Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 3 maart 2019, nr. WJZ/19009967, houdende wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2019 in verband met de wijziging en openstelling van de subsidiemodule Beleidsexperiment menselijk kapitaal

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 4, 5 eerste en tweede lid, 16, 17, derde en vierde lid, 18, vijfde lid, 19, tweede en derde lid, 23 en 25 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.21.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepalingen van ‘anticipeerregio’, ‘krimpregio’ en ‘leercultuur’ vervallen.

2. In de alfabetische volgorde wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

brancheorganisatie:

een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die niet bedrijfsmatig werkzaam is en die blijkens zijn statuten als doel heeft de belangen te behartigen van ondernemers die behoren tot eenzelfde bedrijfstak of een samenhangend deel ervan;

B

Artikel 3.21.2 komt te luiden:

Artikel 3.21.2. Subsidieaanvraag

De Minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een MKB-ondernemer of een deelnemer in een samenwerkingsverband bestaande uit ondernemers, kennisinstellingen, brancheorganisaties of andere organisaties, waarbij ten minste 65% van het totaal aan deelnemers aan het samenwerkingsverband MKB-ondernemer is, voor een project dat tot doel heeft oplossingen te bieden voor belemmeringen die MKB-ondernemers ervan weerhouden meer te investeren in menselijk kapitaal, en betrekking heeft op één van de volgende soorten investeringen:

  • a. investeringen door MKB-ondernemers die leiden tot meer personeel in technische sectoren;

  • b. investeringen door MKB-ondernemers in menselijk kapitaal met het oog op digitalisering;

  • c. investeringen door MKB-ondernemers in menselijk kapitaal met het oog op de klimaat- en energietransitie.

C

Artikel 3.21.3, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De subsidie bedraagt voor een deelnemer in een samenwerkingsverband 100% van de subsidiabele kosten doch minder dan € 125.000, met dien verstande dat het totaal aan subsidie voor alle deelnemers in het samenwerkingsverband ten hoogste € 200.000 bedraagt.

D

Artikel 3.21.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘de projectresultaten’ vervangen door ‘de projectresultaten bij andere ondernemers en de manier waarop toepassing van de projectresultaten gerealiseerd kan worden’.

2. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. het projectplan onvoldoende inzichtelijk maakt dat het project vernieuwend is voor de bij de aanvraag betrokken MKB-ondernemers;

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • f. het projectplan onvoldoende inzicht geeft in actieve betrokkenheid van MKB-ondernemers bij het project;

  • g. de subsidiabele kosten minder bedragen dan € 25.000 per project of in geval de subsidie wordt aangevraagd door een deelnemer in een samenwerkingsverband de subsidiabele kosten van één of meerdere deelnemers in dat samenwerkingsverband minder bedragen dan € 25.000.

E

In artikel 3.21.7, tweede lid, wordt ‘ten minste 3 en ten hoogste 5’ vervangen door ‘ten minste 5 en ten hoogste 9’.

F

Artikel 3.21.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De Minister kent aan de aanvraag een hoger aantal punten toe naarmate:

    • a. het project meer bijdraagt aan de verwezenlijking van het doel, genoemd in artikel 3.21.2;

    • b. het project naar verwachting kwalitatief beter is of origineler is;

    • c. het project vernieuwender is voor de bij de aanvraag betrokken MKB-ondernemers;

    • d. binnen het project relevante gedragswetenschappelijke inzichten beter worden toegepast;

    • e. de verwachte projectresultaten meer perspectief bieden voor toepassing bij andere MKB-ondernemers.

2. In het tweede lid vervalt ‘ten minste één en’

3. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

G

In artikel 3.21.9, eerste lid, wordt ‘drie maanden na de aanvraag voor subsidie’ vervangen door ‘twee maanden na de subsidieverlening’.

H

Aan artikel 3.21.10 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. ten minste twee concrete voorbeelden van belemmeringen als bedoeld in artikel 3.21.2, uit de praktijk van bij de aanvraag betrokken MKB-ondernemers die weggenomen worden door het project.

I

Bijlage 3.21.1 vervalt.

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2019 wordt onder de rij met titel 3.16, artikel 3.16.12 een rij ingevoegd, luidende:

Titel 3.21 Beleidsexperiment menselijk kapitaal

3.21.2

   

15-4-2019 t/m 27-8-2019

€ 7.500.000,–

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 3 maart 2019

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Verhoging van de arbeidsproductiviteit is belangrijk voor de Nederlandse economie. Eén van de manieren om een stijging van de productiviteit te realiseren is via investeringen in menselijk kapitaal.1 In kennis en vaardigheden en ook door te zorgen dat mensen op een plek terecht komen waar hun talenten het best tot hun recht komen en door hen te laten werken met nieuwe kennis en technologie.2 Verhoging van de productiviteit is zeker niet de enige uitdaging waar we de komende tijd voor staan. Zowel op het gebied van digitalisering als verduurzaming tekenen zich grote transities af. Het MKB dient hierbij als de motor van verandering.3 Net als de productiviteitsgroei, vraagt dit om investeren in mensen.

De subsidiemodule beleidsexperiment menselijk kapitaal (hierna: MKB!dee) heeft als doel oplossingen te bieden voor belemmeringen die MKB-ondernemers ervan weerhouden meer te investeren in menselijk kapitaal. Daarom wordt er gezocht naar prikkels en stimulansen die MKB-ondernemers stimuleren om meer te investeren in scholing en ontwikkeling van huidig of toekomstige werkenden. In 2018 was de subsidiemodule, onder de vlag van het Techniekpact, gericht op het stimuleren van het technisch MKB. Voor het groei- en verandervermogen van de economie is een productiever en innovatiever MKB-peloton nodig. Via het MKB-Actieplan werkt de overheid aan concrete oplossingen voor uitdagingen waar MKB-ondernemers mee worstelen. Menselijk kapitaal is daar één van; veel meer MKB-ondernemers blijken te kampen met de belemmeringen die eerder zijn geconstateerd in het kader van MKB!dee.

Daarom is besloten om de subsidiemodule MKB!dee aan te passen, zodat ook andere MKB-ondernemers ideeën kunnen indienen. Hierbij blijft aparte aandacht voor de problemen waar technische MKB-ondernemers mee kampen.

2. Inhoudelijke wijzigingen

2.1. Subsidieaanvraag

De subsidiemodule is verbreed door een aanpassing van artikel 3.21.2. Het is mogelijk gemaakt dat ook aanvragers uit niet-technische sectoren een aanvraag voor subsidie kunnen indienen. De categorieën waarbinnen een project moest vallen om voor subsidie in aanmerking te komen, zoals oorspronkelijk opgenomen in de subsidiemodule, komen te vervallen. Uit de eerste tranche van de regeling bleek de mix van oplossingsrichtingen en beleidsthema’s, waaruit deze categorieën bestonden, aanvragers onnodig te beperken in mogelijke oplossingsrichtingen.

Er kan subsidie worden aangevraagd voor een project dat oplossingen biedt voor belemmeringen die MKB-ondernemers verhinderen om meer te investeren in menselijk kapitaal. Een voorbeeld van een belemmering is een ondernemer die niet investeert in menselijk kapitaal, omdat hij bang is dat de werknemer waarin geïnvesteerd zou worden, wordt weggekocht door een concurrent. Het kan ook gaan om een ondernemer die geen tijd heeft voor investeringen, een ondernemer die de betreffende medewerker niet kan missen of een ondernemer die niet weet waar hij moet beginnen of hoe hij beleid op het gebied van menselijk kapitaal moet inrichten. Het komt regelmatig voor dat MKB-ondernemers tegelijkertijd meerdere soorten belemmeringen ervaren, wat versterkend werkt. Met MKB!dee wordt gezocht naar prikkels en stimulansen die MKB-ondernemers stimuleren om meer te investeren in scholing en ontwikkeling van huidige en toekomstige werkenden. De subsidiemodule is gericht op projecten die gericht zijn op één van de volgende soorten investeringen:

  • Investeringen door MKB-ondernemers, om te zorgen voor meer technisch opgeleid personeel

    Uit cijfers van het CBS blijkt dat MKB-ondernemers, met name in de technische sectoren, onvoldoende investeren in de ontwikkeling van werkenden, door middel van scholing en onderwijs.4 Ook is het de verwachting dat de vraag naar technisch geschoolden sneller stijgt dan de instroom vanuit het onderwijs.5 Kortom, technische MKB-ondernemers zullen ook zelf moeten en kunnen investeren in de scholing en ontwikkeling van mensen die al werken. Het tekort aan voldoende goed opgeleide technici is een algemene bottleneck voor MKB-ondernemers. Dat is echter geen belemmering voor ondernemers om te investeren in menselijk kapitaal, waarvoor deze subsidiemodule is bedoeld. Die richt zich op het wegnemen van belemmeringen zoals genoemd in het inleidende deel van paragraaf 2.1. Natuurlijk kan er niet geïnvesteerd worden in mensen die er niet zijn, maar de oorzaak van het tekort aan technici is dusdanig complex dat het niet in zijn geheel kan worden weggenomen door MKB!dee. Met andere woorden: met deze subsidiemodule wordt bijgedragen aan het vergroten van het aantal technici, maar pretendeert niet het algehele tekort aan technici met één van de projecten weg te nemen. MKB!dee beoogt via deze categorie projecten te vinden die eraan bijdragen dat technische MKB-ondernemers meer kunnen investeren in scholing en ontwikkeling van werkenden om zo bij te dragen aan meer technisch opgeleid personeel.

  • Investeringen door MKB-ondernemers in menselijk kapitaal met het oog op digitalisering

    Het is belangrijk om het arbeidspotentieel te versterken, met het oog op de snelle technologische ontwikkelingen, globalisering en maatschappelijke uitdagingen. MKB-ondernemers kunnen een essentiële rol spelen in grote maatschappelijke transities, zoals digitalisering.6 Als gevolg van technologische ontwikkelingen moeten jaarlijks 800.000 werkenden om- en bijgeschoold worden.7 Voor veel beroepen is de acceptabele transitie als gevolg van technologische innovaties beperkt.8 Kortom, het is belangrijk dat ondernemers kunnen en willen investeren in scholing en ontwikkeling van werkenden om toekomstige kansen te kunnen benutten. Projecten die gericht zijn op deze soort investeringen moeten bijdragen aan de digitale transitie van de Nederlandse economie, door MKB-ondernemers te stimuleren meer te investeren in scholing en ontwikkeling van werkenden.

  • Investeringen door MKB-ondernemers in menselijk kapitaal met het oog op de klimaat- en energietransitie.

    De algemene bottleneck voor de energie- en klimaattransitie is geen tekort aan geld of ideeën, maar een tekort aan voldoende goed geschoolde mensen die de ideeën kunnen toepassen.9 De individuele MKB-ondernemer heeft in mindere mate kennis, kunde of middelen om tijdig te handelen. Daarom wordt gevraagd om projecten die een nieuwe aanpak realiseren om mensen en middelen op een andere manier in te zetten op plekken waar ze de meeste toegevoegde waarde hebben. Die projecten moeten bijdragen aan voldoende goed geschoolde mensen die een van de grootste uitdagingen van de komende tijd kunnen tackelen: de klimaat- en energietransitie.

2.2. Afwijzingsgronden

In de afwijzingsgronden (artikel 3.21.6) zijn diverse wijzigingen aangebracht om te borgen dat alleen aan kwalitatief goede projecten die bijdragen aan de doelstelling van deze subsidiemodule, subsidie kan worden verstrekt. De belangrijkste wijzigingen worden hierna toegelicht.

Een belangrijk element van MKB!dee is de mogelijkheid om projecten naar andere ondernemers, met name MKB-ondernemers, te kunnen vertalen. Deze overdraagbaarheid van concrete oplossingen moet eraan bijdragen dat meer MKB-ondernemers in staat zijn om meer te investeren in menselijk kapitaal. Om dit te verduidelijken is artikel 3.21.6, onderdeel b gewijzigd, zodat duidelijk is dat geen subsidie wordt toegekend als uit het projectplan onvoldoende blijkt hoe de resultaten toegepast kunnen worden bij andere ondernemers of hoe deze toepassing gerealiseerd kan worden.

Ook is onderdeel c aangepast, zodat duidelijk is dat het project nieuw moet zijn voor het bij de aanvraag betrokken bedrijf. Op grond van dit onderdeel wordt een aanvraag daarom afgewezen als uit het projectplan onvoldoende blijkt dat het project vernieuwend is voor de bij de aanvraag betrokken MKB-ondernemers.

De overige afwijzingsgronden blijven gehandhaafd. Daarnaast worden er twee gronden toegevoegd. De belangrijkste actor van MKB!dee is de MKB-ondernemer zelf, daarom is het belangrijk dat uit het projectplan blijkt hoe MKB-ondernemers betrokken zijn. Aanvragen worden daarom afgewezen indien het projectvoorstel onvoldoende inzicht geeft in de actieve betrokkenheid van MKB-ondernemers. Duidelijk moet zijn hoe het project de problemen van de direct betrokken MKB-ondernemer(s) gaat oplossen. Dit is geregeld in het nieuwe onderdeel g. Om dit te kunnen beoordelen dient elke aanvraag tenminste twee voorbeelden uit de praktijk van de betrokken MKB-ondernemer(s) te bevatten die opgelost worden door het project (artikel 3.21.10, nieuw onderdeel f).

Om versnippering van het subsidiebudget tegen te gaan is ervoor gekozen om een minimum bedrag te hanteren voor de subsidiabele kosten. Ook zorgt dit ervoor dat bij samenwerkingsverbanden alle deelnemers onder hetzelfde uitvoeringsregime (volgend uit het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies) vallen. Daarom is geregeld dat de subsidiabele kosten voor een project ten minste € 25.000 moeten bedragen. Indien de subsidie wordt aangevraagd voor een project van een samenwerkingsverband mogen de subsidiabele kosten van geen van de deelnemers minder bedragen dan € 25.000. Uit onderdeel h volgt dat aanvragen voor projecten waarvan de subsidiabele kosten onder deze drempels blijven, worden afgewezen.

Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt dat een aanvraag eveneens wordt afgewezen als het project niet is gericht op oplossingen voor belemmeringen die MKB-ondernemers ervan weerhouden om (meer) te investeren in menselijk kapitaal (artikel 3.21.2). Als de verwachting is dat een project onvoldoende bijdraagt aan dit doel, dan wordt daarvoor geen subsidie verstrekt. Dit volgt uit artikel 22, eerste lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Een project dat zich bijvoorbeeld louter op het onderwijs richt en niet op het vergroten van de investeringen in menselijk kapitaal van MKB-ondernemers zal op deze grond afgewezen worden. Opgemerkt wordt dat onderwijsinstellingen weldegelijk naast MKB-ondernemers kunnen deelnemen aan een project. In dat geval is het evenwel van belang dat de uitvoering van het project zich hoofdzakelijk op de MKB-ondernemers richt.

2.3. Rangschikking

Artikel 3.21.8, lid 1, is aangepast, om duidelijker te maken op basis van welke elementen de onafhankelijke adviescommissie, die adviseert over de rangschikking van de aanvragen, de rangschikking samenstelt. De aanvraag gaat vergezeld van een projectplan van maximaal vier A4. In het projectplan wordt ingegaan op onderstaande elementen.

Hoe groter de bijdrage van het project aan het doel van de regeling, hoe nuttiger het project voor de beleidsdoelstelling van deze module. Daarom wordt een aanvraag hoger gerangschikt naar mate het project meer kan bijdragen aan het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt (onderdeel a). Bij de aanvraag moeten minimaal twee concrete voorbeelden uit de praktijk van de MKB ondernemers worden aangeleverd van belemmeringen die met het project worden weggenomen (artikel 3.21.10, nieuw onderdeel f). Deze voorbeelden worden gebruikt bij de beoordeling van dit rangschikkingscriterium.

Hoe hoger de kwaliteit van een aanvraag, hoe hoger deze gerangschikt wordt. Tijdens de openstelling in 2018 telde dit element dubbel, dit is los gelaten, omdat dit criterium hiermee feitelijk belangrijker werd dan het bijdragen aan het doel van de regeling. Daarom vervalt ook het derde lid. In onderdeel b is verduidelijkt dat de originaliteit van het project wordt beoordeeld. Hier wordt mee bedoeld dat de adviescommissie kijkt naar de wereldwijde innovativiteit van de aanvraag en of er vergelijkbare aanvragen zijn ingediend.

Met MKB!dee is beoogd innovativiteit te stimuleren. Door onderdeel c te herformuleren wordt verduidelijkt dat projecten die vernieuwender zijn voor de bij de aanvraag betrokken MKB-ondernemers hoger worden gerangschikt. Het mag dus ook gaan om oplossingen die al gangbaar zijn in andere sectoren en bedrijven.

Ook onderdeel d is gewijzigd. Aanvragen worden nu hoger gerangschikt naarmate gedragsinzichten beter worden toegepast, niet naar mate er meer gedragsinzichten worden toegepast. Aanvragers dienen te beargumenteren welke inzichten ze gebruiken en hoe deze concreet in het voorstel worden toegepast.

Een aanvraag wordt hoger gerangschikt naarmate de verwachte projectresultaten meer perspectief bieden voor toepassing bij andere MKB-ondernemers (onderdeel e). Voorheen ging het enkel om de mogelijkheid tot toepassing op grotere schaal. Juist de mogelijkheid tot toepassing van de projectresultaten bij andere MKB-ondernemers is van belang om hen op grotere schaal in staat te stellen om te investeren in menselijk kapitaal.

Om beter te kunnen differentiëren in de rangschikking is lid 2 aangepast, zodat er ook nul punten per criterium gegeven kan worden.

2.4. Overige wijzigingen

In de subsidiemodule worden verder de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • Om te benadrukken dat ook brancheorganisaties, als deelnemer in een samenwerkingsverband, aanvragen kunnen indienen, wordt dit expliciet gemaakt in artikel 3.21.2.

  • Aangezien de categorieën, zoals geformuleerd voor de eerste tranche van MKB!dee, worden vervangen (zie artikel 3.21.2), vervalt de bijlage bij artikel 3.21.1.

  • Gezien het verhoogde subsidieplafond, wordt de adviescommissie uitgebreid van maximaal 5 leden naar maximaal 9. Om het werk beter te kunnen verdelen, wordt de omvang van de adviescommissie vergroot (zie artikel 3.21.7).

  • In artikel 3.21.9 was geregeld dat met de uitvoering van een project moest worden begonnen binnen drie maanden na de aanvraag voor subsidie. Dit is gewijzigd. Er moet nu begonnen worden binnen twee maanden na subsidieverlening. Deze wijziging volgt uit de langere openstelling en dat vroege aanvragers niet worden verplicht te beginnen met het project voor subsidieverlening is gedaan.

  • Artikel 3.21.10 wordt uitgebreid met een extra informatieverplichting. Bij de aanvraag moeten twee voorbeelden worden aangeleverd van belemmeringen uit de praktijk van de betrokken MKB-ondernemer(s) die worden weggenomen door het project. Hier is voor gekozen om de actieve betrokkenheid van de MKB-ondernemers bij het project te borgen. Het niet voldoen aan informatieverplichtingen leidt tot uitsluiting van deelname aan de tender.

3. Openstelling 2019

In de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2019 zijn de openstelling en het subsidieplafond opgenomen. Het aanvragen van een subsidie voor een project is in 2019 mogelijk vanaf 15 april 2019 tot en met 27 augustus 2019. Voor deze subsidiemodule geldt een subsidieplafond van € 7.500.000,–.

4. Staatssteun

Op grond van deze module wordt subsidie verleend voor projecten die tot doel hebben MKB-ondernemers te stimuleren om te investeren in scholing en ontwikkeling van huidig en toekomstig personeel. Voor subsidie komen alle redelijk gemaakte kosten in aanmerking die direct verbonden zijn met de uitvoering van het project. Subsidiëring van deze kosten zal (in ieder geval gedeeltelijk) kwalificeren als staatssteun. Er is sprake van steun die wordt bekostigd met overheidsmiddelen omdat er subsidie wordt verstrekt. De steun komt daarnaast ten goede aan een onderneming. De subsidieontvanger verricht namelijk (deels) economische activiteiten met de subsidie. Hierdoor heeft de subsidieaanvrager een selectief voordeel dat hij niet langs normale commerciële weg zou hebben verkregen. Tot slot kan de verkregen steun ertoe leiden dat de concurrentie vervalst wordt en daarmee mogelijk invloed hebben op de handel tussen landen in de interne markt.

Besloten is deze steun te rechtvaardigen door middel van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352) (hierna: de algemene de-minimisverordening). Dit volgt ook uit artikel 3.21.11. Op grond van de algemene de-minimisverordening is het toegestaan om ondernemingen voor een bepaald bedrag te steunen zonder dat dit wordt aangemerkt als staatssteun. Het toegestane bedrag aan steun is zo minimaal (de-minimis) dat het weinig tot geen impact heeft op de interne markt en aldus niet als staatssteun wordt aangemerkt. De algemene de-minimisverordening staat toe dat aan een onderneming over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000 aan de-minimissteun wordt verstrekt. Als dit plafond is bereikt, mag in het desbetreffende jaar geen de-minimissteun meer worden verleend. Hiervoor moet de aanvrager voor alle deelnemers door middel van een de-minimisverklaring laten zien welke de-minimissteun in de twee voorafgaande belastingjaren is ontvangen. Dit volgt uit artikel 3.21.10, onderdeel e. De Minister zal de subsidie op grond van artikel 22 van het Kaderbesluit afwijzen indien hij beoordeelt dat niet aan alle criteria van de algemene de-minimisverordening wordt voldaan. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat in geval van een samenwerkingsverband bij de subsidieaanvraag van alle deelnemers een de minimisverklaring ingediend moet worden teneinde voor alle afzonderlijke deelnemers te kunnen vaststellen of en hoeveel de minimis-steun in de twee voorafgaande belastingjaren is verleend.

5. Regeldruk

De aanpassingen die met onderhavige regeling in de subsidiemodule worden aangebracht hebben nauwelijks effect op de regeldruk. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft de regeling niet geselecteerd voor formele advisering.

Artikelsgewijs

Artikel I

onderdeel A

Artikel 3.21.1 bevat begripsomschrijvingen die specifiek voor titel 3.21 gelden. De begrippen ‘anticipeerregio’, ‘krimpregio’ en ‘leercultuur’ vervallen als gevolg van vervanging van de categorieën in artikel 3.21.2. ‘Brancheorganisatie’ wordt als begrip toegevoegd.

onderdeel B

Uit artikel 3.21.2 volgt voor welke projecten subsidie kan worden aangevraagd; de categorieën zijn gewijzigd. Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar paragraaf 2.1.

onderdeel C

Het tweede lid is anders geformuleerd om tot uitdrukking te brengen dat de subsidie wordt verstrekt per deelnemer in een samenwerkingsverband. Er is geen inhoudelijke wijziging aangebracht.

onderdeel D

Dit artikel bevat de afwijzingsgronden. Deze zijn anders geformuleerd en aangevuld om te zorgen voor meer duidelijkheid. Voor een toelichting op deze gronden wordt verwezen naar paragraaf 2.2.

onderdeel E

Gezien het verwachte hogere aantal aanvragen, als gevolg van het hogere subsidieplafond, is het maximum aantal leden van de adviescommissie uitgebreid.

onderdeel F

Artikel 3.21.8 bevat de rangschikkingscriteria, deze zijn aangepast om duidelijker te maken op basis van welke criteria de onafhankelijke adviescommissie adviseert over de rangschikking. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.3.

onderdeel G

Dit artikel regelt dat binnen twee maanden na de subsidieverlening met de uitvoering van het project wordt gestart.

onderdeel H

Aan artikel 3.21.10 is toegevoegd dat tenminste twee praktijkvoorbeelden van belemmeringen die door het project worden opgelost bij betrokken MKB-ondernemers, moeten worden toegevoegd aan de aanvraag. Zie voor een toelichting hierop paragraaf 2.4.

Artikel II

Dit artikel regelt de openstelling en het subsidieplafond in 2019. Dit is toegelicht in paragraaf 3.

Artikel III

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Omdat deze regeling gepaard gaat met voordelen voor MKB-ondernemers in technische sectoren, is besloten af te wijken van de vaste verandermomenten voor regelgeving. Opgemerkt wordt dat de module op 15 april 2019 wordt opengesteld. Aan potentiële aanvragers wordt daarmee gelegenheid geboden om een aanvraag voor te bereiden. Reden voor de tijdige openstellig van deze module is de wens dat nog voor het einde van het jaar kan worden begonnen met de uitvoering van de te subsidiëren projecten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

CPB, Afzwakkende productiviteitsgroei: vertraagde loonontwikkeling in Nederland ontrafeld (Den Haag 2018).

X Noot
2

Comité voor Ondernemerschap, Jaarbericht Staat van het MKB 2018 (Den Haag 2018), 9–10.

X Noot
3

Ibidem.

X Noot
4

CBS Statline

X Noot
5

Researchcentrum voor onderwijs en arbeidsmarkt (2017) De Arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 202.2

X Noot
6

Jaarbericht Comité.

X Noot
7

McKinsey, Deepdive Netherlands.

X Noot
8

OECD, conceptrapport Henry vd Wiel.

X Noot
9

Planbureau voor de Leefomgeving (2018) Effecten van de energietransitie op de regionale arbeidsmarkt – een quickscan. Sociaal-economische Raad (2018) Energietransitie en werkgelegenheid Kansen voor een duurzame toekomst.

Naar boven