Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 oktober 2019, nr. 2019-0000548588, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling WNT in verband met de verduidelijking van bezoldigingsgegevens en andere gegevens die openbaar gemaakt moeten worden en enkele andere wijzigingen en herstel van enkele omissies

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 1.9, onderdeel a, en 4.1 van de Wet normering topinkomens;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling WNT wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, eerste lid, wordt ‘het tweede lid’ vervangen door ‘het tweede en derde lid’.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘bezoldiging’ vervangen door ‘totale bezoldiging’.

b. Onder verlettering van de onderdelen g tot en met j tot k tot en met n, worden na onderdeel f vier onderdelen ingevoegd, luidende:

  • g. de bezoldiging uit hoofde van de functie van topfunctionaris;

  • h. indien van toepassing: de bezoldiging voor nevenwerkzaamheden bij de WNT-instelling;

  • i. indien van toepassing: de bezoldiging voor werkzaamheden bij een gelieerde rechtspersoon;

  • j. indien onderdeel h of i van toepassing is: het voor de WNT-instelling geldend bezoldigingsmaximum;

c. Onderdeel k (nieuw) komt te luiden:

  • k. de totale bezoldiging, zijnde de som van de bezoldiging, bedoeld in de onderdelen g, h en i;

d. In onderdeel m (nieuw) wordt ‘,en’ vervangen door een puntkomma.

e. Onderdeel n (nieuw) komt te luiden:

  • n. Indien van toepassing: de naam van de leidinggevende topfunctionaris in dienstbetrekking die tevens gelijktijdig leidinggevende topfunctionaris in dienstbetrekking is bij een andere rechtspersoon of instelling waarop paragraaf 2 of 3 van de wet van toepassing is, alsmede de naam van de andere betreffende rechtspersoon of instelling, en

f. Na onderdeel n (nieuw) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • o. Van iedere topfunctionaris, bedoeld in onderdeel n:

    • 1°. de door de topfunctionaris aan de verantwoordelijke gemelde data waarop de topfunctionaris de bezoldiging is overeengekomen met elk van de in onderdeel n bedoelde rechtspersonen of instellingen, en waarop de bezoldiging is overeengekomen met de rechtspersoon of instelling die de verantwoording opstelt;

    • 2°. de door de topfunctionaris aan de verantwoordelijke gemelde totale bezoldiging, zoals ontvangen van elk van de in onderdeel n bedoelde rechtspersonen of instellingen afzonderlijk;

    • 3°. de door de topfunctionaris aan de verantwoordelijke gemelde som van de bezoldigingen zoals ontvangen van de in onderdeel n bedoelde rechtspersonen of instellingen en van de rechtspersoon of instelling die de verantwoording opstelt gezamenlijk;

    • 4°. het algemene bezoldigingsmaximum, bedoeld in artikel 2.3 van de wet, dan wel:

      • een voor de rechtspersoon of instelling die de verantwoording opstelt, of

      • een door de topfunctionaris aan de verantwoordelijke voor één van de dienstbetrekkingen gemeld, van toepassing zijnd hoger bezoldigingsmaximum als bedoeld in onderdeel n.

2. In het derde lid wordt ‘bezoldiging’ vervangen door ‘totale bezoldiging’ en wordt aan het eind toegevoegd ‘of functies, alsmede in voorkomend geval de naam van de rechtspersoon of instelling bij wie de leidinggevende topfunctionaris gelijktijdig een functie als leidinggevende topfunctionaris in dienstbetrekking vervult als bedoeld in het eerste lid, onderdeel n.’

3. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘bezoldiging’ vervangen door ‘totale bezoldiging’.

b. Onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot e tot en met g wordt na onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. de omvang van het dienstverband in uren;

4. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Ingeval van een overschrijding van de voor de topfunctionaris bij of krachtens de wet bepaalde maximale bezoldiging of het totaal van de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, of 3.7, eerste lid, van de wet, vermeldt de verantwoordelijke in het financieel verslaggevingsdocument:

    • a. het bedrag van de overschrijding;

    • b. de reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan, en

    • c. indien van toepassing: een vordering op de betrokken topfunctionaris wegens een onverschuldigde betaling als bedoeld in de artikelen 1.6 of 1.6a van de wet, en in de gevallen, bedoeld in de artikelen 2.1, vierde lid, en 3.1, vijfde lid, van de wet op de natuurlijke of rechtspersoon die de topfunctionaris ter beschikking stelt. Een dergelijke vordering wordt afzonderlijk toegelicht. Indien de onverschuldigde betaling volledig is terugbetaald voordat het financieel verslaggevingsdocument is vastgesteld, kan het opnemen van de vordering achterwege blijven.

C

In artikel 5b, onderdeel b, wordt na ‘toezichthoudend orgaan,’ ingevoegd ‘tegen betaling of vergoeding’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020, met dien verstande dat Artikel I, onderdeel A, terugwerkt tot en met 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

1. Algemeen

De Wet normering topinkomens (hierna: WNT) beoogt bovenmatige bezoldigingen en ontslaguitkeringen in de publieke en semipublieke sector tegen te gaan door deze aan een maximum te binden en openbaar te maken. Het bij deze wet behorende normenkader wordt jaarlijks geactualiseerd mede op basis van ervaringen bij de uitvoering. Voor kalenderjaar 2020 is de Uitvoeringsregeling WNT op enkele onderdelen gewijzigd vanwege herstel van enkele omissies en fouten alsmede met het oog op verduidelijkingen en aanvullingen ter bevordering van de nalevering, controle en handhaving van de WNT.

2. De wijzigingen

2.1. Definitie van uitkering wegens beëindiging van het dienstverband (Artikel I, onderdeel A)

De wijziging van artikel 4, eerste lid, in Artikel I, onderdeel A, betreft het herstellen van een omissie. Het derde lid van artikel 4 is ingevoerd1 om bepaalde vergoedingen uit te zonderen van het begrip uitkering wegens beëindiging van het dienstverband. Daarbij is verzuimd om in het eerste lid meteen te regelen dat de in het derde lid bedoelde vergoedingen uitzonderingen zijn op de in het eerste lid bedoelde uitkering wegens beëindiging van het dienstverband. Dat kan tot misverstanden leiden in de uitvoering en bij de controle van deze bepaling. Dat is onwenselijk en wordt met de onderhavige wijziging hersteld. Aan deze wijziging is terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2018 gegeven (zijnde de datum waarop artikel 4, derde lid, is ingevoerd).

2.2. Verduidelijking van begrip totale bezoldiging (Artikel I, onderdeel B, subs 1a, 1c, 2 en 3a)

In de aanhef van artikel 5, eerste, derde en vierde lid, (Artikel I, onderdeel B, sub 1a, 1c, 2 en 3a) is telkens verduidelijkt (door toevoeging van het woord ‘totale’ vóór het woord ‘bezoldiging’) dat voor de vaststelling of de in die leden bedoelde € 1.700 grens wel of niet wordt overschreden, het totaal van de bezoldiging bij de instelling in aanmerking moet worden genomen, inclusief de bezoldiging voor (neven)werkzaamheden als niet-topfunctionaris bij dezelfde WNT-instelling, en de bezoldiging bij gelieerde rechtspersonen in aanmerking moet worden genomen. Dit is een wijziging ten opzichte van de wijziging van artikel 5 van de Uitvoeringsregeling WNT per 1 januari 2018, maar een wijziging die nodig en wenselijk is voor een juiste naleving, controle en handhaving van de WNT. Immers, op grond van artikel 2.1, vijfde lid, van de WNT mag bij samenloop van werkzaamheden als topfunctionaris en nevenwerkzaamheden als niet-topfunctionaris bij dezelfde WNT-instelling of werkzaamheden bij een gelieerde rechtspersoon de bezoldiging in totaliteit niet meer bedragen dan het voor de WNT-instelling geldende bezoldigingsmaximum. Het is bij nader inzien, vanuit de doelstellingen van de WNT (normering en transparantie) en voor een correcte naleving, controle en handhaving van de wet onwenselijk dat de totale bezoldiging en eventuele overschrijdingen van het genoemde bezoldigingsmaximum niet openbaar gemaakt worden als de bezoldiging bij de WNT-instelling lager is dan € 1.700. Deze verduidelijking betreft uitsluitend de situatie van een WNT-instelling met een of meer gelieerde rechtspersonen waar de topfunctionaris tevens werkzaam is. Deze instellingen zullen vanaf 2020, naast de bestaande verplichting om de naam en de functie van de topfunctionaris openbaar te maken, alsnog additionele WNT-gegevens openbaar moeten maken, ook als de bezoldiging bij de instelling zelf minder dan € 1.700 bedraagt, maar tezamen met de bezoldiging zoals ontvangen uit hoofde van nevenwerkzaamheden bij dezelfde WNT-instelling of uit hoofde van werkzaamheden bij de gelieerde rechtspersoon wél boven de grens van € 1.700,– komt. WNT-instellingen met topfunctionarissen die geen nevenwerkzaamheden bij dezelfde WNT-instelling of werkzaamheden bij een gelieerde rechtspersoon hebben maar uitsluitend als topfunctionaris bij de WNT-instelling werkzaam zijn, hebben niet te maken met deze wijziging en de nieuwe onderdelen.

2.3. Openbaarmaking van WNT-gegevens bij nevenwerkzaamheden en gelieerde rechtspersonen (Artikel I, onderdeel B, sub 1b)

De WNT heeft een tweeledig doel: maximering van de bezoldiging van topfunctionarissen van (semi-)publieke instellingen en openbaarmaking van de bezoldiging. Openbaarmaking is noodzakelijk voor de transparantie en daarmee voor het maatschappelijke en politieke debat over de hoogte van de bezoldiging. Uit een oogpunt van transparantie én controleerbaarheid is het wenselijk dat (voor zover van toepassing) separaat verantwoord worden: de bezoldiging uit hoofde van de functie als topfunctionaris, de bezoldiging uit hoofde van andere werkzaamheden als niet-topfunctionaris bij dezelfde rechtspersoon of instelling, en de bezoldiging uit hoofde van een functie bij een aan de rechtspersoon of instelling gelieerde rechtspersoon zoals genormeerd op grond van artikel 2.1, vijfde lid, WNT. De totale bezoldiging moet op grond van die wetsbepaling, indien in een concreet geval sprake is van samenloop van bezoldiging uit hoofde van een functie als topfunctionaris met bezoldiging uit hoofde van nevenwerkzaamheden als niet-topfunctionaris bij dezelfde WNT-instelling of uit hoofde van werkzaamheden bij een gelieerde rechtspersoon, worden getoetst aan het voor de WNT-instelling geldende bezoldigingsmaximum en het is dan ook van belang dat niet alleen de afzonderlijke bezoldigingen maar ook het voor de WNT-instelling geldende bezoldigingsmaximum, ingeval van samenloop, openbaar worden gemaakt. Daartoe zijn aan artikel 5, eerste lid, nieuwe onderdelen ingevoegd, namelijk de nieuwe onderdelen g tot en met j. De oude onderdelen g tot en met j zijn verletterd tot k tot en met n (Artikel I, onderdeel B, sub b). Onderdeel j (nieuw) is volledig nieuw. Het (nieuwe) onderdeel j sluit wat toepassing betreft aan bij de nieuwe onderdelen h en i en is dus alleen van toepassing als die nieuwe onderdelen h en i van toepassing zijn. In onderdeel k (voorheen onderdeel g) is hierop aansluitend verduidelijkt wat onder totale bezoldiging dient te worden volstaan, te weten de som van de bezoldiging uit hoofde van de functie als topfunctionaris, de bezoldiging voor nevenwerkzaamheden bij dezelfde WNT-instelling en de bezoldiging voor werkzaamheden bij (een) gelieerde rechtsperso(o)n(en).

In de situatie van een dergelijke samenloop (en uitsluitend in die situatie) dient de totale bezoldiging aan het voor de WNT-instelling geldende bezoldigingsmaximum te worden getoetst en dat bezoldigingsmaximum is derhalve een noodzakelijk openbaar te maken gegeven vanuit de tweeledige doelstelling van de WNT bezien. Hiermee wordt invulling en uitwerking gegeven aan de openbaarmakingsverplichting op grond van artikel 4.1 van de WNT. Bovendien is slechts bij een deel van de WNT-instellingen sprake van samenloop van werkzaamheden binnen één WNT-instelling en van samenloop van werkzaamheden met een gelieerde rechtspersoon. De impact van openbaarmaking van deze gegevens in het kader van de WNT-verantwoording op de administratieve lasten van WNT-instellingen is beperkt tot die WNT-instellingen waar sprake is van topfunctionarissen met nevenwerkzaamheden binnen dezelfde WNT-instelling of werkzaamheden bij een gelieerde rechtspersoon. Het betreft gegevens die de WNT-instellingen voor een correcte naleving, controle en handhaving van artikel 2.1, vijfde lid, WNT reeds moeten bijhouden en administreren, te weten in verband met de toets aan het in die wetsbepaling bedoelde geldende bezoldigingsmaximum. Het maken van de berekening of er wordt voldaan aan het geldende bezoldigingsmaximum of dat er sprake is van eventuele overschrijdingen, moest in het verleden ook reeds gedaan worden door de WNT-instelling. Dit, in verband met de openbaarmaking van eventuele overschrijdingen van dat bezoldigingsmaximum.

De verletterde onderdelen l en m (voorheen onderdelen h en i) zijn ongewijzigd overgenomen. Het nieuwe onderdeel n wordt in subparagraaf 2.4 toegelicht.

2.4. Openbaarmaking van WNT-gegevens bij samenloop van functies als leidinggevende topfunctionaris op grond van dienstbetrekking bij twee of meer WNT-instellingen (Artikel I, onderdeel B, sub 1e en 1f)

Artikel 5, eerste lid, onderdeel n (nieuw), (Artikel I, onderdeel B, sub e) is gebaseerd op het voormalige onderdeel j, maar wegens de vele aanpassingen is besloten dit onderdeel opnieuw vast te stellen. In de eerste plaats is toegevoegd ‘indien van toepassing’ om te benadrukken dat de in het nieuwe onderdeel n bedoelde situatie een uitzonderingssituatie betreft. In de tweede plaats is verduidelijkt dat dit onderdeel betrekking heeft op leidinggevende topfunctionarissen in dienstbetrekking die een dergelijke functie bij twee of meer WNT-instellingen vervullen.

Artikel 5, eerste lid, onderdeel o (nieuw), (Artikel I, onderdeel B, sub 1f) is toegevoegd omdat het in situaties van samenloop van leidinggevende topfuncties in dienstbetrekking bij meerdere WNT-instellingen noodzakelijk is voor het bereiken van de hiervoor aangehaalde, door de WNT beoogde transparantie en openbaarheid, alsook voor de eveneens door de WNT beoogde controleerbaarheid en handhaafbaarheid van het bezoldigingsmaximum, dat WNT-instellingen niet alleen de bezoldiging bij de eigen WNT-instelling openbaar maken maar ook de bezoldiging die de topfunctionaris volgens zijn of haar eigen opgave bij andere WNT-instellingen ontvangt uit hoofde van werkzaamheden als leidinggevende topfunctionaris in dienstbetrekking. Het betreft gegevens die bekend moeten zijn bij de WNT-instelling, omdat die door de topfunctionaris aan haar moeten worden gemeld op grond van artikel 1.6a WNT. Per WNT-instelling moet de bezoldiging die betrokkene volgens zijn of haar eigen opgave ontvangt voor zijn werkzaamheden als leidinggevende topfunctionaris worden getoetst aan het voor de topfunctionaris geldende individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum. Het totaal van de bezoldiging moet echter ook worden getoetst aan het algemene bezoldigingsmaximum van artikel 2.3 WNT, dan wel aan het eventuele voor een van de functies van toepassing zijnd hogere bezoldigingsmaximum. De WNT-instelling waar sprake is van een overschrijding van het toepasselijke bezoldigingsmaximum meldt ook die overschrijding en de eventuele reden op grond waarvan die overschrijding door de WNT is toegestaan. De impact van deze toevoeging aan artikel 5, eerste lid, zal naar verwachting beperkt zijn. Niet alleen omdat het om bekende, geadministreerde gegevens gaat, maar ook omdat het aantal gevallen waarin cumulatie als bedoeld in artikel 1.6a van de WNT aan de orde is naar verwachting klein zal zijn. De WNT-instelling mag in beginsel uitgaan van de door de topfunctionaris aangeleverde gegevens. Dit, tenzij de WNT-instelling weet of had moeten of kunnen weten dat de aangereikte gegevens niet juist of volledig zijn. In dat geval moet de WNT-instelling de topfunctionaris hierop aanspreken. Dit volgt uit de omschrijving ‘de door de topfunctionaris aan de verantwoordelijke gemelde’ in de verschillende subonderdelen van onderdeel o (nieuw) in combinatie met artikel 1.6a, derde lid, WNT.

2.5. Verduidelijking van begrip bezoldiging en van openbaar te maken WNT-gegevens in relatie tot de grens voor vrijstelling van openbaarmakingsverplichting per topfunctionaris (Artikel I, onderdeel B, sub 2)

Op basis van het huidige artikel 5, derde juncto eerste lid, is een WNT-instelling niet verplicht tot openbaarmaking van een aantal WNT-gegevens ingeval de bezoldiging van de topfunctionaris bij die WNT-instelling minder dan € 1.700 op jaarbasis bedraagt. Zoals hiervoor toegelicht bij de wijziging van artikel 5, eerste lid, is in de aanhef van het derde lid verduidelijkt dat met bezoldiging de totale bezoldiging wordt bedoeld, dus met inbegrip van de bezoldiging voor (neven)werkzaamheden als niet-topfunctionaris bij dezelfde WNT-instelling en de bezoldiging bij een gelieerde rechtspersoon.

Verder wordt in het derde lid (Artikel I, onderdeel B, sub 2) toegevoegd dat de WNT-instelling niet alleen de naam en functie(s) van de topfunctionaris bij de betreffende WNT-instelling vermeldt, maar indien van toepassing ook de naam van andere WNT-instellingen waar de leidinggevende topfunctionaris in dienstbetrekking gelijktijdig een functie als leidinggevende topfunctionaris op grond van dienstbetrekking vervult. Op grond van artikel 1.6a WNT is de topfunctionaris verplicht om aan elke WNT-instelling waar hij of zij werkzaam is het bestaan van een dergelijke functie bij een andere WNT-instelling te melden. Uit een oogpunt van transparantie (een van de doelen van de WNT) is het wenselijk dat de WNT-instelling in een dergelijke samenloopsituatie de naam van de betreffende andere WNT-instelling vermeldt in de WNT-verantwoording.

2.6. Verduidelijking van openbaar te maken WNT-gegevens over gewerkte uren in het kader van de normering van de bezoldiging van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking (Artikel I, onderdeel B, sub 3b)

Voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking geldt de eerste twaalf kalendermaanden van de functievervulling een afwijkend bezoldigingsmaximum. Dit heeft twee onderdelen: er geldt een maximum per gewerkt uur en een absoluut maximum op basis van het aantal kalendermaanden waarin is gewerkt. Het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum is de laagste uitkomst van beide berekeningswijzen: het maximum uurtarief maal het aantal gewerkte uren of het absolute maximum op basis van het aantal kalendermaanden waarin is gewerkt. Om te kunnen bepalen en controleren of sprake is van een bezoldiging die per gewerkt uur meer bedraagt dan het in artikel 4, tweede lid, Uitvoeringsbesluit WNT vastgelegde bezoldigingsmaximum per uur, moet de omvang van de functie in (gewerkte) uren worden vastgesteld voor een topfunctionaris die anders dan op grond van een dienstbetrekking werkzaam is in de eerste twaalf kalendermaanden. Alleen dan kan immers worden berekend wat de bezoldiging per gewerkt uur is en wat het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum, voor zover het om het maximum per uur gaat, voor de topfunctionaris is. Dit is opgenomen in artikel 5, vierde lid, onderdeel d (nieuw) (Artikel I, onderdeel B, sub 3b). Het gaat om een gegeven dat de WNT-instelling voorhanden moet hebben met het oog op een correcte naleving, controle en handhaving van de WNT. De accountant dient deze uren reeds te controleren in het kader van het bepalen van het gemiddelde uurtarief op grond van het Controleprotocol WNT 2019. Het nieuwe onderdeel d is vooral met het oog op het publieke debat en toezicht en handhaving opgenomen, zodat voor eenieder kenbaar is waarop het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum van de betreffende topfunctionaris gebaseerd is (bij andere topfunctionarissen is dit ook openbaar). Voor toezicht op en handhaving van de WNT heeft dit als additioneel voordeel, dat de toezichthouder gerichter toezicht en handhaving kan verrichten en minder gegevens hoeft op te vragen bij WNT-instellingen.

Daarnaast blijft het wenselijk dat een overschrijding van het maximum uurtarief apart openbaar wordt gemaakt. Zoals hiervoor toegelicht bij de wijziging van artikel 5, eerste lid, is daarnaast in de aanhef van het vierde lid verduidelijkt dat met bezoldiging de totale bezoldiging wordt bedoeld, dus met inbegrip van de bezoldiging als topfunctionaris, de bezoldiging voor (neven)werkzaamheden als niet-topfunctionaris bij dezelfde WNT-instelling en de bezoldiging bij een gelieerde rechtspersoon.

2.7. Verduidelijking van openbaar te maken onverschuldigde betalingen ingeval van samenloop van functies als leidinggevende topfunctionaris in dienstbetrekking bij twee of meer WNT-instellingen (Artikel I, onderdeel B, sub 4)

Aan artikel 5, zesde lid, onderdeel b, (Artikel I, onderdeel B, sub 4) is toegevoegd dat ook openbaar gemaakt moet worden de eventuele onverschuldigde betaling die optreedt bij overschrijding van het algemene bezoldigingsmaximum bij samenloop van functies als leidinggevende topfunctionaris in dienstbetrekking bij twee of meer WNT-instellingen. Het schrappen van het woordje ‘op’ in de aanhef van het zesde lid betreft een zuiver redactionele verbetering. Verder is verduidelijkt dat het bedrag van de overschrijding openbaar gemaakt moet worden. Dat volgde impliciet al uit het zesde lid, maar omwille van de duidelijkheid wordt dat nu expliciet opgenomen.

2.8. Verruiming van de vrijstelling van de openbaarmakingsplicht voor kleine WNT-instellingen (Artikel I, onderdeel C)

In artikel 5b zijn de voorwaarden opgesomd om in aanmerking te komen voor een vrijstelling van de openbaarmakingsverplichting. Een WNT-instelling komt momenteel niet voor vrijstelling in aanmerking indien er een of meer topfunctionarissen anders dan op grond van dienstbetrekking werkzaam zijn. Hier is echter geen reden voor indien deze topfunctionaris of topfunctionarissen zonder betaling of zonder dat daar een vergoeding voor wordt betaald werkzaam zijn. Daartoe wordt onderdeel b beperkt tot de situatie dat een topfunctionaris zonder dienstbetrekking werkzaam is tegen vergoeding of betaling (Artikel I, onderdeel C).

2.9. Consultatie Ex Ante Uitvoerings Toets panel (EAUT-panel)

Net als in voorgaande jaren, is ook dit keer een concept van de regeling tot wijziging van de Uitvoeringsregeling WNT voor ex ante uitvoeringstoets voorgelegd aan het zogenaamde EAUT-panel (bestaande uit deskundigen uit het veld van onder meer WNT-instellingen en accountantskantoren). Aan het EAUT-panel is, volgens vast gebruik, separaat teruggekoppeld of en, zo ja, op welke wijze hun opmerkingen, vragen en aanbevelingen zijn verwerkt in de voorliggende wijzigingsregeling. Kortheidshalve kan hier worden opgemerkt dat naar aanleiding van de consultatie van het EAUT in artikel I, onderdeel B, van de wijzigingsregeling en de toelichting daarop nader is verduidelijkt waarom het nodig en wenselijk is vanuit handhaving van de normering en vanuit transparantie van WNT-gegevens:

  • het begrip bezoldiging te vervangen door totale bezoldiging;

  • de openbaarmaking van bepaalde WNT-gegevens, die toch al voorhanden moeten zijn met het oog op naleving van de WNT, voor te schrijven in situaties van samenloop met werkzaamheden bij gelieerde rechtspersonen of andere WNT-instellingen;

  • de openbaarmaking van het aantal gewerkte uren ingeval van functievervulling anders dan op grond van dienstbetrekking (gedurende de eerste twaalf kalendermaanden van die functievervulling).

Mede naar aanleiding van de EAUT-consultatie is afgezien van een voorgenomen wijziging van artikel 5d (foutherstel) van de Uitvoeringsregeling WNT.

3. Regeldrukeffecten

3.1. Regeldrukeffecten voor WNT-instellingen

  • 1. De verduidelijkingen van enkele begrippen in de artikelen 4 en 5, eerste lid, onderdeel k (nieuw), en zesde lid, (Artikel I, onderdelen A en B, subs 1c en 4) zullen de naleving van de WNT door alle WNT-instellingen bevorderen. De meeste WNT-instellingen zullen deze begrippen nu al juist toepassen, maar in incidentele gevallen worden hierover vragen gesteld op het Forum Uitvoering WNT, aan toezichthouders en aan het ministerie van BZK (eenheid toezicht WNT). Mede daarom worden hiervan geen significante, kwantificeerbare regeldrukeffecten verwacht.

  • 2. De wijziging van ‘bezoldiging’ in ‘totale bezoldiging’ in artikel 5, eerste, derde en vierde lid, (Artikel I, onderdeel B, subs 1a, 2 en 3a) leidt naar verwachting tot een verzwaring van de regeldruk voor wat WNT-instellingen betreft waar een of meer topfunctionarissen werkzaam zijn die tevens nevenwerkzaamheden bij dezelfde WNT-instelling of werkzaamheden bij een of meer gelieerde rechtspersonen verrichten. Deze moeten immers de bezoldigings- en andere gegevens openbaar maken en verantwoorden van topfunctionarissen die bij de WNT-instelling zelf een bezoldiging van minder dan € 1.700 verdienen maar in combinatie met de bezoldiging uit hoofde van bedoelde nevenwerkzaamheden of werkzaamheden bij een gelieerde rechtspersoon in totaal meer dan dat bedrag verdienen. Deze situatie zal voor wat nevenwerkzaamheden betreft bij naar schatting 50 WNT-instellingen aan de orde zijn en voor wat de WNT-instellingen met een gelieerde rechtspersoon betreft naar schatting 50% (van de 1.000 waar een gelieerde rechtspersoon voorkomt). Het zal zich ook niet bij alle daar werkzame topfunctionarissen voordoen. Deze verzwaring wordt geschat op: 550 WNT-instellingen met een gelieerde rechtspersoon of met nevenwerkzaamheden x (gemiddeld) twee topfunctionarissen waarvoor alsnog een verantwoording moet plaatsvinden x € 115 verantwoordingskosten per persoon, wat neerkomt op een verzwaring van de regeldruk van naar schatting circa € 126.500 in totaal.

  • 3. De aanvulling dan wel expliciete uitsplitsing van de in de WNT-verantwoording op te nemen WNT-gegevens over bezoldiging en functies (Artikel I, onderdeel B, subs 1b, 1c, 1e, 1f, 2 en 3b) betreffen gegevens waarover WNT-instellingen reeds moeten beschikken om aan de WNT-normering te kunnen voldoen. Nieuw is dat die gegevens vanaf de verantwoording over kalenderjaar 2020 expliciet moeten worden vermeld in de WNT-verantwoording. Het verzamelen en in de verantwoording plaatsen van deze gegevens door een administratieve medewerker zal, er vanuit gaande dat die gegevens voorhanden zijn, gemiddeld vijftien minuten per topfunctionaris in beslag nemen. Dit levert een kleine stijging van de regeldruk op (P van € 60 per betrokken instelling, uitgaande van het intern uurtarief voor administratieve medewerkers maal het aantal van gemiddeld zes topfunctionarissen per WNT-instelling, wat een overschatting zal zijn omdat kleine WNT-instellingen gemiddeld twee topfunctionarissen hebben). Dit betreft slechts een deel van de WNT-instellingen, namelijk zij die topfunctionarissen in dienst hebben die hetzij andere werkzaamheden als niet-topfunctionaris bij dezelfde instelling, hetzij werkzaamheden bij een gelieerde rechtspersoon, hetzij in dienstbetrekking werkzaamheden vervullen als leidinggevende topfunctionaris bij een andere WNT-instelling. De eerste en de derde van deze situaties doet zich naar verwachting en voor zover bekend (zeer) incidenteel voor (ruim geschat op 50 en 50, in totaal 100 WNT-instellingen die hiermee te maken zullen hebben). Van een situatie van een gelieerde rechtspersoon is vaker sprake, naar schatting in ongeveer 1.000 gevallen (op een totaal van 6.000 WNT-instellingen). In al deze gevallen moeten de gegevens één keer per jaar worden verzameld en verwerkt (dat levert een Q op van 1.100 gevallen per jaar). De regeldrukeffecten zijn daarmee naar verwachting € 66.000 (P maal Q). Deze stijging is gerechtvaardigd doordat de transparantie, de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van de WNT zullen stijgen. Dit bedrag zal aanmerkelijk hoger zijn indien WNT-instellingen in strijd met de (verplichtingen op grond van de) WNT de hier bedoelde gegevens niet voorhanden hebben, bijvoorbeeld omdat zij die niet bij hun topfunctionaris hebben opgevraagd.

  • 4. De wijziging van artikel 5b (Artikel I, onderdeel C) zal ertoe leiden dat WNT-instellingen die een topfunctionaris anders op grond van dienstbetrekking in dienst hebben maar daar geen vergoeding of bezoldiging voor betalen, voortaan in aanmerking komen voor vrijstelling van de openbaarmakingsverplichting. Voor deze instellingen zullen de regeldrukeffecten fors dalen (de vaste en variabele nalevingskosten, waaronder kosten van de accountantscontrole van de WNT-verantwoording, vallen dan volledig of grotendeels weg), wat een besparing (P) van € 2.100 per jaar zal opleveren (uitgaande van gegevens in het kader van de Evaluatiewet WNT). Dit voor zover aan de overige voorwaarden voor vrijstelling wordt voldaan. Het is niet bekend hoeveel gevallen dit concreet zal betreffen omdat niet wordt bijgehouden hoeveel kleine instellingen een onbezoldigde topfunctionaris anders dan op grond van dienstbetrekking in dienst hebben. Het aantal kleine WNT-instellingen dat vóór deze wijziging in aanmerking kwam bedroeg naar schatting 175. Na deze wijziging zal het aantal kleine WNT-instellingen dat vrijstelling kan krijgen naar verwachting (maar dat zal een overschatting zijn) maximaal verdubbelen, tot 350 (Q = 175). Dit levert een maximale besparing op regeldrukeffecten van € 367.500 per jaar op (P maal Q).

  • 5. In totaal wordt een daling van de regeldruk (voor zover kwantificeerbaar) van naar schatting € 175.000 verwacht als gevolg van de voorgestelde wijzigingen.

3.2. Regeldrukeffecten voor controlerende accountants (out-of-pocket kosten voor WNT-instellingen)

De verplichtingen van de accountants t.a.v. de controle van de WNT-verantwoordingen en WNT-gegevens zijn limitatief opgesomd en geregeld in de Regeling Controleprotocol WNT. Deze wijzigen niet door of vanwege de voorliggende wijziging van de Uitvoeringsregeling WNT. Er zullen dan ook geen regeldrukeffecten (van betekenis) op het vlak van accountantscontrole zijn, noch voor de accountants, noch voor de WNT-instellingen. Gegevens waar de accountant anders naar had moeten vragen, zullen nu in de WNT-verantwoording zijn opgenomen. Dit zal naar verwachting geen (kwantificeerbare) besparing op controlekosten van de accountant opleveren.

3.3. Advisering door het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)

Het ATR constateert dat nut en noodzaak van de wijzigingen zijn onderbouwd in de toelichting bij het voorstel.

Voor wat de toets aan eventueel minder belastende alternatieven betreft, constateert de ATR dat in de aan hem voorgelegde conceptregeling een wijziging van artikel 5d (inzake foutherstel) van de Uitvoeringsregeling WNT is voorgelegd, waarvan de regeldrukeffecten niet of onvoldoende beschreven zijn en waarvoor mogelijk minder belastende alternatieven (vanuit het oogpunt van proportionaliteit) zouden kunnen worden overwogen. Op basis van voortschrijdend inzicht, mede naar aanleiding van het advies van de ATR op dit punt, is besloten om artikel 5d niet te wijzigen. Op dit onderdeel van het ATR-advies wordt in deze toelichting dan ook verder niet ingegaan.

Het ATR gaat er, in navolging van het advies over de wijziging van de Uitvoeringsregeling voor het jaar 2018, vanuit dat de vereenvoudigingen van de lagere regelgeving bij de WNT, en daarmee samenhangende regeldrukvermindering en verbetering van de werkbaarheid, zichtbaar en merkbaar zullen worden vanaf 2020-2021. ATR zal deze aandachtspunten ook betrekken bij toekomstige toetsing van wijzigingen van WNT-regelgeving. In reactie hierop kan worden benadrukt dat vereenvoudiging van de uitvoering van de WNT en daaruit voortvloeiende vermindering van regeldruk een belangrijk onderwerp vormen van de tweede wetsevaluatie WNT. De door het ATR genoemde aspecten worden hierbij betrokken. Van het aanbod om kennis en expertise te delen wordt gebruik gemaakt. Het ATR is betrokken bij het deelonderzoek doelmatigheid van de WTN in het kader van de wetsevaluatie.

Het ATR wijst erop dat een ‘consultatieparagraaf’ ontbreekt in de toelichting op de wijzigingsregeling. Het ATR adviseert, gelet op Aanwijzing 4.43, onderdeel j (Inhoud toelichting, inbreng externe partijen) en Aanwijzing 4.44 (Vermelding inbreng externe partijen) uit de Aanwijzingen voor de regelgeving, alsnog een dergelijke paragraaf op te nemen. Volgens vaste praktijk worden wijzigingen van de Uitvoeringsregeling WNT in het kader van de jaarlijkse herziening van het WNT Normenkader niet in consultatie gebracht. De bij de naleving en controle van de WNT betrokken partijen worden via het Ex Ante Uitvoeringstoets panel (EAUT) geconsulteerd en er wordt ook alleen aan hen terug gerapporteerd wat met de geleverde opmerkingen en suggesties is gedaan. Een dergelijke gerichte consultatie vanuit betrokken partijen heeft voor de minister van BZK meerwaarde ten opzichte van algemene consultatie, vooral omdat het hier om specialistische regelgeving gaat waarvoor grondige kennis van en ervaring met de WNT een duidelijke pre vormt. Naar aanleiding van het advies van het ATR is in de toelichting een korte passage over de consultatie van EAUT en de verwerking daarvan opgenomen (zie subparagraaf 2.9).

Het ATR merkt op dat de nummering bij de toelichting van de wijzigingen niet gelijkloopt met de letters van de specifieke wijzigingen in de regelingstekst, alsmede dat de nummering in de regeldrukparagraaf van de toelichting eveneens niet gelijkloopt met de wijzigingen in de regelingstekst en de toelichting daarop. De tekst van de toelichting en van de regeldrukparagraaf zijn daarop (redactioneel) verduidelijkt zodat een en ander beter op elkaar aansluit.

Verder merkt het ATR op dat de kennisnamekosten voor WNT-instellingen en accountants niet in beeld zijn gebracht. Dit is achterwege gelaten, omdat er een bestaande praktijk is van jaarlijkse wijzigingen van het WNT Normenkader. WNT-instellingen en accountants nemen jaarlijks kennis van de wijzigingen. Dit zal naar verwachting van jaar op jaar ongeveer dezelfde hoeveelheid tijd en inspanning vergen. Op dit punt is er dus geen sprake van wijzigingen in regeldruk voor partijen als gevolg van de voorliggende wijzigingen.

Specifiek over de onderhavige regeling tot wijziging van het Uitvoeringsregeling WNT adviseert het ATR de regeldrukeffecten van de voorgenomen wijzigingen op alle onderdelen kwantitatief uit te werken in de toelichting bij het voorstel. Het ATR deelt de analyse dat enkele (beknopte) wijzigingen niet zullen leiden tot omvangrijke regeldrukeffecten, maar acht ook bij beknopte regeldrukeffecten een kwantitatieve uitwerking van belang. Van een enkele wijziging waren de regeldrukeffecten al gekwantificeerd. De regeldrukeffecten van de overige wijzigingen zijn kwalitatief weergegeven, omdat kwantitatieve gegevens over het aantal gevallen en de kosten(besparing) per geval (p x q) niet beschikbaar zijn. Naar aanleiding van het advies van het ATR en de toelichting daarop van de ambtelijke staf van het ATR is bezien of bij kwalitatieve aanduidingen, waar volledige kwantificering niet mogelijk is, wel enige mate van kwantitatieve beschouwing kan worden opgenomen. De toelichting is hierop aangepast.

Het ATR heeft geadviseerd de regeling niet vast te stellen, tenzij met de adviespunten rekening is gehouden. Met de adviespunten is voor zover mogelijk rekening gehouden, zoals hierboven toegelicht.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020. Daarmee is voldaan aan de regels met betrekking tot de vaste verandermomenten en de publicatietermijn van twee maanden voor inwerkingtreding. De wijziging van artikel I, onderdeel A, (betreffende artikel 4, eerste lid, van de regeling) werkt terug tot en met 1 januari 2018 omdat sprake is van herstel van een omissie. Terugwerkende kracht is in dit geval aangewezen, en ook niet bezwaarlijk aangezien het een voor de betrokken topfunctionarissen begunstigende wijziging betreft.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven