TOELICHTING
Algemeen deel
1. Inleiding
Verhoging van de arbeidsproductiviteit is belangrijk voor de Nederlandse economie.
Eén van de manieren om een stijging van de productiviteit te realiseren is via investeringen
in menselijk kapitaal.1 In kennis en vaardigheden en ook door te zorgen dat mensen op een plek terecht komen
waar hun talenten het best tot hun recht komen en door hen te laten werken met nieuwe
kennis en technologie.2 Verhoging van de productiviteit is zeker niet de enige uitdaging waar we de komende
tijd voor staan. Zowel op het gebied van digitalisering als verduurzaming tekenen
zich grote transities af. Het MKB dient hierbij als de motor van verandering.3 Net als de productiviteitsgroei, vraagt dit om investeren in mensen.
De subsidiemodule beleidsexperiment menselijk kapitaal (hierna: MKB!dee) heeft als
doel oplossingen te bieden voor belemmeringen die MKB-ondernemers ervan weerhouden
meer te investeren in menselijk kapitaal. Daarom wordt er gezocht naar prikkels en
stimulansen die MKB-ondernemers stimuleren om meer te investeren in scholing en ontwikkeling
van huidig of toekomstige werkenden. In 2018 was de subsidiemodule, onder de vlag
van het Techniekpact, gericht op het stimuleren van het technisch MKB. Voor het groei-
en verandervermogen van de economie is een productiever en innovatiever MKB-peloton
nodig. Via het MKB-Actieplan werkt de overheid aan concrete oplossingen voor uitdagingen
waar MKB-ondernemers mee worstelen. Menselijk kapitaal is daar één van; veel meer
MKB-ondernemers blijken te kampen met de belemmeringen die eerder zijn geconstateerd
in het kader van MKB!dee.
Daarom is besloten om de subsidiemodule MKB!dee aan te passen, zodat ook andere MKB-ondernemers
ideeën kunnen indienen. Hierbij blijft aparte aandacht voor de problemen waar technische
MKB-ondernemers mee kampen.
2. Inhoudelijke wijzigingen
2.1. Subsidieaanvraag
De subsidiemodule is verbreed door een aanpassing van artikel 3.21.2. Het is mogelijk
gemaakt dat ook aanvragers uit niet-technische sectoren een aanvraag voor subsidie
kunnen indienen. De categorieën waarbinnen een project moest vallen om voor subsidie
in aanmerking te komen, zoals oorspronkelijk opgenomen in de subsidiemodule, komen
te vervallen. Uit de eerste tranche van de regeling bleek de mix van oplossingsrichtingen
en beleidsthema’s, waaruit deze categorieën bestonden, aanvragers onnodig te beperken
in mogelijke oplossingsrichtingen.
Er kan subsidie worden aangevraagd voor een project dat oplossingen biedt voor belemmeringen
die MKB-ondernemers verhinderen om meer te investeren in menselijk kapitaal. Een voorbeeld
van een belemmering is een ondernemer die niet investeert in menselijk kapitaal, omdat
hij bang is dat de werknemer waarin geïnvesteerd zou worden, wordt weggekocht door
een concurrent. Het kan ook gaan om een ondernemer die geen tijd heeft voor investeringen,
een ondernemer die de betreffende medewerker niet kan missen of een ondernemer die
niet weet waar hij moet beginnen of hoe hij beleid op het gebied van menselijk kapitaal
moet inrichten. Het komt regelmatig voor dat MKB-ondernemers tegelijkertijd meerdere
soorten belemmeringen ervaren, wat versterkend werkt. Met MKB!dee wordt gezocht naar
prikkels en stimulansen die MKB-ondernemers stimuleren om meer te investeren in scholing
en ontwikkeling van huidige en toekomstige werkenden. De subsidiemodule is gericht
op projecten die gericht zijn op één van de volgende soorten investeringen:
-
– Investeringen door MKB-ondernemers, om te zorgen voor meer technisch opgeleid personeel
Uit cijfers van het CBS blijkt dat MKB-ondernemers, met name in de technische sectoren,
onvoldoende investeren in de ontwikkeling van werkenden, door middel van scholing
en onderwijs.4 Ook is het de verwachting dat de vraag naar technisch geschoolden sneller stijgt
dan de instroom vanuit het onderwijs.5 Kortom, technische MKB-ondernemers zullen ook zelf moeten en kunnen investeren in
de scholing en ontwikkeling van mensen die al werken. Het tekort aan voldoende goed
opgeleide technici is een algemene bottleneck voor MKB-ondernemers. Dat is echter
geen belemmering voor ondernemers om te investeren in menselijk kapitaal, waarvoor
deze subsidiemodule is bedoeld. Die richt zich op het wegnemen van belemmeringen zoals
genoemd in het inleidende deel van paragraaf 2.1. Natuurlijk kan er niet geïnvesteerd
worden in mensen die er niet zijn, maar de oorzaak van het tekort aan technici is
dusdanig complex dat het niet in zijn geheel kan worden weggenomen door MKB!dee. Met
andere woorden: met deze subsidiemodule wordt bijgedragen aan het vergroten van het
aantal technici, maar pretendeert niet het algehele tekort aan technici met één van
de projecten weg te nemen. MKB!dee beoogt via deze categorie projecten te vinden die
eraan bijdragen dat technische MKB-ondernemers meer kunnen investeren in scholing
en ontwikkeling van werkenden om zo bij te dragen aan meer technisch opgeleid personeel.
-
– Investeringen door MKB-ondernemers in menselijk kapitaal met het oog op digitalisering
Het is belangrijk om het arbeidspotentieel te versterken, met het oog op de snelle
technologische ontwikkelingen, globalisering en maatschappelijke uitdagingen. MKB-ondernemers
kunnen een essentiële rol spelen in grote maatschappelijke transities, zoals digitalisering.6 Als gevolg van technologische ontwikkelingen moeten jaarlijks 800.000 werkenden om-
en bijgeschoold worden.7 Voor veel beroepen is de acceptabele transitie als gevolg van technologische innovaties
beperkt.8 Kortom, het is belangrijk dat ondernemers kunnen en willen investeren in scholing
en ontwikkeling van werkenden om toekomstige kansen te kunnen benutten. Projecten
die gericht zijn op deze soort investeringen moeten bijdragen aan de digitale transitie
van de Nederlandse economie, door MKB-ondernemers te stimuleren meer te investeren
in scholing en ontwikkeling van werkenden.
-
– Investeringen door MKB-ondernemers in menselijk kapitaal met het oog op de klimaat-
en energietransitie.
De algemene bottleneck voor de energie- en klimaattransitie is geen tekort aan geld
of ideeën, maar een tekort aan voldoende goed geschoolde mensen die de ideeën kunnen
toepassen.9 De individuele MKB-ondernemer heeft in mindere mate kennis, kunde of middelen om
tijdig te handelen. Daarom wordt gevraagd om projecten die een nieuwe aanpak realiseren
om mensen en middelen op een andere manier in te zetten op plekken waar ze de meeste
toegevoegde waarde hebben. Die projecten moeten bijdragen aan voldoende goed geschoolde
mensen die een van de grootste uitdagingen van de komende tijd kunnen tackelen: de
klimaat- en energietransitie.
2.2. Afwijzingsgronden
In de afwijzingsgronden (artikel 3.21.6) zijn diverse wijzigingen aangebracht om te
borgen dat alleen aan kwalitatief goede projecten die bijdragen aan de doelstelling
van deze subsidiemodule, subsidie kan worden verstrekt. De belangrijkste wijzigingen
worden hierna toegelicht.
Een belangrijk element van MKB!dee is de mogelijkheid om projecten naar andere ondernemers,
met name MKB-ondernemers, te kunnen vertalen. Deze overdraagbaarheid van concrete
oplossingen moet eraan bijdragen dat meer MKB-ondernemers in staat zijn om meer te
investeren in menselijk kapitaal. Om dit te verduidelijken is artikel 3.21.6, onderdeel
b gewijzigd, zodat duidelijk is dat geen subsidie wordt toegekend als uit het projectplan
onvoldoende blijkt hoe de resultaten toegepast kunnen worden bij andere ondernemers
of hoe deze toepassing gerealiseerd kan worden.
Ook is onderdeel c aangepast, zodat duidelijk is dat het project nieuw moet zijn voor
het bij de aanvraag betrokken bedrijf. Op grond van dit onderdeel wordt een aanvraag
daarom afgewezen als uit het projectplan onvoldoende blijkt dat het project vernieuwend
is voor de bij de aanvraag betrokken MKB-ondernemers.
De overige afwijzingsgronden blijven gehandhaafd. Daarnaast worden er twee gronden
toegevoegd. De belangrijkste actor van MKB!dee is de MKB-ondernemer zelf, daarom is
het belangrijk dat uit het projectplan blijkt hoe MKB-ondernemers betrokken zijn.
Aanvragen worden daarom afgewezen indien het projectvoorstel onvoldoende inzicht geeft
in de actieve betrokkenheid van MKB-ondernemers. Duidelijk moet zijn hoe het project
de problemen van de direct betrokken MKB-ondernemer(s) gaat oplossen. Dit is geregeld
in het nieuwe onderdeel g. Om dit te kunnen beoordelen dient elke aanvraag tenminste
twee voorbeelden uit de praktijk van de betrokken MKB-ondernemer(s) te bevatten die
opgelost worden door het project (artikel 3.21.10, nieuw onderdeel f).
Om versnippering van het subsidiebudget tegen te gaan is ervoor gekozen om een minimum
bedrag te hanteren voor de subsidiabele kosten. Ook zorgt dit ervoor dat bij samenwerkingsverbanden
alle deelnemers onder hetzelfde uitvoeringsregime (volgend uit het Kaderbesluit nationale
EZ-subsidies) vallen. Daarom is geregeld dat de subsidiabele kosten voor een project
ten minste € 25.000 moeten bedragen. Indien de subsidie wordt aangevraagd voor een
project van een samenwerkingsverband mogen de subsidiabele kosten van geen van de
deelnemers minder bedragen dan € 25.000. Uit onderdeel h volgt dat aanvragen voor
projecten waarvan de subsidiabele kosten onder deze drempels blijven, worden afgewezen.
Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt dat een aanvraag eveneens wordt afgewezen
als het project niet is gericht op oplossingen voor belemmeringen die MKB-ondernemers
ervan weerhouden om (meer) te investeren in menselijk kapitaal (artikel 3.21.2). Als
de verwachting is dat een project onvoldoende bijdraagt aan dit doel, dan wordt daarvoor
geen subsidie verstrekt. Dit volgt uit artikel 22, eerste lid, onderdeel a, van het
Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Een project dat zich bijvoorbeeld louter op het
onderwijs richt en niet op het vergroten van de investeringen in menselijk kapitaal
van MKB-ondernemers zal op deze grond afgewezen worden. Opgemerkt wordt dat onderwijsinstellingen
weldegelijk naast MKB-ondernemers kunnen deelnemen aan een project. In dat geval is
het evenwel van belang dat de uitvoering van het project zich hoofdzakelijk op de
MKB-ondernemers richt.
2.3. Rangschikking
Artikel 3.21.8, lid 1, is aangepast, om duidelijker te maken op basis van welke elementen
de onafhankelijke adviescommissie, die adviseert over de rangschikking van de aanvragen,
de rangschikking samenstelt. De aanvraag gaat vergezeld van een projectplan van maximaal
vier A4. In het projectplan wordt ingegaan op onderstaande elementen.
Hoe groter de bijdrage van het project aan het doel van de regeling, hoe nuttiger
het project voor de beleidsdoelstelling van deze module. Daarom wordt een aanvraag
hoger gerangschikt naar mate het project meer kan bijdragen aan het doel waarvoor
de subsidie wordt verstrekt (onderdeel a). Bij de aanvraag moeten minimaal twee concrete
voorbeelden uit de praktijk van de MKB ondernemers worden aangeleverd van belemmeringen
die met het project worden weggenomen (artikel 3.21.10, nieuw onderdeel f). Deze voorbeelden
worden gebruikt bij de beoordeling van dit rangschikkingscriterium.
Hoe hoger de kwaliteit van een aanvraag, hoe hoger deze gerangschikt wordt. Tijdens
de openstelling in 2018 telde dit element dubbel, dit is los gelaten, omdat dit criterium
hiermee feitelijk belangrijker werd dan het bijdragen aan het doel van de regeling.
Daarom vervalt ook het derde lid. In onderdeel b is verduidelijkt dat de originaliteit
van het project wordt beoordeeld. Hier wordt mee bedoeld dat de adviescommissie kijkt
naar de wereldwijde innovativiteit van de aanvraag en of er vergelijkbare aanvragen
zijn ingediend.
Met MKB!dee is beoogd innovativiteit te stimuleren. Door onderdeel c te herformuleren
wordt verduidelijkt dat projecten die vernieuwender zijn voor de bij de aanvraag betrokken
MKB-ondernemers hoger worden gerangschikt. Het mag dus ook gaan om oplossingen die
al gangbaar zijn in andere sectoren en bedrijven.
Ook onderdeel d is gewijzigd. Aanvragen worden nu hoger gerangschikt naarmate gedragsinzichten
beter worden toegepast, niet naar mate er meer gedragsinzichten worden toegepast.
Aanvragers dienen te beargumenteren welke inzichten ze gebruiken en hoe deze concreet
in het voorstel worden toegepast.
Een aanvraag wordt hoger gerangschikt naarmate de verwachte projectresultaten meer
perspectief bieden voor toepassing bij andere MKB-ondernemers (onderdeel e). Voorheen
ging het enkel om de mogelijkheid tot toepassing op grotere schaal. Juist de mogelijkheid
tot toepassing van de projectresultaten bij andere MKB-ondernemers is van belang om
hen op grotere schaal in staat te stellen om te investeren in menselijk kapitaal.
Om beter te kunnen differentiëren in de rangschikking is lid 2 aangepast, zodat er
ook nul punten per criterium gegeven kan worden.
2.4. Overige wijzigingen
In de subsidiemodule worden verder de volgende wijzigingen doorgevoerd:
-
– Om te benadrukken dat ook brancheorganisaties, als deelnemer in een samenwerkingsverband,
aanvragen kunnen indienen, wordt dit expliciet gemaakt in artikel 3.21.2.
-
– Aangezien de categorieën, zoals geformuleerd voor de eerste tranche van MKB!dee, worden
vervangen (zie artikel 3.21.2), vervalt de bijlage bij artikel 3.21.1.
-
– Gezien het verhoogde subsidieplafond, wordt de adviescommissie uitgebreid van maximaal
5 leden naar maximaal 9. Om het werk beter te kunnen verdelen, wordt de omvang van
de adviescommissie vergroot (zie artikel 3.21.7).
-
– In artikel 3.21.9 was geregeld dat met de uitvoering van een project moest worden
begonnen binnen drie maanden na de aanvraag voor subsidie. Dit is gewijzigd. Er moet
nu begonnen worden binnen twee maanden na subsidieverlening. Deze wijziging volgt
uit de langere openstelling en dat vroege aanvragers niet worden verplicht te beginnen
met het project voor subsidieverlening is gedaan.
-
– Artikel 3.21.10 wordt uitgebreid met een extra informatieverplichting. Bij de aanvraag
moeten twee voorbeelden worden aangeleverd van belemmeringen uit de praktijk van de
betrokken MKB-ondernemer(s) die worden weggenomen door het project. Hier is voor gekozen
om de actieve betrokkenheid van de MKB-ondernemers bij het project te borgen. Het
niet voldoen aan informatieverplichtingen leidt tot uitsluiting van deelname aan de
tender.
3. Openstelling 2019
In de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2019 zijn de openstelling en het
subsidieplafond opgenomen. Het aanvragen van een subsidie voor een project is in 2019
mogelijk vanaf 15 april 2019 tot en met 27 augustus 2019. Voor deze subsidiemodule
geldt een subsidieplafond van € 7.500.000,–.
4. Staatssteun
Op grond van deze module wordt subsidie verleend voor projecten die tot doel hebben
MKB-ondernemers te stimuleren om te investeren in scholing en ontwikkeling van huidig
en toekomstig personeel. Voor subsidie komen alle redelijk gemaakte kosten in aanmerking
die direct verbonden zijn met de uitvoering van het project. Subsidiëring van deze
kosten zal (in ieder geval gedeeltelijk) kwalificeren als staatssteun. Er is sprake
van steun die wordt bekostigd met overheidsmiddelen omdat er subsidie wordt verstrekt.
De steun komt daarnaast ten goede aan een onderneming. De subsidieontvanger verricht
namelijk (deels) economische activiteiten met de subsidie. Hierdoor heeft de subsidieaanvrager
een selectief voordeel dat hij niet langs normale commerciële weg zou hebben verkregen.
Tot slot kan de verkregen steun ertoe leiden dat de concurrentie vervalst wordt en
daarmee mogelijk invloed hebben op de handel tussen landen in de interne markt.
Besloten is deze steun te rechtvaardigen door middel van Verordening (EU) nr. 1407/2013
van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107
en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun
(PbEU 2013, L 352) (hierna: de algemene de-minimisverordening). Dit volgt ook uit
artikel 3.21.11. Op grond van de algemene de-minimisverordening is het toegestaan
om ondernemingen voor een bepaald bedrag te steunen zonder dat dit wordt aangemerkt
als staatssteun. Het toegestane bedrag aan steun is zo minimaal (de-minimis) dat het
weinig tot geen impact heeft op de interne markt en aldus niet als staatssteun wordt
aangemerkt. De algemene de-minimisverordening staat toe dat aan een onderneming over
een periode van drie belastingjaren tot € 200.000 aan de-minimissteun wordt verstrekt.
Als dit plafond is bereikt, mag in het desbetreffende jaar geen de-minimissteun meer
worden verleend. Hiervoor moet de aanvrager voor alle deelnemers door middel van een
de-minimisverklaring laten zien welke de-minimissteun in de twee voorafgaande belastingjaren
is ontvangen. Dit volgt uit artikel 3.21.10, onderdeel e. De Minister zal de subsidie
op grond van artikel 22 van het Kaderbesluit afwijzen indien hij beoordeelt dat niet
aan alle criteria van de algemene de-minimisverordening wordt voldaan. Voor de duidelijkheid
wordt opgemerkt dat in geval van een samenwerkingsverband bij de subsidieaanvraag
van alle deelnemers een de minimisverklaring ingediend moet worden teneinde voor alle
afzonderlijke deelnemers te kunnen vaststellen of en hoeveel de minimis-steun in de
twee voorafgaande belastingjaren is verleend.
5. Regeldruk
De aanpassingen die met onderhavige regeling in de subsidiemodule worden aangebracht
hebben nauwelijks effect op de regeldruk. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft
de regeling niet geselecteerd voor formele advisering.
Artikelsgewijs
Artikel I
onderdeel A
Artikel 3.21.1 bevat begripsomschrijvingen die specifiek voor titel 3.21 gelden. De
begrippen ‘anticipeerregio’, ‘krimpregio’ en ‘leercultuur’ vervallen als gevolg van
vervanging van de categorieën in artikel 3.21.2. ‘Brancheorganisatie’ wordt als begrip
toegevoegd.
onderdeel B
Uit artikel 3.21.2 volgt voor welke projecten subsidie kan worden aangevraagd; de
categorieën zijn gewijzigd. Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar
paragraaf 2.1.
onderdeel C
Het tweede lid is anders geformuleerd om tot uitdrukking te brengen dat de subsidie
wordt verstrekt per deelnemer in een samenwerkingsverband. Er is geen inhoudelijke
wijziging aangebracht.
onderdeel D
Dit artikel bevat de afwijzingsgronden. Deze zijn anders geformuleerd en aangevuld
om te zorgen voor meer duidelijkheid. Voor een toelichting op deze gronden wordt verwezen
naar paragraaf 2.2.
onderdeel E
Gezien het verwachte hogere aantal aanvragen, als gevolg van het hogere subsidieplafond,
is het maximum aantal leden van de adviescommissie uitgebreid.
onderdeel F
Artikel 3.21.8 bevat de rangschikkingscriteria, deze zijn aangepast om duidelijker
te maken op basis van welke criteria de onafhankelijke adviescommissie adviseert over
de rangschikking. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.3.
onderdeel G
Dit artikel regelt dat binnen twee maanden na de subsidieverlening met de uitvoering
van het project wordt gestart.
onderdeel H
Aan artikel 3.21.10 is toegevoegd dat tenminste twee praktijkvoorbeelden van belemmeringen
die door het project worden opgelost bij betrokken MKB-ondernemers, moeten worden
toegevoegd aan de aanvraag. Zie voor een toelichting hierop paragraaf 2.4.
Artikel II
Dit artikel regelt de openstelling en het subsidieplafond in 2019. Dit is toegelicht
in paragraaf 3.
Artikel III
Dit artikel regelt de inwerkingtreding. De regeling treedt in werking met ingang van
de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Omdat
deze regeling gepaard gaat met voordelen voor MKB-ondernemers in technische sectoren,
is besloten af te wijken van de vaste verandermomenten voor regelgeving. Opgemerkt
wordt dat de module op 15 april 2019 wordt opengesteld. Aan potentiële aanvragers
wordt daarmee gelegenheid geboden om een aanvraag voor te bereiden. Reden voor de
tijdige openstellig van deze module is de wens dat nog voor het einde van het jaar
kan worden begonnen met de uitvoering van de te subsidiëren projecten.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer