TOELICHTING
Algemeen
In de brief aan de Tweede Kamer van 18 december 2019 (Kamerstukken II 2019/20, 19 637, nr. 2572) over de ‘Evaluatie EBTL-locaties en overlastgevende vreemdelingen’ worden de maatregelen
geschetst die zijn getroffen om overlast veroorzaakt door asielzoekers aan te pakken.
Hoewel overlast een landelijk probleem is, kampen meerdere gemeenten met verschillende
vormen van overlast. Daarom is de aanpak hiervan vaak maatwerk. In de brief is daarom
onder meer aangekondigd om in 2020 een budget van € 1.000.000 beschikbaar te stellen
ten behoeve van (gedeeltelijke) financiering van lokale (kleinschalige) maatregelen
tegen overlast. Deze financiering heeft plaatsgevonden onder een specifieke uitkering,
waarvoor gemeenten tot 1 september 2020 een aanvraag hebben kunnen indienen.
Omwille van de behoefte aan continuering en eventuele uitbreiding van lokale maatwerkmaatregelen
in de aanpak van overlast veroorzaakt door asielzoekers, is besloten voor het jaar
2021 wederom een budget ter waarde van € 1.000.000 beschikbaar te stellen. Om de voortgang
van de lokale maatwerkmaatregelen in de aanpak van overlast veroorzaakt door asielzoekers
te monitoren, wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid met de betreffende
gemeenten een tussentijdse- en eindevaluatie ingepland.
Artikelsgewijs
Artikel 2
Gemeenten kunnen individueel of gezamenlijk een aanvraag voor een eenmalige specifieke
uitkering indienen.
De specifieke uitkering wordt besteed om activiteiten van gemeenten te ondersteunen
waarmee overlastgevende asielzoekers worden aangepakt.
Artikel 3
Bij de aanvraag wordt een plan overgelegd waaruit blijkt hoe de gemeente de uitkering
voor de aanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers wil besteden.
Een niet-uitputtende lijst van overlastgevende en criminele gedragingen is bijvoorbeeld:
De regeling maakt het mogelijk dat gemeenten de specifieke uitkering kunnen besteden
aan activiteiten die eerder, met ingang van 1 januari 2021, al zijn aangevangen, omdat
in voornoemde brief aan de Tweede Kamer al melding is gemaakt van een dergelijke regeling.
Daarvoor geldt wel dat die activiteiten moeten voldoen aan de gestelde verplichtingen.
Daarnaast maakt de regeling het mogelijk dat gemeenten de specifieke uitkering kunnen
besteden aan activiteiten die nog doorlopen in 2022 omdat aanvragen immers pas in
de loop van 2021 kunnen worden ingediend. Wel geldt vanwege de verantwoording dat
de activiteit uiterlijk op 31 mei 2022 moet zijn afgerond.
Daarnaast is het van belang dat aanvragen tijdig en volledig worden ingediend, zodat
nog in 2021 een beslissing kan worden genomen en de specifieke uitkering in 2021 kan
worden uitgekeerd.
Op de pagina Aanpak overlastgevende asielzoekers op Rijksoverheid.nl is een digitaal
aanvraagformulier beschikbaar waarmee de aanvraag kan worden ingediend.1
Tot slot is van belang dat in het geval een gemeente namens meerdere gemeenten een
aanvraag indient, SiSa tussen medeoverheden van toepassing wordt verklaard.
Per specifieke uitkering kan de basisvorm uitgebreid worden en geldt SiSa ook in de
situatie dat gemeenten als directe ontvangers de uitkering doorverstrekken aan een
gemeente en/of een gemeenschappelijke regeling (ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke
regelingen (Wgr)). De ontvangers van deze doorverstrekking zijn ‘indirecte’ ontvangers.
Indirecte ontvangers verantwoorden aan de verstrekker van de uitkering, in het geval
van SiSa tussen medeoverheden is dat dus de gemeente en niet het Rijk. De gemeente
(de doorverstrekker) verantwoordt de besteding van de medeoverheid een jaar later
aan het Rijk. De gemeente heeft immers wel de taken overgedragen, maar niet de verantwoordelijkheid
en moet zich daarom over de totale taakuitvoering aan het Rijk verantwoorden. Bij
deze regeling wordt deze toepassing van toepassing verklaard.
Artikel 4
De hoogte van alle specifieke uitkeringen samen bedraagt voor alle gemeenten maximaal
€ 1.000.000, met dien verstande dat voor het verlenen van uitkeringen aan gemeenten
met minimaal 1500 opvangplekken ten hoogste € 300.000 en voor het verlenen van uitkeringen
aan gemeenten met minder dan 1500 opvangplekken ten hoogste € 700.000 beschikbaar
is.
Dit bedrag wordt verdeeld tussen de gemeenten die aanvragen hebben gedaan voor een
uitkering en waarop positief wordt geoordeeld. Daarbij geldt in beginsel een plafond
van maximaal € 50.000 per gemeente met minder dan 1500 opvangplekken en maximaal €
150.000 per gemeente met minimaal 1500 opvangplekken, zodat er ruimte is voor voldoende
initiatieven. Indien gemeenten gezamenlijk een aanvraag doen, kan het totale bedrag
dus maximaal het aantal gemeenten x € 50.000 of € 150.000 worden. Stel dat bijvoorbeeld
gemeente A en gemeente B samen een aanvraag doen voor een activiteit, dan kunnen zij
in totaal maximaal de som van het maximum dat is vastgesteld per gemeente aan specifieke
uitkering ontvangen. Zo kan een gemeente met meer dan 1500 opvangplekken en een gemeente
met minder dan 1500 opvangplekken bij een gezamenlijke aanvraag maximaal € 200.000
aan een uitkering ontvangen. Het aantal opvangplekken in een gemeente staat vermeld
in de bestuursovereenkomst die is afgesloten tussen de gemeente en het Centraal Orgaan
opvang asielzoekers.
Het uitgekeerde bedrag van maximaal € 50.000 of € 150.000 is inclusief BTW. De wijze
waarop het geld wordt besteed en hoeveel BTW daarover verschuldigd is, is aan gemeenten
zelf en kan per activiteit verschillen. Dat betekent dus in de praktijk dat, afhankelijk
van hoe het geld besteed wordt, netto minder dan € 50.000 of € 150.000 beschikbaar
kan zijn.
Aanvragen worden op volgorde van ontvangst in behandeling genomen en afgehandeld.
Voor het bepalen van de hoogte van de uitkering wordt rekening gehouden met het totaalbedrag
dat beschikbaar is. Dit kan betekenen dat een lagere uitkering wordt toegekend dan
waarom is gevraagd indien het op dat moment nog resterende gedeelte van het totaalbudget
niet toereikend is. Indien de gemeente de uitkering zou willen gaan gebruiken voor
een ander doel dan waarvoor het was toegekend moet een aanvraag tot wijziging worden
ingediend. De nieuwe activiteit wordt op dezelfde manier beoordeeld als de activiteiten
die zijn vermeld bij de eerste aanvraag.
In het geval een gemeente een aanvraag heeft ingediend voor een lager bedrag dan het
maximale bedrag als genoemd in het tweede of derde lid dan is het, zolang het plafond
van de specifieke uitkering ter hoogte van € 1.000.000 nog niet is bereikt, mogelijk
om een aanvulling van de uitkering tot het maximale bedrag per gemeente van respectievelijk
€ 150.000 of € 50.000 aan te vragen. De gemeente dient aan te tonen dat deze extra
gelden nodig zijn met het oog op het verminderen van overlast en criminaliteit veroorzaakt
door asielzoekers buiten de (COA-) opvanglocatie. Dus stel dat aan een gemeente met
minder dan 1500 opvangplekken € 40.000 is verstrekt, dan kan zij daarna een aanvraag
doen om de resterende € 10.000 toegekend te krijgen, mits het totaalbudget van € 1.000.000
nog niet is verbruikt, de deadline van 1 oktober 2021 nog niet is verstreken en zij
aantoont dat dit noodzakelijk is.
Artikel 6
De verantwoording geschiedt via het systeem van single information, single audit,
zoals bepaald in de ministeriële regeling informatieverstrekking SiSa. Bij niet tijdig
indienen van de verantwoordingsinformatie, treedt het maatregelenbeleid van het ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in werking. Er volgt opschorting van
uitbetaling van de specifieke uitkering totdat de verantwoordingsinformatie is ontvangen,
tot een maximum van 26 weken.
Artikel 7
Als sprake is van een of meer van de omstandigheden als omschreven in artikel 6, tweede
lid, van deze regeling, dan kan (een deel van) het bedrag dat is verstrekt worden
teruggevorderd van de gemeente(n).
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol