TOELICHTING
I. Algemeen
1. Aanleiding
Met de Fiscale vergroeningsmaatregelen 20191 zijn in de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (hierna: de wet) heffingsverminderingen
voor verduurzaming van huurwoningen geïntroduceerd.Zoals aangegeven in de memorie
van toelichting bij de Fiscale vergroeningsmaatregelen 20192 zijn de heffingsverminderingen voor het verduurzamen van huurwoningen een onderdeel
van het regeerakkoord 2017–2021 ‘Vertrouwen in de toekomst’ dat bijdraagt aan realisering
van de klimaatdoelstelling uit het Klimaatakkoord van Parijs. Met de heffingsvermindering
voor de verduurzaming wordt de energetische verbetering van huurwoningen met een huurprijs
van maximaal € 710,68 (prijspeil 2018) gestimuleerd.
De heffingsplichtige verhuurder (belastingplichtige) kan een heffingsvermindering
aanvragen indien hij een investering doet waardoor de energieprestatie van de huurwoning
substantieel verbeterd is. Om in aanmerking te komen voor deze heffingsvermindering
dient een verhuurder minimaal een energetische verbetering te realiseren met drie
energie-indexklassen, resulterend in een energie-index van maximaal 1,40 (label B
of beter).
Met de Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019 is in de wet opgenomen met welke bedragen
de heffing kan worden verminderd per categorie van verduurzaming alsmede welke minimale
investering door de verhuurder daarvoor is vereist. In het Besluit vermindering verhuurderheffing
2014 is invulling gegeven aan de concrete energetische verbetering van de huurwoning
waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de betreffende heffingsvermindering.
Door deze regeling is in de Regeling vermindering verhuurderheffing 2014 nader bepaald
hoe een aanvraag voor een heffingsvermindering voor verduurzaming moet worden ingediend
bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO), die de aanvragen voor
de voorlopige en definitieve investeringsverklaringen namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties behandelt.
2. Werkwijze
2.1. Aanmelding van een voorgenomen investering
Om in aanmerking te komen voor een heffingsvermindering voor verduurzaming dient de
heffingsplichtige verhuurder de voorgenomen investering aan te melden bij RVO. De
heffingsplichtige verhuurder doet dit via een digitaal formulier. Net als bij de reeds
bestaande heffingsverminderingen dient de heffingsplichtige hiertoe volgens artikel
2, eerste lid, van de Regeling vermindering verhuurderheffing 2014, in ieder geval
de volgende gegevens aan te leveren:
-
• een overzicht van de voorgenomen investering;
-
• een aanduiding en een beschrijving van de voorgenomen investering;
-
• een aanduiding van de postcodes, de adressen, dan wel de kadastrale aanduidingen van
de objecten ten aanzien waarvan de voorgenomen investering wordt verricht;
-
• een reële raming van de investeringskosten per huurwoning van de voorgenomen investering.
Deze raming is noodzakelijk om te bepalen of wordt voldaan aan de minimaal vereiste
investering. De hoogte van deze minimale investeringen is vermeld in Wet maatregelen
woningmarkt 2014 II;
-
• indien van toepassing: een opgave van de datum waarop het bevoegd gezag de ten behoeve
van een voorgenomen investering een afgegeven vergunning heeft verstrekt of schriftelijk
kenbaar heeft gemaakt die vergunning te zullen verstrekken.
Deze gegevens zijn onder meer noodzakelijk om de voorgenomen investering te kunnen
beoordelen, alsmede om de huurwoning waarop de voorgenomen investering betrekking
heeft te kunnen identificeren.
Aangezien de hoogte van het bedrag van de heffingsvermindering wordt berekend op basis
van de verbetering van de energie-index (hierna: EI), dient bij de aanvraag van een
voorlopige investeringsverklaring voor verduurzaming een EI te worden overlegd die
de energetische startsituatie van de woning aangeeft. In de Regeling vermindering
verhuurderheffing 2014 is aangegeven vanaf welke opnamedatum een EI voor de heffingsvermindering
mag worden gebruikt. Hoofdregel is dat de opnamedatum van deze EI niet ouder mag zijn
dan 6 maanden zijn op het tijdstip van de aanmelding. Tevens geeft de aanvrager als
regel slechts eenmaal aan wat de verwachte EI na renovatie zal zijn. De EI’s moeten
worden vastgesteld volgens de eisen die zijn op genomen in de Regeling energieprestatie
gebouwen.
Op deze uitgangspunten zijn om de effecten op de regeldruk te beperken twee nuanceringen
aangebracht.
Op de eerste plaats mag bij een aanvraag van een voorlopige investeringsverklaring
tot 1 juli 2019 een EI worden overlegd die is afgegeven na 1 december 2017. De reden
hiervoor is dat sinds begin juli 2018 geen aanvragen voor subsidies op basis van de
Stimuleringsregeling energieprestatie huursector3 meer zijn gehonoreerd vanwege de uitputting van deze regeling. Op basis van die regeling
moest ook een EI worden overlegd die niet ouder was dan 6 maanden. Aangezien een aantal
heffingsplichtige verhuurders al in een vergevorderd stadium van voorbereiding waren
op het tijdstip van sluiting van de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector,
mogen zij die EI van de te verduurzamen woning tot 1 juli 2019 gebruiken bij de aanvraag
van een voorlopige investeringsverklaring voor verduurzaming.
Daarnaast kan het voorkomen dat een heffingsplichtige verhuurder een aangemelde investering
als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 8°, van de wet, intrekt
omdat na realisatie van de verduurzaming van de huurwoning blijkt dat hij een lagere
of hogere EI zal realiseren of dat het minimaal investeringsbedrag lager zal zijn
dan was voorzien. In dat geval kan de heffingsplichtige de oorspronkelijke voorlopige
investeringsverklaring intrekken en aan nieuwe voorlopige investeringsverklaring aanvragen
voor een andere heffingsvermindering. De aanvrager mag dan eenmalig gebruik maken
van de EI die bij de oorspronkelijke aanvraag voor de voorlopige investeringsverklaring
was gevoegd, indien deze na de intrekking van de eerder afgegeven voorlopige investeringsverklaring
binnen 5 werkdagen een nieuwe aanvraag tot een voorlopige investeringsverklaring indient.
Ten slotte, verklaart de belastingplichtige dat de voorgenomen investering betrekking
heeft op een of meerdere huurwoningen (artikel 2, tweede lid, van de Regeling vermindering
verhuurderheffing 2014).
Op basis van deze gegevens beoordeelt RVO, namens de Minister voor Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties de aanmelding en geeft een voorlopige investeringsverklaring
af indien de voorgenomen investering voldoet aan de vereisten.
2.2. Aanmelding van een gerealiseerde investering inzake verduurzaming
De verduurzaming van de woning waarvoor een voorlopige investeringsverklaring is afgegeven,
moet binnen drie jaar na de aanmelding voor een voorlopige investeringsverklaring
zijn voltooid (artikel 1.12, vierde lid, onderdeel b, van de wet).
Op het moment dat de investering waarvoor een voorlopige investeringsverklaring is
afgegeven is gerealiseerd, dient de heffingsplichtige verhuurder dit digitaal te melden
bij RVO, hierbij moet de verhuurder in ieder geval de volgende gegevens overleggen:
-
• een overzicht van de gerealiseerde investering;
-
• een afschrift van de voorlopige investeringsverklaring;
-
• een aanduiding en een beschrijving van de gerealiseerde investering;
-
• een aanduiding van de postcodes, de adressen, dan wel de kadastrale aanduidingen van
de objecten ten aanzien waarvan de gerealiseerde investering is verricht;
-
• de datum waarop de investering is gerealiseerd;
-
• een opgave van de door de belastingplichtige betaalde investeringskosten per huurwoning.
Anders dan bij de bestaande heffingsverminderingen hoeft de belastingplichtige bij
de aanmelding van een gerealiseerde investering voor verduurzaming niet de daarop
betrekking hebbende betaalbewijzen te overleggen. De belastingplichtige dient deze
wel te bewaren in zijn administratie om bij een eventuele controle door RVO te kunnen
overleggen.
De bedoelde gegevens en bescheiden hoeven niet te worden verstrekt voor zover de uitvoeringsinstantie
reeds over die gegevens of bescheiden beschikt. Het afschrift van de voorlopige investeringsverklaring
hoeft niet volledig opnieuw te worden overlegd bij een aanmelding van een gerealiseerde
investering. Via het eLoket van RVO kan de aanvrager volstaan met vermelding van het
‘briefkenmerk’ van de voorlopige investeringsverklaring.
Daarnaast moet de belastingplichtige de EI laten vaststellen van de woning nadat de
investering is gerealiseerd en deze melden in de EP-online. RVO controleert, namens
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op basis van de aangeleverde
informatie en de nieuwe, in de EP-online aangemelde EI of de in de voorlopige investeringsverklaring
aangegeven verduurzaming is gerealiseerd. Op basis daarvan wordt al dan niet een definitieve
investeringsverklaring afgegeven, die de belastingplichtige in mindering kan brengen
bij een volgende aangifte voor de verhuurderheffing.
3. Uitvoering
Namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties behandelt RVO in
mandaat de aanvragen voor voorlopige en gerealiseerde investeringen.
4. Handhaafbaarheid
De methodiek van de EI is betrouwbaar en wordt reeds langer toegepast om de energieprestaties
van woningen te beoordelen, onder meer in het woningwaarderingstelsel en in de Subsidieregeling
energieprestaties huursector. De beoordeling van de voorlopige en definitieve investeringen
en de controle in EP-online worden uitgevoerd door RVO, hetgeen de uitvoering vergemakkelijkt.
Daarnaast zal RVO ook regelmatig controles uitvoeren en toezicht uitoefenen (artikel
1.15, eerste lid, van de wet). Indien onregelmatigheden worden vastgesteld kan een
besluit tot intrekking van een definitieve investeringsverklaring worden genomen (artikel
1.12, vijfde lid, van de wet) en dient de belastingplichtige het bedrag waarmee de
heffingsvermindering is verminderd op te geven bij zijn aangifte (artikel 1.13, vijfde
lid, van de wet).
5. Regeldrukeffecten
De hoogte en de aard van de effecten op de regeldruk zijn beschreven in de memorie
van toelichting bij de Fiscale vergroeningsmaatregelen 20194. Aangezien deze regeling daarvan een uitwerking is leidt dit niet tot additionele
lasten.
6. Consultatie
Over de maatregelen in verband met verduurzaming van huurwoningen die in de Fiscale
vergroeningsmaatregelen 2019 zijn opgenomen en de nadere uitwerking ervan in het Besluit
vermindering verhuurderheffing 2014 en deze regeling heeft een consultatie plaatsgevonden
met verschillende partijen uit de huursector (Aedes, IVBN, Vastgoedbelang, Woonbond)
en met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Voor de uitkomsten van deze consultatie
wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de Fiscale vergroeningsmaatregelen
20195. Daarnaast is ook rekening gehouden met de suggesties uit het advies van Adviescollege
toetsing regeldruk.
7. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op hetzelfde moment als artikel XI van de Fiscale
vergroeningsmaatregelen 2019, namelijk 1 februari 2019. Het betreft immers een uitwerking
van dat artikel.
II. Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Artikel 2, eerste lid, onderdeel f
In de praktijk komt het voor dat er na de opname en aanmelding van een EI in de database
van EP-online, veranderingen in de woning plaatsvinden die de hoogte van de EI beïnvloeden.
Dit komt bijvoorbeeld voor bij onderhoud door de verhuurder of door aanbrengen van
eigen voorzieningen door de huurder. Om onnauwkeurigheid zoveel mogelijk te voorkomen,
moet een zo recent mogelijke energie-index worden overlegd, waarbij de grens wordt
gelegd bij een opnamedatum die niet ouder is dan 6 maanden. De EI moet worden vastgesteld
en afgemeld in de EP-online database door een bedrijf dat is gecertificeerd conform
de Beoordelingsrichtlijn 9500, delen 00 en 01, dit volgt uit de verwijzing naar artikel
2, derde lid, van die regeling
Artikel 2, vierde lid
Het is mogelijk dat een heffingsplichtige een aanvraag voor een voorlopige investeringsverklaring
intrekt en een nieuwe aangepaste aanvraag indient. Omdat in een dergelijke situatie
al gestart kan zijn met de renovatie en het onmogelijk kan zijn om een nieuwe start-EI
te bepalen, kan de EI die bij de aanvankelijke aanmelding is overlegd, opnieuw worden
gebruikt indien de aanvraag voor de nieuwe voorlopige investeringsverklaring plaatsvindt
binnen 5 werkdagen na het intrekken van de aanvraag voor de oorspronkelijke voorlopige
investeringsverklaring.
Artikel 2, vijfde lid
Het is toegestaan voor aanvragen voor een voorlopige investeringsverklaring tot 1 juli
2019 een EI te overleggen die is afgegeven na 1 december 2017. De reden hiervoor is
sinds begin juli 2018 geen aanvragen voor subsidies op basis van de Stimuleringsregeling
energieprestatie huursector zijn gehonoreerd vanwege de uitputting van deze regeling.
Op basis van die regeling moest ook een EI worden overlegd die niet ouder was dan
6 maanden. Aangezien een aantal heffingsplichtige verhuurders al een EI hadden aangevraagd
om (uiteindelijk) een aanvraag in te dienen voor een subsidie op basis van de Stimuleringsregeling
energieprestatie huursector, mogen zij die EI tot 1 juli 2019 gebruiken bij de aanvraag
van een voorlopige investeringsverklaring. Hiermee wordt voorkomen dat binnen een
tijdbestek van ongeveer een jaar twee maal een EI moet worden opgesteld voor dezelfde
woningen.
Onderdeel B
Na realisatie van de investering dient een nieuwe EI te worden vastgesteld en deze
dient te worden afgemeld in de EP-online. Vanwege de betrouwbaarheid van de EI en
het verschil tussen de EI bij de aanmelding van de voorgenomen investering en de EI
bij de realiseerde investering is het niet noodzakelijk dat de belastingplichtige
alle op de investering betrekking hebbende betaalbewijzen overlegt. Hij moet deze
wel in zijn administratie bijhouden om bij een controle door RVO te kunnen overleggen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren