TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Gezien de voordelen van het spoorgoederenvervoer ten opzichte van het vervoer over
de weg (minder emissies per tonkilometer en meer veiligheid), is het van groot belang
dat de marktpositie van het spoorgoederenvervoer toeneemt of ten minste behouden blijft.
Om deze reden wordt een subsidie verleend aan spoorgoederenvervoerders als stimulans
om hun marktpositie ten opzichte van andere vervoersmodaliteiten te verbeteren.
2. Achtergrond
Deze subsidieregeling strekt ter uitvoering van het Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer
(Kamerstukken II 2017/18, 29 984, nr. 782). Het maatregelenpakket richt zich onder andere op verlaging van de kosten op de
korte en middellange termijn. Daarmee heeft de goederenvervoersector de mogelijkheid
zijn positie te verbeteren ten opzichte van de buurlanden en ten opzichte van andere
modaliteiten.
3. De subsidie
Door middel van een subsidie wordt voorzien in een gedeeltelijke tegemoetkoming in
de hogere kosten die de spoorgoederenvervoerders moeten dragen ten opzichte van de
wegvervoerders. In de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is
een budget van € 70 miljoen gereserveerd voor een periode van 5 jaar.
4. Staatssteun
Aangezien deze subsidie kan worden aangemerkt als staatssteun, is deze aan de Europese
Commissie ter goedkeuring voorgelegd. De Europese Commissie heeft haar goedkeuring
verleend bij besluit van 8 juli 2019 (steunmaatregel SA.52898, kenmerk C(2019) 5258
final). Voorwaarden die aan deze goedkeuring zijn verbonden zijn:
-
– de regeling heeft een maximumduur van 5 jaar;
-
– de subsidie bedraagt nooit meer dan de in de richtsnoeren aangegeven steunpercentages;
-
– verladers worden op de hoogte gesteld van het financieel voordeel dat de spoorgoederenvervoerders
ontvangen;
-
– er worden geen voordelen verstrekt aan bedrijven in moeilijkheden of aan bedrijven
die een bevel tot terugvordering van de Commissie hebben ontvangen.
5. Administratieve lasten
De subsidieregeling en de uitvoering daarvan in mandaat bij ProRail zijn zodanig vormgegeven
dat de administratieve lasten beperkt blijven. De spoorgoederenvervoerder moet een
aanvraag bij ProRail doen om in aanmerking te komen voor de subsidie. ProRail beschikt
uit hoofde van zijn taak als beheerder van de spoorinfrastructuur over de benodigde
gegevens om voorschotten van de subsidie uit te keren en uiteindelijk de subsidie
te kunnen vaststellen. Voor de spoorgoederenvervoerders is de administratieve last
daarmee zeer beperkt. Voor ProRail vergt de subsidieverlening een beperkte uitbreiding
van de administratieve last die zij al heeft voor de facturering van de vergoeding
voor het gebruik van de spoorinfrastructuur.
6. Internetconsultatie
De subsidieregeling is in nauwe samenspraak met de beoogde ontvangers van de subsidie,
i.c. de spoorgoederenvervoerders, en ProRail ontwikkeld. Het is niet waarschijnlijk
dat andere belanghebbenden die gebruik maken van het spoor, belang hebben bij de (vormgeving
van de) regeling. Om die reden is een internetconsultatie overbodig.
7. Risicoanalyse
De regeling is getoetst aan de uitkomsten van de risicoanalyse die ingevolge de Aanwijzingen
voor de subsidieverstrekking verplicht is (aanwijzing 20). Uit deze analyse is niet
gebleken van risico’s die tot aanvullende maatregelen dienen te leiden.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2. Doel
In artikel 2 wordt het doel van de regeling geformuleerd. De regeling heeft tot doel
om de positie van het spoorgoederenvervoer te verbeteren. De bepalingen in de regeling
moeten in het licht van deze doelstelling gelezen worden. Ook zal de evaluatie van
deze regeling (zie artikel 12) betrekking hebben op de mate waarin het in dit artikel
gestelde doel is verwezenlijkt.
Artikel 3. Subsidie
In artikel 3 staat de grondslag voor de Minister om subsidie te verstrekken. Spoorwegondernemingen
komen alleen voor subsidie in aanmerking als zij deze hebben aangevraagd.
Artikel 4. Subsidievereisten
In het eerste lid zijn enkele vereisten opgenomen waaraan voldaan moet worden wil
men in aanmerking komen voor subsidie. De subsidie is uitsluitend bedoeld voor spoorwegondernemingen
die daadwerkelijk goederen op het Nederlandse spoor vervoeren en daar ook toe gerechtigd
zijn in de zin van artikel 57 van de Spoorwegwet. Dit kunnen in principe ook personenvervoerders
zijn die incidenteel goederen vervoeren.
In het tweede lid zijn enkele weigeringsgronden opgenomen. De eerste twee vloeien
voort uit het staatssteunrecht: tegen de subsidieontvanger mag geen bevel tot terugvordering
van onrechtmatig ontvangen steun openstaan en de ontvanger mag niet financieel in
moeilijkheden zijn. Aan deze laatste voorwaarde zal de subsidieaanvrager reeds moeten
voldoen op grond van de Spoorwegwet, die voor de toegang tot de hoofdspoorweginfrastructuur
‘financiële draagkracht’ als voorwaarde stelt (artikel 28 Spoorwegwet). De derde weigeringsgrond
is opgenomen om cumulatie van subsidies te voorkomen. Aanvragers die voor dezelfde
activiteiten reeds subsidie hebben ontvangen van andere subsidieverstrekkers, kunnen
op grond van de onderhavige regeling geen subsidie aanvragen. De cumulatie met de
‘Tijdelijke subsidieregeling spoorgoederenvervoer bijzondere omleidingskosten’ wordt
in die regeling geregeld (zie artikel 13).
Artikel 5. Subsidieplafond
In artikel 5 is een subsidieplafond opgenomen. Het is mogelijk dat er meer subsidie
wordt aangevraagd dan het subsidieplafond toelaat. Om deze reden is in artikel 6 als
verdelingsmaatstaf opgenomen dat indien het subsidieplafond dreigt te worden overschreden,
alle subsidies met een gelijk percentage worden verminderd zodat het totaal van de
subsidies gelijk is aan het beschikbare subsidieplafond voor dat jaar.
Voor het eerste jaar is het subsidieplafond al in de regeling opgenomen. Voor de resterende
vier jaar is wel budget beschikbaar gesteld, maar zullen nog afzonderlijke plafondbesluiten
moeten worden genomen (naar verwachting: € 14,8 mln voor 2020, € 15,7 mln voor 2021,
€ 13,2 mln. voor 2022 en € 12 mln. voor 2023). Voor 2022 en 2023 zal het van de uitkomsten
van de evaluatie in 2021 afhangen op welke wijze het budget voor die jaren zal worden
ingezet.
Artikel 6. Hoogte van de subsidie
De subsidiebedragen per kilometer zijn in de regeling opgenomen, uitgesplitst naar
gewichtsklasse van de trein. De wijze waarop het aantal gereden kilometers en de gewichtsklassen
worden bepaald, staat vermeld in de Netverklaring van de beheerder.
De hoogte van de subsidie per kilometer is mede gebaseerd op het verwachte aantal
kilometers dat gereden zal worden in de betreffende jaren. Voor 2022 en 2023 zal de
hoogte van de subsidie worden vastgesteld op basis van het nog vast te stellen subsidieplafond
en de prognose van het aantal te rijden kilometers van de beheerder voor die jaren.
Artikel 7. Aanvraag
De aanvraag voor een subsidie zal moeten worden gestuurd aan ProRail die de uitvoering
in mandaat uitvoert. De Minister blijft juridisch gezien het bestuursorgaan dat de
subsidie verleent.
De subsidie moet per kalenderjaar worden aangevraagd en de aanvraag kan uiterlijk
worden ingediend bij het sluiten van de toegangsovereenkomst. Hiervoor is gekozen
met het oog op de financiële administratie en verantwoording. Omdat de regeling in
de loop van 2019 in werking treedt, is voor het jaar 2019 voorzien in een afwijkende
bepaling: tot acht weken na publicatie van deze regeling kan nog subsidie worden aangevraagd.
De gegevens die de subsidieaanvrager moet overleggen zijn beperkt. Dit laat zich verklaren
doordat de beheerder, die deze regeling in mandaat uitvoert, reeds de beschikking
heeft over de gegevens om de subsidieaanvraag te kunnen beoordelen.
Artikel 8. Verlening
In aansluiting op artikel 14, eerste lid, Kaderbesluit subsidies I en M is bepaald
dat de Minister binnen dertien weken na ontvangst van de subsidieaanvraag op de aanvraag
beslist.
Artikel 9. Bijkomende verplichtingen
De verplichting van artikel 9 om de verladers op de hoogte te stellen van de onder
deze regeling verstrekte subsidie, is een vereiste dat de Europese Commissie stelt.
Gedachte is dat juist door deze verplichting op te nemen, verladers het spoorvervoer
zullen verkiezen boven het wegvervoer en zo de ‘modal shift’ wordt gestimuleerd.
Bovenop deze verplichting gelden eveneens de verplichtingen die de subsidieontvanger
al heeft op grond van het Kaderbesluit subsidies I en M (hoofdstuk 8 van het Kaderbesluit).
De subsidieontvanger wordt in het Kaderbesluit onder andere verplicht mee te werken
aan door of namens de Minister ingestelde onderzoeken, controles en evaluaties.
Artikel 10. Vaststelling
De subsidie wordt jaarlijks ambtshalve vastgesteld. Daarbij wordt gebruik gemaakt
van de gegevens van de beheerder. Dit is vanuit het oogpunt van uitvoerbaarheid en
kostenefficiëntie van belang. De beheerder beschikt reeds over de informatie om te
beoordelen hoeveel kilometers een spoorwegonderneming daadwerkelijk heeft gereden
en welke gewichtsklasse van de trein van toepassing is.
Artikel 11. Voorschot
In de regeling is in artikel 11 een grondslag gecreëerd om een voorschot te verstrekken.
Dit voorschot bedraagt maximaal 90% van het op grond van artikel 6 te verstrekken
bedrag. De voorschotten worden per kwartaal achteraf uitbetaald, op basis van het
aantal kilometers dat een vervoerder dat kwartaal heeft gereden.
Artikel 12. Verslag
In artikel 12 is bepaald dat de Minister vóór 1 januari 2022 een verslag opstelt over
de doeltreffendheid en de effecten van de verstrekte subsidie. Voor deze datum, twee
jaar vóór het einde van de subsidieregeling, is gekozen om zo nodig tussentijds de
regeling te kunnen aanpassen dan wel in te trekken indien de evaluatie van de regeling
hiertoe aanleiding geeft.
De evaluatie wordt niet in mandaat uitgevoerd door ProRail. De gegevens en bevindingen
van ProRail zullen wel worden betrokken bij het evaluatieonderzoek.
Artikel 13. Wijziging
De inwerkingtreding van de onderhavige regeling maakt het nodig om de ‘Tijdelijke
regeling spoorgoederenvervoer bijzondere omleidingskosten’ (wegens verminderde beschikbaarheid
Betuweroute) aan te passen. Op deze wijze wordt cumulatie van subsidiegelden voorkomen.
Na wijziging zal het gedeelte van de subsidie onder de nieuwe regeling dat betrekking
heeft op omrijkilometers, worden afgetrokken van de subsidie voor de bijzondere omleidingskosten.
Artikel 14. Inwerkingtreding en vervaldatum
De inwerkingtreding van de regeling vindt plaats de eerste dag na publicatie. Daarmee
wordt afgeweken van de vaste verandermomenten van regelgeving. Reden daarvoor is dat
de regeling niet in werking kon treden voordat goedkeuring van de Europese Commissie
was verkregen en directe openstelling wel gewenst is om vervoerders zo snel mogelijk
in staat te stellen onder gunstiger voorwaarden verladers te kunnen contracteren.
Om een grondslag voor het verstrekken van subsidie te hebben voor 2019, voorziet de
regeling in terugwerkende kracht.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer