De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
overwegende dat in artikel 7a, tweede lid, van de Algemene Ouderdomswet is bepaald
dat de verdere verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onderdeel i, van de Algemene Ouderdomswet, en de aanvangsleeftijd, bedoeld
in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Algemene Ouderdomswet, jaarlijks uiterlijk
op 1 januari van het daarop volgende jaar moet worden vastgesteld;
Gelet op artikel 7a, tweede lid, derde zin, van de Algemene Ouderdomswet;
maakt bekend:
dat de verdere verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onderdeel i, van de Algemene Ouderdomswet, en de aanvangsleeftijd, bedoeld
in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Algemene Ouderdomswet, voor het jaar
2024 wordt vastgesteld op nul, en
dat de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i,
van de Algemene Ouderdomswet, en de aanvangsleeftijd, bedoeld in artikel 1, eerste
lid, onderdeel j, van de Algemene Ouderdomswet, in 2024 67 jaar en drie maanden, respectievelijk
17 jaar en drie maanden zijn.
Den Haag, 1 november 2018
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
TOELICHTING
In artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) is de AOW-gerechtigde
leeftijd tot en met het kalenderjaar 2021 vastgelegd. Voor het kalenderjaar 2021 is
de AOW-gerechtigde leeftijd vastgesteld op 67 jaar. Voor de kalenderjaren 2022 en
2023 is de AOW-gerechtigde leeftijd vastgesteld op 67 jaar en drie maanden.1
Voor de kalenderjaren ná 2021 is de AOW-gerechtigde leeftijd gekoppeld aan de stijging
van de levensverwachting. Daartoe is in de AOW een berekeningswijze opgenomen die
rekening houdt met een stijging van de levensverwachting.
Op grond van artikel 7a, tweede lid, van de AOW wordt de eventuele verdere verhoging
van de AOW-gerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd jaarlijks uiterlijk op 1 januari
van het daarop volgende jaar berekend volgens de volgende formule:
V = (L – 18,26) – (P – 65)
waarbij:
V staat voor de periode waarmee de AOW-gerechtigde leeftijd respectievelijk aanvangsleeftijd
wordt verhoogd, uitgedrukt in perioden van een jaar;
L staat voor de geraamde macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige
leeftijd in het kalenderjaar van verhoging;
P staat voor de pensioengerechtigde leeftijd in het kalenderjaar voorafgaande aan
het kalenderjaar van verhoging.
Indien V negatief is of minder dan 0,25 bedraagt, wordt deze gesteld op 0. Indien
V 0,25 of meer bedraagt, wordt deze gesteld op drie maanden.
Het CBS heeft de raming van de macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige
leeftijd voor 2024 bekend gemaakt: 20,63 jaar. Uit toepassing van deze raming in bovenstaande
formule vloeit geen verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd
voor het kalenderjaar 2024 voort. Daarmee komt de AOW-gerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd
voor het kalenderjaar 2024 uit op 67 jaar en drie maanden, respectievelijk 17 jaar
en drie maanden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
X Noot
1Mededeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 oktober
2016, 2016-0000218845, tot bekendmaking van de pensioengerechtigde leeftijd en de
aanvangsleeftijd in 2022 (Stcrt. 2016, 59248).
Mededeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 november 2017,
2017-0000171551, tot bekendmaking van de pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd
in 2023 (Stcrt. 2017, 65191).