De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, 19, tweede lid, 30, vierde en vijfde lid,
en 34, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
I.1 Doel en strekking
Met deze regeling wordt de subsidiemodule Borgstelling MKB-landbouwkredieten (BL)
in titel 2.5 van de Regeling nationale EZ-subsidies (RNES) gewijzigd. De wijziging
houdt verband met het toevoegen van de mogelijkheid van borgstelling voor specifieke
kredieten die aan starters en overnemers worden verstrekt om, naast de financiering
van de start of overname, ook extra investeringen te kunnen financieren. Het stimuleren
van het verstrekken van deze zogenoemde vermogensversterkende kredieten is, als onderdeel
van de uitwerking van het Bedrijfsovernamefonds Jonge Boeren, als voornemen opgenomen
in het Regeerakkoord 2017-2021 ‘Vertrouwen in de toekomst’*. Op 9 januari 2019* heb ik de Tweede Kamer der Staten Generaal geïnformeerd over de uitvoering van dit
voornemen.
Met de borgstelling voor vermogensversterkende kredieten (hierna: VVK) ondersteunt
de rijksoverheid investeringskredieten in de vorm van achtergestelde leningen aan
landbouwondernemers binnen een termijn van drie jaar nadat zij de onderneming hebben
overgenomen dan wel gestart zijn. In de fase kort na de start of overname van een
agrarisch bedrijf is er voor veel jonge boeren en tuinders geen financieringsruimte
om noodzakelijke investeringen voor maatschappelijk gevraagde duurzame bedrijfsontwikkeling
te doen, die het toekomstperspectief van de onderneming versterken. Als op basis van
hun bedrijfsbegroting zulke investeringen zorgen voor continuïteit en het toekomstbestendiger
maken van hun landbouwonderneming, kan een VVK de toegang tot aanvullend kapitaal
bieden via financiers die op basis van deze regeling subsidie in de vorm van een borgstelling
(hebben) ontvangen. De 90% borgstelling door de Staat biedt financiers het benodigde
risicokapitaal, dat het bedrijf zelf niet meer kan bieden omdat er na de start of
overname onvoldoende zekerheden over zijn, zoals een hypotheekrecht. Het VVK ondersteunt
niet de financiering van de start of de bedrijfsovername zelf: het bedrijf dat ontstaat
of zoals het er staat moet in zichzelf voldoende perspectief hebben om zonder aanvullende
hulp voortbestaansrecht te hebben. Het gaat om een prikkel om bij de start of overname
extra verbeteringen of vernieuwingen te kunnen realiseren. Om te voorkomen dat het
VVK een prijsopdrijvend effect in de markt heeft op agrarische grond en productierechten
(waardoor de stimulans niet ten goede komt aan de net begonnen ondernemer, maar aan
degene van wie de landbouwonderneming worden overgenomen), is borgstelling bij financiering
van dergelijke investeringen met een VVK uitgesloten. Het VVK sluit aan op de ontwikkeling
dat bedrijfsfinanciering steeds meer bestaat uit een stapeling van financieringen
waarbij meerdere financiers (huisbankier, familie, crediteuren en andere (risico-)financiers)
betrokken zijn. Verder wordt ook aangesloten bij het bevorderen van de ontwikkeling
van en omslag naar kringlooplandbouw die centraal staat in de visie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit: Waardevol en Verbonden (LNV-visie).* Dit kan onderdeel uitmaken van de toets die een financier naar normaal bankgebruik
(al) doet in het licht van de eisen van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
De overige inhoudelijke wijzigingen van titel 2.5 RNES en het daarbij behorende model
voor de landbouwborgstellingsovereenkomst die ingevolge artikel 2.5.7 als bijlage
2.5.1 van de RNES is opgenomen (hierna: modelovereenkomst) worden onder II.1 artikelsgewijs
besproken. Het landbouwbedrijfsleven, met name ook het Nederlands Agrarisch Jongerenkontakt
(NAJK) en financiers zijn bij de uitwerking van de regeling betrokken geweest. NAJK,
Rabobank en het Nationaal Groenfonds ondersteunen de toevoeging van het VVK aan de
BL.
I.2 Staatssteun
De subsidie, bedoeld in artikel 2.5.2, houdt staatssteun in. De staatssteun wordt
gerechtvaardigd door de algemene groepsvrijstellingsverordening, in het bijzonder
artikel 21 van die verordening.
I.3 Regeldruk
Voor de agrarische ondernemer
De regeldruk voor agrarische ondernemers wordt in beperkte mate verzwaard ten opzichte
van de regeling zonder VVK. De ondernemer zal afspraken moeten maken met de financier
over het afsluiten van een achtergestelde lening en daarbij moeten aangeven in hoeverre
de daarmee gefinancierde aanvullende investeringen toekomstbestendig zijn en aansluiten
bij de meetlat zoals opgenomen in de LNV-visie. Deze procedure is in de basis voor
de ondernemer niet anders dan voor het afsluiten van een lening zonder overheidsgarantstelling.
Deze regeling heeft echter wel invloed op het opstellen van het ondernemings- en toekomstplan
of bedrijfs- of ondernemingsplan door de ondernemer voor zijn kredietaanvraag bij
de financier.
Voor de financiers
Ook voor de financiers is de regeldruk nagenoeg onveranderd ten opzichte van de regeling
zonder VVK. De per 1 januari 2017 gekozen uitvoeringssystematiek is conform de systematiek
die wordt gehanteerd bij de uitvoering door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO.nl) van titel 3.11 Borgstelling MKB-kredieten van de RNES. Dit geldt ook voor
het VVK. De eerste ervaringen met deze geüniformeerde systematiek voor de BL zijn
als verbetering ervaren. Voor zover het verstrekken van een achtergestelde lening
meer werk vraagt van een financier, is dat inherent aan dat product van de financier,
met uitzondering van de toetsing die de financier moet doen om aan de voorwaarden
voor een VVK te voldoen:
I.4 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020. Daarmee wordt bij de
systematiek van vaste verandermomenten voor regelgeving aangesloten.
Op deze wijze hebben financiers die gebruik willen maken van deze toevoeging aan de
BL de gelegenheid zich tijdig voor te bereiden.
II. Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Met de wijziging wordt in artikel 2.5.1 van de RNES de begripsbepaling ‘aanvullende
investering’ ingevoegd. Door de schakelbepaling in artikel 1, eerste lid, van de modelovereenkomst,
is deze begripsbepaling ook van toepassing op die modelovereenkomst. Het uitgangspunt
is dat de starter of overnemer de start/aankoop of de overname van een landbouwbedrijf
op gebruikelijke wijze kan financieren waarbij ook gebruik kan worden gemaakt van
de BL door de financier. Er zijn echter vaak extra investeringen nodig om na de start
of overname het bedrijf te moderniseren, te verduurzamen en rendabeler te maken. Dit
past bij de LNV-visie die uitgaat van de kracht van boeren en tuinders om de omslag
naar een kringlooplandbouw te maken waarbij de rijksoverheid faciliteert. Om die extra
investeringen mogelijk te maken om aan die doelen en ambities invulling te kunnen
geven, wordt met de toevoeging aan de BL van de VVK de mogelijkheid geboden dat de
financiering daarvan onder de borgstelling wordt gebracht. Deze extra investeringen
worden in de BL aangeduid als aanvullende investeringen, voor zolang deze investeringen
worden gefinancierd binnen drie jaar na de financiering van de start of overname.
Dit betekent dat als de termijn van drie jaar na start/aankoop of overname van een
bedrijf bij de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling nog niet is verstreken,
de financier een beroep kan doen op deze uitbreiding van de BL door een VVK aan te
melden (artikel 8 modelovereenkomst). Op deze manier kunnen er alsnog aanvullende
investeringen worden gedaan al heeft de financiering van de overname al in 2017 heeft
plaatsgevonden. Dit verruimt het toepassingsbereik van deze wijziging van de BL bij
de inwerkingtreding. Met de extra financiële impuls door een VVK kan de onderneming
verduurzamen en toekomstbestendig worden gemaakt.
Onderdeel B
De wijziging van artikel 2.5.5 verduidelijkt de wijze van de verdeling van het subsidieplafond
met daarbij een onderscheid tussen landbouwborgstellingskredieten die betrekking hebben
op landbouwinnovatie of aanvullende investeringen.
Onderdeel C
Voor het bepalen van de omvang van de borgstelling is in artikel 2.5.6 een aparte
voorziening opgenomen voor de borgstelling van kredieten voor aanvullende investeringen
waarvoor een percentage van 90% geldt. Daarnaast geldt als maximum kredietbedrag voor
aanvullende investeringen een bedrag van ten hoogste € 2.500.000.
Onderdeel D
In de modelovereenkomst is nog een aantal wijzigingen opgenomen. Een aantal daarvan
bestaat uit correcties en verduidelijkingen. Daarnaast wordt een aantal nieuwe begripsbepalingen
voor aansprakelijk vermogen, achtergestelde lening en achtergestelde vordering ingevoegd
die tezamen en in onderling verband nodig zijn voor de duiding van het VVK als specifieke
vorm van krediet voor aanvullende investeringen. De definitie van het VKK zelf is
aldus een samenstelling van een aantal elementen die door deze wijzigingsregeling
worden toegevoegd in de begripsomschrijvingen in de modelovereenkomst. Het vormt de
kern van wat met deze wijzigingsregeling wordt beoogd: zorgen voor meer financiële
armslag voor ‘jonge’ boeren om extra te kunnen investeren in de beginfase van het
voeren van hun eigen landbouwbedrijf. Dikwijls blijkt dat er na bedrijfsovername in
de landbouw voor de financier te weinig ruimte over blijft om aanvullend te kunnen
financieren. Maatschappelijk gevraagde duurzame bedrijfsontwikkeling om het rendement
te verhogen en daarmee het toekomstperspectief voor de landbouwondernemer te vergroten
blijven daarmee noodgedwongen achterwege. Dit kan worden opgelost door het aansprakelijk
vermogen van de onderneming te vergroten. Het aansprakelijk vermogen bestaat uit het
eigen vermogen en componenten van vreemd vermogen die een zekere mate van achterstelling
in rangorde van crediteuren hebben ten opzichte van andere componenten van vreemd
vermogen. Dit laatste kan bijvoorbeeld een geldlening betreffen waaruit een achtergestelde
vordering voortvloeit en die daardoor als quasi-eigen vermogen onderdeel wordt van
het aansprakelijk vermogen van de landbouwondernemer. Het VVK betreft dergelijke leningen
die als quasi-eigen vermogen kunnen worden beschouwd. Met het eigen vermogen vormt
dit soort leningen het aansprakelijk vermogen in de zin van de modelovereenkomst.
Hieruit vloeit voort dat sprake moet zijn van een krediet in de vorm van een geldlening
tussen de financier en de MKB-landbouwondernemer voor aanvullende investeringen waarbij
is afgesproken dat de financier een bepaalde positie inneemt in de volgorde van crediteuren
van die ondernemer. Dit laatste betreft de achtergestelde vordering zoals gedefinieerd
in de modelovereenkomst. De positionering is dan dat de vordering van de financier
achter wordt gesteld bij vorderingen van concurrerende crediteuren en/of familieleningen
voor zover die op hun beurt ook achtergestelde vorderingen zijn. Hierbij geldt overigens
dat de vordering van de financier op de MKB-landbouwondernemer al gepositioneerd is
na vorderingen op de MKB-landbouwondernemer van crediteuren zijnde de Belastingdienst,
het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en eventuele werknemers van
de MKB-landbouwondernemer.
Door deze lening van de financier met een achterstelling (achtergestelde lening) wordt
het aansprakelijk vermogen van de landbouwondernemer versterkt. Het beoogde effect
hiervan is dat de financier met een borgstelling voor die achtergestelde lening tevens
een financieringsfaciliteit kan bieden zonder borgstelling aan de landbouwondernemer,
omdat het aansprakelijk vermogen van de landbouwerondernemer is versterkt.
Overigens geldt in het algemeen dat het totaal aan landbouwborgstellingskredieten
niet meer bedraagt dan 50% van alle kredieten die door de financier aan een MKB-landbouwondernemer
worden verstrekt.
In de definitie van de aanvullende investeringen worden een aantal investeringen uitgesloten
om onder het landbouwborgstellingskrediet te vallen, zoals grond en productierechten.
De reden hiervoor is dat het zicht op meer financieringscapaciteit van de jonge MKB-landbouwondernemer
bij of direct na de bedrijfsovername een direct opdrijvend effect heeft op de prijs
voor grond of productierechten. Met als gevolg dat de extra financieringsruimte niet
gebruikt wordt voor het verduurzamen van de productie op het bedrijf, maar juist wegvloeit
uit de sector (veelal goed voor ouders en hun erfgenamen van de jonge ondernemer,
maar niet voor de mogelijkheden van deze jonge ondernemer zelf waar het VVK nadrukkelijk
voor bedoeld is). De nadruk bij het VVK is weliswaar het vergroten van de mogelijkheden
van ondernemingsfinanciering voor starters en overnemers maar een aansluiting op de
LNV-visie past hierbij. Deze visie is immers gericht op de toekomstbestendige ontwikkeling
van de landbouwsector door verduurzaming. Meer specifiek kan het dan in een ondernemings-
of investeringsplan ambities en doelstellingen betreffen die vallen onder de in paragraaf
4.1 genoemde onderdelen 1 en 3 tot en met 9, van de LNV-visie. Dit zal dan ook onderdeel
moeten zijn van het ondernemings- en toekomstplan waarvoor financiering wordt gevraagd,
dat wordt beoordeeld door de financier. Dit aspect kan ook meegenomen worden bij de
algemene toets van de MKB-landbouwondernemer die financiers doen in het licht van
de eisen van maatschappelijk verantwoord ondernemen. In de handreiking van RVO.nl
voor deze subsidiemodule zullen overigens handvatten aan de financiers worden gegeven
met betrekking tot de toetsing van aanvullende investeringen. Daarnaast kunnen financiers
bij RVO.nl terecht voor gerichte voorlichting. Daartoe kan een financier een concreet
investeringsplan voorleggen om op die manier duidelijkheid te verkrijgen over zijn
toepassing van de criteria voor aanvullende investeringen.
Artikel II
Op dit artikel is ingegaan in paragraaf I.4.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten