Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 juni 2018, nr. 2018-0000076968, tot wijziging van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming in verband met ziekte in de referteperiode

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, juncto 9 van de Kaderwet SZW-subsidies, en 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de begripsbepaling van ‘ziekte’.

2. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Dit lid is niet van toepassing op de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen g en h.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel e vervalt aan het slot ‘of’.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • g. die recht heeft of heeft gehad op een WW-uitkering:

    • 1°. die is ontstaan op of na 1 juli 2015 en voor 1 december 2017; en

    • 2°. die in de referteperiode, bedoeld in artikel 2 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, meer dan twaalf weken minder loon heeft genoten wegens ziekte; of

  • h. wiens recht op een WW-uitkering:

    • 1°. zou zijn ontstaan op of na 1 juli 2015 en voor 1 december 2017 indien artikel 16, achtste lid, van de Werkloosheidswet niet van toepassing zou zijn geweest; en

    • 2°. die in de referteperiode, bedoeld in artikel 2 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, meer dan twaalf weken minder loon heeft genoten wegens ziekte.

2. In het derde lid wordt ‘eerste lid, onderdelen a, b, d en e’ vervangen door ‘eerste lid, onderdelen a, b, d, e, g en h’.

3. In het vierde lid wordt ‘eerste lid, onderdeel a, c, d of f’ vervangen door ‘eerste lid, onderdeel a, c, d, f of g’.

4. In het vijfde lid, onderdeel b, en zesde lid, onderdeel b, wordt ‘geen recht is’ vervangen door ‘geen recht’.

5. Onder vernummering van het zevende lid tot het achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. In afwijking van het eerste lid, onderdeel h, heeft de werknemer geen recht op een eenmalige tegemoetkoming, indien:

    • a. er in een kalendermaand na de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering zou zijn ontstaan, een recht op een WW-uitkering is ontstaan dat voor 1 juli 2018 is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet; of

    • b. het loon in de kalendermaand waarin geen recht op een WW-uitkering is ontstaan, meer dan 87,5% bedraagt van de uitkomst van het herziene dagloon, bedoeld in artikel 4, eerste lid, vermenigvuldigd met 21,75.

C

Na artikel 5c worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 5ca. Hoogte eenmalige tegemoetkoming artikel 2, eerste lid, onderdeel g

  • 1. Indien de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, een ZW-uitkering heeft ontvangen, wordt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming berekend volgens de formule, bedoeld in artikel 3, eerste lid, met dien verstande dat onder ard wordt verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en de dag waarop een eventuele herziening van het dagloon, in verband met ziekte in de referteperiode, heeft plaatsgevonden, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat.

  • 2. Voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:

    • a. 1,004 vervangen wordt door 1,011; en

    • b. voor de vaststelling van het loon dat de werknemer heeft genoten, de genoten ZW-uitkering vermenigvuldigd wordt met de uitkomst van de volgende berekening:

      (100 x G) / H

      Hierbij staat:

      G staat voor het ziekengeld;

      H staat voor:

      • a. 70; of

      • b. indien het uitkeringspercentage hoger is dan 70%, het uitkeringspercentage waarnaar het ziekengeld is berekend.

  • 3. Indien de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, in verband met ziekte de bedongen arbeid niet heeft kunnen verrichten, wordt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming berekend volgens de formule, bedoeld in artikel 3, eerste lid, met dien verstande dat onder ard wordt verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en de dag waarop een eventuele herziening van het dagloon, in verband met ziekte in de referteperiode, heeft plaatsgevonden, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat.

  • 4. Voor de berekening, bedoeld in het derde lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:

    • a. 1,004 vervangen wordt door 1,011; en

    • b. artikel 6 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, in zoverre in afwijking van artikel 1 van deze regeling, van toepassing is.

  • 5. Indien op een dag in de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering van een werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, is ontstaan een eerder recht op WW-uitkering bestaat, wordt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming in zoverre in afwijking van het eerste en derde lid berekend vanaf de dag dat het eerdere recht op WW-uitkering is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet. Artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, is van toepassing. Indien het dagloon van het latere recht op WW-uitkering hoger is dan het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering, wordt in afwijking van de eerste zin, de eenmalige tegemoetkoming verhoogd met de uitkomst:

    (DLH’ – DL’)* ard`* 70%

    Hierbij staat:

    DLH’ voor het herziene dagloon van het latere recht op WW-uitkering;

    DL’ voor het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering; en

    ard` voor het aantal rechtdagen dat beide uitkeringen in de periode tussen 1 juli 2015 en de dag waarop een eventuele herziening van het dagloon van het latere recht op WW-uitkering in verband met ziekte in de referteperiode, heeft plaatsgevonden, gelijktijdig tot uitkering zijn gekomen.

  • 6. Indien de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, een ZW-uitkering heeft ontvangen en daarnaast ook in verband met ziekte de bedongen arbeid niet heeft kunnen verrichten, wordt het herziene dagloon berekend met inachtneming van het tweede en vierde lid, waarna de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming berekend wordt volgens de formule, bedoeld in artikel 3, eerste lid. Hierbij wordt onder ard verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en de dag waarop een eventuele herziening van het dagloon in verband met ziekte in de referteperiode heeft plaatsgevonden, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat.

Artikel 5cb. Hoogte eenmalige tegemoetkoming artikel 2, eerste lid, onderdeel h

  • 1. Indien de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, een ZW-uitkering heeft ontvangen, wordt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming berekend volgens de formule, bedoeld in artikel 4, eerste lid, met dien verstande dat onder ard’ wordt verstaan de maximumduur, bedoeld in artikel 42 van de Werkloosheidswet, van de betreffende WW-uitkering, uitgedrukt in maanden, vermenigvuldigd met 21,75 en vermenigvuldigd met 0,5.

  • 2. Voor de berekening, bedoeld in het eerste lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:

    • a. 1,004 vervangen wordt door 1,011; en

    • b. voor de vaststelling van het loon dat de werknemer heeft genoten, de genoten ZW-uitkering vermenigvuldigd wordt met de uitkomst van de volgende berekening:

      (100 x G) / H

      Hierbij staat:

      G staat voor het ziekengeld; en

      H staat voor:

      • a. 70; of

      • b. indien het uitkeringspercentage hoger is dan 70%, het uitkeringspercentage waarnaar het ziekengeld is berekend.

  • 3. Indien de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, in verband met ziekte de bedongen arbeid niet heeft kunnen verrichten, wordt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming berekend volgens de formule, bedoeld in artikel 4, eerste lid, met dien verstande dat onder ard’ wordt verstaan de maximumduur, bedoeld in artikel 42 van de Werkloosheidswet, van de betreffende WW-uitkering, uitgedrukt in maanden, vermenigvuldigd met 21,75 en vermenigvuldigd met 0,5.

  • 4. Voor de berekening, bedoeld in het derde lid, is het herziene dagloon de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 3, tweede lid, met dien verstande dat:

    • a. 1,004 vervangen wordt door 1,011; en

    • b. artikel 6 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, in zoverre in afwijking van artikel 1 van deze regeling, van toepassing is.

  • 5. Indien op een dag in de kalendermaand waarin het recht op een WW-uitkering van een werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, zou zijn ontstaan een eerder recht op WW-uitkering bestaat, wordt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming in zoverre in afwijking van het eerste en derde lid berekend vanaf de dag dat het eerdere recht op WW-uitkering is geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet. Artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, is van toepassing. Indien het dagloon van het latere, niet ontstane, recht op WW-uitkering hoger is dan het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering, wordt in afwijking van de eerste zin, de eenmalige tegemoetkoming verhoogd met de uitkomst:

    (DLH- – DL’)* ard-* 70% x 0,5

    Hierbij staat:

    DLH- voor het herziene dagloon van het latere, niet ontstane recht op WW-uitkering;

    DL’ voor het dagloon van het eerdere recht op WW-uitkering; en

    ard- voor het aantal dagen in de periode tussen 1 juli 2015 en 1 juli 2018 dat het latere recht op WW-uitkering tot uitkering zou zijn gekomen, waarin het eerdere recht op uitkering heeft bestaan.

  • 6. Indien de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, een ZW-uitkering heeft ontvangen en daarnaast ook in verband met ziekte de bedongen arbeid niet heeft kunnen verrichten, wordt het herziene dagloon berekend met inachtneming van het tweede en vierde lid, waarna de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming berekend wordt volgens de formule, bedoeld in artikel 3, eerste lid. Hierbij wordt onder ard verstaan het aantal rechtdagen, dat wil zeggen het aantal dagen waarover recht heeft bestaan op een WW- of ZW-uitkering in de periode tussen 1 juli 2015 en de dag waarop een eventuele herziening van het dagloon in verband met ziekte in de referteperiode heeft plaatsgevonden, waarbij het aantal rechtdagen 21,75 bedraagt indien over de volledige kalendermaand recht op een WW- of ZW-uitkering bestaat.

D

Aan artikel 5d wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, wiens uitkering als gevolg van een herzieningsverzoek in verband met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2406, ontstaat, is de uitkomst van de formule in artikel 5cb, eerste of derde lid, met dien verstande dat onder ard’ wordt verstaan de duur tussen het niet ontstaan van de WW-uitkering op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel c, van de Werkloosheidswet en de herziening in verband met genoemde uitspraak, uitgedrukt in dagen, en vermenigvuldigd met 0,5.

E

Artikel 5e wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De eenmalige tegemoetkoming, berekend op grond van artikel 5ca of 5cb, kan worden gematigd. Matiging vindt enkel plaats indien:

    • a. er aan de werknemer meerdere keren een eenmalige tegemoetkoming op grond van artikel 3, 4, 5, 5a, 5b, 5c, 5ca, 5cb of 5d is of wordt uitgekeerd; en

    • b. er door het verstrekken van de verschillende eenmalige tegemoetkomingen een bedrag aan de werknemer zou worden verstrekt dat er toe leidt dat het totaalbedrag aan verkregen WW-uitkering en eenmalige tegemoetkomingen niet in redelijke verhouding staat tot het totaalbedrag aan WW-uitkering dat de werknemer zou hebben gekregen indien het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, zoals dat luidt op 1 juli 2018, reeds op 1 juli 2015 van toepassing zou zijn geweest.

2. In het derde lid (nieuw) wordt ‘genoemd in het eerste lid’ vervangen door ‘genoemd in het eerste lid, onderdeel b, en tweede lid’.

F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het UWV kan ambtshalve vaststellen of er recht bestaat op een eenmalige tegemoetkoming en wat de hoogte daarvan is binnen 26 weken:

    • a. vanaf 1 april 2017, betreffende de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met c;

    • b. vanaf 1 april 2018, betreffende de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdelen d tot en met f;

    • c. vanaf 1 juli 2018, betreffende de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdelen g en h.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

3. Het derde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. aan het slot van onderdeel a vervalt ‘en’.

b. aan het slot van onderdeel b wordt de punt vervangen door ‘; en’.

c. na onderdeel b wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. 1 januari 2019, indien het de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdelen g en h, betreft.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 juni 2018

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding en probleemschets

De wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (hierna: Dagloonbesluit) per 1 juli 20151 heeft voor enkele groepen WW-gerechtigden nadelige inkomensgevolgen gehad. Het gaat om zogenoemde:

  • 1. Starters, herintreders, flexwerkers en werknemers die na de wachttijd voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: Wet WIA) minder dan 35% arbeidsongeschikt waren;

  • 2. de zogenoemde herlevers; en

  • 3. WW-gerechtigden met een periode van lager loon of ZW-uitkering in verband met ziekte in de referteperiode van hun WW-dagloon.

Het Dagloonbesluit is vervolgens per 1 december 20162 zodanig gewijzigd dat dit voor uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet (hierna: WW) met een eerste WW-dag vanaf die datum tot een hoger dagloon voor de eerste twee genoemde groepen WW-gerechtigden3 kan leiden. Bovendien hebben de eerste twee groepen onder bepaalde voorwaarden recht op een eenmalige tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (hierna: Tijdelijke regeling)4. Met onderhavige regeling wordt alsnog geregeld dat de laatstgenoemde specifieke groep, namelijk de groep WW-gerechtigden met een periode van lager loon in verband met ziekte of ZW-uitkering in de referteperiode van hun WW-dagloon, in aanmerking komt voor een eenmalige tegemoetkoming. Naast de eenmalige tegemoetkoming kan de betreffende WW-gerechtigde ook in aanmerking komen voor herziening van het dagloon. Dit is geregeld met de wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met een andere berekeningswijze van het WW- en ZW-dagloon in het geval van een lager dagloon door ziekte in de referteperiode en enkele andere wijzigingen (Stb. 2018, 193).

2. Doel, gekozen instrumenten en gevolgen

Het doel van deze regeling is om een financiële tegemoetkoming te bieden aan degenen die door de wijziging van het Dagloonbesluit per 1 juli 2015 een lagere WW-uitkering hebben ontvangen dan zij zouden hebben ontvangen als het nieuwe Dagloonbesluit reeds op 1 juli 2015 van kracht zou zijn geweest. Met het nieuwe Dagloonbesluit wordt gedoeld op de wijziging van het Dagloonbesluit waarmee voor nieuw5 ontstane WW-uitkeringen het dagloonverlagende effect van ziekte in de referteperiode teniet wordt gedaan. In dat wijzigingsbesluit is tevens geregeld dat voor reeds op 30 november 2017 bestaande WW-uitkeringen de betrokkene een aanvraag of melding kan doen om het WW-dagloon te herzien.

De eenmalige tegemoetkoming voor deze groep wordt daarom berekend over de periode vanaf de dag van het ontstaan van de WW-uitkering, tot de dag waarop de WW-uitkering is beëindigd of is herzien.6 Bij dat laatste wordt, indien er terugwerkende kracht verleend is aan de herziening van het dagloon, de dag tot waaraan terugwerkende kracht is verleend als einddatum van de periode waarover een eenmalige tegemoetkoming wordt berekend genomen.

3. Beschrijving van de doelgroepen en uitspraak Centrale Raad van Beroep

3.1 Beschrijving doelgroepen

Binnen de groep ‘WW-gerechtigden met een periode van lager loon in verband met ziekte in de referteperiode van hun dagloon’ zijn de volgende subgroepen te onderscheiden:

  • Er is een WW-recht ontstaan tussen 1 juli 2015 en 1 december 20177, terwijl in de referteperiode van het dagloon van dit recht in meer dan 12 weken in die referteperiode minder loon is verdiend in verband met ziekte.

  • Er is geen WW-recht ontstaan tussen 1 juli 2015 en 1 december 2017 vanwege de hoogte van het inkomen van de werknemer, terwijl in de referteperiode van het dagloon van dit niet-ontstane recht in meer dan 12 weken in die referteperiode minder loon is verdiend in verband met ziekte.

Beide subgroepen hebben nadeel ondervonden van de wijziging van het Dagloonbesluit per 1 juli 2015. Bij de eerste subgroep is dat bijvoorbeeld de situatie dat iemand gedurende 18 maanden ziek is en gedurende de laatste zes maanden van de ziekteperiode minder loon (ter hoogte van 70% van het dagloon) heeft ontvangen van zijn werkgever. Na de herstelmelding werkt betrokkene nog zeven maanden en wordt dan werkloos. De WW-uitkering wordt berekend naar 70%8 van het maandloon. Het genoten loon in de referteperiode is gedurende zes maanden 100% van het loon en gedurende zes maanden 70% van het loon (door de verminderde loonbetaling door ziekte). Het dagloon is daardoor lager dan als er geen sprake geweest zou zijn van verminderde loonbetaling door ziekte.

De tweede subgroep betreft een variant op de bovengenoemde situatie en is het beste uit te leggen met een voorbeeld. Stel dat een betrokkene van 1 oktober 2016 tot en met 31 maart 2017 een ZW-uitkering heeft (70% van dagloon € 100). De betrokkene gaat weer volledig werken vanaf 1 april 2017 tegen een dagloon van € 100. Hij wordt werkloos per 1 november 2017 (het dagloon van dat recht is – kort en goed – ((6 x € 70) + (6 x € 100)) / 12 = € 85), maar vindt meteen een baan tegen een dagloon van € 80. Indien het gewijzigde Dagloonbesluit reeds al op deze situatie van toepassing zou zijn geweest, zou het initiële dagloon € 100 zijn en zou er recht op WW-uitkering zijn ontstaan. Aangezien het dagloon van de uitkering maar € 85 is, wordt het WW-recht geacht nooit te zijn ontstaan.9 Het geleden nadeel zit daarmee in het niet ontstaan van een recht.

Voor beide groepen gelden enkele aanvullende voorwaarden. In de volgende twee situaties bestaat geen recht op de eenmalige tegemoetkoming. Deze uitzonderingen staan reeds in de Tijdelijke regeling en blijven gelden. Er bestaat geen recht op de eenmalige tegemoetkoming indien de volgende WW-uitkering blijvend geheel is geweigerd vanwege verwijtbare werkloosheid of indien het (ongemaximeerde) herziene dagloon niet meer dan 7% hoger is dan het (ongemaximeerde) dagloon. Zie voor een nadere uitleg over de gestelde grens van 7% bij de eerdere groepen WW-gerechtigden de toelichting bij de Tijdelijke regeling.10 Ook voor deze groep is eenzelfde uitzondering opgenomen. Ook wordt opgemerkt dat het voor de nieuwe doelgroepen vast te stellen herziene dagloon nooit hoger kan zijn dan het maximumdagloon.

De voorwaarde dat in meer dan 12 weken in de referteperiode sprake moet zijn van minder loon wegens ziekte is een nieuwe voorwaarde, specifiek voor beide subgroepen. Deze nieuwe voorwaarde heeft met name ten doel om de algehele uitvoering van de WW en aanverwante regelingen door het Uitvoeringsinstituut werknemersregelingen (hierna: UWV) uitvoerbaar te houden. Indien er sprake is van een volledige referteperiode van één jaar komt 12 weken bijna overeen met de genoemde grens van 7%, indien er sprake is van een referteperiode korter dan één jaar zal het verschil groter dan 7% moeten zijn, wil er sprake zijn van recht op een eenmalige tegemoetkoming.11 Er hoeft geen sprake te zijn van aaneengesloten weken van ziekte als het in totaal over de referteperiode maar optelt tot meer dan 12 weken. Aangezien de WW-gerechtigden zich zelf moeten melden bij het UWV via het registratiesysteem (zie paragraaf 5 van deze nota van toelichting), wordt het voor betrokkene duidelijker als de eis van 12 weken wordt gesteld dan enkel de eis van 7% verschil in dagloon.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid acht het gerechtvaardigd dat deze extra voorwaarde wordt opgenomen (waardoor minder betrokkenen een eenmalige tegemoetkoming krijgen), nu dat de uitvoering van het UWV – en daarmee de zekerheid voor anderen die op enige wijze van UWV afhankelijk zijn – zeker stelt.

3.2 Uitspraak Centrale Raad van Beroep

Van belang is de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) van 19 juli 2017.12 In die uitspraak stelt de CRvB dat ziekte in de referteperiode van het WW-dagloon geen dagloonverlagend effect mag hebben. De uitspraak van de CRvB en de hierop aangepaste uitvoeringspraktijk van het UWV had gevolgen voor twee groepen:

  • 1. voor de groep werknemers waarvan een nieuw WW-recht op of na 1 december 2017 is ontstaan. Het UWV kon vanaf die datum voor nieuwe WW-uitkeringen gevolg geven aan de uitspraak;

  • 2. voor de werknemers waarop de uitspraak zag en anderen waarvan het dagloon nog niet definitief vaststond (bijvoorbeeld omdat deze in beroep/hoger beroep waren gegaan), en daarnaast de betrokkenen die een succesvol verzoek hebben ingediend bij het UWV om het dagloon te herzien.

Voor beide groepen geldt dat het dagloon reeds is herzien.

Wat betreft WW-gerechtigden die een geslaagd herzieningsverzoek voor een lopende WW-uitkering na de uitspraak van de CRvB hebben gedaan, is het dagloon herzien. Deze WW-gerechtigden worden niet uitgesloten van het verkrijgen van een eenmalige tegemoetkoming. De eenmalige tegemoetkoming voor deze gevallen wordt daarom in de regel berekend over de periode vanaf het ontstaan van het recht tot de datum van herziening van het dagloon als gevolg van de CRvB-uitspraak. Hiermee wordt bewerkstelligd dat deze subgroep niet benadeeld wordt ten opzichte van de personen die geen herzieningsverzoek hebben ingediend.

4. Hoogte van de eenmalige tegemoetkoming

Bij de berekening van de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de doelgroep moeten de volgende situaties worden onderscheiden:

  • Er is een WW-recht ontstaan tussen 1 juli 2015 en 1 december 2017, terwijl in de referteperiode van het dagloon sprake was van minder loon wegens ziekte dan wel het ontvangen van ziekengeld tegen een uitkeringspercentage van minder dan 100.

  • Er is geen WW-recht ontstaan tussen 1 juli 2015 en 1 december 2017 vanwege de hoogte van het inkomen van de werknemer, terwijl in de referteperiode van het dagloon sprake was van minder loon wegens ziekte dan wel het ontvangen van ziekengeld tegen een uitkeringspercentage van minder dan 100.

Hierbij worden nog twee algemene opmerkingen gemaakt.

Het gebruikte herziene dagloon voor de bepaling van de eenmalige tegemoetkoming is bijna gelijk aan het na de wijziging van het Dagloonbesluit (Stb. 2018, 193) herziene dagloon voor de WW-uitkering, tenzij het recht op WW-uitkering reeds is geëindigd. ‘bijna’ refereert aan mogelijke indexatieverschillen; voor de eenmalige tegemoetkoming wordt gerekend met een gemiddeld gewogen indexatie en bij het Dagloonbesluit de daadwerkelijk plaatsgevonden indexaties.

Daarnaast is de einddatum van de periode waarop de eenmalige tegemoetkoming ziet afhankelijk van de situatie. Er zijn drie situaties.13 De eerste situatie speelt wanneer het recht op WW-uitkering is geëindigd voor 1 juli 2018, want dan is de einddatum van de WW-uitkering ook gelijk aan de einddatum voor de berekening van de eenmalige tegemoetkoming. De tweede situatie gaat om een WW-uitkering waarvan het recht nog niet is geëindigd op 1 juli 2018, dan is de einddatum 1 juli 2018 indien er al voor 1 juli 2018 een melding is gedaan voor een eenmalige tegemoetkoming en een dagloonherziening. De derde situatie gaat om een aanvraag die na 1 juli 2018 wordt gedaan voor een eenmalige tegemoetkoming, dan is de einddatum de eerste dag van de kalendermaand waarin de aanvraag heeft plaatsgevonden. Door de beperking van de aanvraagperiode kan de einddatum niet later zijn dan 31 december 2018. De ratio achter deze werkwijze is dat dit zorgt voor een zo’n kort mogelijk periode waarover terugwerkende kracht moet worden verleend van wijzigingen van het dagloon. Dat is uitvoeringstechnisch te prefereren, terwijl het niet, dan wel nauwelijks, van invloed is op de totale verstrekte gelden aan uitkering en eenmalige tegemoetkoming, bezien over dezelfde periode.

4.1 Een WW-recht is ontstaan met een te laag dagloon wegens ziekte in de referteperiode

De berekening van de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming is in deze situatie als volgt. Eerst wordt een zogenoemd herzien dagloon berekend. Hierbij zijn twee situaties (of een combinatie daarvan) denkbaar:

  • Er is ziekengeld ontvangen tegen 70%: in dat geval wordt het ziekengeld opgehoogd naar 100% door het ziekengeld te vermenigvuldigen met de factor 100/70.

  • Er is sprake van verminderde loonbetaling wegens ziekte: er wordt gezocht naar een vervangend (voorliggend) tijdvak waarin geen sprake was van verminderde loonbetaling wegens ziekte.

Het aldus herberekende loon in de referteperiode wordt gedeeld door het aantal dagloondagen in de kalendermaanden waarin loon is genoten. De uitkomst daarvan wordt vervolgens vermenigvuldigd met een percentage. Dat heeft als achtergrond dat het dagloon waarmee het herziene dagloon wordt vergeleken, na het ontstaan van het recht kan zijn geïndexeerd. Om de uitvoering van de Tijdelijke regeling eenvoudig te houden wordt niet vermenigvuldigd met de (eventuele) indexeringen die daadwerkelijk op het dagloon hebben plaatsgevonden, maar met een gewogen gemiddelde van de indexeringen die in de periode van 1 juli 2015 tot 1 januari 2018 hebben plaatsgevonden. Dat is in dit geval 1,11%). Hierbij wordt opgemerkt dat het berekende herziene dagloon niet hoger kan zijn dan het maximumdagloon zoals dat geldt op 1 januari 2018. Vervolgens wordt het verschil berekend tussen het herziene dagloon en het dagloon. Dat laatste is het dagloon zoals dat bij het ontstaan van het WW-recht is vastgesteld en daarna eventueel is geïndexeerd. Over dit dagloonverschil heeft de betreffende werknemer geen WW-uitkering ontvangen. Daarom wordt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming berekend over dat dagloonverschil. Dat gebeurt door dit dagloonverschil te vermenigvuldigen met het aantal rechtdagen en het uitkeringspercentage.

Voorbeeld 1

Het WW-recht is ontstaan met ingang van 1 juli 2016.

De dagloonreferteperiode loopt van 1 juni 2015 tot 1 juni 2016.

 

Betrokkene heeft gewerkt bij werkgever A van 1 januari 2000 tot 1 juli 2016.

Het loon bedraagt € 3.000 per maand.

In de periode van 1 februari 2014 tot 1 januari 2016 is betrokkene ziek geweest. De werkgever heeft over de periode van 1 februari 2015 tot 1 januari 2016 70% van het loon doorbetaald.

Het dagloon is als volgt berekend: (7 maanden x € 2.100 + 5 maanden x € 3.000 = € 29.700) / 261 dagen = € 113,79.

Betrokkene heeft recht op 15 maanden WW-uitkering (tot 1 oktober 2017).

Met ingang van 1 februari 2017 hervat betrokkene het werk en wordt de WW-uitkering beëindigd.

 

In de dagloonreferteperiode is betrokkene meer dan 12 weken ziek geweest.

Er is dus mogelijk aanspraak op een eenmalige tegemoetkoming.

Vervolgens wordt het herziene dagloon berekend. Voor de maanden waarin de werkgever verminderd loon heeft betaald wordt een vervangend tijdvak aangehouden. In de referteperiode is geen voorliggend vervangend tijdvak gelegen waarin geen sprake is van verminderd loon wegens ziekte. Daarom wordt een vervangend tijdvak genomen dat is gelegen direct aansluitend na afloop van de ziekteperiode (analoog aan artikel 6, tweede lid, van het Dagloonbesluit).

Dit betekent dat over de maanden 1 juni 2015 tot 1 januari 2016 in plaats van het uitbetaalde loon ad € 2.100 per maand het hogere loon ad € 3.000 wordt aangehouden. Het dagloon wordt daarmee: 12 x € 3.000 / 261 = € 137,93.

Dit herziene dagloon is meer dan 7% hoger dan het oorspronkelijke dagloon.

Er bestaat aanspraak op de eenmalige tegemoetkoming.

 

De tegemoetkoming bedraagt:

(€ 137,93 – € 113,79) x 70% x 7 maanden x 21,75 = € 2.573,03.

Voorbeeld 2

Het WW-recht is ontstaan met ingang van 1 januari 2017.

 

Betrokkene heeft gewerkt bij werkgever A op basis van een jaarcontract van

1 juni 2015 tot 1 juni 2016. Het loon bedraagt € 2.500 per maand.

Met ingang van 1 mei 2016 is betrokkene ziek. Over de maand mei 2016 heeft de werkgever het loon volledig doorbetaald. Met ingang van 1 juni eindigt het jaarcontract. Omdat betrokkene nog steeds ziek is, krijgt hij vanaf 1 juni 2016 een ZW-uitkering. De ZW-uitkering bedraagt 70% (€ 1.750 per maand)). Per 1 januari 2017 is betrokkene hersteld.

Direct aansluitend werkt betrokkene nog twee maanden bij werkgever B tegen een loon van € 2.600 per maand. Per 1 maart 2017 wordt betrokkene werkloos en ontvangt hij een WW-uitkering.

 

De dagloonreferteperiode loopt van 1 februari 2016 tot 1 februari 2017.

Het dagloon is als volgt berekend: 4 maanden x € 2.500 + 7 maanden x € 1.750 + 1 maand x € 2.600 = € 24.850 / 261 dagen = € 95,21.

Betrokkene heeft recht op 9 maanden WW-uitkering (tot 1 december 2017).

In de dagloonreferteperiode is betrokkene meer dan 12 weken ziek geweest.

Er is dus mogelijk aanspraak op tegemoetkoming.

Vervolgens wordt het herziene dagloon berekend. Voor de maanden waarin ZW-uitkering is ontvangen wordt de ZW opgehoogd door de uitkering te vermenigvuldigen met de factor 100/70. Dit betekent dat over de maanden 1 juni 2016 tot 1 januari 2017 in plaats van het uitbetaalde ziekengeld ad € 1.750 per maand het opgehoogde ziekengeld ad € 2.500 (100/70 x € 1.750) wordt aangehouden. Het dagloon wordt daarmee: 11 x € 2.500 + 1 x € 2.600 = € 30.100 / 261 = € 115,33.

Dit herziene dagloon is meer dan 7% hoger dan het oorspronkelijke dagloon.

Er bestaat aanspraak op de tegemoetkoming.

 

De tegemoetkoming bedraagt:

(€ 115,33- € 95,21) x 70% x 9 maanden x 21,75 = € 2.756,16.

4.2 Een WW-recht is niet ontstaan vanwege inkomsten

Stel dat een betrokkene van 1 september 2016 tot en met 31 maart 2017 een ZW-uitkering heeft (dagloon € 100). De betrokkene gaat weer volledig werken vanaf 1 april 2017 tegen een maandloon van € 2.200. De dienstbetrekking eindigt per 1 oktober 2017. Direct aansluitend gaat betrokkene in een andere dienstbetrekking werken tegen een loon van € 1.800 per maand.

De dagloonreferteperiode loopt van 1 september 2016 tot 1 september 2017.

Het dagloon wordt als volgt berekend:

7 maanden ZW-uitkering x € 2.175 x 70% + 5 maanden x € 2.200 = € 21.657,50 / 261 = € 82,98.

Het WW-maandloon bedraagt 21,75 x € 82,98 = € 1.804,82. Doordat betrokkene direct aansluitend is gaan werken tegen een loon van € 1.800 was er geen sprake van relevant loonverlies en is er geen recht op WW ontstaan.

Betrokkene is in de referteperiode voor het dagloon meer dan 12 weken ziek geweest. Vervolgens wordt een herzien dagloon berekend. Hiervoor wordt de periode waarover ZW-uitkering is ontvangen naar 70% opgehoogd tot 100% door de uitkering met de factor 100/70 te vermenigvuldigen.

Het dagloon wordt dan als volgt berekend:

7 maanden ZW x € 2.175 + 5 maanden x € 2.200 = € 26.225 / 261= € 100,48.

Met dit herziene dagloon zou wel recht op een WW-uitkering zijn ontstaan.

Betrokkene zou recht hebben gehad op 12 maanden WW. Deze duur wordt vermenigvuldigd met 0,5.14

De tegemoetkoming wordt als volgt vastgesteld:

€ 100,48 – € 82,98 = € 17,50 x 70% x 6 maanden x 21,75 = € 1.598,63.

4.3 WW-dagloon al op eerder moment herzien ten gevolge van de uitspraak van de CRvB

Zoals in paragraaf 3 toegelicht zijn er ook situaties waarbij het dagloon al op een eerder moment is herzien ten gevolge van de uitspraak van de CRvB. Dit kunnen dezelfde situaties zijn als benoemd in de paragrafen 4.1 en 4.2. De berekening van de hoogte van de tegemoetkoming is voor deze gevallen hetzelfde als toegelicht in de paragrafen 4.1 en 4.2 met dien verstande dat de periode waarover de eenmalige tegemoetkoming wordt berekend niet loopt vanaf de (potentiële) eerste werkloosheidsdag, maar vanaf de (potentiële) eerste werkloosheidsdag tot de datum waarop het dagloon al is herzien.15 Vanaf de datum dat het dagloon al is herzien, wordt immers de juiste hoogte van de WW-uitkering verstrekt en wordt er geen financieel nadeel geleden.

4.4 Samenloop met verschillende uitkeringen

Het kan voorkomen dat in de kalendermaand waarin het recht op WW-uitkering (waarbij er sprake is van ziekte in de referteperiode) ontstaat, er sprake is van een eerder WW-recht, dan wel dat dat eerdere recht herleefde. Indien het dagloon van het latere WW-recht lager is dan het dagloon van het eerdere recht, is er geen nadeel geleden door het Dagloonbesluit 2015 tot het moment waarop de eerdere WW-uitkering is geëindigd.16 In die gevallen krijgt de werkloze werknemer pas vanaf de dag waarop de eerdere WW-uitkering is geëindigd een eenmalige tegemoetkoming. Artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van de Tijdelijke regeling is van toepassing op de berekening. Hierdoor geldt dat voor het latere WW-recht ook gewerkt wordt met een uitkeringspercentage van 70%, ook gedurende de eerste 43,5 rechtdagen van dat recht.17

Indien het dagloon van het latere WW-recht echter hoger is dan het dagloon van het eerder recht, is er al sprake van nadeel vanaf de dag het ontstaan van het latere recht. Er moet dan ook een ophoging plaatsvinden van de eenmalige tegemoetkoming. Deze vindt volgens dezelfde systematiek plaats als bij artikel 5a, derde lid, met dien verstande dat de einddatum van de periode waarover de eenmalige tegemoetkoming wordt berekend begrensd wordt op de datum waarop het dagloon van het latere WW-recht is herzien.18

Er kan ook sprake zijn van samenloop met een eerder WW-recht waarbij het latere WW-recht niet ontstaat (zie paragraaf 4.2). Ook in dit geval is er geen nadeel geleden door het Dagloonbesluit 2015 tot het moment waarop de eerdere WW-uitkering is geëindigd. In die gevallen wordt de eenmalige tegemoetkoming berekend met aftrek van de dagen waarop er sprake was van een eerder WW-recht.

5. Uitvoeringsaspecten, uitvoeringstoets UWV, Adviescollege toetsing regeldruk en internetconsultatie

Anders dan voor de groepen werknemers die al reeds zijn opgenomen in de Tijdelijke regeling, is het voor het UWV niet mogelijk om onderhavige groep geautomatiseerd te selecteren en te beoordelen. Voor de uitvoering van de tegemoetkoming heeft het UWV informatie nodig uit vijf systemen. Het is technisch niet mogelijk om deze systemen dusdanig aan elkaar te koppelen dat de juiste doelgroep automatisch kan worden geselecteerd. Om die reden is er bij deze derde groep voor gekozen dat WW-gerechtigden zich zelf moeten melden. Om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming geldt onder meer dat een werknemer in de dagloonreferteperiode in totaal meer dan 12 weken ziek moet zijn geweest.

Er is een mogelijkheid om een grove selectie te maken van de groep WW-gerechtigden die zich hebben ziekgemeld in en rondom de maanden waarin de referteperiode van het dagloon valt door het gebruik van de specifieke codes in de polisadministratie waaruit blijkt dat er sprake is geweest van ziekte. Dit leidt echter tot een selectie van een uitermate grote groep van WW-gerechtigden, inclusief degenen die slechts een aantal dagen ziek zijn geweest of geen inkomensvermindering hebben gehad. De omvang van deze groep is dusdanig groot, grofweg enkele honderdduizenden, dat het niet in de buurt komt van de daadwerkelijk beoogde doelgroep van de eenmalige tegemoetkoming.

Deze grote groep mensen persoonlijk informeren over het bestaan van een eenmalige tegemoetkoming, waarbij niet met zekerheid gemeld kan worden dat betrokkene in aanmerking komt voor die tegemoetkoming, zou waarschijnlijk leiden tot heel veel vragen en onzekerheid. Om die reden is er voor deze groep WW-gerechtigden voor gekozen om hen niet aan te schrijven, maar is er gekozen voor de inrichting van een registratiesysteem. Daarnaast is op verschillende manieren en kanalen informatie verstrekt over de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de eenmalige tegemoetkoming en de over mogelijkheid om geregistreerd te worden.

Geregeld is dat WW-gerechtigden zich zelf moeten melden bij het UWV als zij menen dat zij voldoen aan de voorwaarden voor toekenning van een eenmalige tegemoetkoming. UWV zal dan voor deze groep ambtshalve een eenmalige tegemoetkoming berekenen en toekennen. Hiertoe heeft het UWV op zijn website een registratiesysteem opengesteld. Betrokkenen kunnen zich gedurende een afgebakende periode (vanaf 1 januari 2018 tot en met 1 juli 2018) op de website melden. Na de sluitingsdatum van deze registratieperiode zal het UWV starten met de beoordeling van het recht op en vaststelling van de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming. Dat zal vermoedelijk betekenen dat de betalingen van de eenmalige tegemoetkoming voor deze groep in de laatste helft van 2018 zullen gaan plaatsvinden. In de situatie dat betrokkene op dat moment nog een recht heeft op WW-uitkering, zal het dagloon van de nog lopende WW-uitkering worden aangepast. Met deze aantekeningen is onderhavige wijzigingsregeling voor het UWV uitvoerbaar, met ingang van de beoogde invoeringsdatum van 1 juli 2018. Daarnaast heeft het UWV in de uitvoeringstoets aangegeven dat voorliggende wijzigingsregeling handhaafbaar is.

De regeldruk voor deze groep – althans, indien zij hun recht willen effectueren – is met de gekozen wijze beperkt. Een WW-gerechtigde die zich wil registreren is naar schatting ongeveer 20 minuten bezig met het kennisnemen van de regeling en het daadwerkelijk doen van een aanvraag. Voor werknemers die zich voor een herziening van het dagloon én een aanvraag voor een eenmalige tegemoetkoming melden bij het UWV zijn de gegevens die zij moeten aanleveren bij het UWV hetzelfde. Hierdoor wordt er voor gezorgd dat de regeldruk zoveel mogelijk beperkt blijft.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: ATR) heeft deze regeling ook getoetst. Het ATR vindt dat nut en noodzaak van de maatregelen duidelijk en adequaat in de toelichting zijn gemotiveerd.

Naar aanleiding van opmerkingen van het ATR over minder belastende alternatieven, is de toelichting aangevuld. Het ATR beveelt aan om het aantal mogelijke melders te ramen en dit op te nemen in de financiële paragraaf. De toelichting bij deze regeling is hierop aangepast.

Dat het UWV niet zonder melding of aanvraag kan vaststellen wie potentieel recht hebben op een tegemoetkoming en wat de hoogte daarvan is, heeft ook voordelen. Zo hoeven de benodigde afwijkingen van de reguliere wijze waarop een dagloon wordt bepaald voor deze groep niet te worden doorgevoerd, nu het vaststellen van het recht op een eenmalige tegemoetkoming en de hoogte daarvan een veelal handmatig proces wordt. In een aangiftetijdvak genoten loon hoeft niet per definitie te worden toegerekend aan de kalendermaand waarin de laatste dag van het aangiftetijdvak ligt. De afwijkingen in de Tijdelijke regeling ten opzichte van het Dagloonbesluit worden voor de nieuwe groep dan ook teniet gedaan. Wel wordt voor de berekening van het herziene dagloon gewerkt met een gewogen gemiddelde van de indexeringen die hebben plaatsgevonden in de periode van 1 juli 2015 tot en met 1 juli 2018. Zo wordt de uitvoering op dit punt vereenvoudigd, zonder dat dit significante gevolgen heeft voor de rechthebbende.

De voorgenomen wijzigingen (namelijk de wijziging van het Dagloonbesluit en onderhavige wijzigingsregeling) hebben in de periode van 22 januari 2018 tot en met 19 februari 2018 opengestaan voor internetconsultatie. In totaal zijn 7 reacties ontvangen (inclusief het advies van het ATR). De ontvangen reacties, voor zover deze zien op de regeling, gaan in hoofdzaak in op een tweetal punten. In de eerste plaats gaan de reacties over het feit dat werknemers die voor een tegemoetkoming en eventuele herziening in aanmerking kunnen komen, zelf een melding moeten doen bij het UWV. Gevraagd wordt of alle mogelijke inspanningen worden gedaan en middelen actief worden ingezet om deze groep te bereiken. Naar aanleiding daarvan is de toelichting aangepast, om duidelijker te maken waarom gekozen is voor het opgezette meldingssysteem.

In de tweede plaats hebben de reacties betrekking op de voorwaarde dat een WW-gerechtigde ten minste 12 weken ziek moet zijn geweest om in aanmerking te komen voor een eenmalige tegemoetkoming. Zoals ook is opgenomen in de toelichting bij paragraaf 3.1 is deze eis gesteld omdat het dan voor de WW-gerechtigde duidelijk(er) is wanneer hij in aanmerking kan komen voor het recht op een eenmalige tegemoetkoming. Deze voorwaarde is een goed te begrijpen voorwaarde zodat betrokkene zelf kan beoordelen of hij in aanmerking komt voor de eenmalige tegemoetkoming.

6. Financiering en financiële gevolgen

In de financiering van deze wijzigingsregeling wordt voorzien door het Rijk. Hiertoe wordt een rijksbijdrage verstrekt aan het UWV. De op grond van deze regeling te verstrekken tegemoetkomingen en de daaraan verbonden uitvoeringskosten komen ten laste van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De te verstrekken tegemoetkomingen worden geraamd op € 4 miljoen (inclusief sociale lasten). Dat is gebaseerd op het scenario in de uitvoeringstoets van het UWV waarbij 2.000 mensen een eenmalige tegemoetkoming succesvol aanvragen. De gemiddelde eenmalige tegemoetkoming wordt geraamd op ongeveer € 1.700 (bruto, exclusief sociale lasten).

De uitvoeringskosten van de wijzigingsregeling bedragen € 0,3 miljoen. Het betreft incidentele uitvoeringskosten (over 2018).

Artikelsgewijs

Deze wijzigingsregeling vindt haar grondslag in de artikelen 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en 3, eerste lid, juncto 9 van de Kaderwet SZW-subsidies. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen op grond van artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies tijdelijke, spoedeisende verstrekkingen van aanspraken op financiële middelen, niet zijnde subsidies, worden verstrekt. De tijdelijkheid van de aanspraken op financiële middelen vindt zijn weerslag in artikel 13, tweede lid, Tijdelijke regeling, waarin, na inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling, is bepaald dat de Tijdelijke regeling met ingang van 1 januari 2021 vervalt.

Artikel I

Onderdeel A

Onder 1 van dit onderdeel regelt het vervallen van de begripsbepaling van ziekte. In de begripsbepaling was opgenomen dat ziekte de ongeschiktheid was tot het verrichten van de bedongen arbeid als bedoeld in artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor zou ziekte waardoor niet de bedongen arbeid kon worden uitgevoerd (bij het verkrijgen van een ZW-uitkering is vaak geen sprake van een dienstverband, dus is er geen sprake van ‘bedongen arbeid’), niet onder de begripsbepaling vallen. Door het vervallen van de begripsbepaling ziet ziekte, genoemd in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdelen g en h, zowel op de situatie dat er door ziekte sprake is van een loondoorbetalingsverplichting van de werkgever, als ziekte waarvoor een ZW-uitkering wordt verkregen.

Onder 2 regelt dat de werknemer, bedoeld in eerste lid, aanhef en onderdelen g en h, is uitgesloten van de werking van artikel 1, tweede lid. Zie hiervoor ook de toelichting in de voorlaatste alinea van paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 3, eerste lid, onderdeel b, Dagloonbesluit is recent gewijzigd en werkt terug tot en met 1 december 2017. De wijziging van dat onderdeel werkt tevens door in het loonbegrip in artikel 1, eerste lid, van de Tijdelijke regeling. Die doorwerking zit in de berekening van de eenmalige tegemoetkoming, indien er sprake is van een ZW-uitkering in de referteperiode van het WW-dagloon. Aanvullingen en toeslagen op een ZW-uitkering zijn daarom geen onderdeel van het loon.

Onderdeel B

Onder 1 van dit onderdeel zorgt ervoor dat twee nieuwe doelgroepen in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming. Dat zijn de nieuwe doelgroepen die reeds zijn toegelicht in paragraaf 3.1 van het algemeen deel van deze toelichting.

Onder 2 wijzigt het derde lid van artikel 2. In dat artikellid is geregeld dat het herziene ongemaximeerde dagloon ten minste 7% hoger moet zijn dan het ongemaximeerde niet-herziene dagloon. Door de aanpassing wordt die voorwaarde ook van toepassing op de nieuwe doelgroepen. Hierbij is van belang dat de voorwaarde van ‘ten minste 7% hoger’ van toepassing is op de doelgroep in het geheel en niet op de uitsplitsing die is gemaakt in de artikelen 5ca en 5cb. Kortom: als er sprake is van een dagloon dat 4% lager is als gevolg van verminderde loondoorbetaling en 4% lager als gevolg van een ontvangen ZW-uitkering, wordt voldaan aan de voorwaarde. Ditzelfde principe geldt voor de voorwaarden ‘meer dan 12 weken ziek’.

Onder 3 wijzigt het vierde lid van artikel 2. Door die wijziging komt de werknemer die tot de nieuwe doelgroep behoort (ook) niet in aanmerking voor de eenmalige tegemoetkoming, indien de WW-uitkering blijvend en geheel is geweigerd. Deze werkloze werknemer heeft geen nadeel ondervonden van zijn te lage dagloon, nu de uitkering blijvend en geheel is geweigerd.19

Onder 4 regelt een technische verbetering; er zijn geen inhoudelijke wijzigingen.

Onder 5 voegt een nieuw zevende lid aan artikel 2 toe met betrekking tot (de beperking van) het aantal rechthebbenden op de eenmalige tegemoetkoming. Analoog aan het vijfde en zesde lid wordt (onder vernummering van het zevende lid tot het achtste lid) in het zevende lid opgenomen wanneer een werknemer, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel h, geen recht heeft op een eenmalige tegemoetkoming. Dezelfde motivering20 omtrent het geen recht hebben op een eenmalige tegemoetkoming betreffende de werknemer, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is van toepassing op het recht van de werknemer, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel h. Daarom zijn ook de uitzonderingen, genoemd in het vijfde en zesde lid, voor het recht op een eenmalige tegemoetkoming van toepassing.

Onderdeel C

In artikel 5ca is opgenomen hoe de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming moet worden berekend voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel g. Dit is reeds toegelicht in paragraaf 4.1.

In artikel 5cb is opgenomen hoe de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming moet worden berekend voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel h. Dit is reeds toegelicht in paragraaf 4.2.

Ter verduidelijking wordt opgemerkt wat het vierde lid, onderdeel b, van beide artikelen beoogt: dat indien er sprake is van minder loon als gevolg van ziekte in een aangiftetijdvak er een vervangend aangiftetijdvak wordt gebruikt waarin er geen sprake is van ziekte. Dit wordt gedaan volgens de systematiek van artikel 6 Dagloonbesluit (waardoor er, als er bijvoorbeeld sprake is van verlof in het vervangende aangiftetijdvak, vervolgens weer wordt gekeken of er in een ander vervangende aangiftetijdvak die omstandigheid niet voordoet).

In het vijfde lid van beide artikelen is opgenomen hoe de eenmalige tegemoetkoming moet worden berekend indien er sprake is van samenloop met een eerder recht, dan wel een recht dat herleeft. Dit is nader toegelicht in paragraaf 4.4 van het algemeen deel van deze toelichting.

In het zesde lid van beide artikelen is bepaald wat de hoogte van de (totale) eenmalige tegemoetkoming is indien er sprake is van samenloop binnen de artikelen. Dat kan bijvoorbeeld voorkomen indien de betrokkene in de referteperiode een paar maanden recht heeft op loondoorbetaling (waarbij de eenmalige tegemoetkoming wordt berekend op grond van het derde en vierde lid) en vervolgens later in de referteperiode een ZW-uitkering ontvangt (waarbij de eenmalige tegemoetkoming wordt berekend op grond van het eerste en tweede lid). Een vereenvoudigd voorbeeld: stel dat de referteperiode twaalf aangiftetijdvakken bevat, waarbij in de eerste drie maanden sprake is van loondoorbetaling van 70% van het dagloon van € 100, vervolgens zes maanden na herstel een dagloon van € 100 en vervolgens (na afloop van het dienstverband en terugval in de ziekte) drie maanden een ZW-uitkering van 70% van een dagloon van € 100. Het zesde lid voorziet er in dat een herzien dagloon wordt vastgesteld waarin zowel de ZW-uitkering is opgehoogd, en de lagere loondoorbetaling is vervat.21

Onderdeel D

Met onderdeel D wordt een lid toegevoegd aan artikel 5d. Zoals reeds in paragraaf 3.2 van het algemeen deel van deze toelichting uitgezet, kan het zijn dat een werkloze werknemer reeds een (geslaagd) herzieningsverzoek heeft ingediend. Het door de betrokkene geleden nadeel is daarmee beperkt. De periode waarover de eenmalige tegemoetkoming moet worden berekend, kan in dergelijke situaties worden beperkt tot de dag waarop het dagloon is herzien in verband met de bedoelde uitspraak van de CRvB. Voor de situatie waarin daadwerkelijk het recht op WW-uitkering is ontstaan, voorziet artikel 5ca reeds in een wijze waarop de eenmalige tegemoetkoming is berekend. Voor de situatie waarin geen recht op WW-uitkering is ontstaan door toepassing van artikel 16, achtste lid, WW, en er na een succesvol herzieningsverzoek alsnog een uitkering is ontstaan, dient er alsnog een berekening te worden gemaakt voor de eenmalige tegemoetkoming voor de periode van het moment van niet-ontstaan van de WW-uitkering, tot het moment van het alsnog ontstaan van de WW-uitkering.22

Onderdeel E

Met het voorgestelde onderdeel wordt de matigingsbevoegdheid van het UWV verbreed, zodat ook matiging kan plaatsvinden met betrekking tot een eenmalige tegemoetkoming in verband met een door ziekte te laag WW-dagloon. Het doel van de matigingsbevoegdheid is hetzelfde als bij de introductie van die matigingsbevoegdheid. Er zijn voorbeelden waarin er sprake is van dermate veel overcompensatie dat de verstrekking van de – niet gematigde – eenmalige tegemoetkoming niet in verhouding staat tot het eventuele geleden nadeel. In dat geval vindt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het gerechtvaardigd dat de eenmalige tegemoetkoming wordt gematigd. Hiermee worden de kosten van deze regeling gedrukt. De matigingsbevoegdheid kan door het UWV worden gebruikt in het geval van samenloop van verschillende eenmalige tegemoetkomingen, op verschillende grondslagbepalingen. Bij het gebruik van de bevoegdheid tot matiging wordt in elk geval de verhouding tussen het dagloon op grond van het Dagloonbesluit 2015, en het dagloon op grond van het Dagloonbesluit, zoals dat vanaf 1 juli 2018 luidt, in acht genomen.

Onderdeel F

In artikel 7 van de Tijdelijke regeling is de wijze waarop iemand aanspraak kan maken op een eenmalige tegemoetkoming geregeld. Betrokkenen die behoren tot de nieuwe doelgroep kunnen op aanvraag en via een melding een eenmalige tegemoetkoming verkrijgen. Zie hiervoor reeds paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting. Artikel 7 bevat ook de termijnen waarbinnen het UWV moet beslissen op een aanvraag. Deze termijnen zijn onverkort van toepassing op de nieuwe doelgroep. De wijziging van artikel 7 zorgt ervoor dat aanvragen moeten zijn gedaan voor 1 januari 2019. Hoewel dit betrekkelijk kort lijkt, heeft het UWV reeds sinds 1 januari 2018 naar mogelijk betrokkenen gecommuniceerd dat zij in aanmerking kunnen komen voor een eenmalige tegemoetkoming. Deze periode van een jaar is naar de mening van de regering een redelijke periode om een recht te verzilveren. Het verder openhouden van de aanvraagtermijn zou bezwaarlijk zijn, in verband met de inspanningen die het UWV moet verrichten (niet enkel voor de Tijdelijke regeling, maar voor het geheel aan UWV opgedragen taken). De aanvraagperiode voor de groep zogenoemde herlevers duurt langer (tot 1 april 2019). Dit omdat er slechts een kleine groep herlevers is die zichzelf moet melden en herlevers uit deze groep mogelijk later in actie zouden kunnen komen in de aanvankelijke verwachting dat UWV het recht op tegemoetkoming kon vaststellen. Bij onderhavige groep is het voor iedereen duidelijk dat zij zich zelf moeten melden.

Zoals gesteld heeft het UWV reeds sinds 1 januari 2018 gecommuniceerd dat betrokkenen mogelijk in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming. Daarvoor heeft het UWV ook een registratiesysteem opengesteld. Betrokkenen hebben zich hier kunnen melden, zonder daadwerkelijk een aanvraag te doen. Dat laatste zou ook niet succesvol kunnen, nu er voor de totstandkoming van deze wijzigingsregeling nog geen grondslag was voor het verlenen van een eenmalige tegemoetkoming (in verband met ziekte tijdens de referteperiode van het WW-dagloon). Het UWV zal deze meldingen ambtshalve oppakken. Hiertoe is ook het eerste lid van artikel 7 aangepast.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2018. Vanaf die dag is het UWV in staat om deze wijzigingsregeling uit te voeren en daarnaast meldingen in verband met dagloonherzieningen te verwerken. De inwerkingtredingsdatum houdt verband met de uitvoering van het verstrekken van de eenmalige tegemoetkoming voor de groep herlevers. Die groep komt vanaf 1 april 2018 in aanmerking voor een eenmalige tegemoetkoming. De verwachting en wens is om voor 1 juli 2018 die groep grotendeels tegemoet te komen, waarna de focus komt te liggen op de doelgroep van onderhavige regeling.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Besluit van 9 april 2015 tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met het wijzigen van de Werkloosheidswet door de Wet werk en zekerheid (Stb. 2015, 152).

X Noot
2

Besluit van 24 oktober 2016 tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met starters, stakingsdagen en 104 weken wachttijd Wet WIA (Stb. 2016, 390).

X Noot
3

Waarbij wordt opgemerkt dat voor de WW-gerechtigden de eerste dag van werkloosheid tussen 1 juli 2015 en 1 december 2016 moet liggen, om in aanmerking te komen voor herziening van het dagloon.

X Noot
4

Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (Stcrt. 2016, 56189). Het begrip Tijdelijke regeling doelt op de Tijdelijke regeling zoals die luidde voor de wijziging daarin die met deze regeling wordt aangebracht.

X Noot
5

Dit betreft uitkeringen met een eerste rechtdag op of na 1 december 2017.

X Noot
6

Dit is anders indien er, vanwege inkomsten, geen recht op een WW-uitkering is ontstaan.

X Noot
7

Deze periode komt overeen met het overgangsrecht dat is opgenomen in artikel 27c, eerste lid, van het Dagloonbesluit. Opgemerkt wordt dat nieuwe werkloosheidsuitkeringen, waarvan de beschikking is genomen op of na 15 november 2017, reeds een dagloon hebben waarbij er geen sprake is van een dagloonverlagend effect van ziekte (vgl. het vierde lid van artikel 27c).

X Noot
8

De eerste twee maanden 75%.

X Noot
9

Zie artikel 16, achtste lid, WW. Een WW-recht wordt geacht nooit te zijn ontstaan indien het verdiende inkomen meer dan 87,5% van het maandloon bedraagt (zie ook artikel 20, eerste lid, onderdeel c, WW).

X Noot
10

Stcrt. 2016, 56189, blz. 7-8.

X Noot
11

Stel dat er sprake is van een referteperiode van maar zes maanden tegen een loon van € 100 per dag. In die zes maanden is de betrokkene twee maanden ziek en heeft daardoor minder loon ontvangen (€ 70). Hierdoor is het verschil tussen het niet herziene en het herziene dagloon wel 7% (het niet herziene dagloon is € 90, het herziene dagloon is € 100), maar er wordt niet voldaan aan de eis van de minimale duur van de ziekteperiode.

X Noot
12

ECLI:NL:CRVB:2017:2406.

X Noot
13

Indien een recht niet is ontstaan vanwege inkomsten is er geen einddatum.

X Noot
14

Zie voor de ratio Stcrt. 2016, 56189, blz. 10.

X Noot
15

Met uitzondering van de eenmalige tegemoetkoming voor de werknemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel e.

X Noot
16

Zie ter duiding voorbeeld 2 op blz. 10 van Stcrt. 2017, 70855.

X Noot
17

Vgl. Stb. 2017, 70855, blz. 8.

X Noot
18

Zie voorbeeld 1 op blz. 9 van Stcrt. 2017, 70855.

X Noot
19

Nu op grond van onderdeel b, e of het nieuwe onderdeel h geen recht op WW-uitkering ontstaat, kan deze ook niet blijvend zijn geweigerd. Daardoor is de bepaling niet van toepassing is voor die doelgroepen.

X Noot
20

Stcrt. 2016, 56189, blz. 9-10.

X Noot
21

Gekozen is voor een vormgeving waarin het herziene dagloon meteen wordt verhoogd, voordat de eenmalige tegemoetkoming wordt berekend. Door de samentrekking komt de werkloze werknemer sneller in aanmerking voor een eenmalige tegemoetkoming, indien op grond van het eerste of derde lid niet voldaan is aan de eis dat het (ongemaximeerde) herziene dagloon meer dan 7% hoger moet zijn dan het (ongemaximeerde) dagloon.

X Noot
22

Vergelijk hiervoor het voorbeeld, gegeven in de derde alinea van paragraaf 3.1. Stel voor dat de betrokkene een herzieningsverzoek heeft ingediend, waardoor per 1 januari 2018 alsnog een later WW-recht is ontstaan. In dat geval heeft de betrokkene schade geleden tussen 1 november 2017 en 1 januari 2018. Daarvoor wordt ook een eenmalige tegemoetkoming berekend.

Naar boven