TOELICHTING
I Algemeen deel
1. Inleiding
De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
(hierna: RNES) en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020. Titel 2.9 wordt
gewijzigd voor het jaar 2020 en komt begin 2021 te vervallen. De subsidiemodule 2.12
wordt geïntroduceerd. Met beide subsidiemodules wordt gestreefd naar het voorkomen
van salmonella bij pluimvee, door de vaccins tegen salmonella te subsidiëren. De wijziging
is noodzakelijk, zodat de subsidiemodule in titel 2.12 beter aansluit bij de Europese
regels.
In hoofdstuk I van deze toelichting ga ik achtereenvolgens in op het doel en de aanleiding
van deze regeling (paragraaf 2), de keuze voor de vorm van een regeling (paragraaf
3), de consultatie, (paragraaf 4), de gevolgen (paragraaf 5), op het staatssteunaspect
(paragraaf 6), de regeldruk (paragraaf 7), en tot slot wordt ingegaan op de overgangsrecht
en het moment van inwerkingtreding (paragraaf 8). In hoofdstuk II volgt de artikelsgewijze
toelichting.
2. Doel en aanleiding
De nieuwe subsidiemodule ‘Titel 2.12. Pluimveevaccinatie ter voorkoming van salmonella’
heeft tot doel besmettingen van pluimvee met salmonella terug te dringen, door te
stimuleren dat pluimveehouders pluimvee vaccineren tegen Salmonella enteritidis en
/ of Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium. Deze nieuwe module brengt een
systematiek tot stand betreffende de vaststelling en verantwoording van deze subsidie,
die beter aansluit bij de voorwaarden in de subsidiebeschikking van de Europese Commissie;
Grant Decision approving national programmes and associated funding (SANTE/VP/2020/S12.823614). Deze beschikking regelt de cofinanciering en bepaalt
de voorwaarden voor de verstrekking van de subsidie. Kern van deze beschikking is
dat enkel de aanschafkosten van vaccindoses voor subsidie in aanmerking komen.
Momenteel bestaat een subsidiemodule met hetzelfde doel, titel 2.9. Subsidie kosten
vaccinatie pluimvee ter bestrijding van salmonella. Op grond van deze module wordt
subsidie verleend voor de aanschaf van gevaccineerd pluimvee. Dit houdt in dat de
houder die een volledig gevaccineerde kip aanschaft, doorgaans de houder van legpluimvee,
een aanvraag voor subsidie kan indienen. Dit heeft als nadeel dat moeilijk inzichtelijk
te maken is welke kosten precies gemoeid zijn met de aanschaf van vaccins en wordt
het risico gelopen dat te veel kosten worden gesubsidieerd. De Europese Commissie
heeft Nederland op deze punten gewezen, wat aanleiding is geweest om deze nieuwe module
tot stand te brengen en titel 2.9 RNES begin 2021 te laten vervallen. Voor de nieuwe
module geldt dat de pluimveehouder die het pluimvee vaccineert, doorgaans de opfokker
van jonge leghennen, de begunstigde van de subsidie is en dat enkel de aanschafkosten
van de vaccindoses in aanmerking komen voor subsidie. Dit betekent dat de kosten voor
bijvoorbeeld het toedienen van de vaccins niet subsidiabel zijn.
De subsidie wordt op grond van deze nieuwe titel 2.12 verleend voor de aanschaf van
vaccindoses tegen Salmonella enteritidis en / of tegen Salmonella enteritidis en Salmonella
typhimurium. Een vaccinatie wordt geacht te zijn uitgevoerd in overeenstemming met
de voorwaarden zoals vermeld bij de toelating van het vaccin op de Nederlandse markt.
Volgens die voorwaarden moet een vaccin een aantal malen worden toegediend (doorgaans
twee of drie keer). In beginsel wordt subsidie verleend voor ieder keer dat het vaccin
wordt toegediend, tot een maximum van drie keer per stuk pluimvee. Peildatum voor
de toekenning van subsidie is de datum van toediening. In het voorkomende geval dat
de vaccindoses in twee opeenvolgende kalenderjaren worden toegediend, wordt in een
kalenderjaar subsidie aangevraagd voor de vaccindoses die in dat kalenderjaar zijn
toegediend. Het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de
aanvragen.
Omdat opfokkers (de pluimveehouders) de vaccins grootschalig laten inkopen door hun
opfokorganisaties, en daarmee de kostprijs in belangrijke mate kunnen drukken, vindt
verrekening plaats van de aanschafkosten tussen opfokorganisaties en opfokker. Gevolg
is dat de opfokker geen factuur kan overleggen en daarmee niet de kostprijs van de
vaccins kan staven. Daarom is een forfaitaire bedrag bepaald op basis van een kostprijsinventarisatie
die door Wageningen Economic Research (WEcR) is uitgevoerd. Dit bedrag is uitgangspunt
voor de toe te kennen subsidie.
3. Beste instrument
Deze subsidiemodule wordt geplaatst in de RNES, de regeling waar alle nationale subsidiemodules
op het gebied van landbouw, natuur en voedselkwaliteit zijn opgenomen. Uit de Kaderwet
EZK- en LNV-subsidies en het Kaderbesluit EZ subsidies volgt dat de regels omtrent
het verlenen van subsidie worden neergelegd in een regeling zodat onder meer duidelijk
is aan welke voorwaarden moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor subsidie,
de hoogte van de subsidie wordt bepaald en subsidieplafond wordt bepaald. Met deze
regeling wordt daaraan voldaan.
4. Consultatie
Bij de totstandkoming van deze regeling is overleg gevoerd met AVINED en vertegenwoordigers
van de sector.
5. Gevolgen
Het gevolg van deze gewijzigde systematiek van titel 2.12, ten opzichte van titel
2.9, is dat de mogelijkheid ontstaat dat voor pluimvee dat in Nederland is opgefokt
en gevaccineerd subsidie kan worden ontvangen, ook als het daarna wordt verkocht of
verplaatst naar pluimveehouderijbedrijven in het buitenland. Met de subsidie voor
gevaccineerd pluimvee bestond deze mogelijkheid niet, maar konden wel gevaccineerd
pluimvee in andere landen worden aangeschaft waarvoor subsidie kon worden aangevraagd.
Deze mogelijkheid vervalt op het moment dat titel 2.9 vervalt.
6. Staatssteun
De subsidie bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door Steunmaatregel SA.39008
(2014/N).
7. Regeldruk
De regeldruk voor de pluimveesector verandert met deze wijziging niet ten opzichte
van de voorgaande regeling. De regeldruk is geraamd op circa € 9.000 voor de sector,
zijnde 0,2% van het subsidiebudget. Een ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan
het Adviescollege Toetsing Regeldruk. De regeling is niet geselecteerd voor toetsing
omdat de gevolgen voor de regeldruk beperkt zijn.
8. Overgangsrecht en inwerkingtreding
Op grond van titel 2.9. kan een pluimveehouder subsidie aanvragen voor gevaccineerd
pluimvee. Dit houdt in dat pluimvee (maximaal) drie vaccinaties heeft ontvangen gedurende
+/- 17 weken. Op grond van titel 2.12. kan een pluimveehouder subsidie aanvragen voor
de aanschaf van een vaccindosis. Overgangsrecht is nodig voor die gevallen waarin
de pluimveehouder pluimvee nog niet volledig heeft gevaccineerd op het moment dat
de nieuwe titel 2.12 in werking treedt en dus geen subsidie meer kan aanvragen voor
zijn gevaccineerde pluimvee. Daarom wordt titel 2.12 met ingang van 15 augustus 2020
opengesteld, terwijl tegelijkertijd onder titel 2.9 nog subsidie kan worden aangevraagd
tot en met 31 januari 2021. Bij de bepaling van deze data is rekening gehouden met
onvoorziene omstandigheden waarbij pluimveehouders hun koppels mogelijk niet op tijd
kunnen plaatsen bij de eindpluimveehouder. Door deze voorziening zijn de aanschafkosten
voor de vaccins die worden toegediend na 15 augustus, maar waar de volledige vaccinatie
in 2020 niet kan worden afgerond of wanneer de koppels niet tijdig geplaatst kunnen
worden, subsidiabel.
Deze regeling treedt voor verschillende onderdelen op verschillende momenten in werking.
II Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A, B en C
Het jaartal 2019 dat in de regeling stond vermeld, is aangepast naar het jaartal 2020.
Artikel I, onderdeel D
In de periode van van 15 augustus 2020 tot 31 januari 2021 kan zowel onder titel 2.9
als onder titel 2.21 subsidie worden aangevraagd. Om te voorkomen dat onder beide
titels subsidie wordt aangevraagd, is de weigeringsgrond opgenomen dat indien reeds
onder de ene titel subsidie is verstrekt, de subsidieaanvraag onder de andere titel
wordt geweigerd.
Artikel I, onderdeel E
Titel 2.9 vervalt per 1 februari 2021. Het is niet mogelijk en niet gewenst om deze
module per direct te laten vervallen. De pluimveehouders houden voor dit jaar rekening
met de module die de afgelopen jaren gold. Zij moeten tijd krijg om zich aan te passen
aan deze nieuwe regeling. Daarnaast is er in de vaststelling van de DGF-heffingen
tarieven voor 2020 rekening gehouden met titel 2.9.
Artikel I, onderdeel F
Met dit onderdeel wordt titel 2.12 in de RNES ingevoegd. Voor zover de verschillende
aspecten van deze module nog niet zijn toegelicht in het algemeen deel, worden deze
hieronder toegelicht.
Begripsbepalingen
De vaccindoses die in aanmerking komen voor subsidie, zijn enkel de vaccins die op
grond van artikel 2.19, eerste lid, van de Wet dieren een vergunning hebben.
Hoogte subsidie
Artikel 10, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies bepaalt dat kosten
die voor de indiening van de aanvraag worden gemaakt, niet voor subsidie in aanmerking
komen. Deze bepaling is niet van toepassing op deze subsidie: de openstelling van
de subsidiemodule is beperkt van juli 2020 tot en met januari 2021. Ook de vaccins
die voor juli 2020 worden toegediend, dienen in aanmerking tot komen voor subsidie.
Het stimulerend effect van deze regeling komt hierdoor niet in het gedrang. De pluimveehouders
geven in de jaarlijkse Landbouwtelling (Regeling landbouwtelling en gecombineerde
opgave 2019 en de Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2020) aan dat zij
in aanmerking willen komen op een vergoeding uit het DGF en in dit geval aanspraak
willen maken op deze subsidie. De pluimveehouders weten daarmee, en ook door het gebruik
van deze subsidie in voorgaande jaren, dat zij later in het jaar de aanschafkosten
van de vaccins terug kunnen krijgen en houden hier rekening mee. Indien de pluimveehouder
heeft aangegeven in de gecombineerde opgave niet in aanmerking te willen komen op
een vergoeding uit het DGF voor de preventie van dierziektes, komt hij niet in aanmerking
voor de subsidie omdat het stimulerend effect dan niet geborgd is. De subsidie wordt
dan afgewezen op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel c van het Kaderbesluit
nationale EZ-subsidies.
Alleen de directe kosten die direct toe te rekenen zijn aan de aanschafkosten worden
vergoed. Dit beslaat dus niet alle kosten die een pluimveehouder betaalt voor het
aanschaffen van de vaccins. Daarnaast volgt uit de Grant Decision dat BTW niet in aanmerking komt voor subsidie. Daarom is artikel 10, vierde lid,
van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies niet van toepassing op deze regeling.
Informatieverplichtingen
Bij de aanvraag van de subsidie dient de aanvrager zijn of haar UBN door te geven.
Dit is een door de minister toegewezen uniek bedrijfsnummer op grond van de Regeling
identificatie en registratie van dieren.
Naast de gegevens die de pluimveehouder over zichzelf en over zijn bedrijf dient door
te geven, moet de aanvrager ook bewijzen overleggen dat de vaccindoses op de juiste
wijze zijn toegediend (bijvoorbeeld door een door een verantwoordelijke dierenarts
getekende ENT-kaarten te overleggen). En dat het pluimvee dat gevaccineerd is, in
een door de minister aangewezen elektronisch portaal staat geregistreerd. Tot slot
dient de aanvrager gegevens aan te leveren over de hoeveel dieren, de hoeveel vaccindoses
subsidie wordt aangevraagd en om welke toedieningsronde het gaat (1e,2e of 3e).
Vervaltermijn
Titel 2.9 wordt vervangen door titel 2.12. Titel 2.12 vervalt op 15 augustus 2025,
vijf jaar na inwerkingtreding.
Artikel I, onderdeel G
Enkel dit jaar is het nodig op een specifieke periode in artikel 2.12.2 op te nemen.
Daarom wordt per 1 februari 2021 de specifieke periode vervangen door de aanduiding
‘een kalenderjaar’. Dit voorkomt dat deze regeling ieder jaar moet worden gewijzigd,
enkel om de jaartallen aan te passen.
Tevens vervalt per 1 februari 2021 het tweede lid van artikel 2.12.2. Dit lid is niet
langer nodig wanneer titel 2.9 vervalt.
Artikel II
Titel 2.9 wordt opengesteld van 1 juli 2020 tot en met 31 januari 2021. In 2019 liep
de openstelling tot half januari. De sector heeft de wens geuit om deze periode twee
weken te verlengen. Aan deze wens is gehoor gegeven. Omdat de subsidie wordt verstrekt
voor in 2020 gefactureerd gevaccineerd pluimvee, kunnen ondernemers hebben na afloop
van die periode nog een maand de tijd om een aanvraag om subsidie in te dienen.
Titel 2.12 wordt opengesteld van 15 augustus 2020 tot en met 31 januari 2021 (zie
de toelichting onder punt 8 van de algemene toelichting).
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten