Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2021, 19528 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2021, 19528 | beleidsregel |
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 7a, derde lid, en 7b, derde lid, onderdeel a, van de Wet inburgering, artikel 4.2, vierde lid, van het Besluit inburgering, en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
De Beleidsregel verlenging inburgeringstermijnen bij geen verwijt wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. In artikel 7a, eerste lid (nieuw) wordt ‘minimaal twee maanden’ vervangen door ‘maximaal tien maanden’.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid wordt de termijn van de inburgeringsplichtige die zich zes maanden voor het einde van de inburgeringstermijn bevindt steeds met vier maanden verlengd, in verband met de getroffen maatregelen met betrekking tot de aanpak van het coronavirus.
B
Na artikel 7a wordt een artikel toegevoegd, luidende:
In verband met de getroffen maatregelen met betrekking tot de aanpak van het coronavirus tot sluiting van onderwijsinstellingen en de oproep tot sociale terughoudend van de regering, wordt de leentermijn van vrijwillige inburgeraars verlengd met een periode van minimaal:
a. veertien maanden van vrijwillige inburgeraars wiens leentermijn is aangevangen voor 13 maart 2020;
b. twee maanden van de vrijwillige inburgeraars wiens leentermijn is aangevangen vanaf 13 maart 2020.
Deze beleidsregel zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 13 april 2021
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Deze beleidsregel bevat een aanpassing van de Beleidsregel verlenging inburgeringstermijnen bij geen verwijt in verband met de maatregelen die de regering heeft afgekondigd voor de aanpak van het coronavirus (COVID-19).
Voor de eerste keer is de beleidsregel vanwege corona gewijzigd met ingang van 13 maart 2020.
Vanwege de onmogelijkheid om klassikaal les te volgen en vanwege de vertraging bij het afleggen van examens is toen in deze beleidsregel de inburgeringstermijn voor alle inburgeringsplichtigen met minimaal twee maanden verlengd, zodat inburgeringsplichtigen niet in de knel komen met hun inburgeringstermijn. Daarbij werd aangegeven dat verdere verlenging afhankelijk zou zijn van de duur van de getroffen maatregelen en het verdere verloop van deze crisis. Aangekondigd werd dat, wanneer op enig moment duidelijk zou zijn wanneer de coronamaatregelen niet meer van kracht zullen zijn, dan wel de situatie is ontstaan waarbij het volgen van klassikaal onderwijs, het afleggen van examens en het deelnemen aan het participatieverklaringstraject met inachtneming van coronamaatregelen wel weer mogelijk zou zijn, deze beleidsregel opnieuw zou worden aangepast met het opnemen van de maximale verlengingstermijn.
Sinds juni tot en met 14 december 2020 was het volgen van klassikaal onderwijs, het afleggen van examens en het deelnemen aan het participatieverklaringstraject met inachtneming van coronamaatregelen in beperkte aangepaste vorm mogelijk. Vanaf 15 december 2020 is dit alles niet meer mogelijk als gevolg van de door de regering afgekondigde landelijke lockdown, in ieder geval tot en met 20 april 2021.
De inburgeringstermijn is vier keer verlengd, drie keer met twee maanden en een keer met vier maanden. De Tweede Kamer is hier steeds over geïnformeerd op de volgende wijze:
a. Met ingang van 13 maart 20201 is voor alle op dat moment inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars met een lening de termijn met twee maanden verlengd;
b. Met ingang van 13 mei 20202 is de termijn nogmaals met twee maanden verlengd;
c. Met ingang van 13 juli 20203 is de termijn nogmaals met twee maanden verlengd;
d. Met ingang van 13 september 20204 is de termijn met vier maanden verlengd.
Niet alle inburgeringsplichtigen ondervinden inmiddels meer vertraging door de coronamaatregelen. Degenen die aan het begin van het inburgeringstraject staan kunnen onder bepaalde voorwaarden lessen volgen. Zij ondervinden geen hinder van de vertraging in het afleggen van examens. Dit verandert niet door de landelijke lockdown. DUO gaat alleen bij inburgeringsplichtigen die wel vertraging ondervinden door de coronamaatregelen en die het einde van de verlengde termijn naderen over tot verlenging van de termijn. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 30 november 2020. Dit houdt in dat vanaf 13 januari 2021 de termijn van inburgeringsplichtigen die zes maanden voor het einde van de inburgeringstermijn zitten steeds met vier maanden wordt verlengd zolang er sprake is van vertraging door de coronamaatregelen.
Met deze publicatie wordt vastgelegd dat de uiteindelijke generieke verlenging van de inburgeringstermijn vanwege corona maximaal tien maanden betreft.
Wanneer op enig moment duidelijk is dat er geen sprake meer is van vertraging door coronamaatregelen zullen de artikelen 7a en 7b worden ingetrokken.
De termijn van het participatieverklaringstraject is inmiddels ook met tien maanden verlengd.
Door de landelijke lockdown zijn gemeenten vanaf 15 december 2020 niet in staat het participatieverklaringstraject aan te bieden. In artikel 7 van deze beleidsregel is vastgelegd dat het niet tijdig aanbieden van het participatieverklaringstraject door de gemeente een grond is tot verlenging van de termijn met ten hoogste een jaar. Op deze grond zal DUO dan ook tot verlenging overgaan wanneer een inburgeringsplichtige door de coronamaatregelen niet in staat is het traject tijdig af te ronden.
Gedurende een termijn van drie jaar kunnen vrijwillige inburgeraars uit de EU en Turkije aanspraak maken op een lening. Ook zij kunnen vertraging in hun inburgeringstraject oplopen door de genomen maatregelen met betrekking tot de aanpak van het coronavirus.
Met terugwerkende kracht tot 13 maart 2020 is daarom aan artikel 4.2 van het Besluit inburgering een vierde lid toegevoegd5 waardoor het mogelijk werd gemaakt dat de termijn van drie jaar van aanspraak op de lening ambtshalve werd verlengd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Inmiddels is de leentermijn vijf keer verlengd met maximaal veertien maanden.
Anders dan bij de verlenging van de inburgeringstermijn vindt verlenging van de leentermijn steeds generiek plaats. Verlenging van de inburgeringstermijn wordt beperkt tot de inburgeringsplichtigen die vertraging van de coronamaatregelen ondervinden om te voorkomen dat ook inburgeringsplichtigen die geen last hebben van de maatregelen extra tijd krijgen om in te burgeren en daarmee minder prikkels hebben om in te burgeren. Dit is niet aan de orde bij vrijwillige inburgeraars; zij hebben geen inburgeringstermijn en het is in hun eigen belang om in te burgeren voor bijvoorbeeld een sterker verblijfsrecht of naturalisatie. Generieke verlenging van de leentermijn heeft derhalve geen invloed op de prikkel om door te gaan met inburgeren.
De eerste vier verlengingen van de leentermijn zijn vastgelegd in dezelfde brieven als die waarin de verlengingen van de inburgeringstermijn zijn vastgelegd. Over de vijfde verlenging is de Tweede Kamer bij brief van 30 november 2020 geïnformeerd. Inburgeraars waarvan de leentermijn is begonnen voor 13 maart 2020 hebben inmiddels een verlenging van veertien maanden gekregen. Van degenen die na die datum een lening hebben afgesloten wordt de lening verlengd op basis van de generieke verlengingen die na die datum worden verleend.
Den Haag, 13 april 2021
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-19528.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.