TOELICHTING
I. Algemeen
1.1. Inleiding
Wie in Nederland hoger onderwijs wil volgen, moet voldoen aan de zogenaamde vooropleidingseisen.
Voor wetenschappelijk onderwijs (wo) biedt het vwo-diploma directe toegang tot onderwijs
(artikel 7.24, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
(WHW)). Voor hoger beroepsonderwijs (hbo) geldt als regel: het vwo-diploma, havo-diploma
of diploma van een middenkader-, specialisten- of vakopleiding (artikel 7.24, tweede
lid, WHW). Hieronder vallen eveneens diploma’s behaald in Caribisch Nederland (BES-eilanden).1
Daarnaast kent de WHW een aantal vrijstellingsgronden van de vooropleidingseisen waardoor
de aspirant-student alsnog toelaatbaar is (artikelen 7.28 en 7.29 WHW). Voor wo gelden
de volgende vrijstellingsgronden:
-
– in bezit zijn van de graad wo-bachelor of wo-master;
-
– in bezit zijn van een getuigschrift van een met goed gevolg aan een hbo-instelling
afgelegd propedeutisch examen, dan wel een gelijkwaardig getuigschrift met aantoonbaar
nodige kennis, inzicht en vaardigheden;
-
– toelaatbaar zijn tot hoger wetenschappelijk onderwijs in één van de landen die lid
zijn van het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs
in de Europese regio (Erkenningsovereenkomst van Lissabon, Trb. 2002, 137);
-
– in bezit zijn van een diploma dat bij ministeriële regeling of door het instellingsbestuur
is aangemerkt als tenminste gelijkwaardig aan een in artikel 7.24, eerste en tweede
lid, WHW genoemd diploma. Als zodanig kwalificeren onder andere diploma’s van het
Europees baccalaureaat (Trb. 1957, nr. 246) en internationaal baccalaureaat en diploma’s behaald in Aruba, Curaçao, Sint Maarten
en Suriname;2
-
– met goed gevolg afgelegd toelatingsonderzoek (ook wel bekend als: colloquium doctum
of 21+ toets).
Voor hbo gelden soortgelijke vrijstellingsgronden.
Het doel van deze ministeriële regeling is tweeledig: ten eerste, het specificeren
van de vooropleidingsgegevens die de ho-instellingen aan het register dienen te leveren.
Ten tweede, het regelen dat deze vooropleidingsgegevens uit het register worden verstrekt
aan de minister ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en aan de inspectie ten behoeve
van het toezicht op het onderwijs. Hiertoe wordt de Regeling register onderwijsdeelnemers
(RRO), die op 1 juli 2020 in werking is getreden, gewijzigd. De gegevens worden thans
reeds geleverd en verstrekt.3
1.2. Gegevenslevering door ho-instellingen aan het register onderwijsdeelnemers
Onderwijsinstellingen in het ho zijn verplicht tot het leveren van basisgegevens aan
het register onderwijsdeelnemers, dat wordt beheerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs
(DUO). Grondslagen voor deze gegevenslevering zijn te vinden in de Wet register onderwijsdeelnemers
(WRO), het Besluit register onderwijsdeelnemers (BRO) en de RRO.4
Deze leveringsverplichting van ho-instellingen omvat onder andere het gegeven ‘de
vooropleiding’ (artikel 5, vierde lid, onderdeel a, BRO). De leveringsplicht voor
het gegeven ‘de vooropleiding’ geldt niet voor gegevens indien de vooropleidingsgegevens
reeds in het register zijn opgenomen (artikel 15, derde lid, RRO). Op dit moment geldt
dit voor de vooropleidingsgegevens over Europees-Nederlandse havo- en vwo-diploma’s,
maar ook bachelor-, master- en associate-degree graden omdat ze reeds door de school-
of instellingsbesturen zijn geleverd (artikelen 7 en 18 BRO).
Dit is anders voor buiten Nederland afgeronde vooropleidingen, vooropleidingen afgerond
op de BES-eilanden en met goed gevolg afgelegde toelatingsonderzoeken (21+ toets).
Deze vooropleidingsgegevens zijn momenteel nog niet opgenomen in het register onderwijsdeelnemers
en worden separaat aangeleverd, via Studielink. Het betreft de volgende categorieën:
-
– diploma’s behaald in één van de landen die partij zijn bij de Erkenningsovereenkomst
van Lissabon;
-
– andere buiten Nederland behaalde diploma’s die bij ministeriële regeling of door het
instellingsbestuur zijn aangemerkt als tenminste gelijkwaardig aan de in artikel 7.24,
eerste en tweede lid, WHW bedoelde diploma’s. Hieronder vallen diploma’s behaald in
Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Suriname, die bij ministeriële regeling (de Regeling
aanmelding en toelating hoger onderwijs) zijn aangemerkt als tenminste gelijkwaardig
aan diploma’s in de zin van artikel 7.24 WHW. Ook vallen hieronder diploma’s, behaald
in landen die niet zijn aangesloten bij de Erkenningsovereenkomst van Lissabon, die
naar het oordeel van het instellingsbestuur tenminste gelijkwaardig zijn aan diploma’s
in de zin van artikel 7.24 WHW. Tot slot vallen ook diploma’s van het Europees en
internationaal baccalaureaat hieronder;
-
– diploma’s behaald op de BES-eilanden (Bonaire, Saba en Sint Eustatius);
-
– met goed gevolg afgelegd toelatingsonderzoek (21+ toets).
Artikelen 8, vierde lid, en 12, zesde lid, WRO maken het mogelijk om de basisgegevens
die de onderwijsinstellingen aanleveren aan het register en die in het BRO zijn omschreven,
nader te specificeren. Daar is tot dusver geen invulling aan gegeven voor zover het
betreft de vooropleidingsgegevens. Deze nadere specificatie is wel noodzakelijk met
het oog op het gebruik van deze gegevens (zie nader paragraaf 1.3) en wordt gegeven
door deze regeling.
1.2.1. Vooropleiding behaald in Caribisch gebied
Diploma’s behaald in één van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba,
dan wel overeenkomend diploma’s afkomstig uit de autonome landen binnen het Koninkrijk
(Aruba, Curaçao en Sint Maarten) en Suriname bieden toegang tot hoger onderwijs, met
dien verstande dat de aspirant-student, indien van toepassing, aan de nadere vooropleidingseisen
dient te voldoen, zoals specifieke vakken en/of een bepaald profiel.5
1.2.2. Levering vooropleidingsgegevens
Jaarlijks leveren de ho-instellingen via de Stichting Studielink (de gemeenschappelijke
aanmeld- en inschrijfapplicatie van ho-instellingen) aan DUO een bestand met een overzicht
van ingeschreven studenten in het lopende studiejaar, met inbegrip van vooropleidingsgegevens.
Deze gegevens zijn van belang voor de bekostiging en worden eveneens gebruikt voor
onder meer planning, begrotings- en beleidsvoorbereiding (artikel 15 WRO en artikel
23 BRO).
Voor wat betreft de vooropleidingsgegevens, kent deze levering aan DUO momenteel de
volgende indeling:
-
– Buitenlandse vooropleiding (in het Engels aangeduid als ‘non-Dutch diploma’);
-
– Europees baccalaureaat / internationaal baccalaureaat;
-
– Toelatingsonderzoek (colloquium doctum /21+ toets).
1.3. Gegevensverstrekking uit het register aan de minister en inspectie ten behoeve
van beleidsvoorbereiding en toezicht op het onderwijs
De vooropleidingsgegevens zijn nodig ten behoeve van begrotings- en beleidsvoorbereiding.
Zo worden deze gegevens gebruikt voor de referentieraming, waarbij gekeken wordt naar
de ontwikkeling van het aantal studenten. De ramingen dienen als onderbouwing voor
de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Verder
worden de gegevens gebruikt bij vraagstukken rondom huisvestingsbehoeften (van onder
meer internationale studenten), het internationaliseringsbeleid, gelijke kansenbeleid,
maar ook prestatie indicatoren waarbij gekeken wordt naar het verschil tussen de vooropleiding
in relatie tot het eindresultaat van de student. Dit is bijvoorbeeld van belang in
het kader van studiesucces zodat de student binnen de nominale periode afstudeert
en de eventuele bijbehorende ondersteuning en begeleiding vanuit de ho-onderwijsinstelling. Daarnaast verkrijgt de minister inzicht in de mate van uitval en wisseling
van de opleidingen bij bepaalde groepen studenten. Tot slot, zijn de vooropleidingsgegevens
van belang voor de inspectie; voor onder meer de in- en doorstroommonitor (IDM) waarbij
groepen studenten worden vergeleken op doorstroompercentages in en door het ho en
studiesucces (dat geëvalueerd wordt aan de hand van uitval, switch, diplomarendement)
en waarover jaarlijks wordt gerapporteerd in de Staat van het Onderwijs.
De hiervoor aan de minister en de inspectie verstrekte gegevens bevatten geen persoonsgebonden
nummers, geslachtsnamen, voornamen of geboortedata van de onderwijsdeelnemers.6
1.4. Gegevens met betrekking tot vooropleidingen afgerond in Caribische Koninkrijksdelen
Jaarlijks stromen in het Nederlandse ho ongeveer 800–1.000 studenten in met een Caribische
vooropleiding (Bonaire, Saba, Sint Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten). Uit
onderzoek is gebleken dat deze groep studenten (aanzienlijk) vaker na het eerste studiejaar
van opleiding of instelling wisselt ten opzichte van de groep studenten zonder migratieachtergrond
of met een westerse migratieachtergrond7 en ook vaker dan de groep studenten met een niet-westerse migratie-achtergrond. Ook
is gebleken dat studieuitval in latere jaren gemiddeld hoger is en diplomarendement
gemiddeld geringer dan voor de vergelijkingsgroepen.
Naar aanleiding van signalen vanuit de onderwijsinstellingen over gemiddeld tegenvallend
studiesucces van deze groep studenten zijn in 2019 en 2020 diverse onderzoeken uitgevoerd8 en op basis van de onderzoeksresultaten zijn begin januari 2021 in het ministeriële
Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur met betrekking tot de onderwijsaansluiting
bestuurlijke afspraken gemaakt door de Minister van OCW en de onderwijsministers van
Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Er is dan ook noodzaak uitgesproken voor een gerichter
beleid en een betere ondersteuning van Caribische studenten. De ministers hebben toegezegd
zich gezamenlijk in te gaan zetten om ervoor te zorgen dat het studiesucces van Caribische
studenten verbeterd wordt. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van de aandachtspunten
en suggesties die in de verschillende onderzoeken van het afgelopen jaar naar voren
zijn gekomen, zoals taalachterstanden, studiekeuze, financiële situatie, zelfstandigheid,
betere voorlichting aan leerlingen en ouders, het voorstel van de Universiteit van
Utrecht voor een Koninkrijksmobiliteitsprogramma, loopbaanoriëntatie en beroepskeuzeprogramma’s
(LOB), (digitaal) afstandsonderwijs, praktische aangelegenheden als het verwerven
van een BSN-nummer, ‘matching’ van toekomstige studenten aan professionals en studenten
van gelijke studie en andere activiteiten om het studiesucces van Caribische studenten
te verbeteren. Voor het aanpakken van elk van deze aandachtspunten is het tijdig identificeren
van de tot de betreffende doelgroep behorende studenten essentieel.
2. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
De regeling is voorgelegd aan DUO in verband met de uitvoerbaarheid en aan de inspectie
in verband met de handhaafbaarheid. DUO gaf in de uitvoeringstoets aan dat er voor
DUO geen uitvoeringsconsequenties verbonden zijn aan deze wijzigingsregeling. Een
aantal technische opmerkingen uit de uitvoeringstoets zijn verwerkt. De inspectie
voorzag geen bijzonderheden ten aanzien van de handhaafbaarheid.
3. Financiële gevolgen
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de Rijksbegroting.
4. Administratieve lasten
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk van instellingen en studenten.
De aanduiding van de vooropleiding maakt reeds deel uit van de leveringen die instellingen
aan DUO doen via Studielink.
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A (artikel 1 RRO)
In deze regeling worden de vooropleidingen gespecificeerd die toegang bieden tot hoger
onderwijs (ho) in Nederland, waarbij onderscheid is gemaakt tussen: in Europees Nederland
afgeronde vooropleidingen, in de openbare lichamen BES afgeronde vooropleidingen,
buiten Nederland afgeronde vooropleidingen en met goed gevolg afgelegde toelatingsonderzoeken.
Ook wordt expliciet genoemd welke diploma’s onder de drie eerstgenoemde categorieën
vallen. Voor degene die 21 jaar of ouder is en zonder toereikend diploma om toelating
tot het hoger onderwijs verzoekt, maakt de WHW mogelijk om het toelatingsonderzoek
af te leggen, waardoor de aspirant-student alsnog toegelaten kan worden.
Artikel I, onderdeel B (artikel 15, derde lid, RRO)
Artikel 15, eerste lid, RRO bevat de hoofdregel omtrent de leveringsplicht inschrijvingsgegevens
voor de ho-instellingen. Daarnaast worden in het eerste lid de gegevensset en de leveringstermijn
gespecificeerd. Het derde lid maakt een uitzondering op de hoofdregel: de leveringsplicht
geldt niet voor de inschrijvingsgegevens over de vooropleiding, indien deze reeds
in het register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen; dit ter voorkoming van onnodige
administratieve lasten.
Artikel I, onderdeel B (artikel 15, vierde lid, RRO)
Voor de inschrijvingsgegevens over de vooropleiding die niet reeds in het register
onderwijsdeelnemers zijn opgenomen en die separaat worden aangeleverd, geldt een afwijkende
leveringstermijn. Deze gegevens worden niet uiterlijk 8 weken na de inschrijving aangeleverd,
maar uiterlijk op 15 december van het desbetreffende studiejaar. Dit geldt voor de
volgende categorieën:
-
– diploma’s behaald in landen die partij zijn bij de Erkenningsovereenkomst van Lissabon;
-
– diploma’s die bij ministeriële regeling of door het instellingsbestuur zijn aangemerkt
als tenminste gelijkwaardig aan de in artikel 7.24, eerste en tweede lid, WHW genoemde
diploma’s. Als zodanig kwalificeren onder andere diploma’s van het Europees baccalaureaat
(Trb. 1957, nr. 246) en internationaal baccalaureaat en diploma’s behaald in Aruba, Curaçao, Sint Maarten
en Suriname;
-
– diploma’s behaald in één van de openbare lichamen: Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
-
– met goed gevolg afgelegd toelatingsonderzoek 21+.
De gegevenslevering aan DUO via Studielink kent drie aparte categorieën, elk met een
eigen code:
Code 105
|
Europees baccalaureaat / internationaal baccalaureaat
|
Code 601
|
colloquium doctum / toelatingsonderzoek 21+
|
Code 801
|
buitenlandse of Caribische vooropleiding
|
De meest omvangrijke categorie is ‘buitenlandse of Caribische vooropleiding’. Hieronder
vallen:
-
– diploma’s afkomstig uit één van de landen die partij zijn bij de Erkenningsovereenkomst
van Lissabon;
-
– andere buiten Nederland behaalde diploma’s die bij ministeriële regeling of door het
instellingsbestuur zijn aangemerkt als tenminste gelijkwaardig aan de in artikel 7.24,
eerste en tweede lid, WHW bedoelde diploma’s (waaronder diploma’s behaald in Aruba,
Curaçao, Sint Maarten en Suriname), en
-
– diploma’s behaald in de openbare lichamen BES.
Wanneer de student als vooropleiding het Europees of internationaal baccalaureaat
heeft gevolgd, wordt deze vooropleiding onder de (specifieke) code ‘Europees baccalaureaat
/ internationaal baccalaureaat’ geregistreerd in plaats van onder de (algemenere)
code ‘buitenlandse of Caribische vooropleiding’.
Artikel I, onderdeel C (bijlage 5, behorende bij artikel 15 RRO)
De vooropleidingsgegevens zijn nu gespecificeerd in de bijlage. De gegevensset is
beperkt tot indicatie vooropleiding en jaar van afronding van de desbetreffende vooropleiding.
Deze beperkte gegevensset moet worden bezien vanuit het oogpunt van dataminimalisatie
en de beoogde doeleinden, te weten: begrotings- en beleidsvoorbereiding en toezicht
op het onderwijs.
Artikel I, onderdeel D (bijlage 5, behorende bij artikel 15 RRO)
Dit onderdeel voegt aan de tabel ‘Specificatie identificerende gegevens bij de levering
van de basisgegevens met betrekking tot inschrijving’ een rij ‘Land vooropleiding’
toe, die bepaalt dat als sprake is van een vooropleiding afgerond in de openbare lichamen
BES of in Aruba, Curaçao of Sint Maarten, naast de desbetreffende code voor buitenlandse
en Caribische vooropleidingen (801) tevens wordt vermeld wordt in welk openbaar lichaam
of autonoom land binnen het Koninkrijk de vooropleiding is afgerond. Hierdoor wordt
het mogelijk om, met het oog op beleid ter ondersteuning van studenten uit het Caribisch
gebied, in beleidsanalyses specifiek te kijken naar deze groep studenten (zie paragraaf
1.4). De gegevenslevering van Studielink aan DUO dient hieraan te worden aangepast.
In verband hiermee treedt deze bepaling niet reeds op 1 september 2021 in werking,
maar één jaar later. Dit is geregeld in de inwerkingtredingsbepaling (artikel II).
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven