Beleidsregel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 februari 2019, 2019-0000012235, over de verlenging van de termijnen bij niet-verwijtbare overschrijdingen (Beleidsregel verlenging inburgeringstermijnen bij geen verwijt)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 7a, derde lid, en 7b, derde lid, onderdeel a, van de Wet inburgering en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Verlenging bij geen verwijt

De inburgeringsplichtige heeft aannemelijk gemaakt dat hem geen verwijt treft ter zake van het niet tijdig afronden van het participatieverklaringstraject of het niet tijdig afronden van de overige onderdelen van het inburgeringsexamen, als bedoeld in artikel 7a, derde lid, en 7b, derde lid, onderdeel a, van de Wet inburgering, indien een of meer van de in deze beleidsregel beschreven omstandigheden zich voordoen.

Artikel 2. Langdurige ziekte

Bij langdurige ziekte van de inburgeringsplichtige, zijn partner of gezinslid in de eerste graad van ten minste drie aaneengesloten maanden wordt de termijn van het participatieverklaringstraject of de termijn voor de overige onderdelen van het inburgeringsexamen verlengd met een periode die gelijk is aan de duur van die ziekteperiode.

Om in aanmerking te komen voor de verlenging dient de inburgeringsplichtige een verzoek in bij, en verstrekt een gerichte medische machtiging aan, DUO. Op deze machtiging geeft de inburgeringsplichtige aan op wie de machtiging betrekking heeft en voor welk doel DUO wordt gemachtigd om bij de behandelende arts of specialist informatie op te vragen. Het beoordelen daarvan gebeurt door een door DUO aangewezen medisch adviseur.

Artikel 3. Bevalling

Bij bevalling van de inburgeringsplichtige wordt de termijn van het participatieverklaringstraject of de termijn voor de overige onderdelen van het inburgeringsexamen verlengd met een periode van 16 weken.

Om in aanmerking te komen voor de verlenging verstrekt de inburgeringsplichtige een afschrift van de geboorteakte uit de basisregistratie personen aan DUO.

Artikel 4. Verblijf in Blijf van mijn lijf huis

Bij verblijf in een Blijf van mijn lijf huis door de inburgeringsplichtige voor een periode van ten minste drie aaneengesloten maanden wordt de termijn van het participatieverklaringstraject of de termijn voor de overige onderdelen van het inburgeringsexamen verlengd met een periode die gelijk is aan de duur van dat verblijf.

Om in aanmerking te komen voor de verlenging verstrekt de inburgeringsplichtige aan het college respectievelijk DUO een door het Blijf van mijn lijf huis afgegeven verklaring van verblijf.

Artikel 5. Langdurig verblijf in AZC

Indien asielmigranten langer dan acht weken hebben moeten wachten op uitplaatsing naar een gemeente wordt de termijn voor de overige onderdelen van het inburgeringsexamen verlengd met een periode die gelijk is aan de duur van de periode gelegen tussen de datum van bekendmaking van het verblijfsrecht en de datum van ingang van het adres in de basisregistratie personen.

Artikel 6. Late kennisgeving inburgeringsplicht

Door vertragingen in de aanlevering door de IND of in de verwerking van de door de IND aangeleverde nieuwkomers komt het voor dat de inburgeringsplichtige de kennisgeving inburgeringsplicht meer dan vier weken na het aanvang van de inburgeringstermijn ontvangt. Het aantal weken waarmee de termijn voor de overige onderdelen van het inburgeringsexamen dan wordt verlengd wordt vastgesteld in blokken van vier weken. Een ieder die de kennisgeving binnen de redelijke termijn van vier weken ontvangt komt niet in aanmerking voor verlenging wegens te late kennisgeving inburgeringsplicht.

Artikel 7. Geen tijdig aanbod door of namens het college van participatieverklaringstraject

Indien het college niet binnen het jaar waarbinnen het participatieverklaringstraject moet zijn afgelegd een aanbod aan de inburgeringsplichtige voor een inleiding in de kernwaarden en de ondertekening van de participatieverklaring heeft gedaan, wordt de termijn voor het participatieverklaringstraject verlengd met een periode van ten hoogste één jaar. Indien de gemeente ook in de verlengde termijn geen aanbod doet wordt de termijn telkens verlengd met een periode van ten hoogste één jaar.

Artikel 8. Overige bijzondere omstandigheden waardoor het participatieverklaringstraject niet tijdig kon worden afgerond

Indien de inburgeringsplichtige door een overige niet aan hem toe te rekenen omstandigheid niet in staat is geweest om het participatieverklaringstraject af te ronden binnen het jaar waarbinnen het participatieverklaringstraject moet zijn afgelegd heeft hij recht op verlenging van de termijn van het participatieverklaringstraject met een periode van maximaal één jaar.

Om in aanmerking te komen voor de verlenging verstrekt de inburgeringsplichtige een verklaring aan het college. Deze verklaring is in het bezit van het college en is opvraagbaar door DUO.

Artikel 9. Samenloop omstandigheden

Binnen de inburgeringstermijn kunnen op verschillende gronden verlengingen worden toegekend. In het geval dat er sprake is van samenloop van verlengingsgronden wordt de langstdurende verlenging verleend.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Artikel 11. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel verlenging inburgeringstermijnen bij geen verwijt.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 4 februari 2019

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

Op grond van het bepaalde in artikel 7b, eerste lid, van de Wet inburgering, bedraagt de initiële inburgeringstermijn drie jaar, gerekend vanaf het moment van de start van de inburgeringsplicht. Deze plicht gaat in vanaf het moment van verkrijgen van rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onderdelen a en c, van de Vreemdelingenwet 2000. De initiële inburgeringstermijn is voor alle inburgeringsplichtigen gelijk. Binnen die inburgeringstermijn moet in het eerste jaar na de start van de inburgeringsplicht het participatieverklaringstraject worden afgerond. Dit is vastgelegd in artikel 7a, eerste lid, van de Wet inburgering.

De termijnen van één jaar en drie jaar worden verlengd als het niet tijdig afronden van het participatieverklaringstraject of de overige onderdelen van het inburgeringsexamen de inburgeringsplichtige geen verwijt treft. Wanneer de inburgeringsplichtige voor het einde van de initiële inburgeringstermijn een alfabetiseringscursus volgt of heeft gevolgd wordt de termijn van drie jaar verlengd met twee jaar (artikel 7b, derde lid, onderdeel b, van de Wet inburgering).

In artikel 2.4c van de Regeling inburgering worden twee situaties beschreven wanneer verlenging in ieder geval wordt verleend.

In het eerste lid is bepaald dat de minister verlenging van de inburgeringstermijn verleent indien de inburgeringsplichtige tenminste 300 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus of een cursus Nederlands als tweede taal bij een cursusinstelling met het Blik op Werk keurmerk en tenminste twee maal heeft deelgenomen aan de niet behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal. Dit betreft de verlenging op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen.

In het tweede lid is bepaald dat de minister verlenging van de inburgeringstermijn verleent indien de inburgeringsplichtige een opleiding volgt of heeft gevolgd waarvan de afronding leidt tot een diploma op mbo 2 niveau of hoger.

In deze beleidsregel wordt een niet limitatieve opsomming gegeven van andere omstandigheden wanneer in ieder geval sprake is van geen verwijtbaarheid.

Daarbij is het overgrote deel van toepassing zowel op de termijn van het participatieverklaringstraject als op de overige onderdelen van het inburgeringsexamen. Sommige verlengingsgronden zijn alleen van toepassing op of de termijn van het participatieverklaringstraject of alleen op de overige onderdelen van het inburgeringsexamen.

De hier vastgelegde omstandigheden zijn een neerslag van de gronden voor verlenging van de termijnen zoals die in de praktijk de afgelopen jaren door de Dienst Uitvoering Onderwijs zijn toegepast. Ter bevordering van de transparantie en de rechtszekerheid worden de gronden vastgelegd in een beleidsregel die gepubliceerd wordt in de Staatscourant.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven