Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2018, 17300 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2018, 17300 | Besluiten van algemene strekking |
Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit
Besluit van 22 februari 2018, nr. 2018 -20130
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
In dit besluit zijn de regelingen inzake de vermindering, (gedeeltelijke) vrijstelling en teruggaaf van dividendbelasting gewijzigd. Aanleiding is de digitalisering van procedures voor het verkrijgen van een teruggaaf van dividendbelasting.
In dit besluit zijn een aantal goedkeuringen en praktische regelingen of aanwijzingen voor de vermindering, (gedeeltelijke) vrijstelling en teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting opgenomen.
Dit besluit actualiseert het besluit van 23 juni 2014, nr. DGB 2014/1008M, Stcrt. 2014, 18451. Aanleiding is de digitalisering van de procedures voor het verkrijgen van een teruggaaf van dividendbelasting.
Degene bij wie de opbrengst betaalbaar is gesteld, het administratiekantoor dat de opbrengst doorbetaalt aan certificaathouders, en degene tot wiens beroep het kopen of innen van dividendbewijzen gewoonlijk behoort.
Hieronder vallen ook dienstverleners die voornoemde activiteiten faciliteren
Uiteindelijk gerechtigde tot de opbrengst waarop een verzoek om teruggaaf volgens onderdeel 3 of de toepassing van (gedeeltelijke) vrijstelling volgens onderdeel 4 van Nederlandse dividendbelasting ziet
Geldlening als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
De vennootschap die de opbrengst verschuldigd is
Nederlandse uitvoeringsvoorschriften belastingverdrag Nederland – Verenigde Staten van Amerika 1992 van 13 januari 2015, DGB 2015/71M, zoals gewijzigd door het besluit van [...], nr. BLKB [...], Stcrt. [...], nr. [...]
Universele Nederlandse uitvoeringsvoorschriften 2015 inzake belastingverdragen, uitgezonderd het belastingverdrag met de Verenigde Staten van Amerika, en de Belastingregeling Nederland Curaçao van 26 november 2015, DGB 2015-5569M, zoals gewijzigd door het besluit van [...], nr. BLKB [...], Stcrt. [...], nr. [...]
Wet op de dividendbelasting 1965
Algemene wet inzake rijksbelastingen
Voor het maken van aanspraak op vermindering van Nederlandse dividendbelasting op grond van door Nederland gesloten belastingverdragen dient in bepaalde gevallen gebruik te worden gemaakt van formulieren IB 92 Universeel, IB 95 USA of IB 96 USA. Deze formulieren dienen te worden ondertekend door de aandeelhouder of de houder van de hybride lening zelf of door zijn gemachtigde. Op de desbetreffende formulieren is de eis gesteld dat, indien een gemachtigde tekent, elk formulier moet zijn vergezeld van een schriftelijke machtiging.
Ik keur goed, dat het telkenmale bijvoegen van een machtiging achterwege blijft in de gevallen waarin de vermindering van dividendbelasting uitsluitend betrekking heeft op opbrengsten van aandelen en hybride leningen die de gemachtigde op de datum van betaalbaarstelling van de opbrengst in beheer heeft, dan wel op zijn naam zijn ingeschreven in een register dat door de vennootschap die de effecten heeft uitgegeven wordt gehouden, en de gemachtigde in het bezit is van een door de Belastingdienst/kantoor Buitenland daartoe afgegeven vergunning.
Deze goedkeuring is tevens van toepassing op de intermediair die namens een gemachtigde formulieren indient en in het bezit is van een daartoe door Belastingdienst/kantoor Buitenland afgegeven vergunning.
Bij de toepassing van deze regeling dient de (intermediair van de) gemachtigde op het formulier IB 92 Universeel, IB 95 USA of IB 96 USA onder zijn naam en handtekening te vermelden:
‘Gemachtigde.
Vergunning van de Belastingdienst/kantoor Buitenland d.d. ..., nr. ...’.
Hierbij machtig ik overeenkomstig artikel 12 (delegatiebepaling) van de universele uitvoeringsvoorschriften en artikel 12 van de uitvoeringsvoorschriften VS, de directeur van de Belastingdienst/kantoor Buitenland binnen de hieronder aangegeven kaders een bijzondere regeling te treffen inzake de teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot portfoliodividenden.
Gemachtigden die jaarlijks aanzienlijke hoeveelheden verzoeken doen om teruggaaf van dividendbelasting op basis van de universele uitvoeringsvoorschriften namens gerechtigden kunnen deze verzoeken gebundeld indienen. Op een gebundelde indiening van meerdere verzoeken om teruggaaf beslist de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Aan deze bijzondere regeling zijn de volgende voorwaarden verbonden:
a. De gerechtigden hebben aanspraak op vermindering van dividendbelasting ingevolge het dividendartikel (of het interestartikel) van het van toepassing zijnde verdrag tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (en naar het vermogen), (met Protocol). Hieronder wordt mede verstaan het Besluit voorkoming dubbele belasting Nederland – Taiwan, de Belastingregeling Nederland Curaçao en de Belastingregeling Sint Maarten;
b. De gemachtigde meldt zich als deelnemer aan bij de Belastingdienst/kantoor Buitenland en wijst een contactpersoon aan ten behoeve van de communicatie met de Belastingdienst/kantoor Buitenland over de regeling;
c. Een verzoek om teruggaaf wordt ingediend namens de uiteindelijk gerechtigde tot de opbrengst waarop de Nederlandse dividendbelasting is ingehouden;
d. De gemachtigde draagt tijdig zorg voor rechtsgeldige opdrachten tot vertegenwoordiging en draagt tevens de verantwoordelijkheid voor de communicatie met de gerechtigde;
e. De opdracht tot vertegenwoordiging aan de gemachtigde omvat de instemming van de gerechtigde met het bundelen van:
– het verzoek om teruggaaf van de gerechtigde met overige verzoeken om teruggaaf;
– de beschikking op het verzoek om teruggaaf van de gerechtigde met beschikkingen op overige verzoeken om teruggaaf; en
– de betaling door de Belastingdienst op het verzoek om teruggaaf van de gerechtigde met betalingen op overige verzoeken om teruggaaf.
De gerechtigde ontvangt op verzoek een afschrift van zijn individuele beschikking;
f. De gemachtigde en de gebundelde indiening van meerdere verzoeken om teruggaaf voldoen aan door de Belastingdienst voorgeschreven technische voorwaarden. Een gebundelde indiening dient ten minste 25 individuele verzoeken om teruggaaf te bevatten;
g. De in deze regeling bedoelde verklaringen, verzoeken, gegevens en mededelingen moeten duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden gedaan of verstrekt;
h. Gemachtigde of gerechtigde is in het bezit van een gedagtekende en ondertekende verklaring van de fiscale autoriteiten over de woonplaats (woonplaatsverklaring) van de gerechtigde. Een woonplaatsverklaring mag niet ouder zijn dan 2 jaar voorafgaand aan het jaar waarin de dividendbelasting is ingehouden;
i. De voorschriften van artikel 52 AWR zijn van toepassing op de bewijsstukken die ten grondslag liggen aan een verzoek om teruggaaf;
j. Als op een verzoek om teruggaaf ten onrechte of tot een te hoog bedrag teruggaaf van dividendbelasting is verleend, brengt gemachtigde de Belastingdienst hiervan onverwijld op de hoogte. De bepalingen van artikel 20 van de AWR zijn van (overeenkomstige) toepassing;
k. De gemachtigde gaat – ongeacht de mogelijkheid tot verhaal op een gerechtigde – onvoorwaardelijk akkoord met terugbetaling aan de Belastingdienst/kantoor Buitenland van ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende teruggaven;
l. Indien bij een gemachtigde onjuistheden of onregelmatigheden ten aanzien van de uitvoering van de regeling worden geconstateerd kan de directeur van de Belastingdienst/kantoor Buitenland deze gemachtigde met onmiddellijke ingang van deelname aan de regeling uitsluiten; en
m. De gemachtigde geeft op verzoek aan de Belastingdienst/kantoor Buitenland inzicht in zijn administratieve organisatie en interne controle alsmede de geautomatiseerde ondersteuning met betrekking tot het aanbieden en verwerken van verzoeken om teruggaaf. De gemachtigde brengt de Belastingdienst/kantoor Buitenland van belangrijke wijzigingen hierin onverwijld op de hoogte. Hetzelfde geldt voor omissies waar gemachtigde bekend mee is (geworden) die kunnen leiden tot een te hoge teruggaaf. In dat geval zal gemachtigde ook de maatregel(en) communiceren die dit gevolg in de toekomst voorkomen;
n. Indien een verzoek om teruggaaf is gebaseerd op de uitvoeringsvoorschriften VS, geldt als aanvullende voorwaarde dat gemachtigde of gerechtigde in zijn administratie beschikt over een geldig en ingevuld formulier IB 95 USA of formulier IB 96 USA. Beide inclusief geldig certificaat form. 6166.
Ik keur goed dat de directeur van de Belastingdienst/kantoor Buitenland de onder paragraaf 3.2 geschetste bijzondere regeling van overeenkomstige toepassing doet zijn op de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting door gemachtigden namens de gerechtigden op basis van artikel 10 van de Wet DB.
De bijzondere regeling zal nader worden uitgewerkt in een overeenkomst conform bijlage 1 tussen de Belastingdienst en de gemachtigde.
Hierbij machtig ik overeenkomstig artikel 12 (delegatiebepaling) van universele uitvoeringsvoorschriften en artikel 12 van de uitvoeringsvoorschriften VS, de directeur van de Belastingdienst/kantoor Buitenland binnen de hieronder aangegeven kaders een bijzondere regeling te treffen inzake de toepassing van vermindering van Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot portfoliodividenden.
Ingevolge artikel 2 van de universele uitvoeringsvoorschriften en artikel 5 van de uitvoeringsvoorschriften VS is een inhoudingsplichtige of een betaalkantoor bevoegd onder de daar gestelde voorwaarden portfoliodividend uit te betalen onder aftrek van dividendbelasting tot het van toepassing zijnde verdragspercentage.
Bij het indienen van de aangifte dividendbelasting dienen vervolgens door de inhoudingsplichtige de, door de gerechtigde ingevulde en ondertekende, formulieren IB 92 Universeel of IB 96 USA (inclusief geldig certificaat form. 6166) te worden overgelegd.
Het aanleveren van deze formulieren IB 92 Universeel of IB 96 USA aan het betaalkantoor of de inhoudingsplichtige leidt in de praktijk tot de nodige administratieve lasten. Teneinde deze administratieve lasten terug te dringen kan het gelijktijdig met de aangifte dividendbelasting inleveren van de formulieren IB 92 Universeel of IB 96 USA (inclusief het certificaat form. 6166) achterwege blijven, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. De inhoudingsplichtige en het betaalkantoor melden zich als deelnemer aan bij de Belastingdienst/kantoor Buitenland en wijzen een contactpersoon aan ten behoeve van de communicatie met Belastingdienst/kantoor Buitenland over de regeling;
b. De inhoudingsplichtige of het betaalkantoor bevestigt voor elke ontvanger van de opbrengst dat hij de uiteindelijk gerechtigde is tot die opbrengst.
c. De inhoudingsplichtige of het betaalkantoor leveren uiterlijk op het tijdstip van het indienen van de aangifte dividendbelasting een overzicht in bij de Belastingdienst/kantoor Buitenland van de toegepaste vermindering van dividendbelasting.
d. De inhoudingsplichtige, het betaalkantoor en het overzicht van toegepaste vermindering van dividendbelasting voldoen aan door de Belastingdienst voorgeschreven technische voorwaarden;
e. De inhoudingsplichtige of het betaalkantoor beschikt uiterlijk vanaf het tijdstip van indiening van de aangifte in zijn administratie over een ingevuld en geldig formulier IB 92 Universeel of formulier IB 96 USA (inclusief geldig certificaat form. 6166);
f. De in deze regeling bedoelde verklaringen, gegevens en mededelingen moeten duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden gedaan of verstrekt;
g. De voorschriften van artikel 52 AWR zijn van toepassing op de bewijsstukken die ten grondslag liggen aan een overzicht van toegepaste vermindering van dividendbelasting;
h. Indien bij een van de betrokken partijen onjuistheden of onregelmatigheden ten aanzien van de uitvoering van de regeling worden geconstateerd, kan de directeur van de Belastingdienst/kantoor Buitenland de inhoudingsplichtige, het betaalkantoor, de gerechtigde of diens gemachtigde met onmiddellijke ingang van deelname aan de regeling uitsluiten;
De bijzondere regeling zal nader worden uitgewerkt in een overeenkomst tussen de Belastingdienst, de inhoudingsplichtige en het betaalkantoor.
Verzoeken om vermindering van Nederlandse dividendbelasting die is ingehouden op dividenden op aandelen (dan wel de opbrengsten van hybride leningen), kunnen collectief worden gedaan door buitenlandse fiscaal transparante entiteiten namens de achterliggende participanten (deelgerechtigden).1 In dit onderdeel wordt aangegeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden wordt tegemoetgekomen aan een collectief verzoek om teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting dat is gedaan door een buitenlandse fiscaal transparante entiteit.
Het gaat bij buitenlandse entiteiten die een collectief verzoek doen om teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting op basis van belastingverdragen om entiteiten die volgens de nationale belastingwetgeving van het andere land als fiscaal transparant worden aangemerkt en die dus zelf niet als fiscaal inwoner van dat land worden beschouwd. Deze entiteiten zijn dan ook geen inwoner van de betrokken landen in de zin van de belastingverdragen, zodat zij geen zelfstandig beroep kunnen doen op de voordelen van de belastingverdragen. Het zijn de achterliggende participanten die een beroep kunnen doen op verdragstoepassing. Indien de achterliggende participanten bij een zelfstandig beroep op verdragstoepassing recht hebben op verdragsvoordelen, komen zij elk apart in aanmerking voor die verdragsvoordelen. In beginsel moeten zij elk apart een verzoek om verdragstoepassing doen overeenkomstig de procedure die is voorgeschreven in de van toepassing zijnde uitvoeringsvoorschriften. De achterliggende participanten kunnen natuurlijke personen of lichamen zijn.
Ik keur goed dat onder de in onderdeel 5.3 vermelde voorwaarden buitenlandse fiscaal transparante entiteiten namens al hun achterliggende participanten die voor verdragstoepassing kwalificeren een collectief verzoek kunnen indienen om teruggaaf van ingehouden Nederlandse dividendbelasting overeenkomstig de toepasselijke verdragstarieven voor dividenden.
Ik merk nog op dat deze goedkeuring uitsluitend betrekking heeft op de teruggaafprocedure, en niet op de vrijstellingsprocedure.
Indien een buitenlandse fiscaal transparante entiteit gebruik wil maken van de in onderdeel 5.2 vermelde goedkeuring dient een verzoek om een algemene machtiging te worden ingediend bij de Belastingdienst/kantoor Buitenland. Pas na afgifte van de machtiging kan de buitenlandse fiscaal transparante entiteit via de website van de Belastingdienst een collectief verzoek indienen om teruggaaf namens al zijn achterliggende participanten uit verdragslanden. Aan een collectief verzoek om teruggaaf, dat op grond van een afgegeven machtiging wordt gedaan, worden de volgende voorwaarden verbonden:
1. Het collectieve verzoek dient alle verdragsgerechtigde participanten te betreffen en dient te worden gedaan per verdragsland op naam van de transparante entiteit;
2. De transparante entiteit dient in het bezit te zijn van een door de fiscale autoriteiten van de betrokken verdragsstaat gedagtekend en ondertekend document waarin deze autoriteiten verklaren dat alle verdragsgerechtigde participanten voor de toepassing van het verdrag met die staat inwoner is van die staat (woonplaatsverklaring). De woonplaatsverklaring mag niet ouder zijn dan twee jaar voorafgaand aan het jaar waarin het dividend ter beschikking is gesteld;
3. De transparante entiteit beschikt vanaf het tijdstip van indiening van het collectieve verzoek in zijn administratie over een geldig en ingevuld formulier IB 95 USA of formulier IB 96 USA voor in de Verenigde Staten gevestigde participanten. Beide inclusief geldig certificaat form. 6166;
4. Bij het collectieve verzoek bevestigt de transparante entiteit voor elke achterliggende participant dat zij de uiteindelijk gerechtigde is tot de dividenden;
5. De transparante entiteit draagt tijdig zorg voor rechtsgeldige opdrachten tot vertegenwoordiging en draagt tevens de verantwoordelijkheid voor de communicatie met de achterliggende participanten. De opdracht tot vertegenwoordiging aan de transparante entiteit omvat de instemming van de achterliggende participanten met het bundelen van:
– het verzoek om teruggaaf van de participant in één collectief verzoek met overige verzoeken om teruggaaf;
– de beschikking op het verzoek om teruggaaf van de participant in één beschikking met overige verzoeken om teruggaaf; en
– de betaling aan de participant in één totaaluitbetaling met overige betalingen aan participanten aan de transparante entiteit.
De participant ontvangt op verzoek een afschrift van zijn individuele beschikking;
6. De transparante entiteit mag geen collectief verzoek om teruggaaf namens zijn achterliggende participanten indienen, indien de achterliggende participanten zelf een verzoek om teruggaaf van ingehouden Nederlandse dividendbelasting hebben ingediend met betrekking tot dezelfde dividenden op aandelen;
7. De voorschriften van artikel 52 AWR zijn van toepassing op de bewijsstukken die ten grondslag liggen aan een collectief verzoek;
8. Indien naar aanleiding van een collectief verzoek ten onrechte of tot een te hoog bedrag teruggaaf van dividendbelasting is verleend brengt de transparante entiteit de Belastingdienst hiervan onverwijld op de hoogte. De bepalingen van artikel 20 van de AWR zijn van (overeenkomstige) toepassing;
9. De transparante entiteit gaat – ongeacht de mogelijkheid tot verhaal op een achterliggende participant – onvoorwaardelijk akkoord met terugbetaling aan de Belastingdienst/kantoor Buitenland van ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende teruggaven;
10. De voor verdragstoepassing kwalificerende participanten moeten tenminste een jaar onafgebroken eigenaar zijn van hun aandeel in de transparante entiteit. Ingeval het naar het oordeel van de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Buitenland duidelijk is dat er geen misbruik in het geding is, kan hij afwijken van de bedoelde eenjaarseis. Hierbij kan gedacht worden aan de in onderdeel 5.4 genoemde buitenlandse werknemersspaarfondsen of werknemersspaarbanken.
Het kan voorkomen dat ondernemingen voor hun werknemers centrale werknemersfondsen hebben opgericht of aandelenspaarplannen hebben ontwikkeld. Daaraan kunnen de eigen werknemers van de onderneming deelnemen. Deze werknemers kunnen dan aandelen kopen in de onderneming waaraan zij verbonden zijn. Hierdoor kan het aantal particuliere aandeelhouders van de onderneming aanzienlijk toenemen. De werknemers kunnen woonachtig zijn in verdragslanden. Onder werknemers worden in dit verband ook begrepen gepensioneerde werknemers en nabestaanden van werknemers.
Indien de aandelen van de bedoelde werknemers in hun onderneming namens hen worden gehouden door een lichaam, kan de regeling van onderdeel 5.3 hiervoor ook gelden. Dit betekent dat dit lichaam een algemene machtiging kan aanvragen voor een collectief verzoek namens de werknemers/aandeelhouders en dat pas na afgifte van de machtiging het collectief verzoek kan worden gedaan. Het betekent voorts dat de voorwaarden van onderdeel 5.3, die gelden voor transparante entiteiten, van overeenkomstige toepassing zijn, met uitzondering van voorwaarde 2. Anders dan bij de transparante entiteiten mag het hiervoor bedoelde lichaam zelf namelijk een woonplaatsverklaring afgeven. De inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Buitenland kan echter ten aanzien van personen namens wie een collectief verzoek is gedaan steekproefsgewijs verzoeken om woonplaatsverklaringen van de autoriteiten van het desbetreffende verdragsland.
De in onderdeel 5.2 vermelde goedkeuring geldt niet voor instellingen voor collectieve beleggingen in effecten als bedoeld in artikel 25 van het Nederlands-Belgische belastingverdrag 2001. Ingeval een dergelijke instelling de in dat artikel neergelegde regeling wil toepassen moet zij zich wenden tot de Belastingdienst/kantoor Buitenland voor de voorwaarden waaronder deze regeling kan worden toegepast.
Voor het recht op vermindering van bronbelasting volgens een belastingverdrag is in zijn algemeenheid vereist dat, naast andere voorwaarden, de rechthebbende op de uit een verdragsland afkomstige dividenden, interest of royalty's, voor de verdragstoepassing als inwoner van het andere verdragsland wordt aangemerkt. Voor dit inwonerschap dienen onder de belastingverdragen in Nederland gevestigde entiteiten onderworpen te zijn aan de winstbelasting/vennootschapsbelasting.
In de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 is aangegeven dat het Nederlandse verdragsbeleid erop gericht is voor van vennootschapsbelasting vrijgestelde entiteiten onderworpenheid aan belasting in een verdragsluitende staat aan te nemen. Dit wordt bereikt via de opname van een bepaling in belastingverdragen die voorschrijft dat entiteiten geacht worden aan belasting in een verdragsluitende staat te zijn onderworpen, indien deze entiteiten worden beheerst door de wetten van die staat of hun plaats van leiding in die staat hebben. Dit verdragsbeleid houdt daarmee in dat vrijgestelde entiteiten, ondanks de toepasselijke subjectieve vrijstelling, ook als verdragsinwoner worden aangemerkt en in aanmerking kunnen komen voor verdragsvoordelen. In het kader van dit onderdeel is dit vooral van belang voor pensioenfondsen, non-profitorganisaties (kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke (incl. onderzoek) of educatieve organisaties) en overheidsinstellingen (staat, provincies, gemeenten, waterschappen en financiële instellingen). Al deze met name genoemde lichamen worden hierna als ‘vrijgestelde entiteiten” aangeduid.
Indien belastingverdragen een regeling bevatten, op basis waarvan in Nederland gevestigde maar voor de vennootschapsbelasting vrijgestelde entiteiten als verdragsinwoner worden aangemerkt, vloeit hieruit reeds voort dat de Belastingdienst aan deze entiteiten, indien aan de desbetreffende bepalingen wordt voldaan, een woonplaatsverklaring kan verstrekken.
Indien belastingverdragen echter geen regeling voor verdragsinwonerschap bevatten voor vrijgestelde entiteiten (vaak het geval bij oudere verdragen), zal de Belastingdienst op basis van wederkerigheid een woonplaatsverklaring kunnen verstrekken aan in Nederland gevestigde maar van vennootschapsbelasting vrijgestelde entiteiten. Er kan van wederkerigheid worden uitgegaan, tenzij het tegendeel blijkt. In dat geval verzoek ik de desbetreffende inspecteurs mij hiervan op de hoogte te stellen. Er zal dan in overleg worden getreden met de autoriteiten van het desbetreffende verdragsland.
Aan vrijgestelde entiteiten gevestigd in een EU-lidstaat, in een
EER-staat of in een aangewezen derde staat kan ingevolge artikel 10,
tweede en derde lid in samenhang met het eerste lid, van de Wet DB (volledige) teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting worden verleend, die ten laste van hen in een kalenderjaar is ingehouden. Hierbij moet de niet in Nederland gevestigde vrijgestelde entiteit, naast andere voorwaarden, in de staat van vestiging niet aan een belastingheffing naar de winst zijn onderworpen en, moet, ware zij in Nederland gevestigd geweest, de vrijgestelde entiteit ook alhier niet aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen. De wederkerigheidseis geldt hierbij echter niet.
Het volgende besluit wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:
– besluit van 23 juni 2014, nr. DGB 2014/1008M, Stcrt. 2014, 18451.
Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.
Den Haag, 22 februari 2018
de Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck Lid van het managementteam Belastingdienst
Tussen de Belastingdienst/Kantoor Buitenland en [naam gemachtigde] hierna te noemen ‘de gemachtigde’, is de volgende regeling overeengekomen met betrekking tot gebundelde indiening van meerdere verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting.
Besluit van [...], nr. BLKB 2018 [...], Stcrt. [...].
[naam gemachtigde].
Verzoek om teruggaaf van dividendbelasting op basis van:
– Universele Nederlandse uitvoeringsvoorschriften 2015 inzake belastingverdragen, uitgezonderd het belastingverdrag met de Verenigde Staten van Amerika, en de Belastingregeling Nederland Curaçao van 26 november 2015, DGB 2018-5569M, zoals gewijzigd door het besluit van [...], nr. BLKB [...], Stcrt. [...], nr. [...],
– Nederlandse uitvoeringsvoorschriften belastingverdrag Nederland – Verenigde Staten van Amerika 1992 van 13 januari 2015, DGB 2015/71M, zoals gewijzigd door het besluit van [...], nr. BLKB [...], Stcrt. [...], nr. [...], of
– artikel 10 van de Wet op de dividendbelasting 1965.
Uiteindelijk gerechtigde tot de opbrengst waarvoor gemachtigde een verzoek indient.
Regeling inzake gebundelde indiening van meerdere verzoeken om teruggaaf door gemachtigden op basis van het Besluit.
– Het besluit maakt onder voorwaarden een regeling mogelijk waarbij gemachtigden een gebundelde indiening van meerdere verzoeken om teruggaaf kunnen doen.
– Deze overeenkomst bevat de voorwaarden en procedures voor deelname aan de regeling. Door ondertekening van deze overeenkomst gaat gemachtigde hiermee akkoord.
– Aan de regeling zijn algemene voorwaarden verbonden. Deze zijn opgenomen in bijlage 1.
– De gemachtigde geeft de Belastingdienst toestemming haar te registreren in het OIN - register en vult daartoe het Aanvraagformulier Digikoppeling / OIN in. Dit formulier is opgenomen als bijlage 2.2
– De gemachtigde en de gebundelde indiening van meerdere verzoeken om teruggaaf dienen aan bepaalde technische voorwaarden te voldoen. Deze technische voorwaarden zijn opgenomen in bijlage 3.
– De Belastingdienst controleert een gebundelde indiening van meerdere verzoeken om teruggaaf op regelniveau op een aantal elementen. Deze controle kan leiden tot afwijzing en correctie van regels. De Belastingdienst informeert de gemachtigde per regel welke correcties en afwijzingen ze heeft doorgevoerd.
– Gemachtigde spant zich in om het aantal afwijzingen en correcties tot een minimum te beperken.
– Tot één jaar na afloop van het jaar waarin gemachtigde een gebundelde indiening van meerdere verzoeken om teruggaaf heeft gedaan kan Belastingdienst/Kantoor Buitenland een controle uitvoeren. De kwaliteit van de AO/IC bepaalt de wijze en omvang waarop de controle achteraf wordt uitgevoerd. Dit kan variëren van een EDP-audit tot een detailcontrole op verzoekniveau met de onderliggende stukken. De focus is gericht op een zo doelmatig mogelijke controle.
– Belastingdienst/Kantoor Buitenland kondigt de controle vooraf schriftelijk aan, waarbij ze aangeeft welke onderliggende stukken ze wil inzien. Indien Belastingdienst/Kantoor Buitenland naast de gewone controle ook een EDP-onderzoek uitvoert worden afspraken gemaakt over de wijze waarop het te controleren geautomatiseerde bestand wordt aangeleverd of wordt een afspraak gemaakt als het onderzoek op het kantoor van de gemachtigde plaats vindt.
– Belastingdienst/kantoor Buitenland bespreekt de bevindingen van een controle met gemachtigde en legt deze vast. Indien de uitkomsten niet aan de eventuele afspraken hierover voldoen, kan Belastingdienst/kantoor Buitenland de deelname van gemachtigde aan de regeling worden opgezegd.
– Bij geconstateerde onjuistheden stuurt Belastingdienst/Kantoor Buitenland een verzoek om terugbetaling aan de gemachtigde en deze staat garant voor de betaling.
– Op een gebundelde indiening van meerdere verzoeken om teruggaaf beslist de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking.
– Het totaalbedrag van de beschikking wordt binnen drie weken overgemaakt op het door de gemachtigde bij tekenen van de overeenkomst aangegeven bankrekeningnummer.
– Wijzigen van het bankrekeningnummer vindt op door Belastingdienst/kantoor Buitenland voorgeschreven wijze plaats.
De ingangsdatum van deze regeling is [dag] [maand] [jaar].
Ondertekening
Gemachtigde |
Belastingdienst/ |
---|---|
kantoor Buitenland |
|
Naam |
Naam |
Functie |
Functie |
Plaats |
Plaats |
Datum |
Datum |
De gemachtigde dient te zijn opgenomen in het Overheidsidentificatienummer (OIN) – register. De Belastingdienst verzorgt hiervoor de registratie. Bij beëindiging van de overeenkomst tussen de Belastingdienst en de gemachtigde zal de Belastingdienst de registratie van de gemachtigde in het OIN-register laten beëindigen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-17300.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.