Monitor en evaluatie pilots nieuwe leerweg gtl Call for proposals, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO)

2021

Inhoud

1

Inleiding

1

 

1.1

Achtergrond

1

 

1.2

Beschikbaar budget

1

 

1.3

Geldigheidsduur call for proposals

1

2

Doel

2

3

Richtlijnen voor aanvragers

4

 

3.1

Wie kan aanvragen

4

 

3.2

Wat kan aangevraagd worden

4

 

3.3

Wanneer kan aangevraagd worden

5

 

3.4

Het opstellen van de aanvraag

5

 

3.5

Subsidievoorwaarden

6

 

3.6

Het indienen van een aanvraag

9

4

Beoordelingsprocedure

9

 

4.1

Procedure

9

 

4.2

Criteria

12

5

Contact en overige informatie

15

 

5.1

Contact

15

 

5.2

Overige informatie

15

6

Bijlage(n)

15

1 Inleiding

1.1 Achtergrond

Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) coördineert en financiert onderwijsonderzoek en bevordert de verbinding tussen wetenschappelijk onderzoek en de praktijk van het onderwijs. Zo werkt het NRO aan vernieuwing en verbetering van het onderwijs.

Het NRO is onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) werkt aan een beleidsmaatregel Nieuwe leerweg vmbo ter verbetering van de aansluiting vanuit de gemengde (gl) en theoretische leerwegen (tl) (vmbo) op het vervolgonderwijs, het mbo en het havo (werktitel nieuwe leerweg gtl). Zie voor meer informatie: https://www.sterkberoepsonderwijs.nl/nieuwe-leerweg.

Het Ministerie van OCW stelt budget beschikbaar voor de Monitor en evaluatie pilots nieuwe leerweg vmbo en heeft het NRO verzocht om dit onderzoek uit te zetten. In deze call for proposals leest u hoe de aanvraagprocedure is ingericht voor de Monitor en evaluatie pilots nieuwe leerweg gtl. De aanvraagprocedure valt onder de verantwoordelijkheid van de Programmaraad voor Onderwijsonderzoek (Prowo). U vindt in deze call for proposals achtereenvolgens informatie over het doel van dit onderzoeksprogramma (hoofdstuk 2), de richtlijnen voor de subsidieaanvraag (hoofdstuk 3) en hoe uw aanvraag wordt beoordeeld. Deze informatie hebt u nodig om een aanvraag voor subsidie te kunnen indienen.

1.2 Beschikbaar budget

Het beschikbare budget voor deze subsidieronde bedraagt 1.128.000 euro voor een periode van 4,5 jaar vanaf de start van het onderzoeksproject.

Binnen deze call is subsidie beschikbaar voor één onderzoeksproject.

1.3 Geldigheidsduur call for proposals

De deadline voor het indienen van intentieverklaringen is 10 december 2020, om 14:00:00 uur CE(S)T. De deadline voor het indienen van aanvragen is 14 januari 2021, om 14:00:00 CE(S)T.

2 Doel

2.1 Aanleiding

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) werkt aan een nieuwe leerweg voor het vmbo, één van de drie actielijnen in het programma Sterk Beroepsonderwijs (zie voor meer informatie de bijlage in hoofdstuk 6.1 van deze call)1 2 3 4. In de plannen van OCW voor de nieuwe beleidsmaatregel staat beschreven hoe de gemengde (gl) en theoretische leerweg (tl) (vmbo) worden samengevoegd tot één nieuwe leerweg gtl. Praktijkgerichte programma’s en praktijkgerichte ervaring van leerlingen moeten bijdragen aan een betere voorbereiding op en aansluiting met het vervolgonderwijs (mbo of havo) en uiteindelijk aan doorlopende leerroutes vmbo-mbo. De plannen van OCW omvatten de ontwikkeling van nieuwe praktijkgerichte programma’s en de aanpassing van het curriculum van de bovenbouw en bijbehorende examinering; om uiteindelijk te komen tot een wetswijziging voor een nieuwe (samengevoegde) leerweg vmbo. Daarbij is het cruciaal dat de regionale samenwerking van gtlscholen met vervolgonderwijs en bedrijven/instellingen structureel van de grond komt.

Praktische uitgangspunten nieuwe leerweg

  • Leerlingen beter voorbereiden op zowel de keuze voor als op de daadwerkelijke overstap naar het vervolgonderwijs;

  • Praktische ervaring voor alle leerlingen in het vmbo in en buiten de school;

  • Verbetering herkenbaarheid vmbo: minder leerwegen en duidelijkheid diploma’s.

De voorbereiding van de nieuwe leerweg gtl duurt tot de zomervakantie 2021. Scholen die hieraan willen deelnemen hebben zich tot en met 15 september 2020 kunnen aanmelden als pilotschool. De pilotscholen helpen mee bij het doorontwikkelen van de praktijkgerichte examenprogramma’s, onder leiding van SLO.5 Ruim 300 scholen hebben zich hiervoor aangemeld. Uiteindelijk kunnen 100 scholen deelnemen.

Doelen van (bovenstaande pilots van) de nieuwe leerweg gtl zijn:

  • Ontwikkelen van diverse praktijkgerichte programma’s waarbij:

    • de samenwerking met vervolgonderwijs en regionale arbeidsmarkt geborgd is;

    • leerlingen realistische en praktische ervaring op doen binnen en buiten de school middels levensechte opdrachten;

    • leerlingen een goed beeld hebben van vervolgonderwijs en de beroepspraktijk en of dit aansluit bij hun interesses, competenties en ambities;

    • leerlingen (beter dan nu) voorbereid zijn op hun keuze voor een vervolgopleiding (mbo of havo);

    • leerlingen (beter dan nu) voorbereid zijn op de daadwerkelijke overstap naar vervolgonderwijs (mbo of havo)

    • leerlingen brede praktische vaardigheden hebben ontwikkeld;

    • het examenprogramma goed aansluit bij het onderwijsprogramma;

    • het examenprogramma voor alle scholen uitvoerbaar is;

    • het examenprogramma door de leerlingen als voldoende uitdagend ervaren wordt.

Het verzoek van OCW aan het NRO omvat een monitor van de pilots en een kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie van de aanpak nieuwe leerweg gtl.

2.2 Centrale doelstelling

De monitor en de evaluatie van de pilots nieuwe leerweg gtl zijn gericht op 1) het in kaart brengen van potentieel werkzame mechanismen in (combinaties van) activiteiten binnen de nieuwe leerweg, 2) het bieden van inzicht in de impact / indien mogelijk effectiviteit van (de combinaties) van deze activiteiten op de doelen van de nieuwe leerweg en 3) inzicht in de condities en randvoorwaarden waaronder de werkzaamheid van de mechanismen en de impact van de (combinatie van) activiteiten binnen de nieuwe leerweg gtl zo groot mogelijk is.

Resultaten van de monitor en evaluatie van de (pilots) nieuwe leerweg gtl dienen in kaart gebracht te worden op het niveau van alle voor de nieuwe leerweg relevante doelgroepen. Denk aan (maar niet beperkt tot) docenten, vbo praktijkbegeleiders, ouders, primair onderwijs, etc. Ook dienen resultaten gedifferentieerd te zijn naar de verschillende typen scholen in de pilots (categorale tl, mavo/havo/vwo, brede sgm, vmbo breed, etc). De resultaten zullen gebruikt worden voor eventuele aanscherpingen of wijzigingen van de nieuwe leerweg gtl.

Het onderzoek is zowel bedoeld om de aanpak nieuwe leerweg gtl zelf te evalueren, als om scholen en instellingen te monitoren en inzicht te geven in de praktische doorwerking van de nieuwe aanpak in hun organisatie. Onderdelen van de monitor en evaluatie zijn:

  • 1. Planevaluatie en 0-meting (start onderzoek tm sept 2021)

    De planevaluatie dient een visie / inzicht te geven in indicatoren, randvoorwaarden en mechanismen die in potentie kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de pilots, praktijkgerichte programma’s en daarmee de nieuwe leerweg gtl. De 0-meting dient zo veel mogelijk inzicht te geven in de (verschillende) startsituatie(s) van pilotscholen6.

  • 2. Procesevaluatie (start onderzoek tm sept 2024)

    De procesevaluatie moet inzicht geven in de mate waarin de aanpak binnen de pilots zoals bedoeld en naar tevredenheid wordt uitgevoerd en onder welke randvoorwaarden dit gebeurt.

  • 3. (Effect)evaluatie (sept 2021 – sept 2025)

    De monitor die in deze call gevraagd wordt (kort de NRO monitor), biedt tijdens de uitvoering van de pilots op een meer algemeen niveau, doch structureel zicht op de verschillende stadia van ontwikkeling van de nieuwe leerweg gtl en in de mate van voortgang richting de doelstellingen van praktijkgerichte programma’s. Een SLO monitor (geen onderdeel van deze subsidieronde) richt zich ondertussen op micro-niveau op de uitvoerbaarheid, toetsbaarheid en haalbaarheid van de praktijkgerichte programma’s in de klas en doet in de begeleiding voorstellen voor tussentijdse bijstellingen van de examenprogramma’s. Tijdens een informatiebijeenkomst in december zal door het SLO de afbakening van de SLO monitor worden toegelicht.

    De NRO monitor, onafhankelijk van de SLO monitor, hangt boven de SLO monitor en moet inzichtelijk maken welke tussentijdse bijstellingen zijn voorgesteld en welke tussentijdse bijstellingen daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Aanvragers richten zich t.b.v. de NRO monitor op alle data, inclusief eventuele SLO data die nodig zijn om inzichtelijk waar de (mogelijke) voortgang in het doelbereik aan toe te schrijven is. Met een (effect)evaluatie worden de resultaten tegen het licht gehouden en wordt in kaart gebracht wat de impact is en indien mogelijk de effectiviteit is van de (combinaties) van activiteiten op de doelen van de nieuwe leerweg gtl.

In de aanvraag beschrijven de onderzoekers een onderzoeksdesign dat geschikt is voor bovengenoemde onderzoeksdoelen.

Voor het meten van resultaten / effectiviteit en werkzame elementen wordt aangeraden rekening te houden met de grote diversiteit in de initiatieven die scholen en instellingen kunnen implementeren. In de aanvraag moet expliciet aandacht besteed worden aan het realiseren van een geschikte vergelijkingsgroep. Daarnaast dienen aanvragers in te gaan op factoren die van invloed zijn op de generaliseerbaarheid van de resultaten van de pilots praktijkgerichte programma’s. Om een impuls te geven aan de kennisbenutting wordt onderzoekers gevraagd een opschalingsplan te schrijven. Daarmee kunnen vmbo scholen die niet in de pilots zitten ook van de resultaten profiteren en moet de impact van de succesvolle interventies vergroot worden.

Dataverzameling

Om de belasting voor de deelnemende scholen en instellingen te beperken, dient het onderzoek waar mogelijk gebruik te maken van reeds beschikbare instrumenten en gegevens en dienen de onderzoekers zoveel mogelijk aan te sluiten bij reeds lopend onderzoek. Hierbij valt te denken aan leerlingvolgsystemen, CBS-databestanden en parallel lopende monitoring door SLO.

Een nadere beschrijving voor de inhoud, opzet en fasering van het beoogde onderzoek is te vinden in het

Programma voor de monitoring en evaluatie pilots nieuwe leerweg gtl in de bijlage.

Samenwerking tijdens het onderzoek

SLO begeleidt en onderzoekt de pilots op micro-niveau, direct ondersteunend aan de ontwikkeling van de examenprogramma’s in de praktijk, op de werkplek en met formatieve feedback en bijsturing. In verband met het in kaart kunnen brengen van de impact van de aanpak, maar ook de impact van verbeteringen van de aanpak na (pogingen tot) bijsturen, dient de ontwikkeling van de examenprogramma’s en de formatieve feedback en bijsturing systematisch in kaart gebracht te worden. Er zal in de aanvraag expliciet ingegaan moeten worden op de samenwerking met – en onafhankelijkheid ten opzichte van onderzoekers van het SLO ten behoeve van de dataverzameling en de terugkoppeling van tussentijdse resultaten. Zie voorbeelden van vergelijkbaar SLO onderzoek op de SLO website7.

3 Richtlijnen voor aanvragers

In dit hoofdstuk is voor u op een rij gezet welke richtlijnen gelden voor uw subsidieaanvraag. Eerst staat hierin wie subsidie kan aanvragen (paragraaf 3.1), wat voor subsidie u kunt aanvragen (paragraaf 3.2) en wanneer u uw aanvraag uiterlijk moet indienen (paragraaf 3.3). Vervolgens vindt u de richtlijnen voor het opstellen van de aanvraag (paragraaf 3.4) en specifieke subsidievoorwaarden (paragraaf 3.5). In paragraaf 3.6 leest u ten slotte hoe u uw aanvraag indient.

3.1 Wie kan aanvragen

U kunt als onderzoeker een aanvraag indienen als u verbonden bent aan een universiteit in het Koninkrijk der Nederlanden, een instelling voor hoger beroepsonderwijs of een andere onderwijs- of onderzoeksinstelling in Nederland waar onafhankelijk onderwijsonderzoek wordt uitgevoerd.

Het bundelen van expertisegebieden in een samenwerking strekt tot aanbeveling. Een aanvraag telt een hoofdaanvrager en maximaal vier medeaanvragers. Een onderzoeker mag maximaal eenmaal indienen in deze subsidieronde, hetzij als hoofdaanvrager, hetzij als medeaanvrager.

De hoofdaanvrager dient gepromoveerd te zijn en heeft een dienstverband (aanstellingsduur) voor ten minste de looptijd van het onderzoek waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Een mede-aanvrager heeft ten minste een dienstverband (aanstellingsduur) voor de looptijd van zijn/haar inzet binnen het onderzoek. Een hoofd- dan wel mede-aanvrager met een 0-uren aanstelling is uitgesloten van indiening.

Binnen een consortium moet u één persoon aanwijzen die als hoofdaanvrager en projectleider van het onderzoek optreedt. De projectleider is dus dezelfde persoon als de hoofdaanvrager. Deze persoon dient het voorstel in via ISAAC, het elektronische indiensysteem van NWO. Ook ontvangt deze persoon tijdens de beoordelingsprocedure alle berichten van het NRO die voor het consortium bedoeld zijn. Bovendien is deze persoon na eventuele toekenning aanspreekpunt en verantwoordelijk voor het onderzoeksproject dat het NRO financiert. Let op: indien de hoofdaanvrager indient vanuit een instelling die niet valt onder het Onderwijsaccountantsprotocol, gelden er bij de financiële verantwoordingen extra controlerichtlijnen. Dit betekent dat een accountantsverklaring moet worden ingediend. Meer informatie kunt u vinden in de NWO subsidieregeling artikel 3.5.3.

Op alle personen, inclusief de medewerkers van NWO, die betrokken zijn bij de beoordeling van en besluitvorming over aanvragen die in het kader van deze call for proposals worden ingediend is de NWO Code Persoonlijke Belangen van toepassing. De Code Persoonlijke Belangen noemt persoonlijke belangen die deelname aan het beoordelingsproces zonder meer uitsluiten en persoonlijke belangen waarbij een afweging moet worden gemaakt of en onder welke voorwaarden deelgenomen kan worden aan het beoordelingsproces. Op grond van artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht dient tevens de schijn van vooringenomenheid te worden uitgesloten. Voor wat betreft het kunnen indienen van een aanvraag betekent dit concreet dat leden van de beoordelingscommissie niet tevens aanvrager kunnen zijn in deze subsidieronde. Dit geldt ook voor leden van de programmaraden, programmacommissies en de Stuurgroep van het NRO, indien zij betrokken zijn bij de beoordeling en/of besluitvorming van deze ronde.

Meer informatie over de Code Persoonlijke Belangen kunt u vinden op www.nwo.nl/code.

3.2 Wat kan aangevraagd worden

Voor een onderzoeksvoorstel in deze ronde kan in totaal minimaal € 1.128.000 euro worden aangevraagd met een maximale looptijd van 4,5 jaar. De budgetmodules (inclusief de maximum bedragen) die binnen deze call for proposals beschikbaar zijn staan vermeld in de tabel hieronder. Vraag alleen datgene dat essentieel is om het onderzoek uit te voeren.

Budgetmodule

Maximaal bedrag

Promovendus

volgens VSNU-tarieven of NFU-tarieven1

Professional Doctorate in engineering (PDeng)

volgens VSNU-tarieven of NFU-tarieven1

Niet-wetenschappelijk personeel (NWP) bij universiteiten

€ 100.000, volgens VSNU-tarieven of NFU-tarieven1, in combinatie met promovendi en/of postdoc(s)

Personeel aan onderwijs- en de onderzoeksinstellingen en overige organisaties

tarieven op basis van Handleiding Overheidstarieven 2017

Materiële kosten

€ 15.000 per jaar per fte van een promovendus en/of postdoc en/of per jaar per 0.2 fte aangevraagde wetenschappelijk medewerker onder het HOT-tarief

Investeringen (t/m € 150.000)

Maximaal € 150.000

Investeringen (€ 150.000 t/m € 500.000)

groter of gelijk aan € 150.000 (voor dataverzamelingen geldt een minimum van € 25.000) en kleiner of gelijk aan € 500.000

Kennisbenutting

€ 25.000

Internationalisering

€ 25.000

X Noot
1

Voor personeel in het buitenland worden de lokale tarieven vergoed tot maximaal de VSNU-tarieven.

De Programmaraad voor Onderwijsonderzoek heeft het recht om vanwege budgettaire en inhoudelijke overwegingen minder dan het gehele aangevraagde budget toe te kennen.

Cofinanciering

Het NRO waardeert publieke en/of private cofinanciering en/of matching (eigen bijdrage) in de vorm van personele en materiële bijdragen, in cash of in kind. U moet de rol en de garantie van deze publieke en/of private cofinanciering / matching (eigen bijdrage) dan wel duidelijk toelichten in het aanvraagformulier. Daarnaast dient u samen met uw aanvraag een ‘letter of commitment’ in. Een voorbeeldbrief vindt u onder aan de financieringspagina van deze ronde op www.nwo.nl. De cofinanciering / matching mag niet hoger zijn dan het bij het NRO aangevraagde budget, omdat het NRO de hoofdfinancier moet zijn. De verdere voorwaarden voor private cofinanciering leest u in artikel 1.5 van de NWO Subsidieregeling 2017. Voor deze call geldt het NWO-beleid over intellectueel eigendom waarbij de projectleider de regie heeft bij de verdeling van de IE-rechten op de projectresultaten (art. 4.2.4. derde lid NWO Subsidieregeling 2017).

Een nadere toelichting op de budgetmodules vind u in bijlage 6.2 bij deze call.

3.3 Wanneer kan aangevraagd worden

De deadline voor het indienen van de intentieverklaringen is 10 december 2020, om 14:00:00 CE(S)T. De deadline voor het indienen van aanvragen is 14 januari 2021, om 14:00:00 CE(S)T.

Bij het indienen van uw aanvraag in ISAAC dient u ook online nog gegevens in te voeren. Begin daarom ten minste één dag vóór de deadline van deze call for proposals met het indienen van uw aanvraag. Aanvragen die na de deadline worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

3.4 Het opstellen van de aanvraag

  • Download het aanvraagformulier vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of vanaf de website van NWO (onderaan de webpagina van het betreffende financieringsinstrument).

  • Download het begrotingsformat vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of vanaf de website van NWO

  • (onderaan de webpagina van het betreffende financieringsinstrument);

  • Vul het aanvraagformulier en de begrotingsformat in.

  • Sla het formulier op als pdf en upload het in ISAAC. U moet uw aanvraag in het Nederlands opstellen.

Disciplinecodes

U bent verplicht om in het aanvraagformulier een of meerdere disciplinecode(s) in te vullen die van toepassing is of zijn op het voorgestelde onderzoek. U kunt hiervoor alleen gebruikmaken van de NWO- disciplinecodes, te vinden via www.nwo.nl/disciplinecodes. U moet deze informatie ook in ISAAC invullen voor u de aanvraag indient. Dit doet u in het tabblad ‘Algemeen’ bij ‘Disciplines’.

Zowel in het aanvraagformulier als in ISAAC neemt u in ieder geval de disciplinecode voor ‘Onderwijswetenschappen’ (41.90.00) op. U zet in rangorde van boven naar onder de belangrijkste (sub)disciplines.

3.5 Subsidievoorwaarden

Op alle aanvragen zijn de NWO-subsidieregeling 2017 en het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek van toepassing.

Ethische aspecten

Een aanvrager is verantwoordelijk voor het nagaan of zijn/haar onderzoeksvoorstel ethische vragen op kan roepen en voor het tijdig verkrijgen van een goedkeurende verklaring van de juiste ethische commissie, indien nodig en aanwezig (bij één van de consortiumpartners, in principe bij de hoofdaanvrager). Dit kan de aanvrager doen na honorering van de aanvraag.

Bij honorering wordt de subsidie verleend onder de voorwaarde dat de verklaring van de juiste ethische commissie wordt verkregen, indien nodig en aanwezig (bij één van de consortiumpartners, in principe bij de hoofdaanvrager). Een onderzoeksproject kan pas starten als NRO (indien nodig) een kopie van de goedkeurende ethische verklaring ontvangen heeft. NRO verwacht dat onderzoekers rekening houden met het tijdpad van de beoordelingsprocedure en de tijd die nodig is voor de toetsing door een ethische commissie. Voor complexe vragen op het gebied van ethische vraagstukken, behoudt NRO zich het recht voor een externe adviseur te raadplegen.

Wetenschappelijke integriteit

Het onderzoek dat NRO financiert moet, conform de NWO Subsidieregeling 2017, uitgevoerd worden in overeenstemming met de nationaal en internationaal aanvaarde normen van wetenschappelijk handelen zoals neergelegd in de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (2018). Met het indienen van de aanvraag committeert de aanvrager zich aan deze code. In geval van (mogelijke) schending van voornoemde normen bij een door NRO gefinancierd onderzoek, dient de aanvrager NRO hiervan onverwijld op de hoogte te stellen en dient deze alle ter zake relevante documenten aan NRO te overleggen. Meer informatie over de gedragscode en het beleid op het gebied van wetenschappelijke integriteit vindt u op de website: www.nwo.nl/integriteit.

Open Access

Als ondertekenaar van de Berlin Declaration on Open Access to Knowlegde in the Sciences and Humanities (2003) zet NWO zich in om de resultaten van wetenschappelijk onderzoek dat door NWO gefinancierd wordt vrij toegankelijk te maken via internet (open access). Daarmee geeft NWO invulling aan het beleid van de Nederlandse regering om al het publiek gefinancierde onderzoek open access te maken. Alle wetenschappelijke publicaties van onderzoek dat is gefinancierd op basis van toekenningen voortvloeiend uit deze call for proposals dienen daarom onmiddellijk (op het moment van publicatie) open access beschikbaar te zijn. NWO accepteert daarbij verschillende routes:

  • publicatie in een open access tijdschrift,

  • deponeren van een versie van het artikel in een repository of

  • publicatie in een hybride tijdschrift waarover de VSNU overeenkomsten heeft gemaakt met uitgevers. Zie daarover www.openaccess.nl.

Eventuele kosten voor publiceren in open access tijdschriften kunnen worden begroot in de projectbegroting. NWO vergoedt geen kosten voor publicaties in hybride tijdschriften. Deze voorwaarden geldt voor alle vormen van wetenschappelijke publicaties voortkomend uit deze call for proposals. Ook wetenschappelijke monografieën, edited volumes, proceedings en hoofdstukken. Voor een nadere toelichting op het open access beleid van NWO zie: www.nwo.nl/openscience.

Datamanagement

Resultaten van wetenschappelijk onderzoek moeten kunnen worden gerepliceerd, geverifieerd en gefalsifieerd. In het digitale tijdperk betekent dit dat behalve publicaties ook onderzoeksdata zo veel mogelijk vrij toegankelijk moeten zijn. NWO verwacht dat de onderzoeksdata die voortkomen uit projecten die door NWO zijn gefinancierd zo veel mogelijk vrij beschikbaar komen voor hergebruik door andere onderzoekers.

NWO hanteert daarbij het principe: “zo open als mogelijk, beschermd indien nodig”. Van onderzoekers wordt verwacht dat zij ten minste die data en/of niet-numerieke resultaten die ten grondslag liggen aan de conclusies van binnen het project gepubliceerde werken openbaar maken, gelijktijdig met de publicatie zelf. Eventuele kosten die hiervoor worden gemaakt, kunnen worden meegenomen in de projectbegroting.

Onderzoekers maken kenbaar hoe met data voortkomend uit het project wordt omgegaan middels de datamanagementparagraaf in de onderzoeksaanvraag, en het datamanagementplan na honorering.

1. Datamanagementparagraaf

De datamanagementparagraaf maakt deel uit van de onderzoeksaanvraag. Onderzoekers worden dus gevraagd reeds voor aanvang van het onderzoek te bedenken hoe de verzamelde data geordend en gecategoriseerd moeten worden zodat zij vrij beschikbaar kunnen worden gesteld. Vaak zullen al vóór het tot stand komen van de data en de analyse daarvan maatregelen getroffen moeten worden om opslag en deling later mogelijk te maken. Indien niet alle data voortkomende uit het project openbaar gemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld om redenen van privacy, ethiek of valorisatie, dient de aanvrager dit beargumenteerd kenbaar te maken in de datamanagementparagraaf.

2. Datamanagementplan

Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker de datamanagementparagraaf uit te werken tot een datamanagementplan. De onderzoeker beschrijft in het plan of gebruik gemaakt wordt van bestaande data of dat het om een nieuwe dataverzameling gaat en hoe de dataverzameling dan FAIR: vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar gemaakt wordt. Het datamanagementplan dient voor indiening te zijn afgestemd met een data steward of vergelijkbare functionaris van de kennisinstelling waar het onderzoek wordt uitgevoerd. Uiterlijk 4 maanden na honorering van de aanvraag moet dat plan via ISAAC zijn ingediend bij NWO. NWO keurt het plan zo snel mogelijk goed. Goedkeuring van het datamanagementplan door NWO is voorwaarde voor de subsidieverlening. Het plan kan tijdens het onderzoek worden bijgesteld.

Meer informatie over het datamanagementprotocol van NWO staat op: www.nwo.nl/datamanagement.

NARCIS

De start van het onderzoek dient u te melden bij NARCIS (via www.narcis.nl). Dit is de Nederlandse onderzoekdatabank van Data Archiving and Networked Services (DANS) van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Op die manier komt er een onderzoeksbeschrijving terecht in de databank van NARCIS. Het onderzoek staat binnen vijf werkdagen na aanmelding in NARCIS. Het krijgt daarbij een uniek onderzoeknummer (OND-nummer). Daarmee is het bekend voor andere onderzoekers.

DANS

Alle producten en tussenproducten moet u binnen drie maanden na publicatie van een rapport uploaden in EASY. Dit is het online archiveringssysteem van Data Archiving and Networked Services (DANS) van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW, i.c. www.easy.dans.knaw.nl). Het gaat hier met name om de databestanden met onderzoeksgegevens die zich lenen voor meervoudig gebruik. Uiteraard moet u ervoor zorgen dat de bestanden geen vertrouwelijke gegevens en gerubriceerde gegevens bevatten. Ook schrapt u de gegevens waarvan op grond van de wet- en regelgeving het openbaar maken achterwege moet blijven. U moet bij het aanbieden van de databestanden het unieke OND-nummer vermelden. Ook moeten de databestanden voldoen aan de richtlijnen van DANS. Na opname van de databestanden in EASY kent DANS een Persistent Identifier toe aan het databestand.

Na toekenning

Uiterste startdatum

Een toegekend project moet uiterlijk een maand na de toekenning beginnen. Als het project te laat start dan kan het NRO het subsidieverleningsbesluit intrekken.

Voor de start van het project dient u de volgende startdocumenten in via ISAAC:

  • Een volledig ingevuld en ondertekend projectmeldingsformulier (PMF);

  • Een formulier ‘deelnameverklaring’ ondertekend door alle partners in het consortium.

Daarnaast registreert u iedere aanstelling van een promovendus of postdoc via ISAAC voor de aanstellingsduur op het project. U kunt alle documenten downloaden via www.nro.nl/projectbeheer.

Startgesprek

Het project begint met een startgesprek met het NRO-bureau, de Programmaraad voor Onderwijsonderzoek en betrokkenen vanuit beleid (Ministerie van OCW) en/of praktijk. Tijdens dit gesprek stemt u (nader) af over de onderzoeksopzet, de beoogde opbrengsten en eventueel de samenwerking met de andere lopende of te starten onderzoeken op dit thema.

Tussentijdse wijzigingen melden

U bent als hoofdaanvrager verplicht om het onmiddellijk te melden als er wijzigingen zijn in de planning of uitvoering van het onderzoek. In die melding geeft u het NRO een beargumenteerde motivatie voor de wijzigingen.

Voor budgetverschuivingen geldt dat u een verschuiving tussen personele en materiële kosten en een verschuiving binnen personele kosten altijd moet voorleggen aan het NRO. Een verschuiving binnen het materieel budget hoeft u alleen voor te leggen als:

  • de verschuiving gevolgen heeft voor de inhoud, planning en/of beoogde opbrengsten van het onderzoek;

  • de verschuiving groter is dan 20% van het totale materieel budget.

Monitoring voortgang onderzoek

De hoofdaanvrager dient elk jaar rond de zomer verslag te doen van het tot dan toe uitgevoerde onderzoek. De rapportage dient ook aan te geven hoe het onderzoek in de resterende looptijd wordt uitgevoerd. De tussenrapportages worden in afstemming gepland met de ministeries van OCW en het NRO.

Het NRO monitort de voortgang en evalueert de resultaten van het onderzoek. Hierbij gaan we uit van de planning en beoogde opbrengsten zoals vermeld in uw aanvraag. Zien we een aanzienlijke afwijking op de aanvraag, terwijl we daarvoor geen toestemming hebben gegeven? Dan heeft het NRO het recht om de betaling van tranches (tijdelijk) stop te zetten, en de subsidie gedeeltelijk of geheel in te trekken, en waar nodig terug te vorderen. In het subsidieverleningsbesluit ontvangt de hoofdaanvrager een nader uitgewerkte toetsings- en evaluatieprocedure.

Daarnaast vraagt het NRO dat u gedurende de looptijd, en tot twee jaar na de looptijd van het project, iedere publicatie of andere vorm van output registreert in ISAAC. U volgt hierbij het Standaard Evaluatie Protocol (SEP). Op www.isaac.nwo.nl vindt u een uitgebreide beschrijving van welke stappen u doorloopt om producten in ISAAC te registreren.

Kennisbenutting

Voor NRO is het van belang dat de gegenereerde kennis voortkomend uit door NRO gefinancierd onderzoek ook zijn weg vindt naar de maatschappij. Om de potentie voor maatschappelijke impact van het onderzoek te vergroten is aantoonbare betrokkenheid nodig van belangrijke gebruikers vanaf de vorming van het consortium tot en met afronding van het project.

Gedurende de uitvoering van het onderzoek vraagt het NRO consortia te reflecteren op de impact van het onderzoek en na te denken op welke manier informatie uit het onderzoek benut, verspreid en geborgd kan worden onder eindgebruikers en andere belanghebbenden. Dit komt terug in het monitoren van de voortgang van het onderzoek.

Eindrapport en Factsheet

Drie maanden voor de einddatum van de monitor en van de evaluatie verwacht de Programmaraad voor Onderwijsonderzoek een digitale conceptversie van het eindrapport plus een factsheet. In de factsheet staan puntsgewijs de kenmerken van de publicatie beknopt beschreven. Deze informatie helpt de gebruiker van kennis te bepalen of de publicatie past bij de informatiebehoefte. De hoofdaanvrager dient beide documenten in via ISAAC.

De programmaraad beoordeelt het concepteindrapport(en) (van de monitor en de evaluatie) en de factsheet op zichzelf, maar ook tegen de achtergrond van de oorspronkelijke aanvraag en overige relevante documenten gedurende de looptijd van het onderzoeksproject. Binnen dertig dagen ontvangt de hoofdaanvrager een reactie van de programmaraad in de vorm van een goed- of afkeuring van de conceptversie en inhoudelijk commentaar. Indien:

  • het rapport wordt afgekeurd, dient de onderzoeker het rapport aan te passen op grond van het commentaar totdat het wordt goedgekeurd door de programmaraad;

  • het rapport is goedgekeurd, verwerkt de onderzoeker het (laatste) commentaar in het rapport waarna de definitieve versie binnen de gestelde termijn wordt ingediend via ISAAC

Het eindrapport moet de volgende onderdelen bevatten:

  • de publicatie is gericht op een breed publiek waaronder in ieder geval beleidsmakers en professionals uit de onderwijspraktijk en de regio;

  • het eindrapport wordt in het Nederlands opgesteld;

  • het bevat een leesbare Nederlandse samenvatting/managementsamenvatting van de belangrijkste resultaten van maximaal twee pagina’s, bij voorkeur voorin het rapport;

  • de tekst moet overzichtelijk zijn, de lezer moet zich snel een beeld kunnen vormen van de inhoud en de

  • relevantie voor zijn of haar eigen praktijk;

  • het rapport dient de methodologische en wetenschappelijke verantwoording van de gebruikte procedure (inclusief veldwerk / dataverzameling en kwaliteit van het databestand) te bevatten. Deze informatie moet helder en toegankelijk worden weergegeven;

  • de resultaten van de analyses ter beantwoording van de onderzoeksvragen;

  • de relevantie voor praktijk en beleid.

Beoordeling output

Het onderzoek is pas succesvol afgerond als de in de aanvraag genoemde output is opgeleverd. Nadat uw project succesvol is afgerond publiceert het NRO de output plus de factsheet op de website.

Presentatie projecten

Het NRO belegt regelmatig bijeenkomsten waar onderzoeken die zijn gehonoreerd gepresenteerd worden. Daarmee beoogt het NRO, conform zijn missie, bij te dragen aan het verbeteren en vernieuwen van het onderwijs. Het NRO kan uitvoerders van dit project uitnodigen om aan dergelijke bijeenkomsten een bijdrage te leveren. Daarnaast wordt van de uitvoerders gevraagd om hun onderzoek te presenteren op andere bijeenkomsten in relatie tot de nieuwe leerweg vmbo en het OCW programma sterk beroepsonderwijs, en om dit mee te nemen in het kennisbenuttingsplan en de begroting.

Eindverslag en financiële verantwoording

Uiterlijk binnen drie maanden na afronding van het onderzoek dient de hoofdaanvrager een eindverslag en een financiële verantwoording in via ISAAC. Let op: indien de instelling van de hoofdaanvrager geen onderwijsinstelling is en het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ niet van toepassing is, moet tevens een accountantsverklaring worden ingediend.

Daarnaast registreert u afzonderlijk in ISAAC alle tot dan toe in het project gerealiseerde en in de aanvraag genoemde output. Als de programmaraad het eindverslag heeft goedgekeurd, sluit het NRO de subsidieperiode af en stelt de definitieve subsidie vast.

3.6 Het indienen van een aanvraag

Het indienen van een aanvraag kan alleen via het online aanvraagsysteem ISAAC. Aanvragen die niet via ISAAC zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Een hoofdaanvrager is verplicht zijn/haar aanvraag via zijn/haar eigen ISAAC-account in te dienen. Indien de hoofdaanvrager nog geen ISAAC-account heeft, dient hij/zij dat minimaal een dag voor het indienen aan te maken. Dit om eventuele aanmeldproblemen op tijd te kunnen verhelpen. Indien de hoofdaanvrager al een account bij NWO heeft, hoeft deze geen nieuw account aan te maken om een nieuwe aanvraag in te dienen. Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de ISAAC-helpdesk, zie paragraaf 5.1.2.

4 Beoordelingsprocedure

In dit hoofdstuk staat eerst hoe de beoordelingsprocedure verloopt (paragraaf 4.1). Vervolgens ziet u in paragraaf 4.2 aan welke criteria de beoordelingscommissie uw aanvraag toetst.

Voor alle bij de beoordeling en/of besluitvorming betrokken personen en betrokken NWO-medewerkers is de Code persoonlijke belangen van toepassing.

4.1 Procedure

De eerste stap in de beoordelingsprocedure is een toets of de aanvraag in behandeling genomen kan worden. Hiervoor worden de voorwaarden zoals beschreven in hoofdstuk 3 van deze call for proposals toegepast.

Voor alle bij de beoordeling en/of besluitneming betrokken personen en betrokken NWO-medewerkers is de NWO-code omgang met persoonlijke belangen van toepassing (www.nwo.nl/code).

De datamanagementparagraaf in de aanvraag wordt niet beoordeeld en derhalve ook niet meegewogen in de beslissing om een aanvraag al of niet toe te kennen. Zowel de referenten als de commissie kunnen wel advies geven met betrekking tot de datamanagementparagraaf. Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker de paragraaf uit te werken in een datamanagementplan. Aanvragers kunnen hierbij gebruik maken van het advies van de referenten en commissie. Het project kan van start gaan zodra het datamanagementplan is goedgekeurd door NWO.

NWO voorziet alle uitgewerkte aanvragen van een kwalificatie. Deze kwalificatie wordt aan de aanvrager bekend gemaakt bij het besluit over al dan niet toekennen van financiering.

Om voor financiering in aanmerking te kunnen komen, dient een aanvraag ten minste de kwalificatie goed te krijgen.

Voor meer informatie over de kwalificaties zie: http://www.nwo.nl/kwalificaties.

In deze subsidieronde is gekozen voor een procedure met uitgewerkte aanvragen.

De procedure bestaat uit de volgende stappen:

  • Indiening van intentieverklaringen

  • Indiening van aanvragen

  • In behandeling nemen van aanvragen

  • Voorselectie (optioneel)

  • Preadvisering beoordelingscommissie

  • Mogelijkheid tot weerwoord (schriftelijk bij meer dan 5 aanvragen, of interviews met de beoordelingscommissie bij max. 5 aanvragen)

  • Beoordeling door de beoordelingscommissie

  • Besluitvorming Programmaraad voor Onderwijsonderzoek

Vanwege de in de beoordelingscommissie aanwezige expertise wijkt de selectieprocedure van advisering, beoordeling en besluitvorming af. Het NRO heeft besloten gebruik te maken van de mogelijkheid gegeven bij artikel 2.2.4 van de NWO Subsidieregeling 2017. De afwijking houdt in dat het NRO de beoordelingsprocedure uitvoert zonder referenten in te schakelen.

Op grond van het krappe tijdpad is besloten om, indien uitvoerbaar (d.w.z. 5 aanvragen of minder), interviews te houden met de aanvragers. Deze mogelijkheid volgt uit artikel 2.2.6. van de NWO Subsidieregeling 2017.

Indiening van intentieverklaringen

Met een intentieverklaring geeft u aan dat u een aanvraag wilt indienen voor deze call for proposals. Het indienen van een intentieverklaring is verplicht om een aanvraag in te kunnen dienen.

Uw intentieverklaring moet voor 10 december 2020, 14:00:00 uur CE(S)T in ISAAC zijn ontvangen.

De intentieverklaring is bedoeld om het NRO te informeren over het te verwachten aantal aanvragen. Daarnaast gebruikt het NRO de intentieverklaring voor het versturen van de uitnodiging voor een mogelijke informatiebijeenkomst (zie bijlage 6.1, p.3). Het indienen van een intentieverklaring kan alleen via het online aanvraagsysteem ISAAC. Intentieverklaringen die niet tijdig via ISAAC zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Er is voor de intentieverklaring géén formulier beschikbaar: de aanvrager dient de intentieverklaring in door in te loggen in ISAAC en in de ISAAC-omgeving enkele gegevens in te voeren. ISAAC vraagt naar:

  • Administratieve gegevens over de aanvrager en werkgever;

  • Titel van de intentieverklaring: vul hier de (concept-)titel van uw aanvraag in;

  • Samenvatting: noem hier uw medeaanvragers. Vermeld dan de naam van de medeaanvragers en de instelling waar deze werkzaam zijn.

Het is verplicht om bij de intentieverklaring een definitieve opgave te doen van de hoofdaanvrager en medeaanvrager(s). U kunt hier niet meer van afwijken in het aanvraagformulier. De titel van de samenvatting mag in de aanvraag nog wél worden gewijzigd.

Na het indienen van de intentieverklaring ontvangt de hoofdaanvrager een (automatisch verzonden) ontvangstbevestiging op het e-mailadres dat geregistreerd staat in zijn/haar ISAAC-account.

U mag een intentieverklaring overigens intrekken. Als u de verklaring via ISAAC hebt ingediend, moet u deze ook in ISAAC terugtrekken.

Indiening van aanvragen

Voor indiening van de aanvraag is een standaardformulier beschikbaar op de financieringspagina van deze subsidieronde. In uw aanvraag moet u zich houden aan de vragen die in dit formulier staan en aan de werkwijze die in de toelichting staat. Ook moet u zich houden aan de richtlijnen voor het maximale aantal woorden en pagina’s.

Uw volledig ingevulde aanvraagformulier moet voor 14 januari 2021, 14:00:00 uur via ISAAC zijn ontvangen. Na dit tijdstip kunt u uw aanvraag niet meer indienen. Na ontvangst van de aanvraag ontvangt de indiener hiervan een bevestiging.

In behandeling nemen van de aanvragen

Zo snel mogelijk nadat u uw aanvraag hebt ingediend, hoort u of het NRO uw aanvraag in behandeling neemt. Het NRO-secretariaat bepaalt dat aan de hand van een aantal administratief-technische criteria (zie de ontvankelijkheidscriteria in paragraaf 4.2.1). Alleen als uw aanvraag hieraan voldoet, kan het NRO deze in behandeling nemen.

Voorselectie (optioneel)

Bij grote aantallen aanvragen kan de Programmaraad voor Onderwijsonderzoek ervoor kiezen om een voorselectie te houden (conform art. 2.2.3 NWO Subsidieregeling 2017). Dit kan als het aantal ingediende aanvragen minimaal vier maal groter is dan het aantal honoreringen. Bij een voorselectie beoordeelt de beoordelingscommissie de aanvragen globaal op de beoordelingscriteria. Zij geeft de aanvrager daarbij gelegenheid tot wederhoor en adviseert vervolgens de programmaraad. Vervolgens besluit de programmaraad de minder kansrijke aanvragen terzijde te schuiven.

Preadvisering beoordelingscommissie

Alle aanvragen worden eerst voor commentaar voorgelegd aan (enkele) leden van de beoordelingscommissie (de preadviseurs). De preadviseurs geven schriftelijk een inhoudelijk en beargumenteerd commentaar op het voorstel. Zij formuleren dit commentaar aan de hand van de beoordelingscriteria (zie paragraaf 4.2.2).

Daarnaast geven de preadviseurs voor elk hoofdcriterium een score. De preadviseurs mogen geen persoonlijke belangen hebben bij de aanvragen waarover zij adviseren.

Weerwoord

U als hoofdaanvrager ontvangt vervolgens de geanonimiseerde preadviezen op de aanvraag. Indien er meer dan 5 aanvragen worden ingediend, zal u in de gelegenheid worden gesteld een schriftelijk weerwoord te formuleren. U hebt daarna minimaal vijf werkdagen de gelegenheid om een weerwoord te formuleren. Als blijkt dat er 5 of minder aanvragen zijn ingediend, dan kan de wederhoor in de vorm van een interview plaatsvinden.

Het interview wordt afgenomen door de beoordelingscommissie. Tijdens het interview dient in ieder geval de hoofdaanvrager aanwezig te zijn. De interviews zullen worden afgenomen begin maart 2021.

Mocht de teneur van de preadviezen overwegend negatief zijn, dan kunt u de aanvraag eenvoudig terugtrekken. De kans op een positieve beoordeling is over het algemeen namelijk klein bij overwegend negatieve preadviezen. Mocht u besluiten de aanvraag terug te trekken, dan dient u dit zo snel mogelijk per e- mail aan het bureau te melden en de aanvraag in ISAAC in te trekken.

Beoordeling door de beoordelingscommissie

De aanvragen, preadviezen en interviews/weerwoorden fungeren als startpunt voor de bespreking door de beoordelingscommissie. De Programmaraad voor Onderwijsonderzoek stelt deze beoordelingscommissie in op basis van expertise. Voor de beoordelingscommissie geldt de ‘Code omgang met persoonlijke belangen’. De commissie stelt naar aanleiding van haar uiteindelijke oordeel een schriftelijk advies op voor de programmaraad over de kwaliteit en prioritering van de aanvragen. Dit advies baseert zij op de beoordelingscriteria. Het voorstel als geheel moet ten minste de kwalificatie 'goed' krijgen. Daarnaast moeten de vier criteria ten minste de kwalificatie goed krijgen om in aanmerking te komen voor honorering.

De kwalificaties komen tot stand op basis van scores per criterium volgens de NWO scoretabel (op een schaal van 1 tot 9, waarbij ‘1’ excellent is en ‘9’ zeer matig). Indien na beoordeling blijkt dat twee of meer aanvragen met dezelfde gewogen totaalscore (twee decimalen achter de komma) gelijk eindigen, en deze aanvragen bevinden zich op de grens van honorering binnen het subsidieplafond, dan zal de aanvraag die de hoogste score heeft behaald op het criterium ‘wetenschappelijke kwaliteit’ als hoogste eindigen. Als ook dan aanvragen gelijk eindigen, zal de aanvraag die de hoogste score heeft behaald op het criterium ‘beleidsmatige betekenis en praktijkrelevantie’ als hoogste eindigen. Als ook dan aanvragen gelijk eindigen bepaalt de commissie met behulp van een (anonieme) meerderheidsstemming de rangorde (art. 2.2.7. lid 3 sub a, onderdeel iv NWO Subsidieregeling 2017). Mochten de stemmen staken zal het NRO door middel van een door een notaris uit te voeren loting de prioritering vaststellen.

Besluitvorming door de programmaraad

Tot slot toetst de Programmaraad voor Onderwijsonderzoek het advies van de beoordelingscommissie. Vervolgens stelt zij de definitieve kwalificaties vast en besluit zij welke aanvragen worden gehonoreerd. Er kan naar verwachting één aanvraag worden gehonoreerd. Daarbij kan de programmaraad beleidsmatige overwegingen meenemen.

Bezwaar en beroep

Voor het indienen van formele bezwaren tegen besluiten in het kader van de subsidieronde Monitor en evaluatie pilots nieuwe leerweg gtl, staan de geldende bezwaar- en beroepsprocedures open.

4.2 Tijdpad

10 december 2020

Intentieverklaring

15 december 2020

(Mogelijk) informatiebijeenkomst

14 januari 2021

Deadline indiening aanvragen

Februari 2021

Schrijven preadviezen leden beoordelingscommissie

Februari 2021

Schriftelijk weerwoord indien 6 of meer aanvragen

Begin maart 2021

Vergadering beoordelingscommissie (en bij 5 aanvragen of minder mogelijk interviews)

Maart 2021

Besluitvorming Programmaraad voor Onderwijsonderzoek

Begin april 2021

Het NRO informeert de indieners over het besluit

Aanpassingen tijdpad

Het kan zijn dat het NRO het noodzakelijk acht om tijdens de lopende procedure nog aanpassingen in het tijdpad van deze subsidieronde aan te brengen. Uiteraard ontvangt u hierover op tijd bericht.

4.3 Criteria

4.3.1 Formele ontvankelijkheidscriteria

Het NRO neemt uw aanvraag alleen in behandeling als deze voldoet aan een aantal formele voorwaarden. Deze voorwaarden zijn:

  • de aanvraag is ingediend door een persoon die aan de gestelde eisen in paragraaf 3.1 voldoet;

  • de aanvraag is ingediend via het ISAAC-account van de hoofdaanvrager;

  • de hoofdaanvrager heeft eerder tijdig een intentieverklaring in de subsidieronde Monitor en evaluatie pilots nieuwe leerweg gtl ingediend;

  • de aanvraag bevat dezelfde hoofdaanvrager en medeaanvrager(s) als in de intentieaanvrager;

  • de aanvraag is op tijd ontvangen;

  • de aanvraag is in het Nederlands opgesteld;

  • het budget is volgens de richtlijnen in de call for proposals opgesteld;

  • de periode waarover u subsidie aanvraagt, is maximaal 54 maanden.

  • het aanvraagformulier is, na eventueel verzoek tot aanvulling of wijziging, juist, compleet en volgens de instructies ingevuld;

Het NRO toetst uw aanvraag eerst op deze voorwaarden. Alleen als uw aanvraag hieraan voldoet, wordt deze toegelaten tot de beoordelingsprocedure. U wordt gevraagd om na indiening van een aanvraag beschikbaar te zijn om eventuele wijzigingen door te voeren om (alsnog) te voldoen aan de ontvankelijkheidscriteria.

4.3.2 Inhoudelijke beoordelingscriteria

De onderzoeksvoorstellen voor deze call for proposals worden inhoudelijk beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • 1. Wetenschappelijke kwaliteit

  • 2. Beleidsmatige betekenis

  • 3. Praktijkrelevantie

  • 4. Kwaliteit consortium

  • 5. Kennisbenutting en samenwerking

De criteria hebben de volgende onderliggende onderdelen.

1. Wetenschappelijke kwaliteit (20%)

Wetenschappelijk belang

  • In welke mate en op welke wijze is het onderzoek theoretisch en/of methodisch en/of in descriptief opzicht van belang?

Uitwerking probleemstelling en onderzoeksvragen

  • Is de centrale probleemstelling helder beschreven, afgebakend en uitgewerkt?

  • Is de thematiek uit hoofdstuk 2 van deze call for proposals duidelijk en voldoende in acht genomen?

  • Is de aanduiding van en de aansluiting op bestaande (ook beleidsspecifieke) kennis en theorieën adequaat?

  • Is de probleemstelling op consequente wijze uitgewerkt in onderzoeksvragen en – voor zover van toepassing – in een conceptueel model en/of hypothesen?

  • Is er voldoende aandacht voor samenhang en dwarsverbanden tussen de verschillende onderdelen van het voorstel?

  • Is de keuze voor de te bestuderen (potentieel) werkzame mechanismen en condities en hun samenhang uit het beschreven conceptueel kader voldoende onderbouwd? En is de keuze voor de toegevoegde mechanismen en condities ook onderbouw?

Opzet en methoden

  • Zijn de voorgestelde methoden, meetinstrumenten en technieken doelmatig en geschikt om de onderzoeksvragen te beantwoorden?

  • Is de gekozen onderzoeksopzet consistent, voldoende gemotiveerd en is de fasering adequaat?

  • Is de aanvraag helder over maatregelen die genomen worden om de betrouwbaarheid en validiteit van de onderzoeksinstrumenten te optimaliseren?

  • Wordt de bevragingslast voor scholen zoveel mogelijk beperkt, onder andere door waar mogelijk al beschikbare onderzoeksgegevens te gebruiken? Voldoet de onderbouwing waarom aanvullende dataverzameling nodig is?

  • Blijkt uit de aanvraag dat de onafhankelijkheid van de evaluatie voldoende kan worden gewaarborgd?

  • Wordt voorziene responsproblematiek voldoende geadresseerd?

  • Verdienen keuze en uitwerking van de probleemstelling en/of de theoretische uitwerking en/of methodologie de kwalificatie origineel en vernieuwend? Waarbij er rekening wordt gehouden met de bevragingslast van het veld en het behalen van respons.

Haalbaarheid, organisatie en begroting van het onderzoek

  • Is er een goed doordacht en haalbaar werk- en publicatieplan waarbij rekening wordt gehouden met de minimale en maximale looptijd van het onderzoeksproject?

  • Is er een analyse van risicofactoren en een plan van aanpak hoe deze voldoende te adresseren?

  • Is aannemelijk, op basis van een verkenning, pilot of eerder onderzoek, dat het onderzoek uitvoerbaar is (binnen de randvoorwaarden van deze call for proposals)?

  • Is de organisatie van het project en de samenwerking binnen het onderzoek helder omschreven?

  • Is de raming van de aangevraagde personele en materiële middelen redelijk voor het voorgestelde onderzoek en voldoende adequaat beargumenteerd?

2. Beleidsmatige betekenis (20%)

Programmatische betekenis

  • Is de relevantie van het voorgestelde onderzoek helder en overtuigend voor de in hoofdstuk 2 van deze call for proposals geproblematiseerde beleidsvraagstukken?

Relevantie voor onderwijsbeleid

  • Is de beleidsmatige betekenis van het onderzoek helder en overtuigend? Wordt gezocht naar een oplossing, een nieuwe visie, zinvolle aanbevelingen?

  • Speelt het onderzoek in op vragen en problemen waarmee professionals zich in het beleid geconfronteerd zien?

  • Is er interactie tussen wetenschap en beleid om tot bruikbare kennis voor beleid te komen?

3. Praktijkrelevantie (20%)

Programmatische betekenis

  • Is de relevantie van het voorgestelde onderzoek helder en overtuigend voor de in hoofdstuk 2 van deze call for proposals geproblematiseerde praktijk vraagstukken?

Relevantie voor onderwijspraktijk

  • Is het onderzoek relevant voor de vragen en problemen waarmee de onderwijspraktijk zich in de praktijk geconfronteerd ziet?

  • Is er interactie tussen wetenschap en praktijk om tot bruikbare kennis voor praktijk te komen?

  • Niet-verplichte cofinanciering: blijkt de relevantie voor de onderwijspraktijk of het onderwijsbeleid ook uit een geëxpliciteerde betrokkenheid van een voor het project relevante publieke en/of private partner bij het voorstel door cofinanciering in cash of in kind?

4. Kwaliteit consortium (20%)

  • Zijn de aanvragers deskundig op het desbetreffende terrein, mede blijkend uit publicaties, presentaties en kennisbenuttingsprestaties? (Voor de beoordeling van publicaties wordt o.a. gebruik gemaakt van het Onderzoek publicatieculturen Sociale en Geesteswetenschappen. De Journal Impact Factor en H-index mogen niet als indicator worden meegenomen conform de DORA-verklaring)

  • Wekt de samenstelling van het onderzoeksteam voldoende vertrouwen dat het project tot een goed einde kan worden gebracht?

  • Zijn de wetenschappelijke disciplines waar de onderzoeksvragen zich op richten vertegenwoordigd in de samenstelling van het onderzoeksteam?

5. Kennisbenutting en samenwerking (20%)

Verwachte output

  • Is de omvang van de verwachte wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke output realistisch en van voldoende kwaliteit?

Kennisdisseminatie en -implementatie

  • Hoe worden onderzoeksdata ingezet ten bate van beleid en praktijk?

  • Hoe worden de resultaten van het onderzoek (ook tussentijds) gecommuniceerd met gebruikers (overheid en onderwijspraktijk)?

  • Is er aandacht voor hoe de resultaten benut kunnen worden in het beleid?

  • Is er aandacht voor hoe de resultaten benut kunnen worden in de praktijk?

  • Is er voldoende aandacht voor de opschaling van de praktijkprogramma’s naar het niveau van heel Nederland?

  • Is er voldoende aandacht in de aanvraag (opgenomen in de planning) voor samenwerking en/of co-creatie met het onderwijsveld opgenomen (bij het opstellen van de aanvraag en/of tijdens het onderzoek)?

Op alle criteria moet ten minste sprake zijn van een kwalificatie ‘goed’ om in aanmerking te komen voor subsidietoekenning.

4.4 Criteria

Sinds 2009 zet NWO in op concreet beleid dat de overdracht van kennis die gegenereerd is met behulp van NWO-financiering moet stimuleren. Deze overdracht kan zowel naar andere wetenschappelijke disciplines als naar gebruikers buiten de wetenschap (bedrijfsleven/maatschappij) plaatsvinden. Het kennisbenuttingsbeleid is met name gericht op het vergroten van de bewustwording bij onderzoekers ten aanzien van kennisbenutting. NWO vraagt daarom van alle onderzoekers die in aanmerking willen komen voor financiering om met behulp van een aantal vragen (bijvoorbeeld: hoe zal kennisbenutting geïmplementeerd worden en hoe beoogt de onderzoeker kennisbenutting te bevorderen?) een toelichting te geven op de mogelijke kennisbenutting van hun project. Deze toelichting wordt meegewogen in de beoordeling. Bij de beoordeling wordt gelet op:

een realistische weergave van kennisbenuttingsmogelijkheden (of het gebrek aan mogelijkheden),

  • de mate van concretisering van het plan van aanpak omtrent kennisbenutting.

NWO realiseert zich dat de mogelijkheden voor kennisbenutting per discipline verschillen en dat sommige onderzoeksprojecten weinig tot geen (directe) kennisbenutting kunnen toepassen. In dit geval dient een aanvrager uit te leggen waarom kennisbenutting voor zijn of haar project niet te verwachten is. De beoordelaars wordt gevraagd om deze toelichting alsnog te beoordelen: als zij ervan overtuigd zijn dat het onderzoeksproject inderdaad geen kennisbenuttingsmogelijkheden heeft en de aanvrager dit naar tevredenheid heeft toegelicht, dan dient de algehele beoordelingsscore hierdoor niet negatief beïnvloed te worden.

Voor voorbeelden van kennisbenutting, zie https://www.nro.nl/kennis-verspreiden/handleiding-kennisbenutting/.

5 Contact en overige informatie

5.1 Contact

5.1.1 Inhoudelijke vragen

Voor inhoudelijke vragen over Monitor en evaluatie pilots nieuwe leerweg gtl en deze call for proposals neemt u contact op met:

Beleidsmedewerkers

Marjolijn Blom

T: 070 349 4153, E: probo@nro.nl

Manisha Ramesar

T: 070 349 4125, E: probo@nro.nl

Programma assistent

Debby van Nieuwenhuizen

T: 070 349 4355, E: probo@nro.nl

5.1.2 Technische vragen over het elektronisch aanvraagsysteem ISAAC

Bij technische vragen over het gebruik van ISAAC kunt u contact opnemen met de ISAAC-helpdesk. Raadpleeg eerst de handleiding voordat u de helpdesk om advies vraagt. De ISAAC-helpdesk is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur op telefoonnummer +31 (0)20 346 71 79. U kunt uw vraag ook per e-mail stellen via isaac.helpdesk@nwo.nl. U ontvangt dan binnen twee werkdagen een reactie.

5.2 Overige informatie

Het NRO verwerkt gegevens van aanvragers conform de NWO privacyverklaring.

Na afronding van de subsidieronde zal het NRO aanvragers mogelijk benaderen voor een evaluatie van de procedure.

6 Bijlage(n)

6.1 Nadere beschrijving Programma Monitor en evaluatie pilots nieuwe leerweg gtl

Oktober 2020

In een brief van het Ministerie van OCW aan de Tweede Kamer wordt het programma Sterk beroepsonderwijs met maatregelen voor het bevorderen van goed en toegankelijk beroepsonderwijs ontvouwd (zie kamerbrieven en andere documenten onderaan deze bijlage). Het programma Sterk beroepsonderwijs bestaat, zoals ook in de call genoemd, uit drie actielijnen:

  • 1. Sterker samenwerken in de regio, gericht op het duurzamer verankeren van de samenwerking in de regio.

  • 2. Structureel verankeren routes vmbo-mbo, gericht regelruimte voor doorlopende leerroutes zoals de mogelijkheid om binnen het vmbo een mbo 2 opleiding af te ronden.

  • 3. De nieuwe leerweg, gericht op het samenvoegen van de gemengde en theoretische leerwegen in een nieuwe leerweg met praktijkgericht onderwijs.

Hieronder volgt meer achtergond bij het programma:

Het vmbo vormt een belangrijke basis voor het beroepsonderwijs. Ongeveer de helft van de Nederlandse jongeren gaat naar het vmbo. Een afgeronde vervolgopleiding in het mbo biedt vervolgens kansen op de arbeidsmarkt. In de afgelopen jaren hebben er vernieuwingen plaatsgevonden met betrekking tot het beroepsonderwijs vmbo-mbo. Toch is er nog steeds aanleiding voor extra inspanningen ten behoeve van het verbeteren van de aansluiting tussen vmbo en mbo.8  9

Het is belangrijk om vmbo leerlingen te begeleiden10 bij hun aansluiting met de vervolgopleiding. Ten eerste omdat het vmbo een oriënterende functie heeft en beroepskwalificatie pas bereikt wordt na de vervolgopleiding mbo. Ten tweede omdat vmbo leerlingen jonger zijn dan andere eindexamenleerlingen van het VO doordat het vmbo binnen het VO de kortste opleidingsduur heeft. Daar komt bij dat dergelijke overstapmomenten de meest kwetsbare momenten vormen in een schoolloopbaan en tot uitval (kunnen) leiden. Dat maakt het van belang om zoveel mogelijk jongeren naar een startkwalificatie met kans op werk te begeleiden.

Bovendien stelt de arbeidsmarkt snel andere eisen aan de leerlingen door de toegenomen technologische toepassingen in gezondheid, sport, energie, handel, voeding, omgeving, duurzaamheid, etc,. De behoefte om vmbo leerlingen bij de aansluiting naar het vervolgonderwijs een goed en toegankelijk onderwijsaanbod te bieden neemt daarmee toe.

Door de actielijn de nieuwe leerweg, de samenvoeging van de gemengde en de theoretische leerwegen, gaat het vmbo van vier naar drie leerwegen. Dat moet de herkenbaarheid, beeldvorming en organiseerbaarheid van het beroepsonderwijs helpen verbeteren. De nieuwe leerweg neemt de verwarring tussen gl, tl en mavo weg en maakt duidelijk dat deze jongeren dezelfde doorstroomperspectieven hebben. De leerweg sluit bovendien beter aan bij diverse leerstijlen van leerlingen omdat alle leerlingen een praktijkgericht programma moeten volgen.

Het doel van de de nieuwe leerweg is om alle jongeren beter voor te bereiden op zowel de keuze voor als op de daadwerkelijke overstap naar het vervolgonderwijs. Het praktijkgerichte programma helpt bij een vroegtijdige kennismaking met de beroepscontext. Die vroegtijdige kennismaking is van groot belang om jongeren een weloverwogen keuze te laten maken voor hun toekomst. Het praktijkgerichte programma onderscheidt zich daarbij van theoretische vakken doordat leerlingen aan de slag gaan en praktische ervaring opdoen in en buiten de school. Zij leren en ontwikkelen daarbij brede, praktische en beroepsvaardigheden. (Zie voor meer informatie de kamerbrieven11  12  13).

Om te komen tot een nieuwe leerweg in het vmbo met daarin een praktijkgericht programma voor alle leerlingen werkt het Ministerie van OCW samen met het onderwijs en het SLO aan het ontwikkelen van nieuwe vakken. Zeer waarschijnlijk wordt het curriculum van de bovenbouw van de nieuwe leerweg en bijbehorende examinering aangepast en de volgende examenprogramma’s worden doorontwikkeld tot praktijkgerichte programma’s in de nieuwe leerweg:

  • Informatietechnologie voor de gemengde en theoretische leerweg (ITgt) en Technologie &

  • toepassing (T&T) door te ontwikkelen tot praktijkgerichte examenprogramma’s die door alle scholen in de nieuwe leerweg kunnen worden aangeboden. Beide programma’s worden in de pilots uitgebreid met meer kennis en daarnaast wordt de aansluiting met mbo en havo verbeterd. Voor Itgt geldt dat expliciet wordt toegevoegd dat opdrachten moeten worden uitgevoerd in verschillende contexten die voortkomen uit beroepssectoren of profielen.

  • Dienstverlening en producten (D&P), Zorg & welzijn (Z&W) en Economie & Ondernemen (E&O) van beroepsgerichte examenprogramma’s door te ontwikkelen tot praktijkgerichte programma’s die door alle scholen in de nieuwe leerweg kunnen worden aangeboden In de doorontwikkeling wordt minder de nadruk gelegd op vakvaardigheden en meer op vaardigheden die gevraagd worden door mbo-4 opleidingen zoals organiseren, leiding geven, plannen ect. Ook moet in de door ontwikkeling beter aangesloten worden op het havo. In de pilots wordt onderzocht wat hiervoor nodig is. Hierdoor ontstaan examenprogramma’s met een ander karakter die door alle scholen in de nieuwe leerweg kunnen worden aangeboden. Deze programma’s krijgen straks een andere naam.

  • De overige beroepsgerichte examenprogramma’s (Bouwen, wonen en interieur, Groen, Horeca, bakkerij en recreatie, Maritiem en techniek, Media, vormgeving en ICT, Mobiliteit en transport en Produceren, installeren en energie) voor de gemengde leerweg te actualiseren en beter aan te laten sluiten op vervolgonderwijs. Dit betekent onder andere het structureel betrekken van het vervolgonderwijs en bedrijfsleven bij de vormgeving van het onderwijs. Actualisatie ziet onder meer op het verstevigen van duurzaamheid. Voor deze beroepsgerichte programma’s geldt dat zij gebonden zijn aan een licentie. Ook de huidige bb/kb/gl scholen mogen niet alle beroepsgerichte profielen aanbieden. Dit is wettelijk geregeld vanwege de kwaliteit van het onderwijsaanbod en doelmatigheid. Scholen die deze programma’s nu mogen aanbieden op basis van een licentie mogen dat ook in de nieuwe leerweg doen.

Scholen konden zich tot en met 15 september 2020 aanmelden als pilotschool. Hiervoor zijn 100 plekken beschikbaar voor nieuwe scholen. Na de selectie is er een startbijeenkomst op 15 december 2020.

De scholen worden in de volgende verhouding verdeeld over de geselecteerde praktijkgerichte programma’s waarop de pilotaanvraag betrekking heeft:

  • a. 18 plekken voor het examenprogramma Dienstverlening en Producten14;

  • b. 18 plekken voor het examenprogramma Informatietechnologie voor de gemengde en theoretische leerweg15;

  • c. 15 plekken voor het examenprogramma Technologie & Toepassing16;

  • d. 18 plekken voor het examenprogramma Zorg en Welzijn17;

  • e. 18 plekken voor het examenprogramma Economie en ondernemen18;

  • f. 13 plekken voor de overige beroepsgerichte examenprogramma’s, met uitzondering van Dienstverlening en Producten, Zorg en Welzijn, en Economie en ondernemen.19

Naast deze 100 nieuwe pilotscholen wordt de huidige pilotgroep Technologie & Toepassing (T&T) (36 pilotscholen) opgenomen in de pilots nieuwe leerweg gtl. Daarmee zijn er eind 2020 in totaal 136 scholen die meewerken aan het ontwikkelen van praktijkgerichte programma’s en het vormgeven van de nieuwe leerweg gtl. Voor elke schoolvestiging is één plek beschikbaar om aan de pilot deel te nemen.

Tot de zomervakantie 2021 betreft dit een voorbereidingsjaar. De volgende fase, vanaf schooljaar 2021-2022, is de fase waarin pilots worden uitgevoerd. De pilots worden eerst uitgevoerd in het derde, en daarna ook in het vierde leerjaar. De pilot duurt tot eind van het schooljaar 2023-2024. In deze periode hebben twee cohorten leerlingen examen gedaan in de praktijkgerichte programma’s. In schooljaar 2024-2025 moeten alle vmbo-scholen, die nu de gl en/of de tl aanbieden, de nieuwe leerweg kunnen verzorgen. Gl en tl houden dan op te bestaan.20

Doelen van OCW met (bovenstaande pilots) nieuwe leerweg zijn:

  • Leerlingen beter voorbereiden op zowel de keuze voor, als op de daadwerkelijke overstap naar het vervolgonderwijs (mbo en havo);

  • Alle leerlingen in het vmbo ervaring laten opdoen in praktijksituaties in en buiten de school;

  • Een betere aansluiting van het vmbo op de vervolgopleidingen mbo en havo.

Praktische uitgangspunten nieuwe leerweg:

  • Alle leerlingen in deze leerweg volgen een praktijkgericht programma en sluiten deze af;

  • De leerweg wordt zo ingericht dat de keuze voor een vervolgopleiding zo lang mogelijk kan worden uitgesteld, met ruimte in het curriculum voor de leerling en voor de school;

  • De inrichting van de nieuwe leerweg draagt bij aan een overzichtelijker vmbo.

Voor meer informatie over pilots, de selectie van de pilotscholen en de (door)ontwikkeling van de examenprogramma’s zie de officiële bekendmaking in de staatscourant en de website van het programma.21

Uitgebreidere beschrijving van de monitor en de evaluatie

Zoals beschreven in de call, is het onderzoek zowel bedoeld om de beleidsmaatregel zelf te evalueren, als om scholen en instellingen te monitoren en inzicht te geven in de praktische doorwerking van de nieuwe aanpak in hun organisatie.

Hieronder volgt een beschrijving van de verschillende onderdelen van het monitor-en evaluatieonderzoek.

  • 4. Planevaluatie en 0-meting (start onderzoek t/m sept 2021)

De planevaluatie dient een visie / inzicht te geven in indicatoren, randvoorwaarden en mechanismen die op papier samenhangen of in potentie kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de pilots, praktijkgerichte programma’s en daarmee de nieuwe leerweg gtl.

De 0-meting dient zo veel mogelijk inzicht te geven in de (verschillende) startsituatie(s) van (pilot)scholen22. In de monitor kan dan later (optimaal) onderscheid gemaakt worden tussen resultaten die uniek aan de (pilots) nieuwe leerweg gtl toe te schrijven zijn en resultaten die niet of niet uniek toe te schrijven zijn aan (pilots) nieuwe leerweg gtl (denk aan mogelijke interactie effecten van de aanpakken in het programma sterk beroepsonderwijs en andere relevante aanpakken voorafgaand of tijdens de pilotfase en implementatie van de nieuwe leerweg gtl). Met het oog op deze uitwerking zal vlak na indiening van de intentieverklaring ten behoeve van deze subsidieronde mogelijk voor de aanvragers ofwel een informatiebijeenkomst worden gehouden met – ofwel informatie digitaal worden verstrekt door de onderzoekers van voorlopende projecten. Houdt alvast rekening met 15 december als mogelijke datum voor de informatiebijeenkomst.

  • 5. Procesevaluatie (start onderzoek t/m sept 2024)

De procesevaluatie moet inzicht geven in de mate waarin de aanpak binnen de pilots zoals bedoeld en naar tevredenheid wordt uitgevoerd. Daarnaast krijgt men inzicht in waarom bepaalde uitkomsten achterblijven bij de verwachtingen. Tussentijdse resultaten worden tijdens de uitvoering van de pilots gebruikt om de pilots waar nodig bij te sturen. Met het oog op deze uitwerking zal vlak na het indienen van de intentieverklaring bovengenoemde informatiebijeenkomst ook worden gehouden voor het delen van informatie door betrokkenen, waaronder het SLO en OCW.

Een procesevaluatie richt zich bijvoorbeeld op:

  • Het procesverloop.

  • De governance van de nieuwe leerweg gtl en van de pilots

  • De samenwerking met andere partijen.

  • De planning.

  • De kosten.

  • De succes- en faalfactoren.

  • De voorwaarden / mogelijkheden voor succesvolle implementatie van de nieuwe leerweg.

  • De aansluiting van de nieuwe leerweg met mbo en havo

  • 6. Monitor en (effect)evaluatie (sept 2021 t/m sept 2025)

De monitor die in deze call gevraagd wordt (hierna NRO monitor) moet tijdens de uitvoering van de pilots structureel zicht geven op de pilots en in de mate van voortgang richting de doelstellingen van praktijkgerichte programma’s. Een SLO monitor (geen onderdeel van deze subsidieronde) richt zich ondertussen op micro-niveau op de praktijkgerichte examenprogramma’s, op de uitvoerbaarheid, toetsbaarheid en haalbaarheid in de klas en doet in de begeleiding voorstellen voor tussentijdse bijstellingen van de examenprogramma’s. De NRO monitor hangt daarboven en moet inzichtelijk maken welke tussentijdse bijstellingen zijn voorgesteld en welke tussentijdse bijstellingen daadwerkelijk zijn uitgevoerd en hebben bijgedragen aan de (mogelijke) voortgang in het doelbereik. Met een (effect)evaluatie worden de resultaten tegen het licht gehouden en wordt in kaart gebracht wat de impact is en indien mogelijk de effectiviteit is van de (combinaties) van activiteiten op de doelen van de nieuwe leerweg gtl.

In de aanvraag beschrijven de onderzoekers een onderzoeksdesign dat geschikt is voor bovengenoemde onderzoeksdoelen. Voor het meten van resultaten / effectiviteit en werkzame elementen wordt aangeraden rekening te houden met de grote diversiteit in de initiatieven die scholen en instellingen kunnen implementeren. In de aanvraag moet expliciet aandacht besteed worden aan het realiseren van een geschikte vergelijkingsgroep, omdat een traditionele controlegroep waarschijnlijk niet van toepassing zal zijn. Daarnaast dienen aanvragers in te gaan op factoren die van invloed zijn op de generaliseerbaarheid van de resultaten van de pilots praktijkgerichte programma’s.

Overzicht van de bij de call horende brieven en stukken

6.2 Toelichting op budgetmodules

Voor personeel dat een substantiële bijdrage levert aan het onderzoek kan subsidie voor de salariskosten worden aangevraagd. Subsidiëring van deze salariskosten is afhankelijk van het type aanstelling en de organisatie waar het personeel is/wordt aangesteld.

  • Voor universitaire instellingen worden salariskosten gefinancierd conform de op het moment van subsidieverlening geldende VSNU-salaristabellen (www.nwo.nl/salaristabellen).

  • Voor universitair medisch centra worden salariskosten gefinancierd conform de op het moment van ubsidieverlening geldende NFU-salaristabellen

    (www.nwo.nl/salaristabellen).

  • Voor overig personeel van onderwijsinstellingen en andere instellingen worden salariskosten gefinancierd op basis van de Handleiding Overheidstarieven 2017. Op www.nro.nl/projectbeheer is de Handleiding Overheidstarieven 2017 te vinden met hierin een nadere toelichting op deze tarieven.

  • Voor de Nederlandse Cariben geldt dat de rijksoverheid in Caribisch Nederland ambtenaren op de BES-eilanden onder andere voorwaarden in dienst neemt dan in Europees Nederland. https://www.rijksdienstcn.com/werken-bij-rijksdienst-caribisch-nederland/arbeidsvoorwaarden.

De tarieven voor alle budgetmodules zijn verwerkt in het begrotingsformat bij het aanvraagformulier. Voor de budgetmodules ‘Promovendus’, ‘PDEng’ en ‘Postdoc’ komt bovenop de salariskosten een eenmalige persoonsgebonden benchfee van € 5.000 ter stimulering van de wetenschappelijke carrière van de door NWO gefinancierde projectmedewerker. Vergoedingen voor promotiestudenten/beursalen aan een Nederlandse universiteit komen niet in aanmerking voor subsidie van NWO.

Hieronder volgt een toelichting op de beschikbare budgetmodules.

Promovendus (inclusief MD-PhD)

Een promovendus wordt 48 maanden voor 1,0 fte aangesteld. Het equivalent van 48 voltijdsmaanden, bijvoorbeeld een aanstelling van 60 maanden voor 0,8 fte, is ook mogelijk. Indien voor de uitvoering van het voorgestelde onderzoek een afwijkende aanstellingsduur noodzakelijk wordt geacht, kan, mits goed gemotiveerd, hier van afgeweken worden. De aanstellingsduur moet wel altijd minimaal 48 maanden zijn.

Professional Doctorate in Engineering (PDEng)

Financiering voor de aanstelling van een PDEng kan alleen aangevraagd worden als er ook financiering voor een promovendus of postdoc wordt aangevraagd.

De aanstelling voor een PDEng-positie is maximaal 1,0 fte voor 24 maanden. De PDEng-trainee is in dienst van de aanvragende instelling en kan voor bepaalde tijd werkzaamheden binnen het onderzoek bij een industriële partner uitvoeren. Bij honorering van het onderzoeksvoorstel moet met de betrokken industriële partner(s) een overeenkomst afgesloten worden. In de subsidieaanvraag dient het achterliggende ‘Technological Designer Programme’ beschreven te worden.

Postdoc

De omvang van de aanstelling van een postdoc is minimaal 6 voltijdsmaanden en maximaal 48 voltijdsmaanden. De inzet kan naar eigen inzicht worden ingericht, maar is altijd minstens 0,5 fte óf de looptijd is minstens 12 maanden. Het product van fte x looptijd dient altijd minimaal 6 voltijdsmaanden te zijn.

Voor een beperktere inzet van een postdoc staat het materieel budget ter beschikking.

Niet-wetenschappelijk personeel (NWP) bij universiteiten

Financiering voor de aanstelling van niet-wetenschappelijk personeel dat noodzakelijk is voor de uitvoering van het onderzoeksproject kan alleen worden aangevraagd als er ook financiering voor een promovendus of postdoc wordt aangevraagd. Voor NWP kan maximaal € 100.000 aangevraagd worden. Het kan hier gaan om student-assistenten, programmeurs, technisch assistenten of analisten. Afhankelijk van het functieniveau kan worden gekozen uit de salaristabellen NWP MBO, NWP HBO en NWP Academisch.

De omvang van de aanstelling is minimaal 6 voltijdsmaanden en maximaal 48 voltijdsmaanden. De inzet kan naar eigen inzicht worden ingericht, maar is altijd minstens 0,5 fte óf de looptijd is minstens 12 maanden. Het product van fte x looptijd dient altijd minimaal 6 voltijdsmaanden te zijn.

Voor een beperktere inzet van NWP staat het materieel budget ter beschikking.

Overig wetenschappelijk personeel (OWP) bij universiteiten en overige organisaties

Personeel aan een onderwijs- en onderzoeksinstelling

Voor de financiering van loonkosten van overig personeel dat werkzaam is bij een onderwijs- en onderzoeksinstellinginstelling (waaronder universiteiten, middelbaar of hoger beroepsonderwijs, instellingen voor voor- en vroegschoolse educatie, instellingen voor primair en voortgezet onderwijs) worden de volgende maximale tarieven (uur/dag) gehanteerd, conform de Handleiding Overheidstarieven uit het jaar 2017. De tarieven zijn gebaseerd op het kostendekkend tarief inclusief de hierbij geldende opslagen.

Overig personeel aan onderwijs- en onderzoeksinstellingen waaronder personeel met een vast dienstverband, moeten uitgaan van de volgende maximale tarieven (uur/dag):

Projectondersteuning

€ 53/424

Junior/onderzoeksassistentie WP en NWP/docenten

€ 72/576

Medior/universitair docenten/docent-onderzoekers

€ 87/696

Senior/universitair hoofddocenten/practor

€ 95/760

Directie/hoogleraar/lector

€ 119/952

Personeel overige organisaties

Voor personeel aan overige organisaties worden de volgende maximale tarieven (uur/dag) gehanteerd, conform de Handleiding Overheidstarieven uit het jaar 2017. De tarieven zijn gebaseerd op het kosten-plus tarief exclusief btw, inclusief de hierbij geldende opslagen:

Projectondersteuning

€ 55/440

Junior

€ 81/648

Medior

€ 130/1.040

Senior/directie

€ 139/1.112

U geeft in de aanvraagbegroting aan hoe u de aangevraagde personele kosten verdeelt over de verschillende leden van het consortium (indien van toepassing). Benoem hierbij wat uw overwegingen zijn achter deze verdeling. In de begroting neemt u per type personeel de dagtarieven op. Deze mogen uiteraard de bovenstaande tarieven niet overschrijden; u mag wel een lager tarief opnemen. Deze tarieven zijn vervolgens bindend en worden niet geindexeerd. Dit betekent dat het NRO uitgaat van de in de begroting opgenomen uurtarieven bij een eventuele toekenning en uiteindelijke subsidievaststelling. Let op: kosten voor begeleiding van een promovendus dan wel postdoc komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Toelichting op budgetmodule Materieel

Per fte aangevraagde wetenschappelijke positie (promovendus, postdoc, PDEng) kan per jaar van de aanstelling maximaal € 15.000 materieel budget worden aangevraagd. Materieel budget voor kleinere aanstellingen wordt naar rato aangevraagd en door NWO beschikbaar gesteld23.

De verdeling van het totaalbedrag aan materieel budget over de door NWO gesubsidieerde personeelsposities ligt bij de aanvrager. Het aan te vragen materieel budget is gespecificeerd naar de onderstaande drie posten:

Projectgebonden goederen/diensten

  • verbruiksgoederen (glaswerk, chemicaliën, cryogene vloeistoffen, etc.)

  • meet- en rekentijd (bijv. supercomputertoegang, etc.)

  • kosten voor aanschaf of gebruik van dataverzamelingen (bijv. van het CBS), waarvoor het totaalbedrag niet meer dan € 25.000 per aanvraag bedraagt.

  • toegang tot grote (inter)nationale faciliteiten (bijv., cleanroom, synchrotron, etc.)

  • werk door derden (bijv. laboratoriumanalyses, dataverzameling, citizen science, etc

  • personele kosten voor een aanstelling van een postdoc en/of niet-wetenschappelijk personeel voor een kleinere omvang dan aangeboden onder deze personele budgetmodules.

Reis- en verblijfskosten ten behoeve van de aangevraagde personeelsposities

  • reis- en verblijfskosten

  • congresbezoek (maximaal 2 per jaar per aangevraagde wetenschappelijke personeelspositie)

  • veldwerk

  • werkbezoek

Uitvoeringskosten

  • zelf te organiseren binnenlands symposium/conferentie/workshop

  • kosten voor Open Access-publiceren (uitsluitend in full gold Open Access tijdschriften, geregistreerd in de ‘Directory of Open Access Journals’ https://doaj.org/)

  • kosten datamanagement

  • kosten voor vergunningaanvragen (bijv. dierproeven)

  • auditkosten (alleen voor instellingen die niet onderworpen zijn aan het onderwijsaccountantsprotocol van OCW), maximaal € 5.000 per aanvraag; voor projecten van drie jaar of korter maximaal € 2.500 per aanvraag.

Niet aangevraagd kunnen worden:

  • basisvoorzieningen binnen de instelling (bijvoorbeeld laptop, kantoormeubilair etc.)

  • onderhouds- en verzekeringskosten

Indien het maximumbedrag van € 15.000 per jaar per fte per aangevraagde wetenschappelijke positie niet toereikend is voor het uitvoeren van het onderzoek, kan, mits goed gemotiveerd in de aanvraag, daarvan afgeweken worden.

Toelichting op budgetmodule Investeringen (t/m € 150.000)

In deze budgetmodule kan financiering worden aangevraagd tot maximaal € 150.000 voor investeringen in apparatuur, dataverzamelingen en/of software (bijv. lasers, specialistische computers of computerprogramma's).

Toelichting op budgetmodule Investeringen (van € 150.000 t/m € 500.000)

In deze budgetmodule kan financiering worden aangevraagd voor projectgebonden investeringen in wetenschappelijk vernieuwende apparatuur en/of dataverzameling van (inter)nationaal belang. De kosten voor deze projectgebonden investeringen dienen in de aanvraag adequaat gespecificeerd en gemotiveerd te worden. Het minimaal aan te vragen bedrag is € 150.000. Het maximaal aan te vragen bedrag is € 500.000.

De kosten voor investeringen dienen in de aanvraag adequaat gespecificeerd en gemotiveerd te worden. Subsidiabel zijn:

  • kosten voor investeringen in wetenschappelijke apparatuur;

  • kosten voor investeringen in datasets;

  • personeelskosten voor het opzetten van databases en de initiële digitalisering van het bibliografisch apparaat, indien deze niet gekocht kunnen worden;

  • personeelskosten voor medewerkers met essentiële technische expertise noodzakelijk voor de ontwikkeling of bouw van een investering.

Bij het aanvragen van financiering voor personeelskosten moet worden onderbouwd waarom deze personeelskosten noodzakelijk zijn. Indien de aanvrager deze expertise niet tot zijn beschikking heeft, moet worden aangegeven dat deze kosten moeten worden ingekocht. De interne inkoopprocedures en/of richtlijnen van de aanvrager zijn van toepassing.

Niet-subsidiabel zijn:

  • kosten voor infrastructurele voorzieningen die tot de gebruikelijke infrastructuur gerekend kunnen worden;

  • dataverzamelingen en eventuele bijbehorende software en bibliografieën die reeds op andere wijze beschikbaar zijn;

  • overige personeelskosten, waaronder personeelskosten voor de exploitatie en het uitvoeren van onderzoek met de faciliteit;

  • onderhoud en gebruik van de apparatuur. De kosten voor het gebruik van apparatuur door de onderzoekers die op een project aangevraagd worden kunnen via het materieel budget aangevraagd worden.

Toelichting op budgetmodule Kennisbenutting

Het doel van deze budgetmodule is het bevorderen van de benutting van de uit het onderzoek voortkomende kennis24. Het aangevraagde budget mag niet hoger zijn dan € 25.000.

Aangezien kennisbenutting in de verschillende wetenschapsgebieden zeer veel verschillende vormen kent, is het aan de aanvrager om te specificeren welke kosten nodig zijn, bijvoorbeeld voor het maken van een lespakket, een haalbaarheidsstudie naar toepassingsmogelijkheden, of kosten voor het indienen van een octrooiaanvraag.

Het aangevraagde budget dient in de aanvraag adequaat gespecificeerd te worden.

Toelichting op budgetmodule Internationalisering

Met budget voor internationalisering wordt het stimuleren van internationale samenwerking beoogd. Het aangevraagde budget mag niet hoger zijn dan € 25.000. Het aangevraagde bedrag moet gespecificeerd zijn. Indien het maximumbedrag niet toereikend is voor het uitvoeren van het onderzoek, kan, mits goed gemotiveerd in de aanvraag, daarvan afgeweken worden.

Subsidiabel zijn:

  • reis- en verblijfskosten voor zover het om directe onderzoekskosten gaat voortvloeiende uit de internationale samenwerking en additionele kosten voor internationalisering die niet op een andere manier – bijvoorbeeld vanuit de benchfee – worden gedekt;

  • reis- en verblijfskosten voor buitenlandse gastonderzoekers;

  • kosten voor de organisatie van internationale workshops/ symposia / wetenschappelijke bijeenkomsten.


X Noot
6

De pilot groep T&T is een voorloper groep waar al een monitor over wordt uitgevoerd.

X Noot
8

SCP, De sociale staat van het onderwijs, 2019

X Noot
9

De inspectie van het onderwijs, Staat van het onderwijs, 2019

X Noot
10

Kennisrotonde. (2016). Wat zijn de belangrijkste factoren op basis waarvan een leerling vmbo kiest voor een vervolgopleiding naar het mbo? (KR.012). Den Haag: Kennisrotonde.

X Noot
11

Kamerbrief Op weg naar versterkt beroepsonderwijs in elke regio, 2019

X Noot
12

Kamerbrief Programma ter versterking van het beroepsonderwijs vmbo-mbo, 2018

X Noot
13

Kamerbrief Sterk beroepsonderwijs, 2017

X Noot
14

Volgt een andere naam

X Noot
15

Volgt een andere naam

X Noot
16

De pilot groep T&T is een voorloper groep waar al een monitor over wordt uitgevoerd.

X Noot
17

Volgt een andere naam

X Noot
18

Volgt een andere naam

X Noot
20

Zie voor meer informatie: https://www.sterkberoepsonderwijs.nl/nieuwe-leerweg.

X Noot
22

Bijvoorbeeld de voorloper groep T&T, en de vernieuwing vmbo zie https://www.platformsvmbo.nl/

X Noot
23

Per 0.2 fte aangevraagde wetenschappelijk medewerker hogeschool (junior-, medior- en seniorniveau, met minimale aanstelling van 0.2 fte gedurende 12 maanden) kan per jaar van de aanstelling maximaal € 15.000 materieel budget worden aangevraagd.

X Noot
24

In deze budgetmodule wordt aangesloten bij de definitie voor “kennisoverdracht” die de Europese Commissie hanteert in de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PbEU 2014, C 198).

Naar boven