Besluit van het College voor Toetsen en Examens van 18 mei 2020, nummer CvTE – 20.00936, houdende regels inzake de uitslag van het staatsexamen voortgezet onderwijs in het examenjaar 2020 (Besluit staatsexamens voortgezet onderwijs 2020)

De voorzitter van het College voor Toetsen en Examens,

Gelet op artikel 60, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en de artikelen 22 en 36 van het Staatsexamenbesluit VO;

Overwegende dat ter bestrijding van de uitbraak van het coronavirus Covid-19 de Minister voor medische gezondheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport respectievelijk op 17 maart, 23 maart en 24 april 2020 aanwijzingen hebben doen uitgaan op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid, als gevolg waarvan onderwijsinstellingen voor voortgezet onderwijs gesloten zijn;

Overwegende dat als gevolg van deze aanwijzingen een onvoorziene omstandigheid is opgetreden die een goede voorbereiding van leerlingen op het centraal examen en afname daarvan op de reguliere wijze verhindert;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. De begripsbepalingen uit artikel 1 van het Staatsexamenbesluit VO zijn van toepassing, waarbij de begripsbepalingen voor zover zij zien op de rekentoets buiten toepassing worden gelaten.

  • 2. In dit besluit wordt verstaan onder:

    centraal examen:

    examen van het staatsexamen, niet zijnde het college-examen;

    college-examen:

    college-examen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het SB VO;

    EB VO:

    Eindexamenbesluit VO;

    SB VO:

    Staatsexamenbesluit VO.

Artikel 2. Afgelasting centrale examens in 2020

  • 1. In het examenjaar 2020 worden in het voortgezet onderwijs geen centrale examens afgenomen in verband met de maatregelen die zijn genomen met het oog op het tegengaan van de verspreiding van het coronavirus COVID-19.

  • 2. De artikelen 4, eerste lid, 6, en 25, de leden 3a en 3b, en de artikelen 34 en 35 van het SB VO blijven buiten toepassing voor zover zij zien op het centraal examen en op de rekentoets.

  • 3. De artikelen 8, eerste lid, 10, zevende lid, 15, 18, 19, 20, 21, 23, 23a, 23b, 24, 25, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, 26, 26a, 27, 27a, 28, 29, 30, eerste tot en met vierde lid en zesde tot en met achtste lid, 30a, 31, eerste, tweede, vierde en vijfde lid en 31a van het SB VO blijven geheel buiten toepassing.

Artikel 3. Afronding college-examen

  • 1. De college-examens worden afgenomen met inachtneming van de dan geldende richtlijnen van het RIVM die zijn uitgegeven met het oog op het tegengaan van de verspreiding van het coronavirus COVID-19.

  • 2. Het college-examen wordt behoudens de herkansing, bedoeld in artikel 9, afgesloten voor 2 augustus 2020.

  • 3. Het College voor toetsen en examens kan in afwijking van het tweede lid een kandidaat die ten gevolge van ziekte of een andere van zijn wil onafhankelijke omstandigheid het college-examen in een of meer vakken niet tijdig heeft kunnen afsluiten in de gelegenheid stellen het college-examen in dat vak of in die vakken af te sluiten voor de dag waarop de herkansing, bedoeld in artikel 9, voor de betreffende vakken wordt afgenomen.

Artikel 4. Vakken staatsexamens

De artikelen 11 tot en met 14 en 22 tot en met 26 van het EB VO zijn, voor zover zij betrekking hebben op het eindexamen vwo van opleidingen vavo, het eindexamen havo van opleidingen vavo, het eindexamen vmbo theoretische leerweg van opleidingen vavo en het eindexamen in de algemene vakken van de overige leerwegen van het vmbo, van overeenkomstige toepassing op respectievelijk het staatsexamen vwo, het staatsexamen havo en het staatsexamen vmbo, met inachtneming van het Besluit eindexamens voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 5. Eindcijfer (deel)staatsexamen

  • 1. Het cijfer voor het college-examen wordt in het examenjaar 2020 uitgedrukt in een cijfer uit de reeks 1 tot en met 10, met de daartussen liggende cijfers met één decimaal.

  • 2. Het eindcijfer voor de vakken van het (deel)staatsexamen wordt uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks 1 tot en met 10.

  • 3. Het College voor toetsen en examens bepaalt het eindcijfer per vak op het gewogen gemiddelde van de deelcijfers voor het college-examen, tenzij de kandidaat voor het betreffende vak heeft deelgenomen aan de herkansing, bedoeld in artikel 9 en het daarvoor behaalde cijfer leidt tot een hoger eindcijfer.

  • 4. Indien de uitkomst van de berekening, bedoeld in het derde lid, niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond.

  • 5. Indien het eindcijfer in een eerder leerjaar is bepaald, blijft het alsdan behaalde eindcijfer van kracht.

  • 6. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt het profielwerkstuk in het vmbo beoordeeld met ‘voldoende’ of ‘goed’.

Artikel 6. Vaststelling uitslag

  • 1. Het College voor toetsen en examens stelt vast of de kandidaat het examen heeft afgelegd in de voor het staatsexamen voorgeschreven vakken.

  • 2. Het College voor toetsen en examens stelt uiterlijk 2 augustus 2020 de uitslag vast met inachtneming van de artikelen 5, 7 en artikel 8.

  • 3. De uitslag luidt ‘geslaagd’ of ‘afgewezen’.

  • 4. Indien dat nodig is om de kandidaat te laten slagen voor het staatsexamen, betrekt het College voor toetsen en examens een of meer eindcijfers van de vakken niet bij de bepaling van de definitieve uitslag. De overgebleven vakken dienen een staatsexamen te vormen.

Artikel 7. Uitslag staatsexamen leerwegen vmbo

  • 1. De kandidaat die het staatsexamen van een leerweg in het vmbo heeft afgelegd, is geslaagd indien:

    • a. hij voor het vak Nederlandse taal als eindcijfer 5 of meer heeft behaald;

    • b. hij:

      • 1°. voor een van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 of meer en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald;

      • 2°. voor een van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 4 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer waarvan ten minste een 7 of meer heeft behaald; of

      • 3°. voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer waarvan ten minste een 7 of meer heeft behaald;

    • c. hij voor geen van de onderdelen, genoemd in het derde of vierde lid, lager dan het eindcijfer 4 heeft behaald;

    • d. als het een staatsexamen gemengde of theoretische leerweg betreft: hij voor het profielwerkstuk de kwalificatie ‘voldoende’ of ‘goed’ heeft behaald; en

    • e. het rekenkundig gemiddelde van zijn bij het centraal examen behaalde cijfers ten minste 5,5 is, tenzij bij de uitslag een in 2020 behaald eindcijfer van een vak is betrokken waarvan het centraal examen, als geregeld in het Rooster voor de centrale examens van de eindexamens en de staatsexamens voortgezet onderwijs in 2020, is komen te vervallen.

  • 2. Bij de uitslagbepaling volgens het eerste lid, onderdeel b, wordt in de theoretische leerweg het eindcijfer van een profielvak of beroepsgericht keuzevak behorende tot het eindexamen van de gemengde leerweg als bedoeld in artikel 25 EB VO niet betrokken, tenzij deze vakken samen ten minste een volledig beroepsgericht programma als bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel d, EB VO vormen. In dat geval is het vierde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bij de uitslagbepaling volgens het eerste lid, onderdeel b, wordt in de basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg het gemiddelde van de eindcijfers van alle beroepsgerichte keuzevakken aangemerkt als het eindcijfer van één vak.

  • 4. Bij de uitslagbepaling volgens het eerste lid, onderdeel b, wordt in de gemengde leerweg het gemiddelde van de eindcijfers van het profielvak en alle beroepsgerichte keuzevakken aangemerkt als het eindcijfer van één vak, met dien verstande dat het eindcijfer voor het profielvak daarbij net zo vaak meetelt als het aantal eindcijfers van beroepsgerichte keuzevakken dat in de berekening wordt betrokken.

  • 5. Het eindcijfer, bedoeld in het derde en vierde lid, wordt bepaald als het gewogen gemiddelde van de eindcijfers van de samenstellende onderdelen. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond.

  • 6. De kandidaat die niet voldoet aan het eerste lid is afgewezen voor het staatsexamen.

  • 7. Zodra de eindcijfers en indien mogelijk de uitslag zijn vastgesteld, maakt het College voor toetsen en examens deze schriftelijk aan de kandidaat bekend. Indien de kandidaat is afgewezen voor het staatsexamen, wordt bij de bekendmaking mededeling gedaan van het in artikel 9 bepaalde. De in de eerste volzin bedoelde uitslag is de definitieve uitslag indien artikel 9, tweede lid, geen toepassing vindt.

Artikel 8. Uitslag staatsexamen vwo en havo

  • 1. De kandidaat die staatsexamen vwo of havo heeft afgelegd, is geslaagd indien:

    • a. hij voor een van de vakken Nederlandse taal en literatuur, Engelse taal en literatuur en voor zover van toepassing wiskunde A, B of C als eindcijfer 5 of meer heeft behaald en hij voor het andere vak dan wel andere hier genoemde vakken als eindcijfer 6 of meer heeft behaald;

    • b. hij:

      • 1°. voor een van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 of meer en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald;

      • 2°. voor een van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 4 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers ten minste 6,0 bedraagt;

      • 3°. voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers ten minste 6,0 bedraagt; of

      • 4°. voor een van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld als eindcijfer 4 en voor een van deze vakken als eindcijfer 5 heeft behaald en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers ten minste 6,0 bedraagt; en

    • c. hij voor geen van de onderdelen, genoemd in het tweede lid, lager dan het eindcijfer 4 heeft behaald; en

    • d. het rekenkundig gemiddelde van zijn bij het centraal examen behaalde cijfers ten minste 5,5 is, tenzij bij de uitslag een in 2020 behaald eindcijfer van een vak is betrokken waarvan het centraal examen, als geregeld in het Rooster voor de centrale examens van de eindexamens en de staatsexamens voortgezet onderwijs in 2020, is komen te vervallen.

  • 2. Bij de uitslagbepaling volgens het eerste lid, wordt het gemiddelde van de eindcijfers van ten minste de volgende onderdelen aangemerkt als het eindcijfer van één vak, voor zover voor deze onderdelen een eindcijfer is bepaald: maatschappijleer en het profielwerkstuk. Het College voor toetsen en examens kan daaraan toevoegen:

    • a. literatuur, als onderdeel van alle afzonderlijke moderne talen, met dien verstande dat indien het College voor toetsen en examens daartoe niet besluit, literatuur voor de bepaling van de eindcijfers een onderdeel is van het college-examen van de desbetreffende taal en literatuur;

    • b. algemene natuurwetenschappen in het havo en vwo.

  • 3. Het eindcijfer, bedoeld in het tweede lid, wordt bepaald als het gewogen gemiddelde van de eindcijfers van de samenstellende onderdelen. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond.

  • 4. De kandidaat die niet voldoet aan de voorwaarden, genoemd in het eerste en tweede lid, is afgewezen voor het staatsexamen.

  • 5. Zodra de uitslag ingevolge het eerste, tweede en vierde lid, is vastgesteld, maakt het College voor toetsen en examens deze samen met de eindcijfers schriftelijk aan de kandidaat bekend. Indien de kandidaat is afgewezen voor het staatsexamen, wordt bij de bekendmaking mededeling gedaan van het in artikel 9 bepaalde. De uitslag is definitief indien artikel 9, tweede lid, geen toepassing vindt.

Artikel 9. Herkansing

  • 1. Onverminderd artikel 6 van het SB VO heeft de kandidaat die in het examenjaar2020 met toepassing van de artikelen 7 of 8 is afgewezen voor het staatsexamen, recht op herkansing in het derde tijdvak van dat examenjaar, mits hij daardoor alsnog kan slagen voor het staatsexamen in dit jaar.

  • 2. Herkansing houdt in dat de kandidaat voor maximaal twee door hem te kiezen vakken waarin hij in dat jaar door het College voor toetsen en examens is geëxamineerd, opnieuw deel mag nemen aan het college-examen of onderdelen daarvan.

  • 3. Indien de kandidaat nog niet is geslaagd na de herkansing, bedoeld in het tweede lid, wordt hem gelegenheid geboden om voor nog één vak, waarin hij dit jaar examen heeft gedaan, opnieuw aan het college-examen of onderdelen daarvan mondeling deel te nemen, mits hij daardoor alsnog kan slagen voor het staatsexamen in dit examenjaar.

  • 4. Indien de kandidaat nog niet is geslaagd na hernieuwde deelname aan het college-examen of onderdelen daarvan, als bedoeld in het derde lid, wordt hem gelegenheid geboden om voor nog een vak, waarin hij dit jaar examen heeft gedaan, opnieuw aan het college-examen of onderdelen daarvan mondeling deel te nemen, mits hij daardoor alsnog kan slagen voor het staatsexamen in dit kalenderjaar.

Artikel 10. Rechtsverwerking herkansing

  • 1. De kandidaat die recht heeft op de in artikel 9, tweede lid, bedoelde herkansing, is alsnog afgewezen voor het staatsexamen indien hij niet binnen acht dagen na de in artikel 7, zevende lid, of artikel 8, vijfde lid, bedoelde bekendmaking het College voor toetsen en examens ervan in kennis stelt dat hij aan de herkansing wenst deel te nemen en daarbij schriftelijk opgeeft in welke onderdelen van welke vakken hij opnieuw wil deelnemen aan het college-examen. Het College voor toetsen en examens bevestigt zo spoedig mogelijk aan de kandidaat schriftelijk de ontvangst van deze kennisgeving.

  • 2. De kandidaat die recht heeft op de mogelijkheid tot hernieuwde deelname aan het college-examen of onderdelen daarvan, bedoeld in artikel 9, derde of vierde lid, is alsnog afgewezen voor het staatsexamen, indien hij niet binnen 8 dagen na mededeling dat hij gebruik kan maken van deze mogelijkheid, het College voor toetsen en examens ervan in kennis stelt dat hij daarvan gebruik wil maken en daarbij schriftelijk opgeeft in welke vak of welke onderdelen daarvan hij opnieuw wil deelnemen aan het college-examen. Het College voor toetsen en examens bevestigt zo spoedig mogelijk aan de kandidaat schriftelijk de ontvangst van deze kennisgeving.

Artikel 11. Cijferbepaling bij herkansing

  • 1. Het College voor toetsen en examens stelt vast op welke wijze het cijfer van de in artikel 9, tweede lid, bedoelde herkansing voor het college-examen en de hernieuwde deelname aan het college-examen of onderdelen daarvan, bedoeld in artikel 9, derde en vierde lid, worden bepaald. In zijn overwegingen betrekt het college de cijfers voor die toetsen van het eerder afgelegde college-examen die betrekking hebben op niet tot de herkansing behorende onderdelen van het examenprogramma.

  • 2. Als het cijfer, bedoeld in het eerste lid, hoger is dan het cijfer, behaald bij het eerder afgelegde college-examen, geldt het cijfer, bedoeld in het eerste lid als definitief cijfer voor het college-examen.

  • 3. Na afloop van de herkansing, bedoeld in artikel 9, tweede lid, wordt de uitslag vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 tot en met 8.

  • 4. Na afloop van de hernieuwde deelname aan het college-examen of onderdelen daarvan, bedoeld in artikel 9, derde of vierde lid, wordt de uitslag definitief vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 tot en met 8.

Artikel 12. Diploma en cijferlijst

  • 1. Het College voor toetsen en examens reikt aan de kandidaat die is afgewezen voor het staatsexamen, een cijferlijst uit waarop voor zover van toepassing zijn vermeld:

    • a. de cijfers voor het college-examen,

    • b. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk vwo of havo,

    • c. het thema en de beoordeling van het profielwerkstuk vmbo,

    • d. de eindcijfers voor de examenvakken, en

    • e. de uitslag van het staatsexamen.

  • 2. Het College voor toetsen en examens reikt op grond van de definitieve uitslag aan de kandidaat die is geslaagd voor het staatsexamen, een cijferlijst uit waarop ten aanzien van elk examenvak dat bij de bepaling van de uitslag is betrokken, zijn vermeld, voor zover van toepassing:

    • a. de cijfers voor het college-examen, en in voorkomend geval het schoolexamen,

    • b. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk vwo of havo,

    • c. het thema en de beoordeling van het profielwerkstuk vmbo,

    • d. de vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, met voor zover van toepassing de cijfers voor de desbetreffende vakken,

    • e. de eindcijfers voor de examenvakken, en

    • f. de uitslag van het staatsexamen.

  • 3. Het College voor toetsen en examens draagt er zorg voor dat op grond van de definitieve uitslag aan de voor het staatsexamen geslaagde kandidaat een diploma wordt uitgereikt waarop het profiel of de profielen zijn vermeld die bij de bepaling van de uitslag zijn betrokken.

  • 4. Indien een kandidaat in meer vakken examen heeft afgelegd dan in de vakken die ten minste nodig zijn voor het behalen van het staatsexamen, worden de vakken die niet bij de bepaling van de uitslag zijn betrokken, op de cijferlijst vermeld, tenzij de kandidaat daartegen bezwaar heeft.

  • 5. Voor de vermelding op de cijferlijst van vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend bij het staatsexamen geldt het volgende:

    • a. indien het betreft het staatsexamen vwo of het staatsexamen havo:

      • 1°. de vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel worden niet vermeld op de cijferlijst;

      • 2°. Het vak maatschappijleer waarvoor de kandidaat bij het staatsexamen vwo is vrijgesteld op grond van het bezit van een diploma havo, wordt niet vermeld op de cijferlijst;

      • 3°. vakken waarvoor de kandidaat is vrijgesteld op grond van artikel 9 van het EB VO of artikel 10 van het SB VO, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 4°. vakken waarvoor de kandidaat bij het eindexamen vwo is vrijgesteld op grond van een eerder afgelegd eindexamen of staatsexamen havo of vmbo waarvan deze vwo-vakken deel uitmaakten, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 5°. vakken waarvoor de kandidaat bij het staatsexamen havo is vrijgesteld op grond van een eerder afgelegd eindexamen of staatsexamen vmbo waarvan deze vakken dan wel de overeenkomstige vakken, bedoeld in artikel 14, achtste lid, van de wet, deel uitmaakten, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 6°. andere vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, worden vermeld op de cijferlijst, zonder vermelding van een cijfer;

    • b. indien het betreft het staatsexamen vmbo:

      • 1°. de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans, drama en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel worden niet vermeld op de cijferlijst;

      • 2°. vakken waarvoor de kandidaat is vrijgesteld op grond van artikel 9 van het EB VO of artikel 10 van het SB VO, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 3°. vakken waarvoor de kandidaat bij het staatsexamen vmbo voor zover het betreft de theoretische leerweg is vrijgesteld op grond van een eerder afgelegd eindexamen of staatsexamen vmbo voor zover het betreft de kaderberoepsgerichte leerweg of de basisberoepsgerichte leerweg waarvan deze vakken dan wel de overeenkomstige vakken, bedoeld in de artikelen 10, negende lid, of 10d, negende lid, van de wet, deel uitmaakten, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 4°. Andere vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, worden vermeld op de cijferlijst, zonder vermelding van een cijfer;

  • 6. Het College voor toetsen en examens ondertekent de diploma's en de cijferlijsten.

  • 7. Indien de kandidaat in een bepaald jaar is geslaagd voor het staatsexamen, draagt het College voor toetsen en examens er op verzoek van de kandidaat zorg voor dat de behaalde cijfers voor de vakken waarin in datzelfde jaar deeleindexamen of deelstaatsexamen is afgelegd, worden vermeld op de cijferlijst.

Artikel 13. Voorschriften judicium cum laude

  • 1. Een kandidaat is geslaagd voor het staatsexamen vwo met toekenning van het judicium cum laude indien zijn examen voldoet aan de volgende voorschriften:

    • a. ten minste het gemiddelde eindcijfer 8,0, berekend op basis van de eindcijfers voor:

      • 1°. de vakken in het gemeenschappelijke deel van het profiel, het eindcijfer berekend op grond van artikel 8, tweede lid, en de vakken van het profieldeel, en

      • 2°. het vak uit het vrije deel waarvoor het hoogste eindcijfer is vastgesteld, en

    • b. ten minste het eindcijfer 7 of ten minste de kwalificatie ‘voldoende’ voor alle vakken die meetellen bij de uitslagbepaling op grond van artikel 8.

  • 2. Een kandidaat is geslaagd voor het staatsexamen havo met toekenning van het judicium cum laude indien zijn examen voldoet aan de volgende voorschriften:

    • a. ten minste het gemiddelde eindcijfer 8,0, berekend op basis van de eindcijfers voor:

      • 1°. de vakken in het gemeenschappelijke deel van het profiel, het eindcijfer berekend op grond van artikel 8, tweede lid, en de vakken van het profieldeel, en

      • 2°. het vak uit het vrije deel waarvoor het hoogste eindcijfer is vastgesteld, en

    • b. ten minste het eindcijfer 6 of ten minste de kwalificatie ‘voldoende’ voor alle vakken die meetellen bij de uitslagbepaling op grond van artikel 8.

  • 3. Een kandidaat is geslaagd voor het eindexamen vmbo theoretische leerweg met toekenning van het judicium cum laude indien zijn examen voldoet aan de volgende voorschriften:

    • a. ten minste het gemiddelde eindcijfer 8,0, berekend op basis van de eindcijfers voor:

      • 1°. de vakken Nederlandse taal, Engelse taal en maatschappijleer, en de algemene vakken van het profieldeel, en

      • 2°. het vak uit het vrije deel waarvoor het hoogste eindcijfer is vastgesteld, en

    • b. ten minste het eindcijfer 6 of ten minste de kwalificatie ‘voldoende’ voor het profielwerkstuk en alle vakken die meetellen bij de uitslagbepaling op grond van artikel 7.

  • 4. Een kandidaat is geslaagd voor het eindexamen vmbo basisberoepsgerichte leerweg of kaderberoepsgerichte leerweg met toekenning van het judicium cum laude indien zijn examen voldoet aan de volgende voorschriften:

    • a. ten minste het gemiddelde eindcijfer 8,0, berekend op basis van:

      • 1°. de eindcijfers voor het profielvak en de twee algemene vakken van het profieldeel, en

      • 2°. het eindcijfer berekend op grond van artikel 7, derde lid, en

    • b. ten minste het eindcijfer 6 of ten minste de kwalificatie ‘voldoende’ voor alle vakken die meetellen bij de uitslagbepaling op grond van artikel 7.

  • 5. Een kandidaat is geslaagd voor het eindexamen vmbo gemengde leerweg met toekenning van het judicium cum laude indien zijn examen voldoet aan de volgende voorschriften:

    • a. ten minste het gemiddelde eindcijfer 8,0, berekend op basis van de eindcijfers voor:

      • 1°. de vakken Nederlandse taal, Engelse taal en maatschappijleer, en de algemene vakken van het profieldeel, en

      • 2°. het algemene vak uit het vrije deel of het eindcijfer berekend op grond van artikel 7, vierde lid, en

    • b. ten minste het eindcijfer 6 of ten minste de kwalificatie ‘voldoende’ voor het profielwerkstuk en alle vakken die meetellen bij de uitslagbepaling op grond van artikel 7.

Artikel 14. Certificaat en cijferlijst deelstaatsexamen

  • 1. Het College voor toetsen en examens reikt aan de kandidaat die deelstaatsexamen heeft afgelegd, een cijferlijst uit waarop zijn vermeld, voor zover van toepassing:

    • a. de cijfers voor het college-examen,

    • b. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk vwo of havo,

    • c. het thema en de beoordeling van het profielwerkstuk vmbo, en

    • d. de eindcijfers voor de examenvakken.

  • 2. Het College voor toetsen en examens reikt aan de in het eerste lid bedoelde kandidaat, alsmede aan de kandidaat aan wie op grond van de definitieve uitslag niet op grond van artikel 13, derde lid, een diploma kan worden uitgereikt, een certificaat uit, waarop zijn vermeld, voor zover van toepassing:

    • a. het vak of de vakken waarvoor de kandidaat een eindcijfer 6 of meer heeft behaald,

    • b. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk vwo of havo, en

    • c. het thema en de beoordeling van het profielwerkstuk vmbo, voor zover beoordeeld met ‘goed’ of ‘voldoende’.

  • 3. Het College voor toetsen en examens tekent de certificaten en de cijferlijsten voor het deelstaatsexamen.

Artikel 15. Gegevensverstrekking

Bij de verstrekking van gegevens als bedoeld in artikel 34 van het SB VO worden voor het examenjaar 2020 geen cijfers van het centraal examen of rekentoets vermeld.

Artikel 16. Geldigheid en toepassing van cijfers na 2020

  • 1. De ingevolge dit besluit behaalde eindcijfers worden bij de vaststelling van de uitslag betrokken, indien na het jaar waarin zij zijn vastgesteld nog geen tien jaren zijn verstreken.

  • 2. Op kandidaten die een of meer deelstaatsexamens hebben afgesloten in het examenjaar 2020, zijn de artikelen 26, eerste lid, onderdeel a, en 26a, eerste lid, onderdeel a, van het SB VO niet van toepassing, tenzij:

    • a. voor de betreffende vakken geen centraal examen is geregeld in het Rooster voor de centrale examens van de eindexamens en de staatsexamens voortgezet onderwijs in 2020, of

    • b. de eindcijfers van de vakken die in het examenjaar 2020 zijn afgesloten niet bij de bepaling van de definitieve uitslag worden betrokken.

Artikel 17. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2021, met uitzondering van artikel 16, dat vervalt met ingang van 1 januari 2031.

Artikel 18. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit staatsexamens voortgezet onderwijs 2020.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De voorzitter van het College voor Toetsen en Examens, P.J.J. Hendrikse

TOELICHTING

Algemene toelichting

Dit besluit vindt zijn oorsprong in de Kamerbrief van 24 maart 2020, waarin aangekondigd is dat het centraal examen voor het schooljaar 2019–2020 komt te vervallen en examenkandidaten op basis van hun schoolexamens een volwaardig diploma met recht op doorstroom naar het vervolgonderwijs kunnen behalen.1

Deze unieke situatie is ontstaan doordat het coronavirus COVID-19 zowel de voorbereiding op het centraal examen door de kandidaten, als de organisatie van het centraal examen door de scholen, heeft doorkruist. Het staatsexamen bestaat normaal gesproken uit een college-examen en een centraal examen. Het schrappen van de centrale examens betekent weliswaar een afwijking van de bestaande regels, maar vindt wel plaats op een wijze die de inspanningen van kandidaten op het behalen en afgeven van een volwaardig diploma zoveel mogelijk recht doet. Een soortgelijke regeling wordt getroffen voor het eindexamen. Ook de examenregels voor Caribisch Nederland worden aangepast.

De inhoud van dit besluit behelst een tijdelijke, alleen voor het examenjaar 2020 geldende, set van regels op basis waarvan een kandidaat geslaagd of gezakt is, de zogenaamde ‘slaag / zak regeling’. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • De regels moeten transparant zijn, en voor alle betrokkenen, onder wie de examenkandidaten, eenvoudig te begrijpen zijn en gemakkelijk toepasbaar;

  • De regels moeten uitvoerbaar zijn;

  • En de regels moeten een getrouw beeld van het niveau en de onderwijsprestaties van de kandidaten mogelijk maken.

Dit betekent in de praktijk voor het staatsexamen dat de prestaties op het college-examen de basis vormen voor het diploma in het geval een kandidaat een geheel staatsexamen aflegt, en dat daarnaast extra mogelijkheden worden gecreëerd voor herkansing. Omdat niet alle kandidaten in de gelegenheid zijn gesteld de rekentoets te maken, worden de bepalingen die gaan over de rekentoets buiten beschouwing gelaten. De rekentoets hoeft dit jaar niet te zijn gemaakt en wordt niet vermeld op de cijferlijst.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit besluit regelt een aantal afwijkingen van het Staatsexamenbesluit VO. De betekenis van de in dat besluit gehanteerde begrippen verandert niet, daarom zijn die begripsbepalingen hier van toepassing verklaard. Extra begripsbepalingen zijn toegevoegd om dit besluit inzichtelijker te maken.

Artikel 2. Afgelasting centrale examens in 2020

Het staatsexamen in het voortgezet onderwijs bestaat voor het merendeel van de vakken uit een college-examen en een centraal examen. In het programma van toetsing en afsluiting, dat het College voor toetsen en examens (hierna: CvTE) vaststelt, staat vermeld welke onderdelen van het examenprogramma in het college-examen worden getoetst, wat de inhoud van die onderdelen is en hoe de toetsing en herkansing plaatvinden. Het centraal examen vindt op vaste momenten, of – bij de centraal schriftelijke en praktische examens (cspe’s) en de centrale digitale flexibele examens (flex-examens) – binnen vaste afnameperiodes plaats.

Dit artikel regelt dat het centraal examen in het examenjaar 2020 in het voortgezet onderwijs komt te vervallen. De college-examens gaan wel door.

Het tweede en derde lid van dit artikel vermelden van welke artikelen en artikelleden met dit besluit wordt afgeweken. In een aantal gevallen betekent dit dat een geheel artikel, of een deel van een artikel, is vervangen door een ander artikel in dit besluit. In andere gevallen vervalt de inhoud van een artikel of onderdeel ervan dit jaar, omdat het buiten toepassing wordt verklaard en er niets voor in de plaats wordt gesteld. De aanpassingen komen erop neer dat daar waar iets is geregeld over het centraal examen, de inhoud van dat artikel in dit besluit op een andere manier is opgenomen. Bepalingen over de rekentoets zijn niet van toepassing verklaard, omdat niet alle examenkandidaten in het examenjaar 2020 de rekentoets hebben kunnen maken.

Artikel 3. Afronding college-examen

Eerste lid

Bij het afnemen van de college-examens in het examenjaar 2020 moeten steeds de dan geldende richtlijnen van het RIVM, die zijn uitgegeven met het oog op het tegengaan van de verspreiding van het coronavirus COVID-19, worden nageleefd. Het betreft vooralsnog de volgende richtlijnen:

  • Niemand mag verschijnselen van corona vertonen. Het gaat dan om neusverkoudheid, loopneus, niezen, keelpijn, hoesten, verhoging of koorts.

  • Personen moeten steeds minimaal anderhalve meter afstand van elkaar houden.

Tweede en derde lid

Het eerste tijdvak van het centraal examen zou dit jaar starten op donderdag 7 mei. In het eerste tijdvak worden, omdat de centrale examens zijn afgelast, geen examens afgenomen.

De afname van de college-examens vindt plaats op basis van het reguliere afnamerooster, met uitzondering van de schriftelijke college-examens, waarvoor een aangepast rooster is opgesteld. De schriftelijke college-examens worden afgenomen van 25 – 29 mei 2020; de mondelinge college-examens vinden plaats in de periode 6 juni – 1 augustus 2020. Op de website van DUO is het rooster te vinden van de schriftelijke college-examens.2 Ook hebben alle kandidaten en betrokken scholen reeds een brief ontvangen van het CvTE met daarin het rooster voor de schriftelijke college-examens. Het rooster van de mondelinge en praktische college-examens wordt later toegestuurd. Kort na afronding van hun laatste college-examen horen de kandidaten of ze geslaagd zijn of niet.

De huidige omstandigheden zullen ertoe leiden dat niet alle kandidaten hun college-examens tijdig kunnen afronden, bijvoorbeeld ten gevolge van ziekte. In dat geval kan het CvTE een kandidaat in die situatie in de gelegenheid stellen het schoolexamen alsnog af te ronden, tot de dag waarop de herkansing van de betreffende vakken plaatsvindt. Ook de afname van deze examens moet plaatsvinden met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM. Zie over de herkansingen de toelichting op artikel 9.

Artikel 4. Vakken staatsexamens

In dit artikel worden verschillende artikelen van het EB VO van overeenkomstige toepassing verklaard voor zover ze betrekking hebben op het vavo. Het gaat om de artikelen waarin is geregeld welke vakken en onderdelen het eindexamen voor de verschillende schoolsoorten en leerwegen omvat. De artikelen 14 en 26 EB VO regelen vrijstellingen wegens vervangende of extra vakken. Omdat de artikelen in het EB VO waarnaar wordt verwezen in artikel 8, eerste lid, SB VO, waar artikel 4 op is gebaseerd, zijn aangepast met het Besluit eindexamens voortgezet onderwijs 2020, moet het bepaalde in dat besluit in acht worden genomen. Concreet betekent dit dat kandidaten dezelfde vakken en onderdelen moeten afsluiten als normaal om een diploma te kunnen behalen via het staatsexamen, met uitzondering van de rekentoets, die dit jaar niet hoeft te zijn gemaakt.

Artikel 5. Eindcijfer (deel)staatsexamen

Normaal gesproken worden de eindcijfers voor het staatsexamen bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het college-examen en het cijfer voor het centraal examen. Dit jaar is dat anders, omdat de centrale examens niet plaatsvinden. Daarom regelt dit artikel dat de eindcijfers in het examenjaar 2020 worden vastgesteld op het gewogen gemiddelde van de voor het vak behaalde cijfers voor het college-examen, afgerond tot een geheel getal. Het college-examencijfer zelf wordt uitgedrukt in een cijfer met één decimaal.

Dat betekent dat bijvoorbeeld voor een kandidaat die het college-examen in het vak Nederlands afsluit met een 7,4 gemiddeld, het college-examencijfer wordt vastgesteld op een 7,4, en het eindcijfer op een 7. Zou de kandidaat het vak met een 7,5 hebben afgesloten, dan zou het college-examencijfer op een 7,5 worden vastgesteld, en het eindcijfer op een 8. De onderlinge weging van de toetsen die meetellen voor het college-examen is bepaald in het programma van toetsing en afsluiting van het CvTE. Kandidaten die vakken al in een eerder leerjaar hebben afgesloten, hebben in die vakken wel centraal examen gedaan. Het eerder behaalde eindcijfer blijft in dat geval gelden, en wordt ook vermeld op de cijferlijst. Voor de rekentoets wordt dit jaar geen eindcijfer bepaald.

Omdat de minister de modellen van de diploma’s, certificaten en (deel)cijferlijsten vaststelt (zie de artikelen 30 vijfde lid en 31, derde lid van het SB VO), is in het Besluit eindexamens voortgezet onderwijs 2020 ook een aantal wijzigingen van de Regeling modellen diploma’s VO geregeld. In afwijking van de bijlagen 11a, 11b, 11c, 11c2 12a, 12b en 12c op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van die regeling, wordt de kolom ‘cijfers voor centraal examen’ niet ingevuld.

Artikel 6. Vaststelling uitslag

Voor de vaststelling van de uitslag van het staatsexamen (is een kandidaat geslaagd of niet?), geldt de reguliere systematiek van het SB VO, met één belangrijk verschil: voor het bepalen van de uitslag moeten de eindcijfers worden gebruikt zoals die op basis van artikel 5 van dit besluit zijn bepaald. In artikel 7 is geregeld wanneer kandidaten zijn geslaagd voor het staatsexamen in één van de leerwegen in het vmbo, in artikel 8 zijn deze regels te vinden voor vwo en havo. Het CvTE zorgt dat de examenkandidaten een examen afleggen dat bestaat uit de voorgeschreven vakken, als zij opgaan voor een diploma. De rekentoets hoeft dit jaar niet te zijn gemaakt. Kandidaten horen kort na afronding van hun laatste college-examen of ze zijn geslaagd of niet. Het CvTE stelt uiterlijk 2 augustus 2020 de uitslag van het examen vast. Als een kandidaat is afgewezen (niet is geslaagd), wordt dat definitief als de kandidaat geen gebruik maakt van de mogelijkheid tot herkansen, waarvoor gelegenheid wordt geboden als de kandidaat op die manier alsnog zou kunnen slagen. Zie over herkansing de toelichting op artikel 9.

Artikelen 7 en 8. Uitslag staatsexamen leerwegen vmbo en uitslag staatsexamen vwo en havo

In deze artikelen is geregeld wanneer kandidaten zijn geslaagd voor het staatsexamen in een van de leerwegen in het vmbo, respectievelijk voor vwo en havo. Normaliter moet het rekenkundig gemiddelde van de bij het centraal examen behaalde cijfers ten minste 5,5 zijn. In het examenjaar 2020 vervalt deze eis, omdat de centrale examens niet plaatsvinden. Ook hoeft de rekentoets niet te zijn afgelegd. De wijze waarop aan de hand van de eindcijfers wordt vastgesteld of een kandidaat al dan niet is geslaagd verandert verder niet.

Als een kandidaat dit jaar geen enkel college-examen heeft afgelegd waarvan het resultaat bij de uitslagbepaling is betrokken, geldt de 5,5-regel wel. Deze uitzondering is opgenomen om te voorkomen dat kandidaten die het afgelopen jaar zijn gezakt op de 5,5-regel dit jaar zouden kunnen slagen zonder daarvoor enig examen te maken. Ook voor kandidaten die in 2020 alleen deelnemen aan college-examens in vakken die geen centraal examen kennen blijft de 5,5-regel van kracht.

Zodra de eindcijfers zijn bepaald, maakt het CvTE deze aan de kandidaat bekend. Uit artikel 6, tweede lid, volgt dat dit moment voor 2 augustus 2020 ligt. De kandidaat zal worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot herkansing bij de bekendmaking van zijn eindcijfers. Als de kandidaat van die mogelijkheid geen gebruik maakt, zijn de eindcijfers en de uitslag daarmee definitief.

Artikel 9. Herkansing

In examenjaar 2020 kunnen staatsexamenkandidaten die niet zijn geslaagd twee college-examens herkansen in het derde tijdvak. Het aantal herkansingen is daarmee uitgebreid ten opzichte van de reguliere herkansingsregeling van het staatsexamen. Staatsexamenkandidaten kunnen alle onderdelen van de college-examens van maximaal twee vakken herkansen in het derde tijdvak. Herkanst kan worden in de vakken waarin examen is gedaan in het examenjaar 2020. Daarbij hebben kandidaten de volgende mogelijkheden:

  • herkansing van twee mondelinge en/of twee schriftelijke onderdelen (van maximaal twee vakken), of

  • herkansing van één mondeling, één schriftelijk en/of één praktisch onderdeel (van maximaal twee vakken).

Alleen kandidaten die zijn afgewezen en door middel van herkansing alsnog het diploma in dit examenjaar kunnen halen, hebben de mogelijkheid tot herkansing. Dat betekent dat het net als andere jaren niet mogelijk is om de college-examens te herkansen voor kandidaten die dit examenjaar niet opgaan voor het volledige diploma, of die via herkansing geen mogelijkheid meer hebben om alsnog te slagen. De herkansingen worden afgenomen in het voor dit examenjaar geplande derde tijdvak, dat plaatsvindt van 17 t/m 29 augustus 2020. Is de kandidaat na het doen van herkansing nog niet geslaagd, dan kan hij op een later moment, dat door het CvTE wordt vastgesteld, voor één vak nogmaals deelnemen aan het college-examen, of onderdelen daarvan. Het mag gaan om een vak dat hij al heeft herkanst. Mocht dat ook niet leiden tot een diploma, dan heeft hij nog één laatste kans, voor 31 december 2020.

Artikel 10. Rechtsverwerking herkansing

Uit artikel 9 volgt dat kandidaten die niet zijn geslaagd voor het staatsexamen, maar via een herkansing nog wel kunnen slagen, recht hebben op herkansing. Kandidaten worden over dat recht geïnformeerd door het CvTE op het moment dat ze te horen krijgen dat ze niet zijn geslaagd. Binnen acht dagen na die bekendmaking moet de kandidaat schriftelijk aan het CvTE melden in welke onderdelen van welke vakken hij of zij een herkansing wil doen. Geeft de kandidaat dit niet tijdig door, dan is hij of zij daarmee afgewezen voor het staatsexamen (gezakt). Hetzelfde geldt voor kandidaten die na de herkansing in het derde tijdvak nogmaals mogen deelnemen aan (een onderdeel van) het college-examen.

Artikel 11. Cijferbepaling bij herkansing

Omdat het aantal onderdelen van het college-examen per vak kan verschillen, beslist het CvTE hoe het cijfer voor de herkansing wordt bepaald. Vervolgens wordt, met inachtneming van de uitslagbepaling die in de artikelen 5 tot en met 8 is geregeld, bepaald wat de uitslag van het examen is (is de kandidaat na de herkansing geslaagd of niet?). Dit geldt ook voor de toetsen, bedoeld in het derde en vierde lid van artikel 9.

Artikel 12. Diploma en cijferlijst

Omdat de centrale examens dit jaar niet worden afgenomen, worden daarvoor geen cijfers behaald. Daarom worden er dit examenjaar in beginsel geen cijfers voor het centraal examen vermeld op de cijferlijst. Daarop geldt een uitzondering, namelijk voor kandidaten die een of meerdere vakken al in een eerder leerjaar hebben afgesloten. Voor hen wordt het behaalde cijfer voor het centraal examen in de betreffende vakken wel vermeld, evenals het eerder behaalde eindcijfer, dat conform de reguliere systematiek is bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het college-examen en het cijfer voor het centraal examen. Het cijfer voor de rekentoets wordt niet vermeld op de cijferlijst, ook niet als daarvoor wel een eindcijfer is vastgesteld.

Artikel 13. Voorschriften judicium cum laude

Ook in het examenjaar 2020 kan een kandidaat cum laude slagen. De regels voor het judicium cum laude wijken niet af van de reguliere systematiek, met dien verstande dat de eindcijfers moeten worden gebruikt die op grond van dit besluit zijn vastgesteld en dat de rekentoets niet hoeft te zijn gemaakt.

Omdat de minister de modellen van de diploma’s, certificaten en (deel)cijferlijsten vaststelt (zie de artikelen 30 vijfde lid en 31, derde lid van het SB VO), is in het Besluit eindexamens voortgezet onderwijs 2020 ook een aantal wijzigingen van de Regeling modellen diploma’s VO geregeld. In afwijking van de bijlagen 10a1, 10b1, 10b3, 10c1 en 10c3 op grond van artikel 10 van die regeling, wordt in plaats van ‘artikel 30a van het Staatsexamenbesluit VO’ vermeld: ‘artikel 13 van het Besluit staatsexamens voortgezet onderwijs 2020’.

Artikel 14. Certificaat en cijferlijst deelstaatsexamen

Kandidaten die niet het gehele staatsexamens, maar deelstaatsexamen hebben afgelegd, ontvangen dit jaar een cijferlijst die iets anders is samengesteld dan andere jaren. Hetzelfde geldt voor het certificaat dat kandidaten ontvangen die zijn afgewezen voor het staatsexamen. In tegenstelling tot andere jaren worden dit jaar geen cijfers voor het centraal examen en geen resultaten van de rekentoets vermeld op de cijferlijst en het certificaat.

Artikel 15. Gegevensverstrekking

Dit artikel, dat uit artikel 34 van het SB VO is overgenomen, regelt dat het CvTE zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de definitieve uitslag de minister en de inspectie een lijst stuurt waarop per kandidaat verschillende zaken worden doorgegeven. De cijfers van het centraal examen en gegevens over de rekentoets hoeven dit jaar niet te worden verstrekt.

Artikel 16. Geldigheid en toepassing van cijfers na 2020

Kandidaten die dit jaar examen doen, kunnen de komende jaren gebruik blijven maken van de eindcijfers die ze in het examenjaar 2020 hebben behaald. Net als andere jaren blijven ook de dit jaar behaalde eindcijfers tien jaar gelden.

Normaal gesproken moet het rekenkundig gemiddelde van de bij het centraal examen behaalde cijfers ten minste 5,5 zijn om te slagen. Voor kandidaten die dit jaar al wel een of meer vakken, maar nog niet het gehele examen hebben afgesloten, blijft deze regel ook de komende jaren buiten beschouwing. Anders zouden ze benadeeld worden, omdat het gemiddelde in deze situatie op basis van een kleiner aantal cijfers dan normaal tot stand zou komen, en de vakken waarmee de betreffende kandidaat naar verwachting zou compenseren doorgaans al eerder zijn afgesloten. Mocht het vakken betreffen die niet worden afgesloten met een centraal examen, dan blijft de 5,5-regel de komende jaren wel gelden, omdat hij in dergelijke gevallen op de reguliere manier kan worden toegepast. Ook als een vak wordt afgesloten in het examenjaar 2020, maar vervolgens buiten beschouwing blijft bij de uitslagbepaling, blijft de 5,5-regel van kracht.

Artikel 17. Inwerkingtreding en vervaldatum

De dag na publicatie van dit besluit treedt het in werking. Het besluit is tot stand gekomen naar aanleiding van de beslissing om de centrale examens in het examenjaar 2020 te laten vervallen, die het gevolg is van de maatregelen die dit schooljaar zijn genomen ter bestrijding van het coronavirus COVID-19. De inhoud van dit besluit geldt daarom alleen voor het examenjaar 2020. Uitzondering daarop vormen de behaalde eindcijfers: deze blijven ook de komende jaren gelden. Voor kandidaten die dit jaar een deel van het examen hebben afgesloten, werkt ook het tweede lid van artikel 17 de komende jaren door: zij kunnen ook slagen als het rekenkundig gemiddelde van hun bij het centraal examen behaalde cijfers lager is dan 5,5.

De voorzitter van het College voor Toetsen en Examens, P.J.J. Hendrikse

Naar boven