TOELICHTING
1. Inleiding
In januari 2018 heb ik, na overleg met provinciale en gemeentelijke bestuurders, in
het Besluit mijnbouwschade Groningen (hierna: het Besluit) een nieuwe manier van afhandeling
van schades vastgelegd (Kamerstukken II 2017/2018, 33 529, nr. 423). Op grond van het Besluit worden schades die zijn gemeld na 31 maart 2017 afgehandeld
door de Tijdelijke commissie mijnbouwschade Groningen (hierna: de Commissie). Bij
het ontwerp van het Besluit is veel aandacht gegeven aan zorgvuldigheid en onafhankelijke
oordeelsvorming. Dat heeft geleid tot een procedure met veel juridische waarborgen,
technische precisie, ruime mogelijkheden voor maatwerk en een zo breed mogelijk draagvlak.
Met die procedure voor schadeafhandeling komen we tot een betere, rechtvaardigere,
ruimhartigere en zorgvuldigere schadeafhandeling.
Na ruim een jaar moet echter worden geconstateerd dat, hoewel er veel waardering bestaat
voor de zorgvuldigheid van de afhandeling, de snelheid waarmee aanvragen worden afgehandeld
onvoldoende is in het licht van de omvang van de werkvoorraad. Bij de start nam de
Commissie 13.472 meldingen over van het Centrum Veilig Wonen (CVW) en daar kwamen
er wekelijks zo’n 200 bij. De bevingen van 22 mei jl. bij Westerwijtwerd en 9 juni
jl. bij Garrelsweer droegen bij aan een nog snellere groei van de werkvoorraad. Het
«stuwmeer» aan nog af te handelen schademeldingen bedraagt inmiddels 22.357 meldingen
(op 24 juni 2019). De Commissie heeft inmiddels verschillende maatregelen doorgevoerd
om de schadeafhandeling te versnellen, zoals het werven van meer deskundigen en de
invoering van de aannemersvariant (Kamerstukken 2018-2019, 33 529, nr. 593). Het tempo van de schadeafhandeling is, ondanks deze maatregelen, echter nog niet
hoog genoeg om de werkvoorraad voldoende voortvarend af te handelen.
In brieven van 3 juni 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 33 529, nr. 639) en 13 juni 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 33 529, nr. 644) is aan de Tweede Kamer aangekondigd dat er een eenmalige maatregel wordt getroffen
om het «stuwmeer» aan schademeldingen dat is ontstaan bij de afhandeling van aanvragen
om schadevergoeding door de Commissie zo snel mogelijk weg te werken. Ook is aangekondigd
dat er verdere maatregelen worden getroffen om de schadeafhandeling op grond van het
Besluit te versnellen (Kamerstukken II 2018/19, 33 529, nr. 639).
In deze regeling wordt de eenmalige maatregel ten behoeve van de aanpak van het «stuwmeer»
aan schademeldingen uitgewerkt. Ook worden met deze regeling, ten behoeve van het
versnellen van de schadeafhandeling op grond van het Besluit, enkele wijzigingen doorgevoerd
in het Besluit. Tot slot wordt met deze regeling de Regeling waardevermeerdering woningen
gaswinning Groningenveld (hierna: waardevermeerderingsregeling) aangepast, zodat ook
woningeigenaren die op grond van onderhavige regeling een vergoeding ontvangen gebruik
kunnen maken van waardevermeerderingsregeling.
2. Eenmalige maatregel aanpak «stuwmeer»
2.1 Bevoegdheidsstructuur
Dit besluit legt een vorm van onverplicht, buitenwettelijk beleid vast. Het laat de
civielrechtelijke aansprakelijkheid van de exploitant onverlet en loopt vooruit op
een wettelijke regeling van de schadeafhandeling. Vooruitlopend op die regeling ligt
al een publieke taak besloten in de zorg voor een goede afhandeling van schade. Gegeven
de aard van het in deze regeling neergelegde beleid is het de Minister van Economische
Zaken en Klimaat die bevoegd bestuursorgaan is.
Op grond van deze regeling (artikel 2) zijn bevoegdheden op basis van mandaat, machtiging
of volmacht toegedeeld aan de leden van Commissie. De leden zijn bevoegd deze bevoegdheden
onder te mandateren aan medewerkers van de Commissie. Ondanks deze mandaatverhouding
werkt de Commissie, evenals bij de uitvoering van het Besluit, zelfstandig. Dit betekent
dat de Commissie, haar personeel en de door haar ingeschakelde deskundigen ten aanzien
van individuele zaken geen instructies ontvangen of vragen van de minister of derden.
2.2 Inhoud van de maatregel
Op grond van deze maatregel kunnen gedupeerden bij de Commissie een verzoek indienen
om de aanvraag om vergoeding van schade die zij hebben ingediend op grond van het
Besluit te wijzigen in een aanvraag op grond van deze regeling (artikel 3, eerste
en tweede lid).
Op grond van deze regeling ontvangen zij op basis van hun aanvraag:
-
A. een vast bedrag van 4.000 euro schadevergoeding en een vaste vergoeding voor overige
schade van 1.000 euro (artikel 3, eerste lid), of
-
B. een variabele vergoeding tot een bedrag van 10.000 euro (inclusief btw) voor de door
henzelf voor herstel van fysieke schade gemaakte kosten, zoals de inzet van een aannemer,
en een vaste vergoeding voor overige schade van 1.000 euro (artikel 3, tweede lid).
Als een aanvrager met betrekking tot hetzelfde gebouw, werk of adres meerdere aanvragen
om vergoeding van schade heeft gedaan bij de Commissie wordt door de Commissie als
ware het één aanvraag, in één keer besloten op alle aanvragen waarvoor nog geen beslissing
genomen was op grond van het Besluit (artikel 3, vierde lid, en artikel 6, eerste
lid). Dit betekent dat voor deze aanvragen slechts één keer een vaste of variabele
vergoeding wordt uitgekeerd op grond van deze regeling. Dit omvat ook aanvragen die
zijn ingediend na 1 januari 2019 respectievelijk 13 juni 2019.
Verwacht effect van de maatregel
Met deze maatregel kan in één keer voor zo’n negentig procent van de meldingen die
van vóór 1 januari 2019 stammen een oplossing worden geboden. Daarnaast zal de maatregel
een oplossing kunnen zijn voor circa twee derde van de schademeldingen die tussen
1 januari 2019 en 13 juni 2019 zijn binnengekomen. Zodoende is de verwachting dat
met deze maatregel circa 15.000 schademeldingen kunnen worden afgehandeld. Dit is
niet alleen gunstig voor de aanvragers die gebruik maken van de maatregel. Het wordt
door de afname van de werkvoorraad mogelijk om de doorlooptijd voor de resterende
aanvragen te normaliseren.
2.3 Wie komen er in aanmerking voor deze maatregel?
2.3.1 Geografische reikwijdte
Om in aanmerking te komen voor deze maatregel moet de aanvraag die de gedupeerde heeft
ingediend bij de Commissie in de eerste plaats betrekking hebben op gebouwen of werken
die binnen het effectgebied voor toepassing van het wettelijk bewijsvermoeden liggen
(artikel 5, derde lid). Dit betekent dat het gebouw of werk gelegen moet zijn op een
locatie binnen een afstand van 6 km of minder van het Groningenveld of de Gasopslag
Norg of waar als gevolg van een beving met een epicentrum in het Groningenveld of
de Gasopslag Norg een trillingssterkte van 2 mm/s met een overschrijdingskans van
1% is opgetreden. De Commissie heeft aan de hand van deze criteria een concreet gebied
bepaald. Deze informatie is te raadplegen via de website van de Commissie1. Zo nodig wordt door de Commissie per gebouw of werk getoetst of het binnen het effectgebied
valt, door middel van een onafhankelijk gevalideerde methode om de genoemde trillingssterkte
te bepalen. Die methodiek, zoals geadviseerd in het advies van het panel van deskundigen,
is uiteindelijk doorslaggevend.
2.3.2 Moment indiening aanvraag
De maatregel bevat twee soorten vergoeding, een vaste vergoeding (artikel 3, eerste
lid) en een variabele vergoeding (artikel 3, tweede lid). Om in aanmerking te komen
voor de verschillende vergoedingen gelden verschillende voorwaarden:
-
1. Vaste vergoeding 4.000 euro
Om in aanmerking te komen voor een vaste bedrag van 4.000 euro schadevergoeding en
een vaste vergoeding voor overige schade van 1.000 euro moet de gedupeerde vóór 13 juni
2019 een aanvraag om vergoeding van schade hebben ingediend bij de Commissie. Op die
aanvraag mag, om in aanmerking te komen voor deze vergoeding, ten tijde van het verzoek
op grond van deze regeling nog geen besluit zijn genomen door de Commissie.
-
2. Variabele vergoeding tot 10.000 euro
Om in aanmerking te komen voor een variabele vergoeding tot een bedrag van 10.000
euro (inclusief btw) voor de kosten van een door aanvrager zelf geregeld schadeherstel,
bijvoorbeeld door de inzet van een aannemer, en een vaste vergoeding voor overige
schade van 1.000 euro, moet de gedupeerde vóór 1 januari 2019 een aanvraag op grond
van het Besluit hebben ingediend. Ook op die aanvraag mag, om in aanmerking te komen
voor de variabele vergoeding, ten tijde van het verzoek op grond van deze regeling
nog geen besluit zijn genomen door de Commissie. Daarnaast mag de aanvrager nog geen
adviesrapport van een deskundige hebben ontvangen. De Commissie heeft op grond van
artikel 5, zesde lid, een (discretionaire) bevoegdheid om te besluiten om indien er
aan adviesrapport van een deskundige ontvangen is te besluiten toch een variabele
vergoeding toe te kennen.
Alle gedupeerden die een aanvraag hebben ingediend bij de Commissie worden door de
Commissie vóór 14 juli 2019 schriftelijk geïnformeerd of zij in aanmerking komen voor
het gebruik van deze regeling (artikel 3, vijfde lid). Zij hebben vervolgens tot 1 januari
2020 de tijd om te beslissen of zij gebruik willen maken van deze maatregel. Vanzelfsprekend
is, ongeacht de door de Commissie verstrekte informatie, uiteindelijk de inhoud van
deze regeling doorslaggevend voor of een aanvrager voor toepassing van deze regeling
in aanmerking komt.
2.3.3 Rechthebbende
Om in aanmerking te komen voor deze maatregel moet de aanvrager rechthebbende zijn
tot de schadevergoeding voor de fysieke schade aan het gebouw of werk (artikel 5,
vierde lid). Doorgaans betekent dit dat de aanvrager de eigenaar van het gebouw is.
Het kan echter voorkomen dat de eigenaar van het gebouw of werk de vordering tot schadevergoeding
heeft overgedragen aan de aanvrager.
2.3.4 Wanneer kan een aanvrager geen gebruik meer maken van de maatregel?
Een aanvrager die voldoet aan de in paragraaf 2.3.1-2.3.3 genoemde voorwaarden kan
in drie gevallen geen gebruik meer maken van de maatregel (artikel 3, derde lid),
namelijk als:
-
1) de Commissie voordat hij een verzoek tot wijziging van zijn aanvraag heeft ingediend
een besluit op de aanvraag op grond van het Besluit heeft genomen;
-
2) het verzoek tot wijziging van de aanvraag wordt ingediend na 31 december 2019, of
-
3) de aanvrager er ná 14 juli 2019 voor heeft gekozen om de procedure uit het schadeprotocol
(bijlage I bij het besluit) voort te zetten. Dit doet de aanvrager door:
-
a) in te stemmen met een opname van de schade of rapportage over de aard van de schade
door een deskundige als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het schadeprotocol,
of;
-
b) een zienswijze als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van het schadeprotocol te geven
op een uitgebracht rapport van een deskundige of de daarvoor geldende termijn ongebruikt
te laten verstrijken, zonder een verzoek in te dienen om zijn aanvraag te wijzigen
in een aanvraag op grond van deze regeling.
De Commissie zal in de periode vanaf bekendmaking van deze regeling tot en met 14 juli
2019 geen besluiten nemen of adviesrapporten verzenden ten aanzien van aanvragen waarvan
aangenomen kan worden dat de aanvrager gebruik zou willen maken van deze regeling
(m.n. met een schadebedrag van minder dan € 4.000,–). Na 14 juli 2019 zal de Commissie
de afhandeling van deze aanvragen echter weer gaan hervatten volgens het reguliere
proces, teneinde onnodige vertraging te voorkomen en voortvarendheid in de afhandeling
te bewerkstelligen. Indien door de Commissie eenmaal op grond van het Besluit mijnbouwschade
Groningen een besluit op de aanvraag is genomen, vervalt de mogelijkheid tot gebruikmaking
van de stuwmeerregeling. Het gaat hierbij om het moment van besluitvorming (niet van
bekendmaking). Deze regeling is dus ook niet van toepassing op dossiers waarin bezwaar
is gemaakt tegen een reeds genomen besluit op de aanvraag - die dossiers maken immers
geen onderdeel uit van het stuwmeer dat met deze regeling wordt beoogd weg te werken.
Om de aanvragers erop te wijzen dat zij door in te stemmen met een schadeopname door
een deskundige of het geven van een zienswijze op een rapport van een deskundige de
mogelijkheid verliezen om gebruik te maken van deze maatregel informeert de Commissie
aanvragers hier vóór 14 juli 2019 schriftelijk over (artikel 3, vijfde lid). Dit gebeurt
in (de bijlage bij) dezelfde brief als de brief waarin de aanvrager geïnformeerd wordt
dat hij in aanmerking komt voor de maatregel. De reden dat in die gevallen de mogelijkheid
tot gebruik van de stuwmeerregeling vervalt, is dat het behoud van de mogelijkheid
om te kiezen voor de stuwmeerregeling tijdens het voortzetten van de procedure onder
het Besluit afbreuk doet aan de effectiviteit van de regeling. Deze strekt er immers
juist toe om de capaciteit van de Commissie in te zetten op de dossiers van aanvragers
die géén gebruik van de stuwmeerregeling kunnen of willen maken, teneinde op die manier
de doorlooptijden te verkorten. In dossiers waarin al op of vóór 14 juli 2019 een
opname was gepland of een zienswijze was ingediend, bestaat wel de mogelijkheid om
gebruik te maken van de regeling. Als een aanvrager meer tijd wil om na te denken
over of hij gebruik wil maken van de stuwmeerregeling, kan hij ervoor kiezen om nog
geen opname in te laten plannen of om de termijn voor het indienen van een zienswijze
te laten verlengen. De Commissie zal daaraan meewerken. In gevallen waarin de toepassing
van deze voorwaarden leidt tot een evident onbillijke uitkomst heeft de Commissie
op grond van artikel 5, zesde lid, onderdeel b, een discretionaire bevoegdheid om
van deze van deze voorwaarde af te wijken.
2.4 Gevolgen van het gebruik van de maatregel voor aanvragers
Als een aanvrager kiest voor deelname aan deze maatregel worden vrijwel alle stappen
van de procedure die zijn voorzien in het Besluit overgeslagen. Zo hoeft er niet meer
gewacht te worden op een schade-opname, is er geen adviesrapport meer nodig en ook
geen zienswijze met eventuele benodigde wijzigingen op het adviesrapport. Juist deze
stappen kosten nu de meeste tijd. De Commissie kan na ontvangst van het verzoek van
de aanvrager vrijwel direct een besluit nemen.
Als de aanvraag op grond van het Besluit naar aanleiding van een verzoek van de aanvrager
wordt gewijzigd in een aanvraag op grond van deze regeling, dan worden daarmee alle
aanvragen op grond van het Besluit die de aanvrager bij de Commissie heeft ingediend
op het moment van dat de vergoeding wordt toegekend afgehandeld (artikel 6, eerste
lid), dit omvat dus ook de aanvragen die normaliter niet in aanmerking zouden komen
voor deze maatregel op grond van artikel 3, eerste of tweede lid. De Commissie kan
nadat het besluit is genomen (achteraf) een nulmeting laten uitvoeren om te documenteren
welke schade met deze aanvraag is afgehandeld (artikel 4, eerste lid). De Commissie
kan daarvan afzien, als zij dat niet nodig acht, bijvoorbeeld als er al een opname
had plaatsgevonden.
Met de vergoeding van € 1.000,– voor overige schade worden in één keer diverse vormen
van schade afgedaan. Het gaat hierbij om een vergoeding voor overige schades waaronder
wordt verstaan directe materiële gevolgschade, waaronder de bijkomende kosten waarvoor
in de tabel van bijlage 2 van het Besluit een vaste vergoeding is opgenomen, de in
bijlage 2 van het Besluit genoemden bijkomende kosten waarvoor op grond van werkelijke
kosten een vergoeding wordt toegekend, de overlastvergoeding of eventuele wettelijke
rente. Vanzelfsprekend wordt hieronder geen vergoeding voor een eventuele schade door
waardevermindering van het gebouw of werk verstaan los van eventuele fysieke schade.
Mocht op een later moment, dat wil zeggen na het toekennen van een vergoeding op grond
van deze regeling, nieuwe schade ontstaan, bijvoorbeeld als gevolg van een nieuwe
beving, dan kan daarvoor een nieuwe aanvraag bij de Commissie worden gedaan.
2.5 Factuuroptie
De regeling biedt voor bepaalde aanvragen de mogelijkheid om een variabele vergoeding
toegekend te krijgen, die wordt uitbetaald aan de hand van facturen (artikel 3, tweede
lid, onderdeel a). Deze facturen moeten voldoen aan één algemene voorwaarde, namelijk
dat daaruit voldoende moet blijken dat de kosten zijn gemaakt ter herstel van de mijnbouwschade
(artikel 4, tweede lid). De Commissie kan in het besluit op het verzoek tot toepassing
van de factuuroptie nadere voorwaarden stellen waaraan de facturen moeten voldoen
(artikel 4, derde lid). Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om administratieve regels,
zoals de vermelding van een KvK- of btw-nummer, om regels over de specificaties waaraan
de factuur moet voldoen en om voorwaarden over van wie de factuur afkomstig mag zijn.
Het zal hierbij niet slechts gaan om aannemers, maar ook om andere bedrijven die zich
professioneel bezig houden met het herstel van mijnbouwschade, zoals een metselaar
of een stukadoor. De Commissie zal deze voorwaarden ook vooraf publiceren op haar
website. Dergelijke facturen behoeven niet te zijn ingediend voor 1 januari 2020,
maar kunnen tot vijf jaar na het besluit op het verzoek worden ingediend.
2.6 Reguliere proces
Aanvragers die niet in aanmerking komen voor deze maatregel of die hier geen gebruik
van willen maken, kunnen gebruik blijven maken van de reguliere procedure voor de
afhandeling van hun aanvraag om schadevergoeding zoals voorzien in het Besluit. Die
procedure loopt als uitgangspunt zo veel mogelijk op de reguliere wijze door.
2.7 Herleven aanvraag bij afwijzing
Het kan voorkomen dat een aanvrager een verzoek op grond van deze regeling doet, maar
de aanvraag uiteindelijk wordt afgewezen omdat deze niet aan de regeling voldoet.
Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de aanvrager er na 14 juli 2019 voor kiest
om de procedure uit het schadeprotocol voort te zetten door een zienswijze in te dienen
ten aanzien van een adviesrapport. In zo’n geval herleeft de originele aanvraag op
grond van het Besluit mijnbouwschade Groningen op het moment dat het afwijzende besluit
op grond van de regeling onherroepelijk is geworden (artikel 6, tweede lid). Dat wil
zeggen nadat de bezwaar- en beroepsprocedures doorlopen zijn of de termijnen voor
het instellen daarvan verlopen zijn. Dit omdat voorkomen moet worden dat de behandeling
op grond van het Besluit mijnbouwschade Groningen en een eventueel bezwaar tegen de
afwijzing van het verzoek op grond van de regeling door elkaar heen gaan lopen. Zodra
de afwijzing onherroepelijk is geworden, herleeft de aanvraag op grond van het Besluit
dus en hervat de Commissie de behandeling daarvan.
2.7 Rechtsbescherming
De besluiten die de Commissie op grond van deze regeling neemt zijn besluiten in de
zin van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen deze besluiten staat op grond van de
Algemene wet bestuursrecht bezwaar open bij de Commissie en tegen besluiten op bezwaar
van de Commissie kan beroep en hoger beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter.
Deze regeling doet geen afbreuk aan de bestaande civiele rechten van belanghebbenden.
Vanzelfsprekend komt dezelfde schade echter niet tweemaal voor vergoeding in aanmerking.
De aanvrager kan na toekenning van de vergoeding op grond van deze regeling door de
Commissie geen schadevergoeding eisen van NAM bij de burgerlijk rechter voor schade
waarvoor door de Commissie op grond van deze regeling een vergoeding is uitgekeerd.
2.8 Financiële dekking
Met deze maatregel wordt de werkvoorraad van de Commissie versneld weggewerkt door
aan aanvragers een vaste vergoeding voor hun schade toe te kennen. Wanneer de aanvrager
gebruik maakt van deze mogelijkheid kan hij voor de schade waarop zijn aanvraag betrekking
heeft geen vergoeding meer aanvragen via de Commissie of bij de exploitant. Dit betekent
dat deze vergoeding dient ter vervanging van schadeafhandeling op grond van het Besluit.
De kosten van de uitvoering van deze de stuwmeerregeling komen, evenals de kosten
van de uitvoering van het Besluit, in eerste instantie ten laste van de Rijksbegroting
van de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Met de Nederlandse Aardolie Maatschappij
NV en haar aandeelhouders wordt overleg gevoerd over de uiteindelijke dekking van
de kosten van de uitvoering van deze de stuwmeerregeling.
2.9 Staatssteun
De aanvragers die gebruik kunnen maken van deze regeling zijn voor het overgrote deel
particuliere eigenaren van woningen, waardoor er in deze gevallen geen sprake is van
staatssteun. Voor zover de aanvragers ondernemingen zijn, is evenmin sprake van staatssteun.
De tegemoetkoming die op grond van deze regeling aan aanvragers wordt verstrekt dient
ter vergoeding van de door hen door bodembeweging als gevolg van gaswinning geleden
schade. Het gebruik van vaste vergoedingen brengt een beperkt risico van overcompensatie
met zich. Uit de ervaringscijfers van de Commissie blijkt dat 64% van de aanvragen
betrekking heeft op schade ter hoogte van een bedrag van 4.000 euro of minder. Het
risico op overcompensatie dat voortvloeit uit het gebruik van een vaste vergoeding
voor fysieke schade van 4.000 euro en een vergoeding van 1.000 euro voor overige schade
en de eventuele hoogte daarvan is dusdanig laag dat dit niet kan worden aangemerkt
als een voordeel voor de onderneming dat de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen
of het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden. Voor de variabele
vergoeding geldt dat het risico op overcompensatie in nog mindere mate aanwezig is
omdat de aanvrager deze vergoeding ontvangt op basis van de voor de kosten van het
herstel gemaakte overlegde facturen. Indachtig hoofdstuk 6 van Mededeling van de Commissie
betreffende het begrip „staatssteun’ in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie, PbEU C 262, van 19 juli 2016, kan worden
betoogd dat het effect zodanig lokaal is dat het handelsverkeer tussen de lidstaten
niet ongunstig wordt beïnvloed.
2.10 Gevolgen van de maatregel voor uitvoerings- en administratieve lasten
Op dit moment kan nog geen concrete inschatting worden gemaakt van de uitvoeringskosten
van de stuwmeermaatregel en het effect van deze maatregel op de uitvoeringskosten
op grond van het Besluit. Als gevolg van deze regeling kunnen voor aanvragen waarvoor
gebruik wordt gemaakt van deze regeling vrijwel alle stappen van de procedure die
zijn voorzien in het Besluit worden overgeslagen. De verwachting is dat de kosten
van uitvoering van deze regeling lager zullen uitvallen dan de kosten van de uitvoering
van het Besluit waardoor de totale uitvoeringskosten voor de Commissie en RVO, als
uitvoeringsorganisatie die de ondersteuning van de Commissie verzorgt, zullen dalen.
Deze regeling heeft naar verwachting een positief effect op de administratieve lasten
van aanvragers. Hoe groot deze besparing is kan slechts ruw worden geraamd, omdat
bij het opstellen van het Besluit de gevolgen voor de regeldruk voor aanvragers niet
in kaart zijn gebracht. Zoals is aangegeven in paragraaf 2.4 kan een aanvrager die
kiest voor deelname aan deze regeling voor alle door hem ingediende aanvragen vrijwel
alle stappen van de procedure die zijn voorzien in het Besluit overslaan. Voor de
administratieve lasten van de aanvrager betekent dit dat concreet er geen kennis meer
hoeft te worden genomen van een adviesrapport en geen zienswijze meer hoeft te worden
gegeven op het adviesrapport. Dit leidt per aanvraag tot een besparing van ca. 4 uur.
Indien, zoals aangegeven in paragraaf 2.2, voor ca. 15.000 aanvragen gebruik wordt
gemaakt van deze regeling levert dit een besparing op van 60.000 uur. Voor het overige
blijven de administratieve lasten voor de aanvrager naar verwachting gelijk. Voor
de berekening van de regeldruk van burgers wordt uitgegaan van een omrekenfactor van
€ 15,– per uur. Dit betekent dat deze regeling naar verwachting een administratieve
lasten besparing van ca. € 900.000,– oplevert.
3. Versnellen van de schadeafhandeling op grond van het Besluit
Om de reguliere schadeafhandelingsprocedure op grond van het Besluit verder te versnellen
werkt de Commissie aan een combinatie van het versimpelen en optimaliseren van de
procedure voor afhandeling van schade en het ophogen van capaciteit, door nog meer
schademeldingen zonder deskundige (maar door aannemers) te laten afhandelen (bijlage
bij Kamerstukken II 2018/19, 33 529, nr. 639).
Daarnaast zijn in de huidige procedure, die in breed overleg met alle belanghebbenden
is vastgesteld, de waarborgen opnieuw bekeken om te bezien waar versnelling mogelijk
is zonder dat dit afbreuk doet aan de waarborgen van bezwaar- en beroepsprocedures
die normaliter gelden voor bestuursrechtelijke beslissingen. Daarbij is geconstateerd
dat de gekozen structuur waarbij twee afzonderlijke deelcommissies verantwoordelijk
waren voor het nemen van de primaire besluiten op aanvragen om schadevergoeding en
het nemen van besluiten op bezwaar, in combinatie met de advisering van de Tijdelijke
commissie advisering bezwaarschriften afbreuk deed aan de efficiënte afhandeling van
aanvragen en bezwaarschriften. Tegelijkertijd is geconstateerd dat de rechtsbescherming
van aanvragers in de bezwaarfase reeds in voldoende mate geborgd wordt door de rol
van de onafhankelijke Tijdelijke commissie advisering bezwaarschriften.
Om deze reden wordt met deze regeling de deelcommissie bezwaar geschrapt (artikel
7, onderdelen A, B, C, D, E, F en I). De leden van de deelcommissie bezwaar zullen
in beginsel lid worden van de Tijdelijke commissie advisering bezwaarschriften, waarmee
die commissie ook meer capaciteit krijgt om (nog) sneller te adviseren over het bezwaar.
Als gevolg van deze wijziging kunnen beslissingen op bezwaar – net als de beslissingen
op de aanvraag – genomen worden door een lid van de Commissie. Gelet op artikel 10:3,
derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zal dit echter een ander lid zijn dan
het lid dat de beslissing op de aanvraag heeft genomen. Het beleggen van de taken
bij één Commissie past bovendien beter in mijn streven om onnodige splitsingen in
taken te voorkomen.
Voorts wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om in het Besluit te verduidelijken
(artikel 7, onderdeel G) dat de Commissie tevens bevoegd is om in plaats van een vergoeding
in geld uit te keren, de schade in natura te herstellen, bijvoorbeeld door een door
de Commissie ingehuurde aannemer de schade te laten herstellen. Een aanvrager kan
desgewenst vragen om gebruik van de mogelijkheid om de schade in natura te herstellen.
Het is vervolgens aan de Commissie om in het besluit op de aanvraag te beslissen of
zij het opportuun acht om de betreffende schade ook daadwerkelijk in natura te herstellen
of dat zij – toch – kiest voor een vergoeding in geld. Deze keuze van de Commissie
zal, naar het zich laat aanzien, onder meer afhankelijk kunnen zijn van de aard en
omvang van de schade, de locatie van het gebouw of werk waaraan schade is ontstaan,
en – uiteraard – de uitvoeringscapaciteit voor herstel in natura.
Tot slot wordt met deze regeling de verplichting voor de Commissie geschrapt om aanvragers
bij een besluit op hun aanvraag de mogelijkheid te bieden om een bouwkundige opname
te laten verrichten, tenzij er voor hetzelfde gebouw of werk al eerder een bouwkundige
opname is gedaan (artikel 7, onderdeel H). De Commissie heeft tot heden vrijwel steeds
gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een dergelijke opname uit te voeren in de vorm
van een nulmeting. Met het oog op de versnelling van de schadeafhandeling is het evenwel
niet wenselijk dat een dergelijke nulmeting in alle gevallen uitgevoerd moet worden,
omdat dit een aanzienlijk en onnodig beslag legt op de uitvoeringscapaciteit van de
Commissie. Met deze wijziging kan de Commissie per geval beoordelen of het opportuun
is om een dergelijke opname uit te laten voeren (bijv. afhankelijk van de omvang én
de functie van het gebouw).
4. Wijziging Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld
Gedupeerden die een vergoeding ontvangen voor de schade die zij geleden hebben door
bodembeweging als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij
Norg kunnen gebruik maken van de waardevermeerderingsregeling. Op grond van die regeling
kunnen woningeigenaren een subsidie aanvragen voor een verduurzamingsmaatregel of
een maatwerkadviesrapport. Met deze wijziging in artikel 8 van deze regeling (het
toevoegen van een nieuw onderdeel d aan artikel 2, eerste lid van de waardevermeerderingsregeling)
wordt de waardevermeerderingsregeling ook opengesteld voor woningeigenaren die op
grond van Regeling Stuwmeer Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen een vergoeding
voor hun schade hebben ontvangen van de Commissie. Voor het overige blijven de voorwaarden
waaronder een woningeigenaar in aanmerking kan komen voor subsidie gelijk.
5. Inwerkingtreding
Voor de inwerkingtreding van deze regeling is voorzien in terugwerkende kracht tot
en met 3 juli 2019. Voor deze datum is gekozen omdat de Commissie vanaf die datum
brieven als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, aan gedupeerden die aanvragen hebben
ingediend op grond van het Besluit heeft verzonden.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes