TOELICHTING
1. Inleiding
In de Regeling Wet kinderopvang (Regeling Wko) worden eisen gesteld aan de inrichting
van de administratie van een kindercentrum of gastouderbureau. De Belastingdienst/Toeslagen
kan een deel van deze gegevens uit de administratie van een kindercentrum of gastouderbureau
opvragen, omdat die voor de aanspraak van een ouder op en de hoogte van de kinderopvangtoeslag
van belang kunnen zijn. Met een wijziging van artikel 11 van de Regeling Wko worden
de eisen aan de administratie van kindercentra en gastouderbureaus gewijzigd en wordt
tevens verduidelijkt dat de Belastingdienst/Toeslagen de gegevens ook ten behoeve
van het bepalen van de hoogte van het voorschot kan gebruiken. De Belastingdienst/Toeslagen
kan hiermee eerder signaleren dat het werkelijke gebruik van kinderopvang afwijkt
van de door ouder opgegeven schatting in de toeslagaanvraag en een (hoge) terugvordering
van de kinderopvangtoeslag voorkomen.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
2.1 Aanleiding
Een aanzienlijk deel van de ouders dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag, krijgt
te maken met terugvorderingen en nabetalingen. Dit kan uitmonden in hoge terugvorderingen,
die kunnen oplopen tot enkele duizenden euro’s. Voor een deel van de ouders leidt
dit tot betalingsproblemen, die uiteindelijk kunnen leiden tot een problematische
(toeslag)schuld. Het huidige kabinet geeft prioriteit aan het terugdringen van de
schuldenproblematiek. In 2018 is de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
samen met de Staatssecretaris van Financiën gestart met het doorvoeren van een aantal
verbetermaatregelen binnen het huidige stelsel van de kinderopvangtoeslag die gericht
zijn op het terugdringen van hoge terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag. Met
deze maatregelen wordt een bijdrage geleverd aan de ambitie van het kabinet de schuldenproblematiek
te verminderen.
2.2 Probleembeschrijving
Ingevolge artikel 1.7, eerste lid, van de Wet kinderopvang (Wko) is de hoogte van
de kinderopvangtoeslag afhankelijk van de draagkracht van de ouder(s) en de kosten
van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
-
• het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
-
• de voor die kinderopvang te betalen uurprijs,
-
• de soort kinderopvang.
Bij het indienen van de aanvraag van kinderopvangtoeslag geeft de ouder op welke kosten
voor kinderopvang hij verwacht te hebben. Op basis van deze gegevens verleent de Belastingdienst/Toeslagen
een voorschot. Na afloop van het berekeningsjaar stelt de Belastingdienst/Toeslagen
het werkelijke recht op kinderopvangtoeslag vast op basis van de werkelijk gemaakte
kosten.
Wanneer zich in het berekeningsjaar een wijziging van de omstandigheden voordoet die
leidt tot beëindiging dan wel verlaging van het voorschot is de ouder verplicht dit
binnen vier weken aan de Belastingdienst/Toeslagen te melden. Wijzigingen worden door
ouders echter niet altijd (tijdig) doorgegeven. Als achteraf blijkt dat er een te
hoog voorschot is verleend, vordert de Belastingdienst/Toeslagen het te veel uitbetaalde
bedrag terug. De meeste hoge terugvorderingen zijn het gevolg van een bijstelling
van het aantal opvanguren. De ouder heeft een hoger aantal opvanguren in de aanvraag
opgegeven dan in werkelijkheid gedurende het berekeningsjaar is afgenomen.
2.3 Probleemaanpak
Door al lopende het berekeningsjaar gebruik te maken van gegevens van kinderopvangorganisaties
over het gebruik van de kinderopvang kan de Belastingdienst/Toeslagen vaker en eerder
signaleren of het werkelijke gebruik afwijkt van de door ouder opgegeven gegevens.
Indien sprake is van een afwijking kan de Belastingdienst/Toeslagen gericht actie
ondernemen door de ouder op deze afwijking te attenderen en te adviseren een wijziging
in te dienen. De ouder kan vervolgens de aanvraag aanpassen en zo een (hoge) terugvordering
voorkomen of beperken. Er zal worden geëvalueerd of deze aanpak effectief is en voldoende
bijdraagt aan het verminderen van het aantal (hoge) terugvorderingen. Eventuele andere
vormen van dienstverlening zullen dan ook worden onderzocht en alleen na zorgvuldige
toetsing en afstemming worden toegepast.
In artikel 11 van de Regeling Wko is opgenomen welke gegevens de administratie van
kindercentra en gastouderbureaus moet bevatten en welke gegevens de Belastingdienst/Toeslagen
derhalve kan opvragen. Dit vloeit voort uit het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen (Uitvoeringsbesluit Awir); op grond van artikel 1a van het Uitvoeringsbesluit
Awir moeten de kinderopvangorganisaties desgevraagd de gegevens aan de Belastingdienst/Toeslagen
verstrekken die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de wet. Deze gegevens
zijn niet afdoende om tussentijds te controleren of het voorschot juist is. Kinderopvangorganisaties
kunnen aanvullende gegevens alleen aan de Belastingdienst/Toeslagen verstrekken indien
de ouder daar expliciet toestemming voor heeft gegeven. Het vergt een grote administratieve
last voor kinderopvangorganisaties om deze toestemming per aanvrager afzonderlijk
te regelen. Daarom zijn de administratieve eisen aan kindercentra en gastouderbureaus,
zoals opgenomen in artikel 11 van de Regeling Wko, uitgebreid.
Met het wijzigen van artikel 11 van de Regeling Wko is het voor kinderopvangorganisaties
mogelijk de benodigde gegevens, voor het tussentijds controleren van het voorschot,
aan de Belastingdienst/Toeslagen te verstrekken en is het voor de Belastingdienst/Toeslagen
mogelijk deze gegevens bij de kinderopvangorganisaties op te vragen. Dit geeft de
Belastingdienst/Toeslagen de mogelijkheid om in een eerder stadium te controleren
of het juiste voorschot aan de ouder wordt verleend. Hiermee worden ouders ondersteund
bij het doorgeven van de juiste informatie voor de kinderopvangtoeslag aan de Belastingdienst/Toeslagen.
Het doel hiervan is het voorkomen van (hoge) terugvorderingen.
Het eindbeeld is dat alle kinderopvangorganisaties maandelijks gegevens verstrekken
aan de Belastingdienst/Toeslagen. Het jaar 2020 is een overgangsjaar, waarin kinderopvangorganisaties
op vrijwillige basis kunnen starten en wennen aan de maandelijkse gegevensverstrekking.
De insteek is om de maandelijkse gegevensverstrekking per 1 januari 2021 voor alle
kinderopvangorganisaties structureel te verplichten. Om dit te realiseren is het voornemen
het Uitvoeringsbesluit Awir aan te passen.
3. Toelichting op de gewijzigde administratieve eisen
3.1 Verduidelijking gebruik gegevens ten behoeve van het voorschot
De Belastingdienst/Toeslagen gebruikt de gegevens van kinderopvangorganisaties in
het kader van het bepalen van de aanspraak van de ouder op en de hoogte van de kinderopvangtoeslag.
Deze gegevens zullen vaker en in een eerder stadium worden gebruikt om te controleren
of het juiste voorschot wordt verleend. Met deze wijziging is aan artikel 11, eerste
lid, van de Regeling Wko, expliciet het woord voorschot toegevoegd, waarmee wordt verduidelijkt dat de Belastingdienst/Toeslagen de gegevens
ook gedurende het berekeningsjaar gebruikt in het kader van het bepalen van de aanspraak
op en de hoogte van het voorschot en niet alleen bij de vaststelling van het recht op de kinderopvangtoeslag na afloop
van het berekeningsjaar.
3.2 Jaar- en maandoverzichten
De Belastingdienst/Toeslagen heeft informatie nodig over het aantal afgenomen opvanguren
en de gemiddelde uurprijs per jaar en per maand. Kinderopvangorganisaties moeten in
hun administratie jaaroverzichten en maandoverzichten van deze gegevens hebben. Voor
gastouderbureaus bestaat al langer de verplichting een jaaroverzicht per vraagouder
op te stellen en is met de wijziging van artikel 11 van de Regeling Wko uitgebreid
met maandoverzichten. Voor kindercentra zijn de administratieve eisen uitgebreid met
zowel jaaroverzichten als maandoverzichten.
De jaar- en maandoverzichten moeten de uren kinderopvang bevatten die in dat jaar
en die maanden zijn afgenomen. Voor de gegevensverstrekking aan de Belastingdienst/Toeslagen
gaat het om de uren die gefactureerd worden en waarover aanspraak kan bestaan op kinderopvangtoeslag.
Indien een kind niet alle gefactureerde uren daadwerkelijk op de opvang aanwezig is
geweest, bijvoorbeeld bij kortdurende ziekte of omdat een kinderopvang in dagdelen
factureert en een kind niet het hele dagdeel aanwezig is geweest, moet toch uitgegaan
worden van het aantal te factureren uren.
Uren waarover, op basis van de in de Wko gestelde voorwaarden, geen aanspraak kan
bestaan op kinderopvangtoeslag zijn geen onderdeel van de gegevensverstrekking aan
de Belastingdienst/Toeslagen. Op de overzichten die ten behoeve van de Belastingdienst/Toeslagen
worden opgesteld moeten deze uren dus niet of apart worden vermeld. Er moet dus rekening
mee worden gehouden dat voor sommige vormen van opvang geen aanspraak kan bestaan
op kinderopvangtoeslag en dat sommige uren niet in aanmerking kunnen komen voor kinderopvangtoeslag,
bijvoorbeeld omdat de kosten reeds door de gemeente zijn betaald in het kader van
voorschoolse educatie. In de opgave van het aantal uren hoeft geen rekening te worden
gehouden met het urencriterium dat is geformuleerd in artikel 8a van het Besluit kinderopvangtoeslag.
Gastouderbureaus zijn zoals eerder vermeld al verplicht jaaroverzichten op te stellen.
In de praktijk verstrekken gastouderbureaus ook jaaroverzichten aan ouders. De uitbreiding
van de regeling met de eis maandoverzichten op te stellen, is ten behoeve van de gegevensverstrekking
aan de Belastingdienst/Toeslagen. Kinderopvangorganisaties zijn dus niet verplicht
ook maandoverzichten aan ouders te verstrekken.
3.3. Gemiddelde uurprijs
De hoogte van de kinderopvangtoeslag is mede afhankelijk van de voor de kinderopvang
te betalen uurprijs. Omdat de uurprijs per kind kan verschillen en op meerdere momenten
in het jaar kan wijzigen, moet in het jaaroverzicht en de maandoverzichten de gemiddelde
uurprijs per kind zijn opgenomen. De gemiddelde uurprijs (per maand of per jaar) is
het quotiënt van de (in die maand of dat jaar) totale te factureren kosten en het
aantal (in die maand of dat jaar) te factureren uren. Voor zowel de kosten als het
aantal uren geldt dat deze in aanmerking moeten komen voor kinderopvangtoeslag. De
bemiddelingskosten bij gastouderopvang tellen mee bij de bepaling van de gemiddelde
uurprijs. Kosten voor aanvullende diensten, zoals sportactiviteiten, moeten hierin
niet worden meegenomen.
3.4 Einddatum opvang
Een van de oorzaken van een bijstelling van het aantal opvanguren, die kan leiden
tot een hoge terugvordering, is dat ouders te laat doorgeven dat de kinderopvang is
beëindigd. Dit wordt voorkomen als kinderopvangorganisaties de einddatum aan de Belastingdienst/Toeslagen
doorgeven. Het gaat hierbij om de datum waarop de kinderopvang definitief eindigt.
Dit kan gaan om de einddatum van de schriftelijke overeenkomst tussen een ouder en
de kinderorganisatie of, als de opvang eerder eindigt de datum van opzegging. Met
deze wijziging is het administreren van de definitieve einddatum een eis aan kinderopvangorganisaties.
De kinderopvangorganisatie moet deze einddatum op verzoek aan de Belastingdienst/Toeslagen
verstrekken.
3.5 Verificatie van de gegevens
Voor de verificatie van de gegevens door de Belastingdienst/Toeslagen moeten de gegevens
aan de Belastingdienst/Toeslagen worden verstrekt onder vermelding van het unieke
registratienummer van het kindercentrum of het gastouderbureau en, voor zowel het
kind als voor de ouder, de naam, het burgerservicenummer en de geboortedatum. In artikel
1b, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Awir is geregeld dat het verstrekken van
gegevens aan de Belastingdienst/Toeslagen plaats vindt onder vermelding van het burgerservicenummer
van degene op wie de gegevens betrekking hebben. Op basis van artikel 1b, tweede lid,
dienen ouders hun burgerservicenummer aan de kinderopvangorganisatie bekend te maken.
Door tevens gebruik te maken van de geboortedatum als aanvullend identificerend persoonsgegeven,
vergewist de Belastingdienst/Toeslagen zich ervan dat het burgerservicenummer betrekking
heeft op de ouder waarover de gegevens zijn geleverd. De kinderopvangorganisatie kan
de geboortedatum alleen aan de Belastingdienst/Toeslagen verstrekken, indien de ouder
deze aan de kinderopvangorganisatie bekend heeft gemaakt.
3.6 Betaalbewijzen
Een voorwaarde voor het recht op kinderopvangtoeslag is de betaling van de kosten
door de ouder aan de kinderopvangorganisatie. De Belastingdienst/Toeslagen controleert
dit door steekproefsgewijs bij de ouders een bewijs van betaling op te vragen. Als
een ouder niet (tijdig) reageert kan het gebeuren dat de Belastingdienst/Toeslagen
de uitbetaling van het voorschot opschort of de kinderopvangtoeslag stopzet. Dit kan
er ook toe leiden dat een reeds ontvangen voorschot wordt teruggevorderd. Wanneer
de Belastingdienst/Toeslagen de bevoegdheid heeft een betaalbewijs bij een kinderopvangorganisatie
op te vragen kan deze controle sneller plaatsvinden. Voor de gastouderbureaus is het
reeds een bestaande eis om bankafschriften te administreren. Het gaat hierbij (anders
dan bij kindercentra) specifiek om bankafschriften, omdat vraagouders geen contante
betalingen aan de gastouderbureaus mogen doen. Voor kindercentra kan het zowel om
bankafschriften als bewijzen van contante betalingen gaan. Om de betaalbewijzen in
het kader van het bepalen van het recht op kinderopvangtoeslag te kunnen verstrekken
aan de Belastingdienst/Toeslagen, is dit voor de kindercentra als administratieve
eis in artikel 11 van de Regeling Wko opgenomen. Controle op de betalingen van de
kosten zal incidenteel blijven plaatsvinden; het verstrekken van betaalbewijzen wordt
(anders dan de gegevens in de paragrafen 3.2 t/m 3.5) geen maandelijkse verplichting.
4. Verhouding tot hoger recht en nationale regelgeving
4.1 Privacyaspecten
De verwerking van persoonsgegevens is alleen rechtmatig indien aan ten minste een
van de voorwaarden in artikel 6 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming is
voldaan. De verwerking van persoonsgegevens die worden toegevoegd aan artikel 11 van
de Regeling Wko voldoen aan de voorwaarde uit artikel 6, eerste lid, onderdeel e,
van de AVG: ‘de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen
belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat
aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen’. Uit artikel 11, tweede lid, van
de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) volgt immers dat de Belastingdienst/Toeslagen
het organisatiedeel van de rijksbelastingdienst is, dat is belast met het toekennen,
uitbetalen en terugvorderen van tegemoetkomingen. Ten aanzien van de kinderopvangtoeslag
is in artikel 1.3, eerste lid, van de Wko expliciet bepaald dat de uitvoering van
het toekennen, uitbetalen en terugvorderen van de kinderopvangtoeslag is opgedragen
aan de Belastingdienst/Toeslagen.
Met deze wijziging wordt geregeld dat kinderopvangorganisaties, zonder expliciete
toestemming van ouders, (persoons)gegevens kunnen verstrekken aan de Belastingdienst/Toeslagen.
Deze inbreuk op Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens wordt
als proportioneel en gerechtvaardigd geacht, omdat deze gegevens worden gebruikt voor
het bepalen van het recht op kinderopvangtoeslag en tevens, door het aanpakken van
de problematiek van de (hoge) terugvorderingen, het belang van een grote groep ouders
wordt gediend. Het alternatief dat kinderopvangorganisaties hiervoor expliciet toestemming
aan ouders vragen en dit administreren, wordt als een grote administratieve last gezien.
4.2 Relatie met aanpalende regelgeving
De Regeling Wko stelt nadere regels aan een aantal in de Wko geregelde onderwerpen.
Specifiek kunnen er, ten behoeve van een goede uitvoering van deze in de Wko geregelde
onderwerpen, op grond van artikel 1.53 van de Wko, bij regeling nadere regels worden
gesteld met betrekking tot de administratie van gegevens bij een kindercentrum en
kunnen er op grond van artikel 1.56, zesde lid van de Wko, bij regeling nadere regels
worden gesteld met betrekking tot de administratie van gegevens bij een gastouderbureau.
In artikel 11 van de Regeling Wko worden deze nadere regels ten aanzien van de inrichting
van de administratie van kindercentra en gastouderbureaus gesteld. Met onderhavige
wijziging zijn deze administratieve eisen uitgebreid.
Artikel 11, eerste lid, stelt dat de administratie van een kindercentrum of gastouderbureau
zodanig is ingericht dat op verzoek van de Belastingdienst/Toeslagen tijdig, de in
het artikel genoemde gegevens, die voor de aanspraak van een ouder op en de hoogte
van de kinderopvangtoeslag van belang zijn, kunnen worden verstrekt. De Belastingdienst/Toeslagen
heeft op grond van artikel 38 van de Awir en het Uitvoeringsbesluit Awir de bevoegdheid
deze gegevens op te vragen. Specifiek verwijst artikel 1a, eerste lid, onderdeel b,
ten 1e, van het Uitvoeringsbesluit Awir, naar artikel 11, Regeling Wko en mag de Belastingdienst/Toeslagen
op basis daarvan de betreffende gegevens opvragen. Artikel 1b van het Uitvoeringsbesluit
Awir stelt dat de verstrekking van de gegevens op de door de Belastingdienst/Toeslagen
voorgeschreven wijze geschiedt.
Omdat de insteek is om de maandelijkse verstrekking van gegevens door alle kinderopvangorganisaties
aan de Belastingdienst/Toeslagen structureel te verplichten, is het voornemen het
Uitvoeringsbesluit Awir te wijzigen met de verduidelijking dat een verzoek tot verstrekking
van gegevens ook maandelijks kan worden gedaan. Deze wijziging is beoogd per 1 januari
2021.
5. Uitvoering en handhaving
Voor kinderopvangorganisaties betekent deze wijziging dat vanaf 1 januari 2020 meer
administratieve eisen van toepassing zijn. Omdat kinderopvangorganisaties tijd nodig
hebben om de administratie op basis van de aangepaste eisen in te richten, zoals het
inwinnen van de benodigde gegevens, geldt hiervoor een aanloopperiode van drie maanden
(tot 1 april 2020). In deze periode heeft het niet voldoen aan de gewijzigde administratieve
eisen geen gevolgen voor kinderopvangorganisaties. De wijziging van artikel 11 van
de Regeling Wko maakt het tevens voor kinderopvangorganisaties mogelijk om deze gegevens,
zonder toestemming van ouders, aan de Belastingdienst/Toeslagen te verstrekken.
De Belastingdienst/Toeslagen gaat kinderopvangorganisaties gericht benaderen om op
vrijwillige basis te starten met de maandelijkse gegevensverstrekking. Het jaar 2020
is een overgangsjaar, dat wordt gebruikt om de nieuwe wijze van gegevensverstrekking
in te richten en uit te voeren. Kinderopvangorganisaties gaan geleidelijk starten
met de maandelijkse gegevensverstrekking en worden hierbij door de Belastingdienst/Toeslagen
ondersteund. Vanaf 1 januari 2021, nadat de benodigde wijziging in het Uitvoeringsbesluit
Awir is doorgevoerd, worden alle kinderopvangorganisaties gehouden aan de plicht maandelijks
gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst/Toeslagen.
Indien gegevens niet, niet volledig, niet tijdig of niet juist, worden verstrekt kan
de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 40 of 41 van de Awir een bestuurlijke
boete opleggen. De wijze waarop de Belastingdienst/Toeslagen omgaat met de mogelijkheden
tot het opleggen van een bestuurlijke boete is uitgewerkt in het Besluit Bestuurlijke
Boeten Belastingdienst/Toeslagen. Omdat kinderopvangorganisaties het eerste jaar nog
kunnen wennen aan de maandelijkse gegevensverstrekking, is 2020 een overgangsjaar,
en wordt de maandelijkse gegevensverstrekking pas vanaf 1 januari 2021 onderdeel van
het reguliere handhavingsbeleid van de Belastingdienst/Toeslagen.
6. Gevolgen
6.1 Gevolgen voor kinderopvangorganisaties
De wijziging heeft gevolgen voor alle kinderopvangorganisaties. De wijziging heeft
betrekking op de administratie van kinderopvangorganisaties, maar omdat met deze wijziging
tevens wordt beoogd dat kinderopvangorganisaties maandelijks gegevens aan de Belastingdienst/Toeslagen
gaan verstrekken zijn de regeldrukeffecten van de maandelijkse gegevensverstrekking
ook in kaart gebracht.
6.1.1 Eenmalige regeldrukeffecten
De kinderopvangorganisaties moeten vanaf 1 januari 2020 voldoen aan de gewijzigde
administratieve eisen. Doordat veel van de gegevens al in de administratie van de
kinderopvangorganisaties aanwezig zijn, is ingeschat dat de gevolgen voor de regeldruk
beperkt zijn. De afgenomen uren zijn reeds onderdeel van administratie van kinderopvangorganisaties
omdat deze gegevens ook voor de maandelijkse facturatie aan de ouders worden gebruikt.
De betaalbewijzen zijn op basis van de fiscale verplichtingen al onderdeel van de
administratie. Voor gastouderbureaus bestaat al langer de verplichting een jaaroverzicht
per vraagouder op te stellen en deze aan de Belastingdienst/Toeslagen te verstrekken.
Voor kindercentra is het opstellen en verstrekken van jaaroverzichten en maandoverzichten
een nieuwe verplichting, maar is het in de praktijk voor de meeste kindercentra al
gebruikelijk om jaargegevens aan de Belastingdienst/Toeslagen te verstrekken. Een
nieuw gegeven voor kindercentra is de geboortedatum van één van de ouders. Kindercentra
moeten deze geboortedata dan ook in het kader van deze wijziging bij ouders inwinnen.
Alle kinderopvangorganisaties moeten zich in 2020 voorbereiden op de maandelijkse
gegevensverstrekking. Zij moeten in de eerste plaats kennisnemen van de verandering.
De administratie van de kinderopvangorganisaties moet zodanig worden ingericht dat
de gegevens maandelijks aan de Belastingdienst/Toeslagen verstrekt kunnen worden.
Ze moeten de softwaresystemen of digitale bestanden voor de (financiële) administratie
en overige digitale (ouder)portalen (laten) aangepast worden zodat deze aansluiten
bij de gewijzigde administratieve eisen en vervolgens moeten de nieuwe velden met
de betreffende gegevens worden gevuld. De eerste maanden zal gegevensverstrekking
meer tijd kosten, bijvoorbeeld door het wennen aan de nieuwe werkwijze en het corrigeren
van fouten op basis van de foutrapportages van de Belastingdienst/Toeslagen.
6.1.2 Structurele regeldrukeffecten
De structurele activiteiten zijn het maandelijks bijwerken van de administratie, met
de afgenomen uren, de gemiddelde uurprijs en indien van toepassing de einddatum van
de opvang en het verstrekken van deze gegevens aan de Belastingdienst/Toeslagen. Kinderopvangorganisaties
zullen incidenteel worden verzocht een betaalbewijs aan de Belastingdienst/Toeslagen
te verstrekken. Als de administratie eenmalig goed is ingericht, is de verwachting
dat de extra inspanning voor de structurele maandelijkse gegevensverstrekking niet
substantieel meer is. Voor circa 200 kinderopvangorganisaties is het maandelijks verstrekken
van gegevens al een standaard proces; zij verstrekken op basis van een convenant al
maandelijks gegevens aan de Belastingdienst/Toeslagen. Voor deze kinderopvangorganisaties
wordt er geen substantiële toename van de structurele regeldruk verwacht.
6.1.3 Overige (regeldruk)effecten
Ook zijn er positieve en negatieve (regeldruk)effecten die vooraf niet exact te duiden
zijn. Ouders zullen mogelijk vaker de kinderopvangorganisatie benaderen met vragen
over berichten die zij van de Belastingdienst/Toeslagen hebben ontvangen naar aanleiding
van de door kinderopvangorganisatie verstrekte gegevens. Minder (hoge) terugvorderingen
leidt mogelijk tot minder vragen van ouders aan medewerkers van de kinderopvangorganisatie
over die terugvordering. Minder (hoge) terugvorderingen leidt mogelijk tot minder
betalingsproblemen van ouders aan de kinderopvangorganisatie.
6.1.4 Raming totale verandering van regeldruk bij kinderopvangorganisaties als gevolg
van het voorliggend voorstel tot wijziging van artikel 11
De eenmalige regeldrukkosten voor kinderopvangorganisaties als gevolg van de wijziging
zijn naar inschatting ruim € 2,5 miljoen. Ca. € 1 miljoen volgt uit de kosten van
aanpassing van specialistische software, uitgevoerd door ca. 45 softwareleveranciers
in opdracht van kinderopvangorganisaties en door ca. 87 ‘zelfbouwende’ kinderopvangorganisaties
(die gebruik maken van individueel maatwerk). Naar inschatting is hiervoor per softwareleverancier
ca. 150 uur nodig aan voorbereiding, afstemming, uitvoering en testen van de software
tegen een gemiddeld tarief van € 54 per uur. De kosten worden doorberekend aan kinderopvangorganisaties.
Daarnaast is er ruim € 1,5 miljoen aan regeldrukkosten voor kennisname, gegevensinwinning
en -verwerking voor de ca. 2.600 kinderopvangorganisaties in de kinderdagopvang (exclusief
gastouderbureaus). Dit komt neer op gemiddeld ca. 13 uur per kinderopvangorganisatie
tegen een gemiddeld uurtarief van € 47. Deze inschatting houdt voor de ca. 1.600 kleinere
kinderopvangorganisaties rekening met eenmalig extra nalevingskosten, omdat zij nu
nog niet jaarlijks leveren aan de Belastingdienst. Daarnaast zijn er ook (beperkte)
regeldrukkosten voor de groep gastouderbureaus (ruim 600) opgenomen in deze inschatting.
Zij leveren reeds jaarlijks, en de gevraagde informatie is voor hen reeds verplicht.
Het gaat dan om kosten om over te kunnen stappen op maandelijks leveren (gemiddelde
tijdsbesteding van 2 uur).
De eerste 3 maanden is er naar verwachting sprake van een gewenningsperiode, waarbij
extra regeldrukkosten optreden in verband met foutencorrectie en kwaliteitsverbetering
voor maandelijks leveren. Hiermee gaat naar verwachting ca. € 2,5 miljoen aan regeldrukkosten
gepaard voor alle ca. 3.300 kinderopvangorganisaties (exclusief de 185 convenantkinderopvangorganisaties
die nu reeds maandelijks leveren). Dit komt neer op gemiddeld 5 uur per kinderopvangorganisatie.
Vanaf 2021 wordt maandelijkse levering aan de Belastingdienst verplicht. De structurele
regeldrukeffecten zijn ingeschat op ca. € 1,5 miljoen voor alle kinderopvangorganisaties
(excl. convenantkinderopvangorganisaties). Dit is per kinderopvangorganisatie ca.
45 minuten voor voorbereiding en uitvoering van de maandelijkse levering en foutencorrecties.
6.2 Gevolgen voor ouders
Het doel van de wijziging is dat ouders ondersteund worden bij het doorgeven van de
juiste informatie voor de kinderopvangtoeslag aan de Belastingdienst/Toeslagen. Zij
zullen vaker berichten van de Belastingdienst/Toeslagen ontvangen waarin zij worden
geadviseerd hun gegevens te controleren en zo nodig te wijzigen. Hiermee worden ouders
behoed voor een (hoge) terugvordering van de kinderopvangtoeslag die wordt veroorzaakt
door een bijstelling van het aantal opvanguren. Ouders blijven zelf verantwoordelijk
voor het doorgeven van de juiste informatie en een eventuele wijziging aan de Belastingdienst/Toeslagen.
Voor de ca. 450.000 gezinnen met kinderopvangtoeslag die geen gebruik maken van gastouderopvang
gaat de wijziging eenmalig gepaard met regeldruk door kennisname en het aanleveren
van gegevens (zoals de geboortedatum van de aanvrager). De benodigde tijd hiervoor
is ingeschat op in totaal 7 minuten per gerechtigde.
7. Advies en consultatie
7.1 MKB-Toets
Tijdens de MKB-toets is het MKB in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken
over werkbaarheid, uitvoerbaarheid en regeldrukeffecten. De panelleden onderschrijven
de wijziging en hebben enkele suggesties gedaan die met name zien op de invoering
van de maandelijkse gegevensverstrekking. De panelleden geven aan dat de voornaamste
regeldrukeffecten eenmalig zijn, de grootste investering zit namelijk bij het inrichten
van de administratie, zodat er wordt voldaan aan de gewijzigde administratieve eisen
en de voorbereiding op de maandelijkse gegevensverstrekking. Het inwinnen van de geboortedata
van de ouders wordt als een administratieve last ervaren. De Belastingdienst/Toeslagen
gebruikt de geboortedatum om, in combinatie met het burgerservicenummer, vast te stellen
dat de gegevens betrekking hebben op de ouder waarover de gegevens zijn geleverd.
Er werd voorgesteld om in plaats van de geboortedatum, de adresgegevens als verificatiemiddel
te gebruiken. Deze optie is nader bekeken en afgewogen, maar er is uiteindelijk voor
gekozen deze suggestie niet over te nemen omdat de geboortedatum het meest betrouwbare
verificatiegegevens is en daarmee tevens voor minimale data-uitwisseling zorgt. Een
suggestie om te faciliteren in communicatiemiddelen, waarmee kinderopvangorganisaties
ouders uitleg kunnen geven over de gegevensverstrekking aan de Belastingdienst/Toeslagen,
is overgenomen. Ten aanzien van het verzoek van het panel om duidelijke foutrapportages
bij een geconstateerde fout in de gegevensverstrekking, is door de Belastingdienst/Toeslagen
aangegeven dat hier reeds aan wordt gewerkt. Ook dit kan volgens de panelleden voor
een beperking van de administratieve lasten zorgen. De panelleden onderschrijven de
inschatting dat als de administratie eenmalig goed is ingericht, de extra inspanning
voor de structurele maandelijkse niet substantieel meer is.
7.2 Brancheorganisaties- en ouderbelangenvertegenwoordigers
De brancheorganisaties en ouderbelangenvertegenwoordigers zijn betrokken bij de uitwerking
van de aanpak voor de (maandelijkse) gegevensverstrekking aan de Belastingdienst/Toeslagen.
In verschillende bijeenkomsten is met hen, gezamenlijk en bilateraal, gesproken over
de wijze waarop de gegevensverstrekking ingericht kan worden. De specifieke gegevens,
de wijze van het verstrekken van de gegevens en de invoering van de maandelijkse gegevensverstrekking
zijn onderwerpen van gesprek geweest. Mede naar aanleiding van deze gesprekken is
besloten het jaar 2020 als overgangsjaar te beschouwen, waarin kinderopvangorganisaties
geleidelijk kunnen starten en wennen aan de maandelijkse gegevensverstrekking. Een
aantal branche- en ouderbelangenvertegenwoordigers heeft aandacht gevraagd voor de
terminologie in de regeling. Aan dit verzoek is invulling gegeven door deze terminologieën
in de toelichting te verduidelijken. Voorts is – evenals in de MKB-toets – aandacht
gevraagd voor het gebruik van de geboortedatum van de ouder en de mate waarop ouders
gegevens, zoals de geboortedatum, bij de kinderopvangorganisaties bekend willen maken.
Dit wordt de komende periode, in afstemming met de betrokken partijen, gevolgd. Bovendien
zullen de kinderopvangorganisaties worden gefaciliteerd met communicatiemiddelen,
waarmee zij ouders kunnen informeren en uitleg geven over de maandelijkse gegevensverstrekking
aan de Belastingdienst/Toeslagen.
7.3 Adviescollege toetsing regeldruk
Het adviescollege toetsing regeldruk (ATR) is verzocht de wijziging van de Regeling
Wko te beoordelen op aspecten van regeldruk en administratieve lasten. De ATR geeft
in het advies aan dat nut en noodzaak van de wijziging toereikend zijn beschreven.
Er zijn binnen de context van het huidige stelsel geen alternatieven die een toename
van de regeldruk voor de kinderopvangorganisaties voorkomen. Wel adviseert de ATR
om een aanleverfrequentie van de gegevens per kwartaal als minder belastend alternatief
te overwegen en te motiveren als daar niet voor wordt gekozen. De regeling is volgens
de ATR met de toezeggingen van het departement en het ingelaste overgangsjaar werkbaar.
De gevolgen voor de regeldruk voor de organisaties zijn toereikend in beeld gebracht.
Het college adviseert om in de regeldrukparagraaf ook een raming op te nemen van de
omvang van de afname van de regeldruk voor burgers. Het dictum van de ATR is: ‘De
regeling vaststellen, nadat met de adviespunten rekening is gehouden.’
Naar aanleiding van het eerste adviespunt is een aanleverfrequentie van de gegevens
per kwartaal overwogen en er is voor gekozen de frequentie van de maandelijkse gegevensverstrekking
in stand te houden. De maandelijkse gegevensverstrekking sluit beter aan bij de systematiek
van de kinderopvangtoeslag, waarbij de toeslag maandelijks wordt uitgekeerd. Er kan
bij een maandelijkse gegevensverstrekking vaker en eerder worden gehandeld als er
een afwijking wordt geconstateerd en daarmee kan worden voorkomen dat een potentiële
terugvordering verder oploopt. Ouders kunnen dan tevens op basis van de meest actuele
gegevens worden geïnformeerd en geadviseerd hun toeslagaanvraag aan te passen. Bovendien
neemt de regeldruk voor kinderopvangorganisaties niet substantieel af bij een aanleverfrequentie
per kwartaal. De verwachting is dat de tijdsinvestering voor de structurele activiteiten
van het bijwerken van de administratie en het corrigeren van gegevens in totaal niet
substantieel kleiner is bij een aanleverfrequentie van een kwartaal. Het daadwerkelijk
verstrekken van deze gegevens aan de Belastingdienst/Toeslagen is daarnaast een eenvoudige
handeling.
Gekozen is om ten aanzien van het tweede advies (opnemen van een raming van de afname
van de regeldruk voor burgers door vervolgacties van de Belastingdienst/Toeslagen)
geen raming in de toelichting op te nemen. Ouders blijven namelijk verantwoordelijk
voor het doorgeven van de juiste informatie en een eventuele wijziging aan de Belastingdienst/Toeslagen.
Wel kan een afname van het aantal (hoge) terugvorderingen er toe leiden dat ook de
administratieve lasten voor ouders afnemen. Dit zijn echter indirecte effecten van
de voorliggende wijziging van de regeling.
7.4 Autoriteit persoonsgegevens
Aangezien de wijziging van de Regeling Wko ook betrekking heeft op de verwerking van
persoonsgegevens is de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) verzocht een advies uit te
brengen. De AP heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben en heeft een blanco advies
gegeven.
7.5 Belastingdienst/Toeslagen
De wijziging van de regeling is door de Belastingdienst/Toeslagen getoetst op uitvoerbaarheid,
de haalbaarheid van de beoogde datum van inwerkingtreding, effecten op de benodigde
capaciteit en uitvoeringskosten, de implementatie en handhaafbaarheid. Het eindoordeel
is dat de wijziging van de regeling uitvoerbaar is en dat de impact van de wijziging
voor de organisatie Belastingdienst/Toeslagen beperkt is.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark