Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 23 november 2020, kenmerk 1782270-214255- MEVA, houdende wijziging van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 in verband met de uitbreiding van de definitie van zorgaanbieder en enkele andere wijzigingen

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling van ‘zorgaanbieder’ komt te luiden:

zorgaanbieder:
  • a. een privaatrechtelijke rechtspersoon die, een organisatorisch verband van natuurlijke personen dat of een natuurlijk persoon die:

    • 1°. bedrijfsmatig zorg verleent die wordt bekostigd op grond van een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet;

    • 2°. een zorgaanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg;

    • 3°. publieke gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet publieke gezondheid verleent of doet verlenen;

    • 4°. bedrijfsmatig jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet doet verlenen;

    • 5°. een aanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • 6°. een ADL-aanbieder is als bedoeld in artikel 1.1 van de Subsidieregeling ADL-assistentie;

    • 7°. ten laste van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 ondersteuning verleent; of

    • 8°. door middel van opdracht van een aanbieder als bedoeld onder 5° onmiddellijk of middellijk een voorziening in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 levert.

  • b. de Stichting SBOH;

  • c. de Stichting Beroepsopleiding tot Sportarts;

  • d. de GezondheidsZorg Asielzoekers Nederland B.V.;

  • e. een GGD;

  • f. een academisch ziekenhuis als bedoel in artikel 1.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

2. In de alfabetische volgorde wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

GGD:

gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid;.

3. In de begripsbepaling van ‘minister’ wordt ‘de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport’, vervangen door ‘de Minister voor Medische Zorg’.

B

In artikel 5, derde lid, wordt na ’de Stichting SBOH’ ingevoegd ‘en de Stichting Beroepsopleiding tot Sportarts’.

C

In artikel 7, eerste lid, wordt ‘29 oktober 2020 om 23.59 uur’ vervangen door ’10 november 2020 om 23.59 uur’.

D

Na artikel 15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15a Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 (hierna: de Subsidieregeling). Het doel van de Subsidieregeling is dat als blijk van waardering van het kabinet door zorgaanbieders een netto bonus van € 1.000,– kan worden uitgekeerd aan zorgprofessionals die ten tijde van de uitbraak van COVID-19 een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd.

Op aanvraag kan op grond van de Subsidieregeling subsidie worden verleend aan zorgaanbieders. Zij kunnen met deze subsidie een bonus verstrekken aan zorgprofessionals, zijnde werknemers en derden, die bij hen werkzaamheden hebben verricht tijdens de COVID-19 uitbraak van 1 maart 2020 tot 1 september 2020 en waarvan zij vinden dat deze een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd. Tevens kunnen zorgaanbieders subsidie ontvangen ter compensatie van de over de bonus verschuldigde belasting, zodat de bonus netto uitgekeerd kan worden aan de zorgprofessional.

Met de onderhavige regeling wordt onder andere de definitie van ‘zorgaanbieder’ uitgebreid. Er is gebleken dat de huidige definitie van zorgaanbieder niet volstaat om het volledige spectrum aan zorgaanbieders, waarbij zorgprofessionals een uitzonderlijke prestatie hebben verricht, onder de reikwijdte van de Subsidieregeling te brengen. Het gaat daarbij met name om de volgende zorgaanbieders:

  • zorgaanbieders die enkel zorg leveren via een persoonsgebonden budget (pgb) en daarmee geen aanbieder in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) of een jeugdhulpaanbieder in de zin van artikel 1.1 van de Jeugdwet zijn;

  • de Stichting Beroepsopleiding tot Sportarts (SBOS);

  • GezondheidsZorg Asielzoekers Nederland B.V. (GZA);

  • voor zover het publiekrechtelijke instellingen zijn: de GGD’en en de academische ziekenhuizen; en

  • zorgaanbieders die als onderaannemer een voorziening leveren in de zin van de Wmo 2015 via een opdracht nemende partij.

Het gaat hier deels om zorgaanbieders waarvan wel beoogd was dat zij onder de regeling vielen, maar waarvoor nog een technische wijziging nodig blijkt en deels om zorgaanbieders die abusievelijk nog niet in beeld waren tijdens het opstellen van de Subsidieregeling.

In de artikelsgewijze toelichting wordt per onderdeel uitgebreider ingegaan op de redenen waarom deze zorgaanbieders binnen de reikwijdte van de Subsidieregeling worden gebracht.

Gevolgen voor de regeldruk

De administratieve lasten van het aanvragen en verantwoorden van de subsidie in het proces van de subsidieaanvraag en -verantwoording zijn in de toelichting bij de Subsidieregeling onder de paragraaf ‘gevolgen voor de regeldruk’ in kaart gebracht. De wijzigingen in de definitie van ‘zorgaanbieder’ die in de onderhavige regeling zijn opgenomen, brengen geen extra administratieve lasten met zich mee voor zorgaanbieders. Deze paragraaf in de toelichting van de Subsidieregeling behoeft daardoor geen aanpassing en is op de onderhavige wijziging onverkort van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A

Onderdeel A voorziet in een verruiming van de definitie van ‘zorgaanbieder’ op de volgende punten.

Eerste lid, onderdeel a, onder 4° en 7°: instellingen die enkel zorg leveren op grond van een pgb

Instellingen die enkel zorg verlenen gefinancierd vanuit een pgb verstrekt op grond van de Jeugdwet of de Wmo 2015, vielen niet onder de definitie van zorgaanbieder in de Subsidieregeling, omdat zij geen jeugdhulpaanbieder in de zin van de Jeugdwet of aanbieder in de zin van de Wmo 2015 zijn. Zorgprofessionals die werkzaamheden hebben verricht bij deze instellingen, kunnen wel uitzonderlijke prestaties geleverd hebben ten tijde van de COVID-19 uitbraak. Het is om die regen gewenst dat ook deze instellingen als zorgaanbieder een aanvraag kunnen indienen ten behoeve van een bonus voor de bij hen werkzame zorgprofessionals. Daarom is de definitie van zorgaanbieder uitgebreid ten aanzien van instellingen die enkel zorg verlenen gefinancierd vanuit een pgb verstrekt op grond van de Jeugdwet of de Wmo 2015. Daarvoor is het volgende aangepast:

Ten aanzien van de Jeugdwet: De verwijzing naar het begrip ‘jeugdhulpaanbieder’ als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet is aangepast. Indien een instelling enkel zorg verleent die gefinancierd wordt vanuit het pgb, past deze niet binnen de reikwijdte van het begrip jeugdhulpaanbieder omdat deze bepaalde instelling geen jeugdhulpaanbieder, dan wel aanbieder hoeft te zijn. Daarom is de definitie aangepast naar het bedrijfsmatig jeugdhulp doen verlenen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. Met deze wijziging vallen deze instellingen, net als de jeugdhulpaanbieders met uitzondering van de solisten, wel onder de definitie van zorgaanbieder en daarmee binnen de reikwijdte van de Subsidieregeling.

Ten aanzien van de Wmo 2015: De verwijzing naar ‘een aanbieder als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015’ is uitgebreid. Op grond van de Wmo 2015 is het mogelijk om de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, via een pgb van een derde te betrekken (artikel 2.3.6, eerste lid, van de Wmo 2015). In een dergelijk geval wordt de ondersteuning dus niet geleverd door een aanbieder in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015. Bij een aanbieder gaat het immers om een natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren.

Daarom is onder 7° bepaald dat als zorgaanbieder in de zin van de Subsidieregeling ook worden gerekend private partijen die ten laste van een pgb als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 ondersteuning verlenen. Daarmee kan ook voor de zorgprofessionals die werkzaamheden hebben verricht bij deze zorgaanbieders een bonus worden aangevraagd door deze zorgaanbieders.

Eerste lid, onderdeel a, onder 2°, 3° en 5°: technische wijzigingen

Op grond van artikel 1, onderdeel a, onder 1° van de Subsidieregeling was een ‘zorgaanbieder’ een privaatrechtelijke rechtspersoon, een organisatorisch verband van natuurlijke personen of een natuurlijk persoon die bedrijfsmatig zorg verleent of doet verlenen als bedoeld in de Wet langdurige zorg (Wlz), de Zorgverzekeringswet of de Wet publieke gezondheid (Wpg). Gebleken is dat deze begripsbepaling technische onjuistheden bevat. Daarom wordt deze met de onderhavige wijzigingsregeling aangepast en uitgesplitst naar 2°, 3° en 5°.

Van verlenen of doen verlenen van ‘zorg’ als bedoeld in één van de bovengenoemde wetten was niet altijd sprake. Daarom wordt bij de Wlz inmiddels verwezen naar de definitie van ‘zorgaanbieder’ als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wlz. Voor wat betreft de Wpg wordt verwezen naar het begrip ‘publieke gezondheidszorg’ in plaats van naar ‘zorg’. Ook de verwijzing naar het begrip ‘aanbieder’ in de Wmo 2015 is aangepast. Abusievelijk werd verwezen naar artikel 1.1.1 van de Wmo 2015; dit moet artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015, zijn. Tevens is de zinsnede ‘die als zodanig door het desbetreffende College van burgemeester en wethouders is aangemerkt’ geschrapt. Uit artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 vloeit immers reeds voort dat een aanbieder jegens het college gehouden is een voorziening te leveren.

Eerste lid, onderdeel a, onder 8°: onderaannemers op grond van de Wmo 2015

Een aanbieder in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015, kan het leveren van een voorziening in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015, door middel van opdracht uitbesteden aan een andere partij. Indien deze andere partij de ondersteuning levert, is sprake van onmiddellijke levering. De opdracht nemende partij kan het leveren van ondersteuning echter uitbesteden aan weer een andere partij. Indien deze laatstgenoemde partij de ondersteuning levert, is sprake van middellijke levering. Partijen die door middel van opdracht een voorziening onmiddellijk of middellijke leveren, worden doorgaans onderaannemers genoemd.

Onderaannemers leveren dezelfde ondersteuning als aanbieders. Het is derhalve evident dat zorgprofessionals die werkzaamheden hebben verricht bij deze onderaannemers tevens een uitzonderlijke prestatie verricht kunnen hebben ten tijde van de COVID-19 uitbraak. Ook de onderaannemers dienen derhalve als zorgaanbieder een aanvraag te kunnen indienen ten behoeve van een bonus voor de bij hen werkzame zorgprofessionals.

Onder 8° is daarom bepaald dat als zorgaanbieder in de zin van de Subsidieregeling ook worden gerekend private partijen die door middel van een opdracht van een aanbieder als bedoeld onder 5°, onmiddellijk of middellijk een voorziening in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015, leveren. Daarmee kan ook voor de zorgprofessionals die werkzaamheden hebben verricht bij deze zorgaanbieders een bonus worden aangevraagd door deze zorgaanbieders.

Eerste lid, onderdeel c: de Stichting Beroepsopleiding tot Sportarts

SBOS is een stichting waar sportartsen in opleiding in dienst zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. Gebleken is dat in de praktijk sportartsen in opleiding werkzaamheden hebben verricht bij zorgaanbieders, waarbij zij een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd ten tijde van de COVID-19 uitbraak. Hierbij kan met name worden gedacht aan de inzet bij zorgaanbieders op long- en cohortafdelingen. Ook aan sportartsen in opleiding zou daarom een bonus uitgekeerd moeten kunnen worden op grond van de Subsidieregeling. De sportartsen in opleiding kunnen echter niet worden aangemerkt als werknemer of derde in de zin van Subsidieregeling bij deze zorgaanbieders. De sportartsen in opleiding hebben deze werkzaamheden namelijk verricht op basis van de arbeidsovereenkomst gesloten met SBOS. Omdat de sportartsen in opleiding in aanmerking moeten kunnen komen voor een bonus is het daarom van belang geacht ook SBOS aan te merken als zorgaanbieder. SBOS kan als zorgaanbieder een aanvraag indienen voor om een bonus uit te kunnen keren aan deze zorgprofessionals.

Eerste lid, onderdeel d: GezondheidsZorg Asielzoekers Nederland B.V.

Zoals de definitie van zorgaanbieder luidde komen aanbieders van zorg die wordt bekostigd op grond van een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet (Zvw) enkel in aanmerking voor subsidie, als zij zorg verlenen die binnen het basispakket van de Zvw valt. Hierdoor vallen organisaties die vrijwel identieke zorg bieden aan onverzekerden buiten de definitie van zorgaanbieder en daarmee buiten de reikwijdte van de Subsidieregeling. Een voorbeeld daarvan is de GZA. GZA verleent zorg aan asielzoekers. Op vrijwel elke opvanglocatie voor asielzoekers heeft GZA een gezondheidscentrum waar de asielzoeker terecht kan voor een afspraak met een zorgprofessional zoals de doktersassistent, verpleegkundige, praktijkondersteuner huisarts – geestelijke gezondheidszorg of huisarts. Deze zorg is inhoudelijk vrijwel identiek met de zorg die geleverd wordt vanuit de Zvw. Omdat de asielzoekers niet verzekerd zijn valt deze zorg, en daardoor ook de zorgaanbieder, niet onder de definitie van zorgaanbieder en daarmee niet binnen de reikwijdte van de Subsidieregeling.

Deze beperking van de reikwijdte van de Subsidieregeling is niet in lijn met het doel van de Subsidieregeling. Dat is immers om zorgprofessionals die ten tijde van de uitbraak van COVID-19 een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd als blijk van waardering een bonus te kunnen geven. De activiteiten van voornoemde zorgprofessionals die werkzaamheden hebben verricht tijdens de COVID-19 uitbraak zijn zeker vergelijkbaar met die van de al onder de reikwijdte van de Subsidieregeling vallende zorgprofessional. Te denken valt aan huisartsenzorg. Het gaat daarbij om directe patiëntenzorg op de locaties van de asielzoekerscentra. Zorgprofessionals bij GZA hebben in verband met de COVID-19 uitbraak aanpassingen gemaakt in de inloopspreekuren en spreekuurafspraken om de toegankelijkheid van de patiëntenzorg aan deze kwetsbare doelgroep zo goed mogelijk te borgen. Daarnaast zijn er door de zorgprofessionals van GZA COVID-19 testen afgenomen bij bewoners op de asielzoekerscentra omdat gebleken is dat de bewoners van de centra moeilijk binnen de structuur van de regionale GGD-testafname zijn op te nemen. Tevens hebben de GZA zorgprofessionals de positief geteste bewoners in isolatie en de bewoners in quarantaine dagelijks gemonitord op de mate van ziek zijn.

Het is daarom van belang dat ook voor deze zorgprofessionals een bonus kan worden aangevraagd door de zorgaanbieder. Daarom is de definitie van zorgaanbieder uitgebreid met de toevoeging van de GZA.

Eerste lid, onderdelen e en f: GGD’en en academische ziekenhuizen

Op grond van de definitie van zorgaanbieder zoals deze luidde komen alleen privaatrechtelijke zorgaanbieders in aanmerking voor een subsidie op grond van de Subsidieregeling. Er zijn echter twee situaties waarin het wenselijk is dat ook publiekrechtelijke rechtspersonen in aanmerking voor subsidie komen. Die staan hieronder omschreven.

GGD’en

Er zijn GGD’en die publiekrechtelijke rechtspersonen zijn. Veel zorgprofessionals die werkzaamheden hebben verricht bij GGD’en gedurende de COVID-19 uitbraak, hebben tijdens COVID-19 uitbraak een uitzonderlijke prestatie geleverd. De GGD’en waren in deze periode verantwoordelijk voor het afnemen van testen op COVID-19 en het uitvoeren van het bijbehorende bron- en contactonderzoek. Om deze verantwoordelijkheid te kunnen waarmaken hebben de GGD’en alle zeilen moeten bijzetten. Daarvoor is er door veel zorgprofessionals buitengewoon flexibel en hard gewerkt om de uitzonderlijke hoeveelheid werk te kunnen verrichten. Daarom is de definitie van zorgaanbieder uitgebreid met de toevoeging van de GGD’en.

Academische ziekenhuizen

Een deel van de academische ziekenhuizen is een publiekrechtelijk rechtspersoon. Het is evident dat zij evenzeer in aanmerking zouden moeten komen voor een subsidie als de privaatrechtelijke (academische) ziekenhuizen. Ook in de academische ziekenhuizen zijn uitzonderlijke prestaties geleverd door zorgprofessionals ten tijde van de COVID-19 uitbraak, bijvoorbeeld op de intensive-careafdelingen. Daarom is de definitie van zorgaanbieder uitgebreid met de toevoeging van de academische ziekenhuizen.

Derde lid: wijziging begripsbepaling ‘minister’

Tussen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Medische Zorg heeft een herverdeling van portefeuilles plaatsgevonden. Daarbij is de Subsidieregeling overgeheveld naar het takenpakket van de Minister voor Medische Zorg. De begripsbepaling van ‘minister’ is overeenkomstig aangepast.

B

De definitie zorgaanbieder is in het voorgaande uitgebreid met SBOS. SBOS is een stichting die tot de sector onderwijs wordt gerekend. Deze stichting is daarom bij de Kamer van Koophandel geregistreerd met een SBI-code die niet voorkomt op het overzicht met SBI-codes in de Bijlage van de Subsidieregeling. Omdat het wenselijk is om ook SBOS in staat te stellen een bonus aan de werknemers uit te keren is bepaald dat de voorwaarden genoemd in artikel 5 van de Subsidieregeling niet van toepassing zijn op SBOS.

C

In artikel 7, eerste lid, wordt de aanvraagtermijn voor het indienen van een subsidieaanvraag gewijzigd. De subsidieaanvraag moet uiterlijk 10 november 2020 om 23.59 uur door de minister zijn ontvangen. De verlenging van de aanvraagtermijn wordt redelijk geacht omdat zorgaanbieders een toenemende druk als gevolg van het stijgend aantal COVID-19 besmettingen ervaren. Bovendien heeft het ministerie signalen ontvangen dat het aanvragen van subsidie voor het uitkeren van de bonus aan derden meer tijd vergt.

Daarnaast bestond voor sommige zorgaanbieders voor 1 oktober onduidelijkheid of zij onder de reikwijdte van de Subsidieregeling vielen. Een voorbeeld daarvan zijn zorgaanbieders die enkel zorg leveren op grond van een pgb. Al deze zorgaanbieders zijn na 1 oktober op de hoogte gesteld dat zij voor zorgprofessionals die bij hen werkzaamheden hebben verricht, ook een aanvraag kunnen indienen. Daarom zouden zij minder tijd hebben gehad om de aanvraag voor te bereiden en in te dienen. Om ook deze zorgaanbieders de mogelijkheid te bieden om een zorgvuldige aanvraag in te dienen, is de aanvraagtermijn met anderhalve week verlengd tot en met 10 november 2020. Daarmee is alle zorgaanbieders voldoende tijd geboden om tijdig een zorgvuldig voorbereidde aanvraag in te dienen.

D

Uit het nieuwe artikel 15a volgt dat de minister een of meer bepalingen van de Subsidieregeling buiten toepassing kan laten, of daarvan kan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Bij de ontvangst en beoordeling van de grote hoeveelheid aanvragen op grond van de Subsidieregeling is gebleken dat zich individuele situaties kunnen voordoen waarbij een strikte toepassing van de criteria van de Subsidieregeling zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Daarom is het wenselijk om het voor deze bepaalde gevallen mogelijk te maken om toch van een bepaling van de Subsidieregeling af te wijken of deze buiten toepassing te laten.

ARTIKEL II

In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving, treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Omdat de regeling louter een begunstigende werking heeft en met terugwerkende kracht van toepassing is, is spoedige publicatie wenselijk.

De regeling werkt terug tot en met 1 oktober 2020. Deze terugwerkende kracht is noodzakelijk om aan te sluiten bij de aanvang van de aanvraagtermijn die geldt op grond van de Subsidieregeling. De reikwijdte van de regeling wordt dan voor zowel alle (reeds) ingediende aanvragen, als voor de nog in te dienen aanvragen aangepast.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

Naar boven