Beleidsregel van de Minister voor Medische Zorg van 10 mei 2021, kenmerk 2346806-1006283, tot wijziging van de Beleidsregel tegemoetkoming amateursportorganisaties en verhuurders sportaccommodaties COVID-19 in verband met in het eerste kwartaal van 2021 geleden schade en tot wijziging van de Beleidsregel tegemoetkoming amateursportorganisaties COVID-19 II in verband met het kunnen wijzigen van een besluit tot toekenning van de tegemoetkoming

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregel tegemoetkoming amateursportorganisaties en verhuurders sportaccommodaties COVID-19 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het onderdeel doorlopende lasten komt te luiden:

doorlopende lasten:

de lasten voor gas, water, licht, belastingen en heffingen, hypotheek of andere kosten gerelateerd aan leningen, verzekeringen en onderhoud aan onroerend goed die direct betrekking hebben op het gebruik van de sportaccommodatie in beheer of eigendom van de amateursportorganisatie, niet zijnde huurverplichtingen;

2. Aan het onderdeel huurinkomsten wordt toegevoegd ‘, exclusief btw’;

3. Het onderdeel omzetverlies komt te luiden:

omzetverlies:

verschil tussen het totaal van inkomsten uit de sportkantine, sponsoring, fondsenwervende activiteiten, entreegelden, overheidsbijdragen, begrote contributie en verhuur van de accommodatie van de amateursportorganisatie in de periode waarvoor een tegemoetkoming wordt aangevraagd en het totaal van deze inkomsten in dezelfde periode in het jaar 2019;

4. Na het onderdeel personeelskosten wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Q1 2021:

de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021;

B

Aan artikel 3.1, tweede lid, wordt toegevoegd ‘aan een amateursportorganisatie’.

C

Na Hoofdstuk 3 worden onder vernummering van Hoofdstuk 4 tot Hoofdstuk 6 en onder vernummering van artikel 4.1. en 4.2. tot artikel 6.1. en 6.2. twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4. TEGEMOETKOMING AMATEURSPORTORGANISATIES COVID-19: Q1 2021

Artikel 4.1. Verstrekking tegemoetkoming
  • 1. De minister kan op aanvraag een tegemoetkoming verstrekken aan een amateursportorganisatie die in Q1 2021 ten minste 10% omzetverlies heeft geleden als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.

  • 2. Een amateursportorganisatie komt in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 indien de amateursportorganisatie:

    • a. een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is;

    • b. geen winstoogmerk heeft; en

    • c. in het handelsregister staat ingeschreven met een SBI-code uit bijlage I.

  • 3. Een amateursportorganisatie komt slechts eenmaal in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4.

  • 4. De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid, indien de aanvrager voor de financiële schade, bedoeld in artikel 4.2, reeds een subsidie ontvangt op grond van de TVL, tenzij de tegemoetkoming uitsluitend betrekking heeft op personeelskosten die niet reeds geheel of gedeeltelijk op grond van de NOW of de Tozo zijn gecompenseerd.

Artikel 4.2. Financiële schade
  • 1. Voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, komt de financiële schade in aanmerking die de aanvrager als het gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 in Q1 2021 heeft geleden.

  • 2. De financiële schade die de aanvrager in Q1 2021 heeft geleden, wordt vastgesteld op grond van:

    • a. de doorlopende lasten gerelateerd aan de sportaccommodatie in eigendom of beheer van de aanvrager;

    • b. de personeelskosten die niet reeds geheel of gedeeltelijk op grond van de NOW of de Tozo zijn gecompenseerd;

    • c. de bondsafdrachten van de aanvrager; en

    • d. het kantineresultaat van de aanvrager.

Artikel 4.3. Hoogte van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming is afhankelijk van de financiële schade, bedoeld in artikel 4.2, van de aanvrager en bedraagt:

Financiële schade in Q1 2021

Tegemoetkoming (forfaitair)

€ 1.000 t/m€ 3.000

€ 1.000

€ 3.001 t/m€ 5.000

€ 2.000

€ 5.001 t/m€ 8.500

€ 3.000

€ 8.501 t/m€ 12.000

€ 4.500

€ 12.001 t/m€ 15.500

€ 6.000

€ 15.501 t/m€ 19.000

€ 7.500

€ 19.001 t/m€ 23.000

€ 9.000

€ 23.001 t/m€ 27.000

€ 10.500

€ 27.001 t/m€ 32.000

€ 12.500

€ 32.001 t/m€ 37.000

€ 14.500

€ 37.001 t/m€ 42.000

€ 16.500

€ 42.001 t/m€ 48.000

€ 18.500

€ 48.001 t/m€ 54.000

€ 21.000

€ 54.001 en hoger

€ 24.000

Artikel 4.4. Het beschikbare bedrag en wijze van verdeling
  • 1. Het totaal beschikbare bedrag voor het verstrekken van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, bedraagt€ 40.000.000.

  • 2. Indien het totaal aangevraagde bedrag het totaal beschikbare bedrag, bedoeld in het eerste lid, overschrijdt, wordt het totaal beschikbare bedrag naar rato verdeeld over de aanvragen die in de aanvraagperiode zijn ontvangen.

  • 3. Artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van tegemoetkomingen op grond van hoofdstuk 4.

Artikel 4.5. De aanvraag
  • 1. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 2. De aanvraag voor een tegemoetkoming kan worden ingediend in de periode van 17 mei 2021 tot en met 11 juli 2021.

Artikel 4.6. Verlening en uitbetaling
  • 1. De minister beslist binnen dertien weken na sluiting van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 4.5, tweede lid, op een aanvraag voor een tegemoetkoming.

  • 2. De verlening van een tegemoetkoming kan in ieder geval worden geweigerd indien:

    • a. de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid; of

    • b. een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager niet op behoorlijke wijze zal kunnen aantonen dat hij voldoet aan de voorwaarden uit hoofdstuk 4 van deze beleidsregel.

  • 3. De minister verleent bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, een voorschot van 100% dat in één keer wordt uitbetaald.

Artikel 4.7. Vaststelling tegemoetkoming
  • 1. De minister kan een steekproef uitvoeren voor de vaststelling van de tegemoetkoming.

  • 2. Op verzoek van de minister toont de ontvanger van een tegemoetkoming na de verlening aan dat hij voldoet aan de voorwaarden uit hoofdstuk 4 van deze beleidsregel door het overleggen van:

    • a. een overzicht van de omzet van de amateursportorganisatie waaruit blijkt dat deze ten opzichte van de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 een omzetverlies van ten minste 10% heeft geleden in Q1 2021;

    • b. de facturen of contracten op naam van de amateursportorganisatie voor haar doorlopende lasten of personeelskosten;

    • c. de factuur op naam van de amateursportorganisatie of een schriftelijke mededeling van de sportbond aan de amateursportorganisatie waarin de hoogte van de bondsafdracht is genoemd;

    • d. indien een factuur of contract, bedoeld in onderdeel b, of een factuur of mededeling, bedoeld in onderdeel c, meer dan € 1.000 bedraagt, een betalingsbewijs, waaruit blijkt dat de amateursportorganisatie de doorlopende lasten, personeelskosten of bondsafdracht heeft betaald;

    • e. de jaarrekening van het laatst afgesloten boekjaar;

    • f. een overzicht van de loonkosten; en

    • g. een besluit tot toekenning van de tegemoetkoming of subsidie op grond van de TVL, de NOW en de Tozo.

  • 3. Indien de tegemoetkoming niet binnen de steekproef als bedoeld in het eerste lid valt, wordt de tegemoetkoming uiterlijk 25 juli 2022 ambtshalve vastgesteld tot ten hoogste het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.

  • 4. Indien de tegemoetkoming binnen de steekproef als bedoeld in het eerste lid valt, wordt de tegemoetkoming binnen dertien weken na ontvangst van de gegevens als bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met g, vastgesteld tot ten hoogste het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.

Artikel 4.8. Intrekking, wijziging en terugvordering
  • 1. De minister kan de verlening of vaststelling van de tegemoetkoming intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen indien:

    • a. de ontvanger van de tegemoetkoming onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere verleningsbeschikking zou hebben geleid; of

    • b. de verlening of vaststelling van de tegemoetkoming anderszins onjuist was en de aanvrager dit wist, dan wel behoorde te weten.

  • 2. De minister kan onverschuldigd betaalde bedragen aan tegemoetkoming terugvorderen.

HOOFDSTUK 5. TEGEMOETKOMING VERHUURDERS SPORTACCOMMODATIES COVID-19: Q1 2021

Artikel 5.1. Verstrekking tegemoetkoming
  • 1. De minister kan op aanvraag een tegemoetkoming verstrekken aan een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder voor de in Q1 2021 gederfde huurinkomsten als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.

  • 2. Een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder komt slechts in aanmerking voor een tegemoetkoming indien de huurinkomsten als bedoeld in artikel 5.2, onder a en b, daadwerkelijk zijn kwijtgescholden aan een amateursportorganisatie.

  • 3. Een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder komt slechts eenmaal in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 5.

  • 4. Indien een gemeente de huurinkomsten van een sportbedrijf of een particuliere verhuurder meeneemt in haar aanvraag, komt dit sportbedrijf of deze particuliere verhuurder voor diezelfde huurinkomsten niet in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van dit hoofdstuk.

  • 5. De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid indien de aanvrager voor de in Q1 2021 gederfde huurinkomsten reeds een subsidie ontvangt op grond van de TVL.

Artikel 5.2. Gederfde huurinkomsten

De hoogte van de tegemoetkoming voor een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder is afhankelijk van de omvang van de gederfde huurinkomsten en bedraagt:

  • a. de totaal kwijtgescholden huurinkomsten voor gebruiksgebonden huur in Q1 2021; en

  • b. de totaal kwijtgescholden huurinkomsten voor niet-gebruiksgebonden huur, tot een maximum van 75% van de door de amateursportorganisatie verschuldigde huursom in Q1 2021.

Artikel 5.3. Het beschikbare bedrag en wijze van verdeling
  • 1. Het totaal beschikbare bedrag voor het verstrekken van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, bedraagt € 50.000.000.

  • 2. Indien het totaal aangevraagde bedrag het totaal beschikbare bedrag, bedoeld in het eerste lid, overschrijdt, wordt het totaal beschikbare bedrag naar rato verdeeld over de aanvragen die in de aanvraagperiode zijn ontvangen.

  • 3. Artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van tegemoetkomingen op grond van hoofdstuk 5.

Artikel 5.4. De aanvraag
  • 1. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 2. De aanvraag voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5.1 kan worden ingediend in de periode van 17 mei 2021 tot en met 11 juli 2021.

  • 3. De aanvraag van een particuliere verhuurder gaat vergezeld van een overzicht van de door de aanvrager kwijtgescholden gebruiksgebonden en niet-gebruiksgebonden huur per amateursportorganisatie.

Artikel 5.5. Verlening en uitbetaling
  • 1. De minister beslist binnen dertien weken na sluiting van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 5.4, tweede lid, op een aanvraag voor een tegemoetkoming.

  • 2. De verlening van een tegemoetkoming kan in ieder geval worden geweigerd indien:

    • a. de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid; of

    • b. een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager niet op behoorlijke wijze zal kunnen aantonen dat hij voldoet aan de voorwaarden uit hoofdstuk 5 van deze beleidsregel.

  • 3. De minister verleent bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, een voorschot van 100% dat in één keer wordt uitbetaald.

Artikel 5.6. Vaststelling tegemoetkoming tot € 100.000
  • 1. Indien de tegemoetkoming minder dan € 100.000 bedraagt, kan de minister een steekproef uitvoeren voor de vaststelling van de tegemoetkoming.

  • 2. Op verzoek van de minister toont de ontvanger na de verlening aan dat hij voldoet aan de voorwaarden uit hoofdstuk 5 van deze beleidsregel door het overleggen van in ieder geval:

    • a. een overzicht van de kwijtgescholden huur per amateursportorganisatie in Q1 2021;

    • b. een schriftelijke mededeling van de gemeente, het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan de amateursportorganisaties dat de huur gedurende Q1 2021 is kwijtgescholden.

  • 3. Indien de tegemoetkoming niet binnen de steekproef als bedoeld in het eerste lid valt, wordt de tegemoetkoming uiterlijk 12 december 2022 ambtshalve vastgesteld tot ten hoogste het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.

  • 4. Indien de tegemoetkoming binnen de steekproef als bedoeld in het eerste lid valt, wordt de tegemoetkoming binnen dertien weken na ontvangst van de gegevens als bedoeld in het tweede lid, onder a en b, vastgesteld tot ten hoogste het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.

Artikel 5.7. Vaststelling tegemoetkoming vanaf € 100.000
  • 1. Indien de tegemoetkoming meer dan € 100.000 bedraagt, dient de ontvanger, om aan te tonen dat hij voldoet aan de voorwaarden uit hoofdstuk 5 van deze beleidsregel, in de periode van 15 november 2021 tot en met 19 december 2021 een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. Voor de aanvraag tot vaststelling van de tegemoetkoming wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een overzicht van de kwijtgescholden huur per amateursportorganisatie in Q1 2021;

    • b. een mededeling van de gemeente, het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan de amateursportorganisaties dat de huur gedurende Q1 2021 is kwijtgescholden.

  • 4. De minister besluit binnen dertien weken op een aanvraag tot vaststelling.

Artikel 5.8. Intrekking, wijziging en terugvordering
  • 1. De minister kan de verlening of vaststelling van de tegemoetkoming intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen indien:

    • a. de ontvanger van de tegemoetkoming onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere verleningsbeschikking zou hebben geleid; of

    • b. de verlening of vaststelling van de tegemoetkoming anderszins onjuist was en de aanvrager dit wist, dan wel behoorde te weten.

  • 2. De minister kan onverschuldigd betaalde bedragen aan tegemoetkoming terugvorderen.

ARTIKEL II

Artikel 6 van de Beleidsregel tegemoetkoming amateursportorganisaties COVID-19 II wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt na ‘intrekken’ ingevoegd ‘of ten nadele van de ontvanger wijzigen’.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. De minister kan onverschuldigd betaalde bedragen aan tegemoetkoming terugvorderen.

ARTIKEL III

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel II terug tot en met 15 juli 2020.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

TOELICHTING

Algemeen deel

Inleiding

Het kabinet heeft besloten dat sportverenigingen extra ondersteund dienen te worden voor de financiële gevolgen die zij ondervinden door de maatregelen om de verdere verspreiding van COVID-19, oftewel het coronavirus, te beperken. Hiervoor zijn voor het jaar 2020 drie steunregelingen opgesteld:

  • 1. Beleidsregel tegemoetkoming amateursportorganisaties COVID-19 II (hierna: TASO II) voor sportverenigingen; en

  • 2. Beleidsregel tegemoetkoming verhuurders sportaccommodaties COVID-19 (hierna: TVS) voor verhuurders van sportaccommodaties.

  • 3. Beleidsregel tegemoetkoming amateursportorganisaties en verhuurders sportaccommodaties COVID-19 (hierna: Beleidsregel TASO en TVS).

In de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2021 zijn sportverenigingen opnieuw geconfronteerd met maatregelen ter bestrijding van COVID-19, zoals de sluiting van sportkantines en een verbod op wedstrijden en beperkingen in de trainingsmogelijkheden voor volwassen sporters. Hierdoor vallen voor hen belangrijke inkomstenbronnen weg – zoals kantineomzet en inkomsten van toernooien –- en kunnen ze slechts beperkt gebruik maken van dezelfde ruimte, waardoor inkomsten en uitgaven niet meer in verhouding staan. Voor deze effecten wil het kabinet een nieuwe compensatie beschikbaar stellen.

Daarom wordt met de onderhavige beleidsregel, door toevoeging van twee hoofdstukken aan de Beleidsregel TASO en TVS, een financiële bijdrage beschikbaar gesteld voor:

  • de financiële schade van amateursportorganisaties die tijdens de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 geconfronteerd zijn met een omzetverlies van minimaal 10% ten opzichte van de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019; en

  • de gederfde huurinkomsten van gemeenten, sportbedrijven en particuliere verhuurders tijdens de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021.

Het nieuwe hoofdstuk dat betrekking heeft op de tegemoetkoming voor de financiële schade van amateursportorganisaties in Q1 2021 (het nieuwe hoofdstuk 4) is grotendeels gelijk aan het hoofdstuk dat betrekking heeft op de tegemoetkoming voor amateursportorganisaties voor de financiële schade in Q4 2020 (hoofdstuk 2 van de Beleidsregel TASO en TVS). Wel zijn er aanpassingen gedaan in de mate van financiële steun, aangezien er in het eerste kwartaal van 2021 strengere maatregelen golden om het coronavirus te bestrijden. Ook is het plafond verhoogd naar € 40.000.000.

Het nieuwe hoofdstuk dat betrekking heeft op de tegemoetkoming voor de huurinkomstenderving van verhuurders van sportaccommodaties in Q1 2021 (het nieuwe hoofdstuk 5) is grotendeels gelijk aan het hoofdstuk dat betrekking heeft op de tegemoetkoming voor huurinkomstenderving van verhuurders van sportaccommodaties in Q1 2021 (hoofdstuk 3 van de Beleidsregel TASO en TVS). Ook hier is wel een aanpassing gedaan aan de compensatie voor huurkosten omdat in het eerste kwartaal van 2021 strengere maatregelen golden om het coronavirus te bestrijden. Door die maatregelen is er minder of geen gebruik gemaakt van sportaccommodaties, met name van binnensportaccommodaties. Het maximale percentage voor kwijtschelding van niet-gebruiksgebonden verhuur wordt daarom verhoogd van 45 naar 75 procent.

De wijzigingen worden hieronder artikelsgewijs toegelicht.

Artikelsgewijs

ARTIKEL I, ONDERDEEL A

De definitie van omzetverlies wordt aangepast zodat aanvragers de omzet die zij hebben gerealiseerd in de periode waarvoor een tegemoetkoming wordt aangevraagd vergelijken met diezelfde periode in het jaar 2019. Er is gekozen voor een referentieperiode in 2019 om te voorkomen dat het omzetverlies negatief wordt beïnvloed door coronamaatregelen, die al in het eerste kwartaal van 2020 zijn getroffen. Tevens worden overheidsbijdragen toegevoegd als inkomstenbron. Indien een aanvrager subsidies, huurkwijtscheldingen, tegemoetkomingen of andere inkomsten ontvangt van landelijke, regionale of lokale overheden dienen deze als omzet te worden meegerekend.

Bij de definitie van doorlopende lasten wordt ter verduidelijking toegevoegd dat onderhoudslasten betrekking moeten hebben op het onroerend goed in beheer of eigendom van de amateursportorganisatie.

Bij de definitie van huurinkomsten wordt ter verduidelijking toegevoegd dat het gaat om de huurinkomsten exclusief btw.

ARTIKEL I, ONDERDEEL B

Aan artikel 3.1, tweede lid, wordt ter verduidelijking toegevoegd dat de huurinkomsten daadwerkelijk moeten zijn kwijtgescholden aan een amateursportorganisatie.

ARTIKEL I, ONDERDEEL C

Hoofdstuk 4. Tegemoetkoming amateursportorganisaties COVID-19: Q1 2021
Artikel 4.1. Verstrekking tegemoetkoming

Een amateursportorganisatie kan in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming indien zij in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 ten minste 10% omzetverlies heeft geleden als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. Het omzetverlies wordt bepaald op basis van het verschil tussen het totaal van inkomsten uit begrote contributies, de sportkantine, sponsoring, fondsenwervende activiteiten, entreegelden, overheidsbijdragen en verhuur van de accommodatie van de aanvrager in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021, ten opzichte van het totaal van deze inkomsten in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019. De amateursportorganisatie verklaart bij de aanvraag van de tegemoetkoming dat aan deze voorwaarde is voldaan.

Om in aanmerking te kunnen komen voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 dient de amateursportorganisatie een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zonder winstoogmerk en met een SBI-code uit bijlage I te zijn. Op basis van het KvK-nummer van de amateursportorganisatie wordt gecontroleerd of de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk 4 van deze beleidsregel.

In het derde lid wordt de samenloop tussen hoofdstuk 4 van deze beleidsregel en andere regelingen binnen het rijksbrede COVID-19-steunpakket geregeld. Indien een amateursportorganisatie reeds een subsidie ontvangt op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL), komt deze op grond van hoofdstuk 4 van deze beleidsregel slechts in aanmerking voor een tegemoetkoming voor de personele lasten in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021. Deze personele lasten mogen niet reeds op grond van de NOW of de Tozo zijn gecompenseerd. Bovendien kan de tegemoetkoming voor de personele lasten die op grond van hoofdstuk 4 van deze beleidsregel wordt verstrekt niet worden gebruikt om de compensatie die op grond van de NOW of Tozo is ontvangen aan te vullen tot 100%.

Artikel 4.2. Financiële schade

De hoogte van de tegemoetkoming wordt vastgesteld op grond van de financiële schade die de aanvrager als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 in Q1 2021 heeft geleden. De financiële schade die de aanvrager in Q1 2021 heeft geleden, wordt bepaald door de doorlopende lasten, de personeelskosten waarvoor niet reeds op grond van de NOW of de Tozo compensatie is ontvangen, de bondsafdrachten en het kantineresultaat van de aanvrager bij elkaar op te tellen.

Artikel 4.3. Hoogte van de tegemoetkoming

Als een aanvraag wordt toegewezen, bedraagt de tegemoetkoming voor amateursportorganisaties – afhankelijk van de hoogte van de door de aanvrager opgevoerde financiële schade – een forfaitair bedrag van € 1.000 tot maximaal € 24.000.

Artikel 4.4. Het beschikbare bedrag en wijze van verdeling

Voor het verstrekken van tegemoetkomingen op grond van hoofdstuk 4 van deze beleidsregel is een bedrag van € 40.000.000 beschikbaar. Wanneer het totale voor tegemoetkoming geclaimde bedrag hoger is dan € 40.000.000 zal de verdeling naar rato van de aangevraagde bedragen plaatsvinden. Op deze manier heeft de het moment van aanvragen geen invloed op de kans om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming.

Het derde lid bepaalt dat artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van overeenkomstige toepassing is op het verstrekken van tegemoetkomingen. Dit betekent dat het beschikbare bedrag van € 40.000.000 niet wordt overschreden, tenzij niet tijdig op een aanvraag zou worden beslist, of als een aanvraag in de bezwaar- of beroepsfase of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak alsnog wordt toegewezen. Artikel 4:25 van de Awb geldt in beginsel voor subsidies en ziet op het vaststellen van een subsidieplafond en de gevolgen hiervan. De tegemoetkomingen die op basis van deze beleidsregel worden verstrekt zijn geen subsidies, nu geen sprake is van door een bestuursorgaan verstrekte financiële middelen voor het verrichten van bepaalde activiteiten door een aanvrager. Het tweede en derde lid van artikel 4:25 van de Awb zijn dus niet automatisch van toepassing, maar worden voor deze beleidsregel wel van toepassing verklaard.

Artikel 4.5. De aanvraag

Een tegemoetkoming wordt alleen op aanvraag verstrekt. De aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van deze beleidsregel kan worden ingediend in de periode van 17 mei 2021 tot en met 11 juli 2021. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt. Dit formulier is te vinden op www.dus-i.nl. Uit dit formulier blijkt welke gegevens de aanvrager dient aan te leveren, zoals de naam, het adres, het KvK-nummer van de amateursportorganisatie, een bankafschrift op naam van de aanvrager (niet ouder dan drie maanden), de gegevens van de contactpersoon en een verklaring van het omzetverlies.

Artikel 4.6. Verlening en uitbetaling

Vanwege de nood bij de getroffen ondernemingen, wordt zo snel mogelijk op de aanvraag beslist, maar uiterlijk binnen dertien weken na het sluiten van de aanvraagperiode (in afwijking van de standaard Awb-termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag, opgenomen in artikel 4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Aangezien het totaal beschikbare bedrag bij overschrijding naar rato wordt verdeeld, kan er slechts na sluiting van de aanvraagperiode besloten worden op de aanvragen. Om dezelfde reden kan een verzoek tot verhoging van de aangevraagde tegemoetkoming na sluiting van de aanvraagtermijn niet met zekerheid worden gehonoreerd. In het uiterste geval dat een beslissing binnen dertien weken niet haalbaar is, is artikel 4:14, eerste lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing.

Indien voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag wordt vastgesteld dat een aanvraag (nog) niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld deze binnen een redelijke, door de minister te stellen termijn aan te vullen, conform artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb. Als een aanvraag niet binnen de geboden termijn wordt aangevuld, en dus onvoldoende gegevens bevat om een goede beoordeling mogelijk te maken, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. Conform artikel 4:15, eerste lid, onder a, van de Awb wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort met ingang van de dag na die waarop de aanvrager wordt uitgenodigd de aanvraag krachtens artikel 4:5 van de Awb aan te vullen.

Het tweede lid bepaalt wanneer een verlening van een tegemoetkoming in ieder geval kan worden geweigerd. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er bij de aanvraag een valse verklaring over het te verwachten omzetverlies of de financiële schade wordt aangeleverd.

Als een aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van deze beleidsregel wordt toegewezen, betaalt de minister het volledige bedrag van de tegemoetkoming na zijn besluit in één keer uit.

Artikel 4.7. Vaststelling tegemoetkoming

De minister heeft de mogelijkheid om achteraf te toetsen of de ontvanger van de tegemoetkoming daadwerkelijk aan alle voorwaarden uit de onderhavige beleidsregel heeft voldaan. Steekproefsgewijs kan de ontvanger worden gevraagd om hiervoor documenten aan te leveren. Het gaat ten eerste om een overzicht van de omzet waaruit blijkt dat de amateursportorganisatie in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 een omzetverlies van minstens 10% heeft geleden. De amateursportorganisatie kan dit omzetverlies aantonen aan de hand van een overzicht waarin de omzetcijfers in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 en de omzetcijfers in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 worden vergeleken. Dit overzicht geeft inzicht in de volgende posten:

  • a. inkomsten uit de sportkantine;

  • b. inkomsten uit sponsoring;

  • c. inkomsten uit fondsenwervende activiteiten;

  • d. inkomsten uit entreegelden;

  • e. inkomsten uit subsidies;

  • f. begrote contributie; en

  • g. inkomsten uit verhuur van de accommodatie.

Daarnaast kan de ontvanger van de tegemoetkoming worden gevraagd om alle facturen of contracten voor de doorlopende lasten en personeelskosten op naam van de amateursportorganisatie te verstrekken. Voor wat betreft de bondsafdrachten wordt de ontvanger van de tegemoetkoming gevraagd een factuur op naam van de amateursportorganisatie of een schriftelijke mededeling van de sportbond aan de amateursportorganisatie te overleggen. Deze schriftelijke mededeling is vormvrij maar uit het document moet in ieder geval de omvang van de verschuldigde bondsafdracht blijken. Bij een factuur, contract of schriftelijke mededeling van boven de € 1.000 wordt tevens gevraagd om een betaalbewijs, waaruit blijkt dat de amateursportorganisatie de doorlopende lasten, personeelskosten of bondsafdrachten daadwerkelijk heeft betaald. Voor wat betreft de personeelskosten wordt voorts gevraagd om een overzicht van de loonkosten te overleggen. Ten aanzien van het kantineresultaat dient een jaarrekening van het laatst afgesloten boekjaar te worden aangeleverd. Tot slot zal van de amateursportorganisatie worden gevraagd de besluiten te overleggen waarmee de tegemoetkoming op grond van de NOW en de Tozo is toegekend en de subsidie op grond van de TVL is verleend. In het geval een amateursportorganisatie geen tegemoetkoming of subsidie op grond van eerdergenoemde regelingen heeft ontvangen, hoeft de amateursportorganisatie ook geen besluiten te overleggen.

De steekproef zal plaatsvinden in het laatste kwartaal van 2021. Voor ontvangers van een tegemoetkoming die binnen de steekproef vallen geldt dat de tegemoetkoming binnen dertien weken na ontvangst van de opgevraagde verantwoordingsgegevens wordt vastgesteld. Voor ontvangers van een tegemoetkoming die niet binnen de steekproef vallen, geldt dat de tegemoetkoming na het afronden van de steekproef (uiterlijk 20 juni 2022) ambtshalve wordt vastgesteld.

De tegemoetkoming wordt vastgesteld overeenkomstig de verlening, tenzij één van de situaties als bedoeld in artikel 4.8 zich voordoet.

Artikel 4.8. Terugvordering

Indien uit de controle blijkt dat de tegemoetkoming niet in overeenstemming met deze beleidsregel is verstrekt, kan de tegemoetkoming die ten onrechte is uitbetaald, geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd van degene aan wie is uitbetaald. Dit zal het geval zijn als de ontvanger van de tegemoetkoming onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft of de ontvanger van de tegemoetkoming wist of behoorde te weten dat het besluit tot toekenning van de tegemoetkoming anderszins onjuist was. Hierbij kan gedacht worden aan het aanleveren van een valse verklaring over het te verwachten omzetverlies of de financiële schade.

Hoofdstuk 5. Tegemoetkoming verhuurders sportaccommodaties COVID-19: Q1 2021
Artikel 5.1. Verstrekking tegemoetkoming

Een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder komt in aanmerking voor een eenmalige tegemoetkoming indien zij (een deel van) de door amateursportorganisaties verschuldigde huur voor sportaccommodaties in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 heeft kwijtgescholden. Voor de gederfde huurinkomsten als bedoeld in artikel 5.2, onder a en b, kan een tegemoetkoming worden aangevraagd. De gederfde huurinkomsten waarvoor een tegemoetkoming wordt aangevraagd moeten door de aanvrager daadwerkelijk zijn kwijtgescholden voordat een aanvraag voor een tegemoetkoming wordt ingediend. Het risico dat uiteindelijk niet het volledig aangevraagde bedrag aan gederfde huurinkomsten wordt vergoed, ligt bij de aanvrager van de tegemoetkoming. De verhuurder mag wel afspraken maken met de huurder over een eventuele verrekening als het aangevraagde bedrag niet volledig wordt verleend, maar om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming dient het bedrag aan gederfde huurinkomsten waarvoor een tegemoetkoming wordt aangevraagd daadwerkelijk te zijn kwijtgescholden.

Een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder komt slechts in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van onderhavige beleidsregel indien de aanvrager voor de gederfde huurinkomsten geen aanspraak heeft gemaakt op een tegemoetkoming op grond van de TVL. De aanvrager geeft hieromtrent een verklaring bij de aanvraag.

Een gemeente mag in haar aanvraag ook de gederfde huurinkomsten van een sportbedrijf of particuliere verhuurder meenemen die zijn kwijtgescholden aan een amateursportorganisatie. In dat geval komt het sportbedrijf of de particuliere verhuurder voor diezelfde gederfde huurinkomsten niet meer in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 5 van deze beleidsregel. Voorbeeld: een sportbedrijf heeft de huur van amateursportorganisatie A, B en C voor Q1 2021 kwijtgescholden. Een gemeente vraagt vervolgens een tegemoetkoming aan voor de gederfde huurinkomsten van het sportbedrijf die het gevolg zijn van de kwijtschelding van de huur van amateursportorganisatie A en B. Het sportbedrijf kan vervolgens zelf alleen nog een aanvraag doen voor een tegemoetkoming voor de gederfde huurinkomsten die het gevolg zijn van de kwijtschelding van de huur van amateursportorganisatie C.

Artikel 5.2. Gederfde huurinkomsten

De hoogte van een tegemoetkoming die op grond van hoofdstuk 5 van deze beleidsregel wordt verstrekt, wordt bepaald aan de hand van de gederfde huurinkomsten van de aanvrager. Het betreft huur die voor Q1 2021 is kwijtgescholden aan de amateursportorganisatie. Voor gebruiksgebonden huur (huur per uur/tijdvak) geldt dat de totale kwijtgescholden huursom in aanmerking komt voor een tegemoetkoming; als een sportactiviteit door de coronamaatregelen niet kan worden uitgevoerd, dan wordt er voor die periode geen huur betaald en is de kwijtschelding daar direct aan te verbinden. Bij niet-gebruiksgebonden huur (bijvoorbeeld een voetbalvereniging die per maand de accommodatie huurt) geldt dat de verhuurder maximaal 75% van de huur voor dat tijdvak mag opvoeren. Het totale bedrag aan gederfde huurinkomsten wordt bepaald door de inkomsten uit gebruiksgebonden huur en niet-gebruiksgebonden huur, zoals hierboven omschreven, bij elkaar op te tellen. Het totale bedrag aan gederfde huurinkomsten is bepalend voor de hoogte van de tegemoetkoming. Indien de huur die aan een amateursportorganisatie in rekening wordt gebracht btw-belast is, en de huur inclusief btw geheel of deels is kwijtgescholden, wordt de btw niet gezien als gederfde huurinkomsten. De verhuurder kan dan de kwijtgescholden huur exclusief btw opvoeren voor een tegemoetkoming.

Artikel 5.3. Het beschikbare bedrag en wijze van verdeling

Voor het verstrekken van tegemoetkomingen op grond van hoofdstuk 5 van deze beleidsregel is een bedrag van € 50.000.000 beschikbaar. Wanneer het totale voor tegemoetkomingen geclaimde bedrag hoger is dan € 50.000.000 zal de verdeling naar rato van de aangevraagde bedragen plaatsvinden. Op deze manier heeft de het moment van aanvragen geen invloed op de kans om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming.

Het derde lid bepaalt dat artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing is op het verstrekken van tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 5 van deze beleidsregel. Dit betekent dat het beschikbare bedrag van € 50.000.000 niet wordt overschreden, tenzij niet tijdig op een aanvraag zou worden beslist, of als een aanvraag in de bezwaar- of beroepsfase of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak alsnog wordt toegewezen. Artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Awb worden van overeenkomstige toepassing verklaard, omdat dit artikel in beginsel geldt voor subsidies en ziet op het vaststellen van een subsidieplafond en de gevolgen daarvan. De tegemoetkomingen die op basis van hoofdstuk 5 van deze beleidsregel worden verstrekt zijn geen subsidies, nu er geen sprake is van door een bestuursorgaan verstrekte financiële middelen voor het verrichten van bepaalde activiteiten door een aanvrager. Artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Awb zijn daarom niet automatisch van toepassing, maar worden voor deze beleidsregel wel van toepassing verklaard.

Artikel 5.4. De aanvraag

Een tegemoetkoming wordt alleen op aanvraag verstrekt. De aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 5 van deze beleidsregel kan worden ingediend in de periode van 17 mei 2021 tot en met 11 juli 2021. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt. Dat formulier is te vinden op www.dus-i.nl. Uit dit formulier blijkt welke gegevens de aanvrager dient aan te leveren.

Als de aanvrager een gemeente of gemeentelijke sportbedrijf is (medeoverheid), geeft de aanvrager aan hoeveel huur er is kwijtgescholden van amateursportorganisaties in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021.

Als de aanvrager een particuliere verhuurder is, volgt deze dezelfde stappen als een gemeente of gemeentelijk sportbedrijf. Aanvullend levert de aanvrager een overzicht aan waaruit blijkt hoeveel huur aan welke amateursportorganisatie is kwijtgescholden. Dit was in de eerste TVS alleen nodig als de aanvraag na de steekproef of na de aanvraag tot vaststelling nader gecontroleerd werd. Het aanleveren van dit overzicht is van belang voor de vaststelling van de definitieve tegemoetkoming. Om terugvorderingen te voorkomen wordt dit overzicht bij deze beleidsregel al aangeleverd bij de aanvraag.

Artikel 5.5. Verlening en uitbetaling

Vanwege de nood bij de getroffen ondernemingen, wordt zo snel mogelijk op de aanvraag beslist, maar uiterlijk binnen dertien weken na het sluiten van de aanvraagperiode (in afwijking van de standaard Awb-termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag, opgenomen in artikel 4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Aangezien het totaal beschikbare bedrag bij overschrijding naar rato wordt verdeeld, kan er slechts na sluiting van de aanvraagperiode besloten worden op de aanvragen. Om dezelfde reden kan een verzoek tot verhoging van de aangevraagde tegemoetkoming na sluiting van de aanvraagtermijn niet met zekerheid worden gehonoreerd. In het uiterste geval dat een beslissing binnen dertien weken niet haalbaar is, is artikel 4:14, eerste lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing.

Indien voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag wordt vastgesteld dat een aanvraag (nog) niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld deze binnen een redelijke, door de minister te stellen termijn aan te vullen, conform artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb. Als een aanvraag niet binnen de geboden termijn wordt aangevuld, en dus onvoldoende gegevens bevat om een goede beoordeling mogelijk te maken, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. Conform artikel 4:15, eerste lid, onder a, van de Awb wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort met ingang van de dag na die waarop de aanvrager wordt uitgenodigd de aanvraag krachtens artikel 4:5 van de Awb aan te vullen.

In de verleningsbeschikking zal worden aangegeven of de aanvrager onder het verantwoordingsregime van artikel 5.6 dan wel het verantwoordingsregime van artikel 5.7 valt en welke bewijsstukken de aanvrager bij (de aanvraag tot) vaststelling moet overleggen.

Het tweede lid bepaalt wanneer een verlening van een tegemoetkoming in ieder geval kan worden geweigerd. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er bij de aanvraag een valse verklaring over de kwijtgescholden huur wordt aangeleverd.

Als een aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 5 van deze beleidsregel wordt toegewezen, betaalt de minister het volledige bedrag van de tegemoetkoming na zijn besluit in één keer uit.

Artikel 5.6. Vaststelling tegemoetkoming tot € 100.000

De minister heeft de mogelijkheid om achteraf te toetsen of de ontvanger van een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 5 van deze beleidsregel van minder dan € 100.000 daadwerkelijk aan alle voorwaarden uit de onderhavige beleidsregel heeft voldaan. Steekproefsgewijs kan de ontvanger van de tegemoetkoming gevraagd worden om een overzicht van de kwijtgescholden huur per amateursportorganisatie te overleggen inclusief een mededeling van de gemeente, het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan de amateursportorganisaties dat de huur gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 is kwijtgescholden. Deze mededeling is vormvrij, maar dient wel schriftelijk te zijn. Uit het document moet in ieder geval blijken dat de huur daadwerkelijk is kwijtgescholden. De kwijtschelding mag dus niet voorwaardelijk zijn. Wel mag de verhuurder afspraken maken met de huurder over een eventuele verrekening als het aangevraagde bedrag niet volledig wordt verleend. De minister kan besluiten dat er meer documenten nodig zijn om de rechtmatigheid van de verstrekking van de tegemoetkoming te controleren.

De steekproef zal plaatsvinden in het laatste kwartaal van 2021. Voor ontvangers van een tegemoetkoming die binnen de steekproef vallen geldt dat de tegemoetkoming binnen dertien weken na ontvangst van de door de minister opgevraagde verantwoordingsgegevens wordt vastgesteld. Voor ontvangers van een tegemoetkoming die niet binnen de steekproef vallen, geldt dat de tegemoetkoming na het afronden van de steekproef (uiterlijk 1 december 2022) ambtshalve wordt vastgesteld.

De tegemoetkoming wordt vastgesteld overeenkomstig de verlening, tenzij één van de situaties als bedoeld in artikel 5.8 zich voordoet.

Artikel 5.7. Vaststelling tegemoetkoming vanaf € 100.000

Wanneer er een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 5 van deze beleidsregel is ontvangen voor een bedrag van meer dan € 100.000 dient de ontvanger in de periode van 15 november 2021 tot en met 19 december 2021 een aanvraag tot vaststelling in.

Bij de aanvraag tot vaststelling wordt een overzicht van de kwijtgescholden huur per amateursportorganisatie overgelegd. Ook wordt er een schriftelijke mededeling van de gemeente, het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan de amateursportorganisaties overgelegd waarin staat dat de huur gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 is kwijtgescholden. Deze schriftelijke mededeling is vormvrij, maar uit het document moet in ieder geval blijken dat de huur daadwerkelijk is kwijtgescholden. De minister kan besluiten dat er meer documenten nodig zijn om de rechtmatigheid van de verstrekking van de tegemoetkoming te controleren.

De tegemoetkoming wordt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling vastgesteld overeenkomstig de verlening, tenzij één van de situaties als bedoeld in artikel 5.8 zich voordoet.

Artikel 5.8. Terugvordering

In dit artikel wordt bepaald dat een verlening of vaststelling van een tegemoetkoming kan worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger kan worden gewijzigd indien een ontvanger onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft. Dit geldt ook indien de ontvanger anderszins redelijkerwijs had kunnen weten dat de tegemoetkoming (deels) ten onrechte is toegekend. Hier is bijvoorbeeld sprake van indien de aanvrager een valse verklaring aanlevert over de kwijtgescholden huur of indien de aanvrager de kwijtgescholden huursom waarvoor een tegemoetkoming is ontvangen alsnog bij de amateursportorganisatie in rekening brengt in het jaar 2022 (bijvoorbeeld door verhoging van de oorspronkelijke huursom). Onverschuldigd betaalde bedragen kunnen door de minister worden teruggevorderd.

Bij de herziening van een tegemoetkoming kan de tegemoetkoming slechts op een lager bedrag of op nihil worden vastgesteld. Het herzien van het bedrag van een tegemoetkoming in positieve zin (de tegemoetkoming wordt hoger vastgesteld dan de verlening) is niet mogelijk in verband met de verdeling van het totaal beschikbare bedrag.

ARTIKEL II

De wijziging in dit artikel heeft betrekking op de TASO II. Op grond van de TASO II kunnen amateursportorganisaties in aanmerking komen voor een tegemoetkoming voor de als gevolg van de coronamaatregelen geleden financiële schade in de periode 1 maart 2020 tot 1 juni 2020 en de periode 1 juni 2020 tot 1 september 2020. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de doorlopende lasten van de amateursportorganisatie in deze perioden. Uit de steekproef is gebleken dat de daadwerkelijke doorlopende lasten niet altijd overeenkomen met de doorlopende lasten die een aanvrager had verwacht en waarvoor zij een tegemoetkoming heeft aangevraagd. Hierdoor is de ontvangen tegemoetkoming in een aantal gevallen hoger dan op grond van de daadwerkelijke financiële schade het geval zou moeten zijn. Op grond van artikel 6 van de TASO II kan een besluit tot toekenning van een tegemoetkoming in dat geval worden ingetrokken en de volledige tegemoetkoming worden teruggevorderd. Op basis van de ervaringen tot nu toe gaat het echter vooral om verschuivingen in de doorlopende lasten die een aanvrager niet had kunnen voorzien, of waarbij aanvragers foutief hadden ingeschat of bepaalde kostenposten al dan niet worden meegerekend als doorlopende lasten. Gezien de doelstelling van de TASO II (financiële steun aan amateursportorganisaties die door corona schade lijden) is het niet wenselijk om hier de consequentie aan te verbinden dat de gehele tegemoetkoming moet worden teruggevorderd, terwijl de organisaties wel degelijk schade hebben geleden. Daarom wordt aan artikel 6 de mogelijkheid toegevoegd om het besluit tot toekenning van de tegemoetkoming ten nadele van de ontvanger te wijzigen. Op die manier kan de tegemoetkoming slechts deels worden teruggevorderd.

Het herzien van het bedrag van een tegemoetkoming in positieve zin (de tegemoetkoming wordt hoger vastgesteld dan de bevoorschotte tegemoetkoming) is niet mogelijk in verband met de verdeling van het totaal beschikbare bedrag.

ARTIKEL III

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, zodat amateursportorganisaties en verhuurders van sportaccommodaties zo spoedig mogelijk een tegemoetkoming kunnen ontvangen. Artikel II werkt terug tot en met 15 juli 2020, de datum van inwerkingtreding van de TASO II. De terugwerkende kracht is niet bezwaarlijk, omdat er geen sprake is van benadeling van belanghebbenden. Artikel II voorkomt dat een tegemoetkoming geheel moet worden teruggevorderd indien uit de steekproef volgt dat de aanvrager minder financiële schade heeft geleden dan vooraf verwacht.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

Naar boven