Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 23 april 2021, nr. 3301921, houdende een eenmalige specifieke uitkering voor gemeenten in verband met het treffen van maatregelen ter vermindering van overlast en criminaliteit veroorzaakt door asielzoekers in 2021 en 2022

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

COA:

Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

staatssecretaris:

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Artikel 2. Specifieke uitkering

De staatssecretaris kan in 2021 op aanvraag van een of meer gemeenten eenmalig een specifieke uitkering verstrekken ten behoeve van het treffen van maatregelen ter vermindering van overlast en criminaliteit veroorzaakt door asielzoekers buiten de (COA-)opvanglocatie.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. de naam van de gemeente of gemeenten waarvoor een aanvraag wordt gedaan;

    • b. een plan van aanpak ten behoeve van de lokale aanpak van overlastgevende asielzoekers in 2021 of 2022;

    • c. een begroting van de te ondernemen activiteiten waaruit blijkt dat de gemeente of gemeenten overlast en criminaliteit door asielzoekers ervaart/ervaren en het plan bijdraagt aan vermindering van deze overlast en criminaliteit door asielzoekers; en

    • d. het IBAN-nummer waarop het toegekende bedrag kan worden overgemaakt.

  • 2. De aanvraag heeft betrekking op kosten die zijn gemaakt tussen 1 januari 2021 en 31 mei 2022.

  • 3. De aanvraag wordt voor 1 oktober 2021 ingediend, met gebruikmaking van een door de Minister ter beschikking gesteld digitaal aanvraagformulier.

Artikel 4. Hoogte specifieke uitkering en wijze van verstrekking

  • 1. Voor het verlenen van uitkeringen aan gemeenten met minimaal 1500 opvangplekken is ten hoogste € 300.000 beschikbaar. Voor het verlenen van uitkeringen aan gemeenten met minder dan 1500 opvangplekken is ten hoogste € 700.000 beschikbaar. Artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Elke gemeente met minimaal 1500 opvangplekken kan maximaal € 150.000 inclusief BTW aan specifieke uitkering ontvangen.

  • 3. Elke gemeente met minder dan 1500 opvangplekken kan maximaal € 50.000 inclusief BTW aan specifieke uitkering ontvangen.

  • 4. Indien meerdere gemeenten gezamenlijk een aanvraag indienen, wordt het van toepassing zijnde maximale bedrag aan specifieke uitkering als bedoeld in het tweede of derde lid bij elkaar opgeteld.

  • 5. De aanvragen die voldoen aan de in artikel 3 genoemde vereisten worden behandeld op volgorde van binnenkomst, waarbij alleen volledige aanvragen in behandeling worden genomen.

Artikel 5. Meldingsplicht

De gemeente die een specifieke uitkering heeft ontvangen is verplicht om onverwijld een schriftelijke melding te doen zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de specifieke voorwaarden verbonden verplichtingen als bedoeld in artikel 2 zal worden voldaan.

Artikel 6. Vaststelling en verantwoording

  • 1. Nadat de staatssecretaris de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ontvangen, stelt de staatssecretaris de uitkering binnen 22 weken overeenkomstig de verlening vast.

  • 2. De staatssecretaris kan de uitkering lager vaststellen, indien:

    • a. de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b. de gemeente niet heeft voldaan aan de aan de uitkering verbonden verplichtingen;

    • c. de gemeente onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot een specifieke uitkering zou hebben geleid, of

    • d. de verlening van de uitkering onjuist was en de gemeente waaraan de uitkering is verleend dit wist of behoorde te weten.

  • 3. De gemeenten nemen de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie in acht bij de besteding van de specifieke uitkering.

Artikel 7. Terugvordering

De staatssecretaris kan onverschuldigd uitgekeerde bedragen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, terugvorderen.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 april 2021

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

TOELICHTING

Algemeen

In de brief aan de Tweede Kamer van 18 december 2019 (Kamerstukken II 2019/20, 19 637, nr. 2572) over de ‘Evaluatie EBTL-locaties en overlastgevende vreemdelingen’ worden de maatregelen geschetst die zijn getroffen om overlast veroorzaakt door asielzoekers aan te pakken. Hoewel overlast een landelijk probleem is, kampen meerdere gemeenten met verschillende vormen van overlast. Daarom is de aanpak hiervan vaak maatwerk. In de brief is daarom onder meer aangekondigd om in 2020 een budget van € 1.000.000 beschikbaar te stellen ten behoeve van (gedeeltelijke) financiering van lokale (kleinschalige) maatregelen tegen overlast. Deze financiering heeft plaatsgevonden onder een specifieke uitkering, waarvoor gemeenten tot 1 september 2020 een aanvraag hebben kunnen indienen.

Omwille van de behoefte aan continuering en eventuele uitbreiding van lokale maatwerkmaatregelen in de aanpak van overlast veroorzaakt door asielzoekers, is besloten voor het jaar 2021 wederom een budget ter waarde van € 1.000.000 beschikbaar te stellen. Om de voortgang van de lokale maatwerkmaatregelen in de aanpak van overlast veroorzaakt door asielzoekers te monitoren, wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid met de betreffende gemeenten een tussentijdse- en eindevaluatie ingepland.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Gemeenten kunnen individueel of gezamenlijk een aanvraag voor een eenmalige specifieke uitkering indienen.

De specifieke uitkering wordt besteed om activiteiten van gemeenten te ondersteunen waarmee overlastgevende asielzoekers worden aangepakt.

Artikel 3

Bij de aanvraag wordt een plan overgelegd waaruit blijkt hoe de gemeente de uitkering voor de aanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers wil besteden.

Een niet-uitputtende lijst van overlastgevende en criminele gedragingen is bijvoorbeeld:

  • Diefstal

  • Inbraak

  • Vernieling

  • Mishandeling

  • Heling

  • Bedreiging

  • Openbaar dronkenschap

  • Lokaalvredebreuk

  • Belediging

  • Zwartrijden

  • Overtreding van bestuursrechtelijke en vreemdelingrechtelijke maatregelen

De regeling maakt het mogelijk dat gemeenten de specifieke uitkering kunnen besteden aan activiteiten die eerder, met ingang van 1 januari 2021, al zijn aangevangen, omdat in voornoemde brief aan de Tweede Kamer al melding is gemaakt van een dergelijke regeling. Daarvoor geldt wel dat die activiteiten moeten voldoen aan de gestelde verplichtingen. Daarnaast maakt de regeling het mogelijk dat gemeenten de specifieke uitkering kunnen besteden aan activiteiten die nog doorlopen in 2022 omdat aanvragen immers pas in de loop van 2021 kunnen worden ingediend. Wel geldt vanwege de verantwoording dat de activiteit uiterlijk op 31 mei 2022 moet zijn afgerond.

Daarnaast is het van belang dat aanvragen tijdig en volledig worden ingediend, zodat nog in 2021 een beslissing kan worden genomen en de specifieke uitkering in 2021 kan worden uitgekeerd.

Op de pagina Aanpak overlastgevende asielzoekers op Rijksoverheid.nl is een digitaal aanvraagformulier beschikbaar waarmee de aanvraag kan worden ingediend.1

Tot slot is van belang dat in het geval een gemeente namens meerdere gemeenten een aanvraag indient, SiSa tussen medeoverheden van toepassing wordt verklaard.

Per specifieke uitkering kan de basisvorm uitgebreid worden en geldt SiSa ook in de situatie dat gemeenten als directe ontvangers de uitkering doorverstrekken aan een gemeente en/of een gemeenschappelijke regeling (ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr)). De ontvangers van deze doorverstrekking zijn ‘indirecte’ ontvangers. Indirecte ontvangers verantwoorden aan de verstrekker van de uitkering, in het geval van SiSa tussen medeoverheden is dat dus de gemeente en niet het Rijk. De gemeente (de doorverstrekker) verantwoordt de besteding van de medeoverheid een jaar later aan het Rijk. De gemeente heeft immers wel de taken overgedragen, maar niet de verantwoordelijkheid en moet zich daarom over de totale taakuitvoering aan het Rijk verantwoorden. Bij deze regeling wordt deze toepassing van toepassing verklaard.

Artikel 4

De hoogte van alle specifieke uitkeringen samen bedraagt voor alle gemeenten maximaal € 1.000.000, met dien verstande dat voor het verlenen van uitkeringen aan gemeenten met minimaal 1500 opvangplekken ten hoogste € 300.000 en voor het verlenen van uitkeringen aan gemeenten met minder dan 1500 opvangplekken ten hoogste € 700.000 beschikbaar is.

Dit bedrag wordt verdeeld tussen de gemeenten die aanvragen hebben gedaan voor een uitkering en waarop positief wordt geoordeeld. Daarbij geldt in beginsel een plafond van maximaal € 50.000 per gemeente met minder dan 1500 opvangplekken en maximaal € 150.000 per gemeente met minimaal 1500 opvangplekken, zodat er ruimte is voor voldoende initiatieven. Indien gemeenten gezamenlijk een aanvraag doen, kan het totale bedrag dus maximaal het aantal gemeenten x € 50.000 of € 150.000 worden. Stel dat bijvoorbeeld gemeente A en gemeente B samen een aanvraag doen voor een activiteit, dan kunnen zij in totaal maximaal de som van het maximum dat is vastgesteld per gemeente aan specifieke uitkering ontvangen. Zo kan een gemeente met meer dan 1500 opvangplekken en een gemeente met minder dan 1500 opvangplekken bij een gezamenlijke aanvraag maximaal € 200.000 aan een uitkering ontvangen. Het aantal opvangplekken in een gemeente staat vermeld in de bestuursovereenkomst die is afgesloten tussen de gemeente en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

Het uitgekeerde bedrag van maximaal € 50.000 of € 150.000 is inclusief BTW. De wijze waarop het geld wordt besteed en hoeveel BTW daarover verschuldigd is, is aan gemeenten zelf en kan per activiteit verschillen. Dat betekent dus in de praktijk dat, afhankelijk van hoe het geld besteed wordt, netto minder dan € 50.000 of € 150.000 beschikbaar kan zijn.

Aanvragen worden op volgorde van ontvangst in behandeling genomen en afgehandeld. Voor het bepalen van de hoogte van de uitkering wordt rekening gehouden met het totaalbedrag dat beschikbaar is. Dit kan betekenen dat een lagere uitkering wordt toegekend dan waarom is gevraagd indien het op dat moment nog resterende gedeelte van het totaalbudget niet toereikend is. Indien de gemeente de uitkering zou willen gaan gebruiken voor een ander doel dan waarvoor het was toegekend moet een aanvraag tot wijziging worden ingediend. De nieuwe activiteit wordt op dezelfde manier beoordeeld als de activiteiten die zijn vermeld bij de eerste aanvraag.

In het geval een gemeente een aanvraag heeft ingediend voor een lager bedrag dan het maximale bedrag als genoemd in het tweede of derde lid dan is het, zolang het plafond van de specifieke uitkering ter hoogte van € 1.000.000 nog niet is bereikt, mogelijk om een aanvulling van de uitkering tot het maximale bedrag per gemeente van respectievelijk € 150.000 of € 50.000 aan te vragen. De gemeente dient aan te tonen dat deze extra gelden nodig zijn met het oog op het verminderen van overlast en criminaliteit veroorzaakt door asielzoekers buiten de (COA-) opvanglocatie. Dus stel dat aan een gemeente met minder dan 1500 opvangplekken € 40.000 is verstrekt, dan kan zij daarna een aanvraag doen om de resterende € 10.000 toegekend te krijgen, mits het totaalbudget van € 1.000.000 nog niet is verbruikt, de deadline van 1 oktober 2021 nog niet is verstreken en zij aantoont dat dit noodzakelijk is.

Artikel 6

De verantwoording geschiedt via het systeem van single information, single audit, zoals bepaald in de ministeriële regeling informatieverstrekking SiSa. Bij niet tijdig indienen van de verantwoordingsinformatie, treedt het maatregelenbeleid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in werking. Er volgt opschorting van uitbetaling van de specifieke uitkering totdat de verantwoordingsinformatie is ontvangen, tot een maximum van 26 weken.

Artikel 7

Als sprake is van een of meer van de omstandigheden als omschreven in artikel 6, tweede lid, van deze regeling, dan kan (een deel van) het bedrag dat is verstrekt worden teruggevorderd van de gemeente(n).

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Naar boven