
zijn 30 aanvragen ingediend en 11 aanvragen toegekend.
In de Kamerbrief Routekaart Leren en Ontwikkelen is al aangekondigd dat er een derde
aanvraagtijdvak zou worden opengesteld waarvoor in totaal € 30 miljoen beschikbaar
is.1 Met dit bedrag is er ruimte voor bijna 50 aanvragen voor het kosteloos aanbieden
van scholingstrajecten behorende tot de categorieën A, B en C. Dit komt neer op meer
dan 50.000 scholingstrajecten.
Met deze wijzigingsregeling wordt in dat derde aanvraagtijdvak voorzien en wordt de
regeling op een aantal andere onderdelen gewijzigd. Een aantal wijzigingen is technisch
van aard en heeft in de eerste plaats betrekking op de termijnen van de regeling,
zoals de uitvoeringsperiode. Daarnaast zijn er inhoudelijke wijzigingen die onder
andere betrekking hebben op de categorieën, de hoogte van de subsidie en de wijze
van rangschikking (via loting). Eveneens te vermelden valt de toevoeging van een hardheidsclausule
in de regeling. Deze is opgenomen om te voorkomen dat opleiders, opleiderscollectieven
of samenwerkingsverbanden, subsidie geheel of gedeeltelijk mislopen door omstandigheden
die hun niet vallen aan te rekenen. De wijzigingen worden hierna verder toegelicht.
2. Wijzigingen in de regeling
Technische wijzigingen
Voor de eerste twee aanvraagtijdvakken gold aanvankelijk dat een scholingstraject
niet later mocht eindigen dan 31 juli 2021. Door veel van de opleiders werd aangegeven
dat dit een te korte periode was om een scholingsactiviteit succesvol af te ronden.
Om zoveel mogelijk deelnemers de kans te geven deel te nemen aan een scholingsactiviteit,
is besloten de uitvoeringsperiode te verlengen tot 31 december 2021. Deze verlenging
geldt voor alle scholingstrajecten, waarvoor in het eerste en tweede aanvraagtijdvak
subsidie is verleend. Tevens betekent dit dat de scholingstrajecten, waarvoor een
subsidieaanvraag is ingediend en waarbij is voldaan aan de geldende capaciteitseis,
namelijk het minimumaantal scholingstrajecten waarvoor een aanvrager een aanvraag
moet indienen behorend bij de eerste twee aanvraagtijdvakken, pas voor 31 december
2021 gerealiseerd moeten zijn. De datum waarop een opleider, opleiderscollectief of
samenwerkingsverband uit het eerste en tweede aanvraagtijdvak uiterlijk de aanvraag
tot subsidievaststelling moet indienen, wordt 31 maart 2022. Indien subsidieontvangers
uit het eerste en tweede aanvraagtijdvak voorzien minder dan 60% van het aantal scholingstrajecten
te realiseren, hebben zij tot uiterlijk 1 november 2021 de mogelijkheid om een wijziging
van het besluit tot subsidieverlening in te dienen. Door deze verlenging is het eveneens
mogelijk dat zij alsnog binnen de verlengde periode de 60%-norm bereiken.
Met het beschikbaar komen van € 30 miljoen voor de regeling wordt met deze wijzigingsregeling
een derde aanvraagtijdvak toegevoegd. Dit aanvraagtijdvak loopt van woensdag 1 september
2021 tot en met woensdag 8 september 2021. In dit aanvraagtijdvak kunnen opleiders
en opleidingscollectieven aanvragen doen voor een, twee of alle scholingscategorieën.
Dit is een verandering ten opzichte van de eerdere aanvraagtijdvakken waar de aanvragen
voor een categorie slechts in een bepaald aanvraagtijdvak konden worden ingediend.
De kortere openstelling van het derde aanvraagtijdvak heeft te maken met de invoering
van een lotingssysteem voor dit derde aanvraagtijdvak, waardoor het in behandeling
nemen van de aanvraag niet meer afhankelijk is van het moment van indienen. Uit het
eerste en tweede aanvraagtijdvak is verder gebleken dat het beschikbare budget in
een korte tijd was uitgeput, waardoor een week voldoende lijkt te zijn voor het indienen
van aanvragen. De verdere toewijzing van de subsidie neemt in overeenstemming met
artikel 13, eerste lid, dertien weken in beslag en door een kortere aanvraagtijdvak
komt het aanbod voor scholing tevens sneller beschikbaar.
Met de wijziging van artikel 15, eerste lid, hebben aanvragers uit het derde aanvraagtijdvak
de mogelijkheid om hun activiteiten uit te voeren tot en met 31 december 2022. De
datum waarop een opleider of opleiderscollectief uit het derde aanvraagtijdvak uiterlijk
de aanvraag tot subsidievaststelling moet indienen, wordt 31 maart 2023. Indien subsidieontvangers
uit het derde aanvraagtijdvak voorzien minder dan 60% van de geldende capaciteitseis
te behalen, hebben zij tot uiterlijk 1 november 2022 de mogelijkheid om een wijziging
van het besluit tot subsidieverlening in te dienen. Deze regeling eindigt met ingang
van 1 april 2023.
Inhoudelijke wijzigingen
Op grond van de regeling kon eerst alleen subsidie voor scholingstrajecten behorende
tot de categorieën A en B worden aangevraagd door opleiders en opleiderscollectieven.
Subsidie voor scholingstrajecten behorende tot categorie C kon alleen worden aangevraagd
door samenwerkingsverbanden van brancheorganisaties, O&O-fondsen of werknemers- en
werkgeversverenigingen samen met een opleider. Categorie C is vooral gericht om mensen
te stimuleren beter in hun vak te worden en om, zo nodig, een eerste stap te kunnen
zetten richting ander werk of omscholing. Door deze categorie voor samenwerkingsverbanden
open te stellen, werd betrokkenheid gestimuleerd van andere partijen naast opleiders
voor wie scholing belangrijk is. Dit draagt naar verwachting bij aan het gerichter
inzetten op een arbeidsmarktrelevant en substantiëler scholingsaanbod, zoals bijvoorbeeld
omscholing richting tekortsectoren.
Met de invoering van de Tijdelijke subsidieregeling NL leert door met inzet van sectoraal
maatwerk is er een speciale regeling gekomen waarin samenwerkingsverbanden door middel
van een subsidieverzoek ondersteuning kunnen aanbieden voor het behouden van werk
door middel van scholing, ontwikkeladvies of een EVC traject.2 Hierdoor is er overlap met voorliggende regeling en om deze reden komt de mogelijkheid
voor samenwerkingsverbanden om categorie C scholing te kunnen aanvragen te vervallen
in deze regeling. De wens blijft echter om naast kortdurende opleidingstrajecten ook
meer omvangrijke scholing te kunnen aanbieden via categorie C voor het derde aanvraagtijdvak.
In het nieuwe aanvraagtijdvak wordt de eis ten aanzien van de aanvraaggerechtigden
van categorie C daarom aangepast, waardoor opleiders en opleiderscollectieven nu subsidie
kunnen aanvragen voor deze categorie. De eisen die aan de scholing worden gesteld
in artikel 5, gelden uiteraard ook voor de opleiders(collectieven), zoals de in artikel 5,
tweede lid, onderdeel c, opgenomen eis dat de aangeboden scholing arbeidsmarktrelevant
is.
Capaciteitsgrens
Op dit moment is de capaciteitsgrens 1.500 trajecten voor categorie A en B gezamenlijk
of individueel en 750 trajecten voor categorie C. Veel opleiders hebben aangegeven
dat deze grens, met name voor categorie C, te hoog gesteld is en moeilijk te realiseren
is. Daarom wordt via deze wijziging de capaciteitsgrens voor categorie C verlaagd
naar 500 trajecten.
Toekennen subsidie via loting
In de eerdere twee aanvraagtijdvakken verliep het aanvraagproces op basis van het
principe 'wie het eerst komt, wie het eerst maalt', waardoor het moment van indienen
bepalend was voor de volgorde van behandeling en daarmee het al dan niet kunnen deelnemen
aan de subsidieregeling. Hierdoor hadden aanvragers die als eerste hun aanvraag indienden
een grotere kans om in aanmerking te komen voor subsidie dan aanvragers die hun aanvraag
minder snel indienden. Om dit probleem te mitigeren en zoveel mogelijk inschrijvers
een eerlijke kans te geven, wordt in het derde aanvraagtijdvak de behandelvolgorde
van aanvragen vastgesteld door middel van loting, verricht door een onafhankelijke
notaris.
Uitputting subsidie
Door veel opleiders wordt de hoogte van de subsidie ten aanzien van categorie C als
ontoereikend ervaren om scholingsactiviteiten toe te laten die substantiëler en langduriger
van aard zijn. Om een grotere diversiteit aan inschrijvers te bereiken, is mede hierdoor
besloten om de hoogte van de subsidie voor categorie C te verhogen van € 1.000 naar
€ 1.500. Deze verhoging is ook een tegemoetkoming in bijkomende kosten die opleiders
en opleiderscollectieven ervaren in het aanvragen van categorie C, waar de kosten
eerst opgevangen konden worden door het samenwerkingsverband via cofinanciering. Dit
betekent tevens dat de waarde van scholing zoals bepaald in artikel 6, onderdeel c,
sub 4°, gelijk is aan het subsidiebedrag van € 1.500, evenals dat ook geldt bij de
categorieën A en B. De hoogte van de subsidie voor categorieën A en B verandert niet.
Omdat nu alle categorieën kunnen worden aangevraagd door opleiders en opleiderscollectieven,
zal de beschikbare € 30 miljoen worden verdeeld over de categorieën via een in te
voeren subsidieplafond per categorie. De hoogte van het plafond is bepaald naar rato
van de kosten die gepaard gaan met elke categorie. Scholingstrajecten, behorende tot
categorie A kosten bijvoorbeeld relatief minder dan scholingstrajecten, behorende
tot de categorieën B en C en daarom wordt ook minder van het beschikbare budget aan
die categorie toebedeeld. Zodra het budget dat hoort bij een desbetreffende categorie
is uitgeput, kan alleen nog maar budget worden toegekend voor de categorieën die nog
niet zijn uitgeput. Dit heeft tot gevolg dat voor aanvragen die op meerdere categorieën
betrekking hebben gedeeltelijke toekenningen kunnen plaatsvinden. Indien het budget
dat hoort bij een desbetreffende categorie niet volledig wordt uitgeput, vloeit het
resterende budget door naar de andere categorieën. Hierbij wordt de behandelvolgorde
van de loting gevolgd. De verdeling per categorie is als volgt:
-
– Categorie A: € 3.500.000
-
– Categorie B: € 9.500.000
-
– Categorie C: € 17.000.000
Op dit moment kan aan opleiders en opleiderscollectieven per aanvraag maximaal € 1.500.000
aan subsidie worden toegekend. Omdat nu in één aanvraagtijdvak alle categorieën aangevraagd
kunnen worden is het logisch om het maximale subsidiebedrag per aanvraag te verhogen.
Voor het derde aanvraagtijdvak wordt dit bedrag verhoogd naar maximaal € 1.750.000
per aanvraag. Daarnaast is de verwachting dat alleen grotere opleiders of opleiderscollectieven
in staat zijn een aanvraag in te dienen voor alle categorieën. Daarom is gezocht naar
een maximaal subsidiebedrag waarin er een blijvende verscheidenheid aan aanbod in
scholing en opleiders gecreëerd wordt en het totale subsidiebedrag niet wordt toegekend
aan alleen maar grote opleiders.
2. Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Artikel 1 (Begripsbepalingen)
In dit artikel worden met het oog op verduidelijking van wat onder EVC-aanbieders
en de door hen aangeboden EVC-procedures wordt verstaan, twee begripsbepalingen ingevoegd.
In de nieuwe onderdelen g en h worden deze begrippen gedefinieerd. Een EVC-aanbieder
dient erkend te zijn. Deze erkenning verkrijgt hij bij het Nationaal Kenniscentrum
EVC, waarna hij EVC-procedures kan aanbieden. Tijdens een EVC-procedure worden de
kennis, ervaring en kunde van de deelnemer in kaart gebracht. Hetgeen de deelnemer
aan de EVC-procedure heeft geleerd buiten en binnen het werk dat hij heeft verricht
mondt uit in een Ervaringscertificaat, een document waarin is vastgelegd wat hij kan
en weet. Deze kennis en ervaring worden vergeleken met een landelijke standaard zoals
die in het mbo, hbo of in een branche wordt gebruikt, waarmee voor de deelnemer inzicht
bestaat in welke richting zijn werk of zijn nieuwe werk zich kan bevinden. Het resultaat
van de EVC-procedure is voor de deelnemer eveneens dat hij, indien hij een loopbaanstap
neemt buiten het bedrijf waarin hij werkzaam is, een toekomstige werkgever inzicht
kan verschaffen in zijn kennis en ervaring.
Onderdeel B
Artikel 4 (Aanvraaggerechtigden)
Aanvraaggerechtigden voor het derde aanvraagtijdvak dat met deze regeling wordt ingevoerd,
zijn opleiders en opleiderscollectieven. EVC-aanbieders, vallend onder categorie C,
die in de eerste twee aanvraagtijdvakken binnen een samenwerkingsverband trajecten
konden aanbieden, kunnen dat in het derde aanvraagtijdvak in een samenwerking binnen
een opleiderscollectief realiseren.
Onderdeel C
Artikel 6a (Specifieke eis aan scholing derde aanvraagtijdvak)
In dit artikel wordt op één onderdeel een specifieke regeling voor categorie C scholing
opgenomen. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is aangegeven, is de hoogte
van de subsidie voor categorie C scholing als ontoereikend ervaren om scholingsactiviteiten
te geven die substantiëler en langduriger van aard zijn. Daarom is besloten om de
hoogte van de subsidie voor categorie C van € 1.000 in de eerste twee aanvraagtijdvakken
te verhogen naar € 1.500 in het derde aanvraagtijdvak. Dat wordt in dit artikel bepaald.
De waarde wordt op datzelfde bedrag gesteld, waarmee nu ook voor categorie C scholing
de waarde gelijk wordt aan het subsidiebedrag.
Onderdeel D
Artikel 8 (Subsidieplafonds)
Dit artikel is opnieuw geredigeerd. In het eerste lid staan nu het totaal beschikbare
subsidiebedrag voor de eerste twee tijdvakken (€ 34 miljoen) en het totaal beschikbare
bedrag voor het derde aanvraagtijdvak (€ 30 miljoen).
Het tweede lid vermeldt de verdeling in het derde tijdvak in drie compartimenten voor
de drie categorieën A (€ 3,5 miljoen), B (€ 9,5 miljoen) en C (€ 17 miljoen). Het
derde lid regelt dat wanneer het budget voor een scholingscategorie niet is uitgeput,
dit wordt herverdeeld over de andere scholingscategorieën.
Onderdelen E en F
Artikel 9 (Hoogte subsidiebedrag eerste en tweede aanvraagtijdvak)
Artikel 9 is technisch aangepast op het eerste en tweede aanvraagtijdvak.
Artikel 9a (Hoogte subsidiebedrag derde aanvraagtijdvak)
In dit nieuwe artikel worden de bedragen per afgerond scholingstraject voor het derde
aanvraagtijdvak aangegeven.
Voor scholing categorie A bedraagt de subsidie € 150,00.
Voor scholing categorie B bedraagt de subsidie € 500,00.
Voor scholing categorie C bedraagt de subsidie € 1.500,00.
De bedragen voor de categorieën A en B zijn gelijk aan die uit het eerste en tweede
aanvraagtijdvak. Het bedrag per afgerond scholingstraject voor het derde aanvraagtijdvak
in categorie C is € 500,00 hoger, aangezien is gebleken dat de scholingstrajecten
in categorie C duidelijk hogere kosten met zich brengen.
Onderdeel G
Artikel 10 (Eisen aan de subsidieaanvraag)
In dit artikel zijn de eisen weergegeven die aan de subsidieaanvraag worden gesteld.
De eerste vijf leden van dit artikel gelden voor zowel de subsidieaanvragen in het
eerste en tweede aanvraagtijdvak als in het derde aanvraagtijdvak.
Vanaf het zesde lid zijn aanpassingen aangebracht in verband met het nu ingevoerde
derde aanvraagtijdvak. Het zesde, achtste, negende en elfde lid zijn opnieuw geredigeerd
voor de eerste twee aanvraagtijdvakken.
Drie artikelleden, die zien op het derde aanvraagtijdvak, zijn extra ingevoegd. Dat
betreft het zevende, tiende en twaalfde lid. In het zevende lid wordt het maximaal
per aanvrager aan te vragen subsidiebedrag aangegeven. Het tiende lid ziet op het
capaciteitsvereiste dat geldt voor de aanvragen voor scholing van categorieën A en
B (1.500 scholingstrajecten) respectievelijk categorie C (500 scholingstrajecten).
Het twaalfde lid regelt de uitvoeringsperiode van de scholingstrajecten waarvoor een
subsidieaanvraag in het derde aanvraagtijdvak is ingediend. Het dertiende lid is ongewijzigd
en gelijk aan het oude tiende lid.
Onderdelen H en I
Artikel 11 (Eerste en tweede aanvraagtijdvak subsidie)
Artikel 11 is technisch aangepast op het eerste en tweede aanvraagtijdvak.
Artikel 11a (Derde aanvraagtijdvak subsidie)
Dit nieuw ingevoegde artikel regelt de openstelling van het derde aanvraagtijdvak
waarin opleiders en opleiderscollectieven een subsidieaanvraag kunnen indienen voor
scholing behorende tot de categorieën A, B en C.
Onderdeel J
Artikel 12 (Rangschikking)
In artikel 12 wordt geregeld dat voor het derde aanvraagtijdvak de Minister de subsidieaanvragen
behandelt op een door loting bepaalde volgorde. De keuze voor loting neemt de druk
op aanvragers weg om direct na het openen van het aanvraagtijdvak een aanvraag in
te dienen. De loting voorkomt daarmee niet alleen stress bij aanvragers, maar ook
overbelasting van (de systemen van) de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van
SZW, Uitvoering van Beleid.
De loting wordt na sluiting van het aanvraagtijdvak uitgevoerd door een notaris. De
volgorde die door loting wordt vastgesteld, bepaalt de volgorde van behandeling van
de subsidieaanvragen. De loting leidt niet tot een schifting van aanvragen die zijn
ingeloot, maar alleen tot een volgorde voor behandeling. De loting betreft alleen
aanvragen die volledig zijn.
Aanvragen die op het moment van loting nog niet volledig zijn, belanden pas op het
moment dat die zijn aangevuld door de aanvrager én wel volledig zijn achteraan in
de rij die op basis van de loting is vastgesteld. Het is dus belangrijk een volledige
subsidieaanvraag in te dienen. Voor de volgorde van plaatsing in de rij van de herziene
aanvragen is het tijdstip van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag bepalend.
Bij een onvolledige aanvraag heeft de subsidieaanvrager er daarom belang bij de aanvraag
zo spoedig mogelijk aan te vullen. Subsidieaanvrager ontvangt een signaal wanneer
zijn aanvraag niet volledig is.
Onderdeel K
Artikel 13 (Verlening van de subsidie)
In dit artikel is, met opname van een nieuw vierde lid, opgenomen dat wanneer de Minister
(voorschotten op) subsidie aan de hoofdaanvrager heeft betaald er bevrijdend is betaald
aan de partijen binnen het opleiderscollectief of samenwerkingsverband. De partijen
in het opleiderscollectief of samenwerkingsverband krijgen van de Minister niet nogmaals
een betaling, als zij van de hoofdaanvrager geen geld hebben ontvangen dat aan de
hoofdaanvrager is betaald.
Onderdeel L
Artikel 14 (Weigering van de subsidie)
Dit betreft een technische wijziging vanwege een splitsing in uitvoeringsperiodes
van de eerste twee aanvraagtijdvakken en de toevoeging van de uitvoeringsperiode van
het derde aanvraagtijdvak.
Onderdeel M
Artikel 15 (Subsidievaststelling)
De eerste twee leden zien op de toevoeging van een derde aanvraagtijdvak. Deze wijziging
regelt dat voor het eerste en tweede aanvraagtijdvak respectievelijk het derde aanvraagtijdvak
andere data gelden voor het indienen van een verzoek tot subsidievaststelling.
Het derde lid regelt als gevolg van wijziging van de Kaderregeling subsidies OCW,
SZW en VWS dat er niet langer een rapport van feitelijke bevindingen omtrent de naleving
van de aan de subsidie verbonden verplichtingen door de subsidieontvanger hoeft te
worden meegezonden. Verder specificeert het een verwijzing naar de Kaderregeling.
Voor het eerste en tweede aanvraagtijdvak is de datum waarop een wijzigingsverzoek
uiterlijk kan worden gedaan verschoven naar 1 november 2021.
Het zesde lid regelt dat er voor het derde aanvraagtijdvak een andere datum, 1 november
2022, geldt als uiterlijke datum voor het verzoek tot wijziging van het besluit tot
subsidieverlening.
Onderdeel N
Artikel 19a (Hardheidsclausule)
Een opleider, opleiderscollectief of samenwerkingsverband kan met onderbouwing een
beroep doen op de hardheidsclausule als er sprake is van een uitzonderingssituatie
die zal leiden tot onbillijkheid. Er zal terughoudend gebruik worden gemaakt van deze
bepaling. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen
voordoen die noodzaken tot afwijken van een bepaling van deze regeling. Het dient
dan wel te gaan om onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 20 (Inwerkingtreding en vervaldatum)
De vervaldatum van de regeling wordt verlengd van 1 januari 2022 naar 1 april 2023.
Ook wordt geregeld dat de regeling, zoals die luidde op 31 maart 2023, van toepassing
blijft op de afwikkeling van de verzoeken tot subsidievaststelling die uiterlijk 31 maart
2023 om 17.00 uur zijn ingediend.
Onderdeel P
Bijlage V (Format Toestemmingsverklaring verwerking persoonsgegevens deelnemer)
De wijziging van bijlage V betreft een verduidelijking ten aanzien van de verwerking
van het BSN van deelnemers. De deelnemer wordt gevraagd een formulier te ondertekenen.
Daarmee geeft de deelnemer aan kennis te hebben genomen van de reden waarom en de
wijze waarop het BSN wordt gebruikt. Personen kunnen niet worden verplicht hun BSN
te verstrekken. Het niet verstrekken van het BSN heeft echter wel tot gevolg dat de
scholing niet kosteloos aan de desbetreffende persoon kan worden aangeboden.
Artikel II
Artikel II regelt de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling. De inwerkingtredingsdatum
is de dag na plaatsing van deze wijzigingsregeling in de Staatscourant. Wat het nieuw
geïntroduceerde artikel 19a en het vernieuwde artikel 13, vierde lid, van de Tijdelijke
subsidieregeling NL leert door met inzet van scholing betreft geldt dat deze artikelen
terugwerken tot de start van de regeling. Het betreft de mogelijkheid tot toepassing
van een hardheidsclausule en situaties die nopen tot toepassing daarvan kunnen zich
gedurende de gehele looptijd van de regeling voordoen. Het terugwerken van deze bepaling
vanaf de start van de regeling is met het oog daarop in deze bepaling opgenomen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees