Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2020, 48142 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2020, 48142 | beleidsregel |
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
activiteiten op het gebied van sport die niet worden uitgeoefend in loondienst of als bezoldigde dienst, ongeacht of er een formele arbeidsovereenkomst is opgesteld tussen de sportbeoefenaar en de sportorganisatie;
een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zonder winstoogmerk die als doelstelling heeft om amateursport voor lokale gebruikers aan te bieden;
inkomsten uit pacht en verhuur van sportaccommodaties aan amateursportorganisaties;
Minister voor Medische Zorg;
verhuurder, niet zijnde een gemeente of sportbedrijf, die een sportaccommodatie ter beschikking stelt aan een amateursportorganisatie en hiervoor een huursom ontvangt;
voorziening, bestemd en in gebruik voor activiteiten op het gebied van amateursport;
een aan een gemeente verbonden lichaam, zoals beschreven in de Beleidsregels inhoudende de beoordeling van aanvragen van gemeenten voor de Regeling specifieke uitkering stimulering sport.
1. De minister kan op aanvraag een tegemoetkoming verstrekken aan een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder voor de in de periode van 1 maart 2020 tot 1 juni 2020 gederfde huurinkomsten als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.
2. Een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder komt slechts in aanmerking voor een tegemoetkoming indien de huur ten laste van de amateursportorganisatie daadwerkelijk is kwijtgescholden gedurende de periode van 1 maart 2020 tot 1 juni 2020.
3. Een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder komt slechts eenmaal in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van onderhavige beleidsregel.
4. De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien de aanvrager voor de gederfde huurinkomsten als bedoeld in het eerste lid reeds een tegemoetkoming ontvangt op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19.
1. Het totaal beschikbare bedrag voor het verstrekken van tegemoetkomingen bedraagt € 89.500.000.
2. Het beschikbare bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt naar rato verdeeld indien het totaal aangevraagde bedrag het totaal beschikbare bedrag overschrijdt.
3. Artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van tegemoetkomingen op grond van onderhavige regeling.
1. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.
2. De aanvraag voor een tegemoetkoming kan worden ingediend in de periode van 15 september 2020 tot 15 oktober 2020.
1. De minister beslist binnen 15 weken na sluiting van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 4, tweede lid, op een aanvraag voor een tegemoetkoming.
2. De minister betaalt het bedrag van de tegemoetkoming in één keer uit.
1. Indien de tegemoetkoming minder dan € 100.000 bedraagt, toont de aanvrager na de verlening op verzoek van de minister aan dat hij voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregel door het overleggen van in ieder geval:
a. een overzicht van de kwijtgescholden huur per amateursportorganisatie;
b. een mededeling van de gemeente, het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan de amateursportorganisaties dat de huur gedurende de periode van 1 maart 2020 tot 1 juni 2020 is kwijtgescholden.
2. Indien de tegemoetkoming niet binnen de steekproef als bedoeld in het eerste lid valt, wordt de tegemoetkoming na 1 juli 2021 ambtshalve vastgesteld.
1. Indien de tegemoetkoming meer dan € 100.000 bedraagt, dient de ontvanger, om aan te tonen dat hij voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 2, in de periode van 1 maart 2021 tot 1 april 2021 een aanvraag tot vaststelling in.
2. Voor de aanvraag tot vaststelling van de tegemoetkoming wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.
3. De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van:
a. een overzicht van de kwijtgescholden huur per amateursportorganisatie;
b. een mededeling van de gemeente, het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan de amateursportorganisaties dat de huur gedurende de periode van 1 maart 2020 tot 1 juni 2020 is kwijtgescholden.
4. De minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag tot vaststelling.
1. De minister kan de vaststelling van de tegemoetkoming intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen indien:
a. de aanvrager aan wie een tegemoetkoming is toegekend onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft, waardoor een tegemoetkoming ten onrechte is toegekend;
b. het besluit tot toekenning van een tegemoetkoming anderszins onjuist was en de aanvrager dit wist, dan wel behoorde te weten.
2. De minister vordert een bedrag dat als gevolg van een besluit als bedoeld in het eerste lid ten onrechte is uitbetaald terug van degene aan wie is uitbetaald.
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark
Net als vele andere sectoren wordt de sport hard geraakt door de gevolgen van de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) tegen te gaan. In de Kamerbrief van 15 maart 2020 met kenmerk 1663097-203238-PG is besloten tot directe sluiting van alle sportverenigingen (hierna: amateursportorganisaties). Competities zijn vroegtijdig beëindigd, clubhuizen en kantines zijn gesloten en sporters boven de 18 jaar konden niet trainen op de club. Dit heeft een grote organisatorische en financiële impact op de sportsector.
Tegelijkertijd zien we de dragende kracht die de sport voor de samenleving heeft in haar rol om als één van de eerste sectoren weer helemaal open te gaan.
Echter de omstandigheden waaronder dit nu gebeurd zijn voor de amateursportorganisaties nog niet optimaal. De continuïteit van de sportinfrastructuur staat onder druk als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.
In de Kamerbrief ter aankondiging van deze regeling (TK 30234-244) van 1 mei jongstleden is aangegeven dat gemeenten worden gecompenseerd voor de kwijtschelding van huurkosten voor amateursportorganisaties die geconfronteerd worden met een omzetdaling over de periode van 1 maart 2020 tot 1 juni 2020.
Amateursportorganisaties die een sportaccommodatie huren, hebben te maken met huurlasten, terwijl hun inkomsten dalen. Veel van deze amateursportorganisaties zijn te klein om in aanmerking te komen voor de door de overheid beschikbaar gestelde steunmaatregelen in het kader van de bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19, terwijl het kabinet juist op hen een beroep doet om bij te dragen aan het weer opstarten van Nederland.
Amateursportorganisaties zijn veelal huur verschuldigd aan een gemeente of een gemeentelijk sportbedrijf. Daarnaast is er een kleine groep particuliere verhuurders die sportaccommodaties aan amateursportorganisaties verhuurt. Om de amateursportorganisaties te ontzien van huurlasten hebben enkele gemeenten het voortouw genomen en de verschuldigde huur opgeschort of kwijtgescholden. Om dit initiatief landelijk te maken en daarmee de financiële druk voor een amateursportorganisatie niet afhankelijk te maken van de plaats van vestiging komt de rijksoverheid met onderhavige regeling.
De onderhavige regeling is een andere uitwerking van de wijze waarop gemeenten worden gecompenseerd voor de kwijtschelding van de huurkosten voor amateursportorganisaties dan is aangegeven in de eerder aangehaalde kamerbrief. Voor deze andere invulling is in overleg met de gemeenten gekozen. Dit is gedaan omdat de gemeenten individueel de kwijtschelding verschillend vormgegeven hebben waardoor een specifieke uitkering niet meer het passende instrument bleek te zijn.
Op grond van deze regeling komen gemeenten, sportbedrijven en particuliere verhuurders in aanmerking voor een tegemoetkoming voor de in de periode van 1 maart 2020 tot 1 juni 2020 gederfde huurinkomsten als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. Door gemeenten en particuliere verhuurders een tegemoetkoming te verstrekken voor hun huurinkomstenderving kunnen zij de huur van amateursportorganisaties kwijtschelden. Voor amateursportorganisaties zonder eigen accommodatie vormt de huur vaak de grootste kostenpost in hun exploitatie. Dit geldt ook voor amateursportorganisaties die de sportaccommodatie deels huren. Een tegemoetkoming kan worden aangevraagd door een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder, omdat zij de sportaccommodaties verhuren aan de amateursportorganisaties.
Vanuit de rijksoverheid wordt een totaal van € 90 miljoen (inclusief uitvoeringskosten) beschikbaar gesteld om de verhuurders van sportaccommodaties te compenseren voor huurinkomstenderving gedurende de periode van 1 maart 2020 tot 1 juni 2020.
Voor veel amateursportorganisaties is de huur één van de grootste kostenposten. Zij hebben hiervoor doorlopende contracten met de verhurende partijen. In het kader van de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 hebben zij een langere periode geen gebruik kunnen maken van de accommodatie.
Om hen hierin tegemoet te komen en de verhuurders hier geen financiële schade van te laten hebben is onderhavige regeling opgezet. Deze regeling compenseert de verhuurders voor de financiële schade die zij oplopen wanneer zij de huursom van de amateursportorganisaties kwijtschelden en stimuleert hiermee verhuurders om de huur voor amateursportorganisaties kwijt te schelden
Voor de tegemoetkoming komen alle verhuurders van sportaccommodaties aan amateursportorganisaties in aanmerking.
Veruit de meeste amateursportorganisaties huren de accommodatie bij de gemeente of het aan de gemeente verbonden sportbedrijf. Daarnaast zijn er amateursportorganisaties die van één van de vele kleinere particuliere verhuurders de accommodatie huren.
Er is voor de verhurende partij als aanvrager gekozen omdat een deel van de verhuurders al voorafgaand aan publicatie van deze regeling de huur heeft kwijtgescholden dan wel opgeschort. Wanneer de amateursportorganisatie een tegemoetkoming zou aanvragen zou de betaling van de huur alsnog doorgang moeten vinden. Dit zou leiden tot extra overbodige administratieve lasten in het lokale speelveld.
Omdat de regeling ten doel heeft de amateursportorganisaties te compenseren voor de huur van de sportaccommodatie in de periode van 1 maart tot 1 juni zijn alle drie de verhurende partijen in beeld gebracht en is hen gelijkwaardig de mogelijkheid gesteld om compensatie aan te vragen voor de door hen gederfde huurinkomsten wanneer zij de huur kwijtschelden aan de amateursportorganisaties.
Bij de opzet van onderhavige beleidsregel is nauw samengewerkt met de sportsector en gemeenten om de administratieve lasten voor de aanvragen zo minimaal mogelijk te houden. Dit betekent dat de uitvoerder van de regeling, DUS-I, op sommige onderdelen van de aanvraag extra werkzaamheden zal verrichten. De totale administratieve lasten voor de rijksoverheid voor deze beleidsregel liggen rond 1% van het totaal beschikbare bedrag voor tegemoetkomingen.
Van de aanvrager wordt verwacht dat zij een aanvraag binnen 1 uur afgehandeld kan hebben.
De verhuurder dient de volgende stukken in te dienen:
− een aanvraagformulier met NAW-gegevens, ondertekend door de tekenbevoegde(n);
− bankafschrift;
Het verwachte kennisniveau van de aanvrager is hoger opgeleid. Wij verwachten dan ook per aanvraag maximaal € 60 (uurtarief) aan kosten per aanvrager.
Wel zal de aanvrager de benodigde financiële gegevens moeten verzamelen om te komen tot de voor de aanvrager benodigde hoogte van de tegemoetkoming.
Hiervoor wordt ingeschat dat de aanvrager gemiddeld één volledige werkdag hiervoor nodig zal hebben á 8 uur.
Naar verwachting komen er 3.000 aanvragen binnen. Dit leidt tot een totaal van € 1.620.000 aan administratieve lasten bij alle aanvragers. Dit is bijna 2% van het tegemoetkomingsbudget.
Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:
− De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;
− De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;
− De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;
− De maatregel is selectief;
− De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de Europese Unie.
Een tegemoetkoming kan een voordeel opleveren voor andere organisaties dan de ontvanger zelf, doordat een deel van het voordeel wordt ‘doorgesluisd’ naar anderen die op een ander niveau actief zijn. In dat geval dient beoordeeld te worden of op dit tweede (of derde) niveau evenmin sprake is van (onrechtmatige) staatssteun. De tegemoetkoming wordt op basis van onderhavige beleidsregel verstrekt aan verhuurders van sportaccommodaties, maar het voordeel komt uiteindelijk terecht bij amateursportorganisaties; de amateursportorganisaties hoeven de huurverplichtingen over de periode van 1 maart 2020 tot 1 juni 2020 niet te voldoen. Om voor tegemoetkoming op grond van onderhavige beleidsregel in aanmerking te komen, moeten verhuurders de huur van amateursportorganisaties immers hebben kwijtgescholden. Nu er geen voordeel achterblijft bij de verhuurders van sportaccommodaties, is op dit niveau geen sprake van staatssteun. Hieronder wordt uiteengezet op welke manier ook indirecte staatssteun aan amateursportorganisaties wordt voorkomen.
Uit bovenstaande cumulatieve criteria kan worden afgeleid dat er geen sprake is van staatssteun wanneer de maatregel geen ongunstige beïnvloeding van het interstatelijke handelsverkeer kan opleveren. Eerder nam de Europese Commissie vaak zekerheidshalve aan dat een steunmaatregel het interstatelijk handelsverkeer kan beïnvloeden. Uit de recente beschikkingenpraktijk van de Europese Commissie blijkt dat deze meer ruimte laat voor maatregelen van lidstaten die zuiver lokaal zijn. Zeker op het gebied van sport is dit het geval.
De Europese Commissie heeft met zeven besluiten van 29 april 2015 aangegeven dat er in bepaalde gevallen waar de steun zuiver lokaal is geen sprake is van staatssteun. Ook in vijf meer recente besluiten van de Europese Commissie van 21 september 2016 lijkt er meer ruimte te zijn voor maatregelen van lidstaten die zuiver lokaal zijn. Daarbij geeft de Europese Commissie speciale aandacht aan het terrein sport en vrijetijdsbesteding. Twee van de besluiten van 29 april 2015 hadden ook betrekking op sport en vrijetijdsbesteding.
Uit de besluiten van de Europese Commissie, waarbij ze oordeelt dat er sprake is van zuiver lokale steun op het terrein van sport, volgt een rode lijn die gebruikt kan worden bij de beoordeling van het grensoverschrijdende effect van steun aan sportverenigingen of -stichtingen.
Ten eerste is het daarbij relevant om een onderscheid te maken tussen professionele sport en amateursport. De Europese Commissie is bij steun aan professionele sportclubs snel van oordeel dat het handelsverkeer binnen de Europese Unie kan worden beïnvloed. Wanneer een steunmaatregel slechts ten goede komt aan amateursport, is het argument dat het handelsverkeer binnen de Europese Unie niet ongunstig wordt beïnvloed aannemelijker. Daarom wordt de tegemoetkoming op grond van onderhavige beleidsregel alleen verstrekt aan verhuurders van sportaccommodaties van amateursportorganisaties. Dit levert amateursportorganisaties een voordeel op.
Daarnaast is de doelgroep van de activiteiten belangrijk. Wanneer de activiteiten van amateursportorganisaties alleen gericht zijn op lokale gebruikers is dit een indicatie dat er sprake is van zuiver lokale steun. In dit geval gaat het om zuiver lokale amateursportorganisaties die zich richten op de lokale bevolking.
Alle ontvangers van het voordeel van de tegemoetkoming houden zich dus bezig met zuiver lokale activiteiten. De tegemoetkoming op grond van onderhavige beleidsregel zal dan ook niet zorgen voor een (ongunstige) beïnvloeding van het handelsverkeer in de Europese Unie. Dit betekent dat er bij verstrekking van deze tegemoetkoming geen sprake is van staatssteun.
In artikel 1 worden de begrippen gedefinieerd.
Voor de definitie van amateursport is nauw aangesloten bij verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (de Algemene Groepsvrijstellingsverordening). Organisaties zoals de Betaald Voetbalorganisaties en organisaties waarbij er op professioneel niveau wordt gedaan aan wielrennen, schaatsen, basketbal, ijshockey, hockey of hippische sport worden in elk geval niet aangemerkt als amateursportorganisaties.
Huurinkomsten zijn alle inkomsten uit pacht en verhuur van sportaccommodaties aan amateursportorganisaties. Derving van de huurinkomsten betekent dat deze huurinkomsten voor de periode van 1 maart 2020 tot 1 juni 2020 waren begroot door de verhuurder, maar niet zijn voldaan door de huurder (amateursportorganisatie). De huur over deze periode moet door de verhuurder van de sportaccommodatie zijn kwijtgescholden. Hieronder valt ook kosteloze annulering van zaalreserveringen.
Sportaccommodaties zijn gedefinieerd als een voorziening, bestemd en in gebruik voor activiteiten op het gebied van amateursport. Hierbij kan worden gedacht aan sporthallen, sportvelden, multizalen, maneges, atletiekbanen, wielerbanen of dojo’s.
De particuliere verhuurder is een privaatrechtelijke partij welke geen gemeente of een sportbedrijf is, een sportaccommodatie in eigen bezit heeft en deze aan een amateursportorganisatie verhuurt tegen een vastgestelde huursom.
Een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder komt in aanmerking voor een eenmalige tegemoetkoming indien zij in de periode van 1 maart 2020 tot 1 juni 2020 de door amateursportorganisaties verschuldigde huur voor sportaccommodaties heeft kwijtgescholden. De kosten die daarmee voor een tegemoetkoming in aanmerking komen, is de huursom van de maanden maart, april en mei 2020.
Een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder komt slechts in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van de onderhavige beleidsregel indien de aanvrager voor de gederfde huurinkomsten als bedoeld in deze regeling geen aanspraak heeft gemaakt op een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. De aanvrager geeft hieromtrent een verklaring bij de aanvraag.
Voor het verstrekken van tegemoetkomingen op grond van deze beleidsregel is een bedrag van € 89.500.000 beschikbaar (het totaal beschikbare bedrag verminderd met de uitvoeringskosten). Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van de beschikbare informatie van de IV-3 staten van het CBS en nadere analyse van het Mulier Instituut.
Wanneer het totale voor tegemoetkoming geclaimde bedrag hoger is dan € 89.500.000 zal de verdeling naar rato van de aangevraagde bedragen plaatsvinden. Hiervoor is gekozen, omdat alle aanvragers de aanvraag vóór 15 oktober 2020 in moeten dienen, maar de volgorde waarin zij dit doen geen gevolgen heeft voor de eventuele uitkering van middelen.
Het derde lid bepaalt dat artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van overeenkomstige toepassing is op het verstrekken van tegemoetkomingen. Dit betekent dat het beschikbare bedrag van € 89.500.000 niet wordt overschreden, tenzij niet tijdig op een aanvraag zou worden beslist, of als een aanvraag in de bezwaar- of beroepsfase of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak alsnog wordt toegewezen. Artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Awb worden van overeenkomstige toepassing verklaard, omdat dit artikel in beginsel geldt voor subsidies en ziet op het vaststellen van een subsidieplafond en de gevolgen hiervan. De tegemoetkomingen die op basis van deze beleidsregel worden verstrekt zijn geen subsidies, nu geen sprake is van door een bestuursorgaan verstrekte financiële middelen voor het verrichten van bepaalde activiteiten door een aanvrager. Het tweede en derde lid van artikel 4:25 van de Awb zijn dus niet automatisch van toepassing, maar worden voor deze beleidsregel wel van toepassing verklaard.
Een tegemoetkoming wordt alleen op aanvraag verstrekt. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt (te vinden op www.dus-i.nl). Uit dit formulier blijkt welke gegevens de aanvrager dient aan te leveren.
De aanvraag voor een tegemoetkoming kan worden ingediend in de periode van 15 september 2020 tot 15 oktober 2020.
Vanwege de nood bij de getroffen ondernemingen, wordt zo snel mogelijk op de aanvraag beslist, maar uiterlijk binnen dertien weken na het sluiten van de aanvraagperiode (in afwijking van de standaard Awb-termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag, opgenomen in artikel 4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Wanneer sprake is van overschrijding van het beschikbare bedrag, wordt het beschikbare bedrag naar rato verdeeld onder alle ingediende aanvragen en daarmee kan pas na de sluitingsdatum van de aanvraagperiode gestart worden. In het uiterste geval dat een beslissing binnen dertien weken niet haalbaar is, is artikel 4:14, eerste lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing.
Binnen vijftien weken na afloop van het aanvraagtijdvak beslist de minister op een volledige aanvraag voor een tegemoetkoming. Indien voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling wordt vastgesteld dat een aanvraag (nog) niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld deze binnen een redelijke, door de minister te stellen termijn aan te vullen, conform artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb. Als een aanvraag niet binnen de geboden termijn wordt aangevuld, en dus onvoldoende gegevens bevat om een goede beoordeling mogelijk te maken, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. Conform artikel 4:15, eerste lid, onder a, van de Awb wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort met ingang van de dag na die waarop de aanvrager wordt uitgenodigd de aanvraag krachtens artikel 4:5 van de Awb aan te vullen.
In het besluit tot toekenning van de tegemoetkoming zal worden aangegeven of de aanvrager onder het verantwoordingsregime van artikel 6 dan wel het verantwoordingsregime van artikel 7 valt en welke bewijsstukken de aanvrager bij de aanvraag tot vaststelling moet overleggen.
Als een aanvraag voor een tegemoetkoming wordt toegewezen, betaalt de minister het bedrag van de tegemoetkoming na zijn besluit in één keer uit.
De minister heeft de mogelijkheid om achteraf te toetsen of de ontvanger van een tegemoetkoming van minder dan € 100.000 daadwerkelijk aan alle voorwaarden uit de onderhavige beleidsregel heeft voldaan. Steekproefsgewijs kan de ontvanger van de tegemoetkoming gevraagd worden om een overzicht van de kwijtgescholden huur per amateursportorganisatie en een mededeling van de gemeente, het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan de amateursportorganisaties dat de huur gedurende de periode van 1 maart 2020 tot 1 juni 2020 is kwijtgescholden te overleggen. Deze mededeling is vormvrij, maar uit het document moet in ieder geval blijken dat de huur daadwerkelijk is kwijtgescholden. De minister kan besluiten dat er meer documenten nodig zijn om de rechtmatigheid van de verstrekking van de tegemoetkoming te controleren.
De steekproef zal plaatsvinden in de eerste helft van 2021. Indien uit de controle blijkt dat de tegemoetkoming niet in overeenstemming met deze beleidsregel is verstrekt, kan de tegemoetkoming die ten onrechte is uitbetaald, worden teruggevorderd. Indien de ontvanger van de tegemoetkoming niet binnen de steekproef valt, wordt de tegemoetkoming ambtshalve vastgesteld.
De tegemoetkoming wordt vastgesteld in lijn met Afdeling 4.2.5 van de Awb.
Wanneer er een tegemoetkoming wordt aangevraagd voor een bedrag van meer dan € 100.000 wordt de tegemoetkoming altijd verstrekt door middel van een aanvraag tot verlening en een aanvraag tot vaststelling.
Bij de aanvraag tot vaststelling wordt een overzicht van de kwijtgescholden huur per amateursportorganisatie verstrekt en een mededeling overgelegd van de gemeente, het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan de amateursportorganisaties dat de huur gedurende de periode van 1 maart 2020
tot 1 juni 2020 is kwijtgescholden. Deze mededeling is vormvrij, maar uit het document moet in ieder geval blijken dat de huur daadwerkelijk is kwijtgescholden. De minister kan besluiten dat er meer documenten nodig zijn om de rechtmatigheid van de verstrekking van de tegemoetkoming te controleren.
De tegemoetkoming wordt vastgesteld in lijn met Afdeling 4.2.5 van de Awb.
In dit artikel wordt bepaald dat een besluit tot toekenning van een tegemoetkoming kan worden ingetrokken indien een aanvrager onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft. Ook indien de aanvrager anderszins redelijkerwijs had kunnen weten dat er ten onrechte een tegemoetkoming is toegekend, kan het besluit worden ingetrokken. Hier is bijvoorbeeld sprake van indien de aanvrager een valse verklaring aanlevert over de kwijtgescholden huur of indien de aanvrager de kwijtgescholden huursom alsnog bij de amateursportorganisatie in rekening brengt in de resterende maanden van het jaar 2020 (bijvoorbeeld door verhoging van de oorspronkelijke huursom). Ten onrechte betaalde bedragen zullen door de minister worden teruggevorderd.
Bij de herziening van een tegemoetkoming kan de tegemoetkoming slechts op een lager bedrag of op nihil worden vastgesteld. Het herzien van het bedrag van een tegemoetkoming in positieve zin (de tegemoetkoming wordt hoger vastgesteld dan de verlening) is niet mogelijk in verband met de verdeling van het totaal beschikbare bedrag.
In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving (VVM), zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, treedt deze beleidsregel op 15 september 2020 in werking. Hiervoor is gekozen om getroffen gemeenten en ondernemingen zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen geven over de vraag of zij voor tegemoetkoming op grond van de onderhavige beleidsregel in aanmerking komen.
Gelet op het tijdelijke en eenmalige karakter van de onderhavige beleidsregel vervalt deze beleidsregel met ingang van 1 juli 2021, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op een tegemoetkoming die krachtens deze beleidsregel is verstrekt.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-48142.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.