TOELICHTING
Algemeen
Paragraaf 1. Inleiding
Artikel 7:673d van het Burgerlijk Wetboek (BW) ziet op de zogenoemde overbruggingsregeling
van de transitievergoeding. De overbruggingsregeling houdt in dat voor de berekening
van de duur van de arbeidsovereenkomst maanden die gelegen zijn voor 1 mei 2013 buiten
beschouwing mogen worden gelaten bij het vaststellen van de hoogte van de transitievergoeding.
Voorwaardelijk is dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer is geëindigd of niet
is voortgezet wegens bedrijfseconomische redenen die het gevolg zijn van een slechte
financiële situatie van de werkgever. Daarnaast moet de werkgever in de tweede helft
van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de procedure tot beëindiging
van de arbeidsovereenkomst van de werknemer is gestart, gemiddeld minder dan 25 werknemers
in dienst hebben gehad. Tevens dient voldaan te zijn aan bij ministeriële regeling
gestelde voorwaarden (te weten artikel 24 van de Ontslagregeling). Door de transitievergoeding
in de hiervoor beschreven situatie te berekenen vanaf 1 mei 2013 worden kleine werkgevers,
die wegens slechte bedrijfseconomische omstandigheden werknemers moeten ontslaan,
ontzien. Kort voor 1 mei 2013 werd het sociaal akkoord gesloten, zodat werkgevers
vanaf die datum rekening hebben kunnen houden met de mogelijkheid van het betalen
van een transitievergoeding. De overbruggingsregeling geldt tot 1 januari 2020. Deze
periode biedt kleine werkgevers tijd om reserves op te bouwen.
Zoals in het voorgaande gesteld, zijn in artikel 24 van de Ontslagregeling nadere
voorwaarden opgenomen voor de toepassing van de overbruggingsregeling. Artikel 24,
tweede lid, van de Ontslagregeling bepaalt dat van een slechte financiële situatie,
die maakt dat maanden voor 1 mei 2013 buiten beschouwing kunnen worden gelaten voor
de berekening van de transitievergoeding, sprake is indien:
-
1. het netto resultaat van de onderneming van de werkgever over het boekjaar, voorafgaand
aan het boekjaar waarin de procedure tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst is
gestart en de twee daaraan voorafgaande boekjaren, kleiner is geweest dan nul;
-
2. de waarde van het eigen vermogen van de onderneming van de werkgever, als bedoeld
in het Besluit modellen jaarrekening, negatief was aan het einde van het boekjaar,
voorafgaand aan het boekjaar waarin de procedure tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst
is gestart; en
-
3. binnen de onderneming van de werkgever aan het einde van het boekjaar, voorafgaand
aan het boekjaar waarin de procedure tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst is
gestart, de waarde van de vlottende activa kleiner is dan de schulden met een resterende
looptijd van ten hoogste een jaar.
In de praktijk betekent dit dat werkgevers die gebruik mogen maken van de overbruggingsregeling
in een financieel uiterst moeilijke situatie verkeren. De drie financiële criteria
worden door werkgevers dan ook als zeer streng ervaren. De regering wil enkele ‘scherpe
randen’ aan de verplichting tot het betalen van een transitievergoeding afhalen.1 De regering wil voorkomen dat het betalen van een transitievergoeding in bepaalde
situaties tot een onevenredig zware belasting voor werkgevers leidt. Eén van de maatregelen
om dit te bewerkstelligen is het verruimen van de in artikel 24, tweede lid, van de
Ontslagregeling opgenomen criteria om in aanmerking te komen voor de overbruggingsregeling.
Onderhavige regeling ziet hierop. Met de wijziging wordt beoogd dat meer werkgevers
in een slechte financiële situatie gebruik kunnen maken van de regeling. Voorkomen
moet worden dat werkgevers pas zicht hebben op toepassing van de overbruggingsregeling
wanneer een faillissement onafwendbaar is. Bij een faillissement verliezen werknemers
hun baan en zullen zij niet langer een transitievergoeding ontvangen. Door de criteria
te verruimen wordt beoogd dat meer werkgevers ondanks de slechte financiële situatie,
toch afscheid van één of meerdere werknemers kunnen nemen en hen een (lagere) transitievergoeding
kunnen verstrekken.
In paragraaf 2 van deze toelichting wordt de wijziging van artikel 24 van de Ontslagregeling
uiteengezet. Paragraaf 3 gaat in op de uitkomst uit de uitvoeringstoets van UWV en
de wijze waarop dit is verwerkt in deze regeling.
Paragraaf 2. Wijziging van artikel 24 van de Ontslagregeling
Uit een recent uitgevoerde enquête onder werkgevers in het kader van de tussentijdse
evaluatie van de overbruggingsregeling2 en enkele rechterlijke uitspraken3 blijkt dat de eis dat drie jaar op rij een negatief resultaat moet zijn behaald (artikel
24, tweede lid, onderdeel a, van de Ontslagregeling) tot schrijnende situaties kan
leiden. Een klein positief resultaat in één van de drie jaren voorkomt al dat de werkgever
van de regeling gebruik kan maken. Dit terwijl de financiële situatie dusdanig slecht
kan zijn dat het volledig betalen van de transitievergoedingen aan de ontslagen werknemers
niet mogelijk is of niet zonder dat de werkgever noodgedwongen financiële middelen
moet aanwenden die voor een ander doel waren gereserveerd (bijvoorbeeld een opgebouwde
pensioenvoorziening). In een uiterst geval is een faillissement onafwendbaar.
Om meer werkgevers in een slechte financiële situatie van de overbruggingsregeling
gebruik te laten maken, is aanpassing van dit criterium wenselijk. Artikel 24, tweede
lid, onderdeel a, van de Ontslagregeling wordt daarom zodanig gewijzigd dat wordt
uitgegaan van een gemiddeld negatief resultaat over de drie boekjaren tezamen. Op
die manier zal een klein positief resultaat in een van de drie jaren, als gevolg van
bijvoorbeeld een eenmalige meevaller, er minder snel toe leiden dat toepassing van
de overbrugginsregeling onmogelijk is.
Als tweede financieel criterium is nu geregeld dat het eigen vermogen negatief moet
zijn aan het einde van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de procedure
tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gestart (artikel 24, tweede lid, onderdeel
b, van de Ontslagregeling). Oftewel, de onderneming moet meer schulden hebben dan
activa. Om te voorkomen dat de overbruggingsregeling pas toegepast kan worden indien
de situatie uitzichtloos is en een faillissement onafwendbaar is, wordt met onderhavige
regeling ook het tweede criterium verruimd. In plaats van een negatief eigen vermogen
wordt bepalend dat de waarde van het eigen vermogen van de onderneming van de werkgever
aan het einde van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de procedure tot
beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gestart, ten hoogste 15 procent was van
het totale vermogen van de onderneming om voor de overbruggingsregeling in aanmerking
te komen. Hoewel er geen standaardnorm is aan te geven, omdat dit per sector sterk
kan verschillen, is een verhouding van het eigen vermogen ten opzichte van het totale
vermogen van de onderneming van tussen de 25% en 40% voor veel ondernemingen als gezond
te beschouwen. Aangezien de regeling enkel bedoeld is voor werkgevers die verkeren
in een slechte financiële situatie sluit een waarde van 15% aan bij de doelstelling
van de regeling om werkgevers in een slechte financiële situatie een mogelijkheid
te bieden om afscheid te nemen van één of meerdere werknemers en hen een (lagere)
transitievergoeding te verstrekken.
Het derde criterium bepaalt dat de waarde van de vlottende activa binnen de onderneming
kleiner moet zijn dan de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een
jaar. Dit criterium blijft ongewijzigd. Naar bedrijfseconomische maatstaven is van
een dergelijke slechte liquiditeitspositie sprake als de zogenoemde current ratio
minder dan 1 is.
Paragraaf 3. Uitvoeringstoets UWV
Voor UWV is de wijziging uitvoerbaar en haalbaar per 1 januari 2019. Het betreft een
relatief kleine wijziging van het reeds geïmplementeerde proces naar aanleiding van
de lagere regelgeving rondom het ontslagrecht voortvloeiend uit de Wet werk en zekerheid.
Vanzelfsprekend brengt de verruiming van de voorwaarden met zich mee dat de aanvrager
eerder in aanmerking komt voor de overbruggingsregeling.
Concreet leidt de wijziging voor UWV tot aanpassingen van het (digitale) formulier
ontslagaanvraag om bedrijfseconomische redenen die de werkgever bij UWV indient. UWV
zal tevens het beschikbare informatiemateriaal op de website en andere klantcommunicatie
aanpassen. Ten slotte zullen werkgevers een nieuwsbrief ontvangen over deze wijziging
van de Ontslagregeling.
Artikelsgewijs
Artikel II
Artikel II regelt dat artikel 24, tweede lid, van de Ontslagregeling, zoals dat luidde
de dag voor inwerkingtreding van de onderhavige regeling, van toepassing blijft in
de situatie dat de procedure tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst reeds is gestart.
Meer specifiek is geregeld dat artikel 24, tweede lid, van de Ontslagregeling, zoals
dat luidde op 31 december 2018, van toepassing blijft, indien de arbeidsovereenkomst
voor 1 januari 2019 is opgezegd, de werknemer voor 1 januari 2019 schriftelijke instemming
heeft gegeven, de arbeidsovereenkomst is opgezegd met toestemming als bedoeld in artikel
7:671a, eerste of tweede lid, BW en het verzoek om toestemming is gedaan voor 1 januari
2019, of het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor 1 januari 2019
is ingediend. In het geval de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt is artikel
24, tweede lid, van de Ontslagregeling van toepassing, zoals dat luidde op de datum
waarop de arbeidsovereenkomst eindigt.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees