Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 15 augustus 2017, nummer 2017-0000012937, tot wijziging van de Algemene douaneregeling, de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 en de Uitvoeringsregeling accijns

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op het op 19 juni 1951 te Londen tot stand gekomen Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (Trb. 1951, 114), het op 28 augustus 1952 te Parijs tot stand gekomen Protocol bij het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag – nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten – nopens de rechtspositie van internationale militaire hoofdkwartieren, ingesteld uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag (Trb. 1953, 11), de op 25 mei 1964 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa inzake de bijzondere voorwaarden die toepasselijk zijn op de vestiging en het functioneren van internationale militaire hoofdkwartieren binnen het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden (Trb. 1964, 131), het op 6 oktober 1997 te Bergen (Duitsland) tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de stationering van strijdkrachten van de Bondsrepubliek Duitsland in het Koninkrijk der Nederlanden, met Protocolnotitie (Trb. 1998, 123), de op 6 oktober 1997 te Bergen (Duitsland) tot stand gekomen Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag van 19 juni 1951 tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten met betrekking tot de in het Koninkrijk der Nederlanden gestationeerde Duitse strijdkrachten, met Protocol (Trb. 1998, 124), artikel 131 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PbEU 2009, L 324), artikel 6:1 van de Algemene douanewet, artikel 39 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 21 van de Wet op de omzetbelasting 1968, de artikelen 40, 69 en 95 van de Wet op de accijns en de artikelen 14 en 31 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken in samenhang met de artikelen 40 respectievelijk 69 van de Wet op de accijns;

Besluit:

ARTIKEL I

De Algemene douaneregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In hoofdstuk 7 wordt na afdeling 7.2 een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 7.2a. MILITARIE VRIJSTELLINGEN

Artikel 7:16a

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

a. NAVO-Statusverdrag:

het op 19 juni 1951 te Londen tot stand gekomen Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (Trb. 1951, 114);

b. Hoofdkwartierenprotocol:

het op 28 augustus 1952 te Parijs tot stand gekomen Protocol bij het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag – nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten – nopens de rechtspositie van internationale militaire hoofdkwartieren, ingesteld uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag (Trb. 1953, 11);

c. buitenlandse NAVO-strijdkrachten:
  • 1°. in Nederland gelegerde buitenlandse land-, zee- of luchtstrijdkrachten van de Staten die partij zijn bij het op 4 april 1949 te Washington tot stand gekomen Noord-Atlantisch Verdrag (Stb. 1949, J 355), het NAVO-Statusverdrag of het Hoofdkwartierenprotocol;

  • 2°. het Geallieerd Hoofdkwartier, bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel c, van het Hoofdkwartierenprotocol, of bedoeld in artikel I, aanhef en onderdeel 3, van de op 25 mei 1964 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa ondertekende Overeenkomst inzake de bijzondere voorwaarden die toepasselijk zijn op de vestiging en het functioneren van internationale militaire hoofdkwartieren binnen het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden (Trb. 1964, 131);

  • 3°. andere buitenlandse NAVO-onderdelen, voor zover het NAVO-Statusverdrag of het Hoofdkwartierenprotocol daarop van toepassing is;

d. personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten:
  • 1°. een lid van de krijgsmacht als bedoeld in artikel I, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het NAVO-Statusverdrag of als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Hoofdkwartierenprotocol;

  • 2°. een lid van de civiele dienst als bedoeld in artikel I, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het NAVO-Statusverdrag of als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Hoofdkwartierenprotocol;

e. gezinslid:

een persoon als bedoeld in artikel I, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het NAVO-Statusverdrag of als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Hoofdkwartierenprotocol of een partner als bedoeld in artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Artikel 7:16b

De artikelen 7:16e tot en met 7:16h zijn niet van toepassing op:

  • a. militair personeel dat de Nederlandse nationaliteit heeft en behoort tot het personeel van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten, maar in dienst is van de Nederlandse strijdkrachten alsmede op de gezinsleden van dat personeel;

  • b. leden van de civiele dienst die de Nederlandse nationaliteit hebben en behoren tot het personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten alsmede op de gezinsleden van die leden.

Artikel 7:16c

Een op grond van deze afdeling te verlenen vrijstelling van rechten bij invoer wordt:

  • a. voorwaardelijk verleend;

  • b. voor goederen verleend voor redelijke hoeveelheden.

De inspecteur kan nadere voorwaarden en beperkingen stellen.

Artikel 7:16d

Vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor het brengen in het vrije verkeer van uitrusting, proviand, materiaal en andere goederen door of ten behoeve van buitenlandse NAVO-strijdkrachten, die bestemd zijn:

  • a. voor uitsluitend gebruik door die strijdkrachten, het personeel van die strijdkrachten of de gezinsleden van dat personeel; of

  • b. te worden verkocht in militaire winkels, kantines, restaurants, clubs of messes voor persoonlijk gebruik aan personeel van die strijdkrachten of aan de gezinsleden van dat personeel.

Artikel 7:16e
  • 1. Vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor de tijdelijke invoer van persoonlijke goederen, niet zijnde motorrijtuigen, caravans en aanhangwagens, door personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten bij eerste aankomst in Nederland om aldaar dienst te gaan doen of bij eerste aankomst van een gezinslid, dat zich bij hem komt voegen.

  • 2. Wanneer het niet-verbruikbare goederen betreft dienen de persoonlijke goederen voor de invoer in bezit en gebruik te zijn geweest en na de invoer bestemd te zijn voor persoonlijk gebruik voor de duur van het verblijf in Nederland.

Artikel 7:16f
  • 1. Vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor de tijdelijke invoer van motorrijtuigen, caravans en aanhangwagens door personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten of zijn gezinsleden voor persoonlijk gebruik.

  • 2. Aan personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten dat zijn motorrijtuigen, caravans en aanhangwagens tijdelijk wenst in te voeren met vrijstelling van rechten bij invoer, wordt door de inspecteur, na een door hem uitgevoerde registratie van het desbetreffend motorrijtuig en in voorkomend geval caravans of aanhangwagens, aan de belanghebbende een ‘verklaring vrijstelling van belastingen’ voor het desbetreffend motorrijtuig, de caravan of de aanhangwagen afgegeven.

  • 3. Een ‘verklaring vrijstelling van belastingen’ als bedoeld in het tweede lid heeft een geldigheidsduur van één jaar. Deze verklaring kan op verzoek door de inspecteur telkens met één jaar worden verlengd.

Artikel 7:16g
  • 1. De artikelen 7:16e en 7:16f zijn van overeenkomstige toepassing op het personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten en gezinsleden daarvan voor zover die in het Koninkrijk België of in de Bondsrepubliek Duitsland voor de dienstuitoefening zijn gestationeerd, maar in Nederland wonen of verblijven.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op personeelsleden van buitenlandse NAVO-strijdkrachten en van hun civiele diensten met de Belgische of Duitse nationaliteit die in Nederland wonen, maar die in hun eigen land zijn gestationeerd.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid verstrekt de bevoegde autoriteit van de zich in het Koninkrijk België of in de Bondsrepubliek Duitsland voor de dienstuitoefening bevindende buitenlandse NAVO-strijdkrachten aan de inspecteur een opgave van de namen, de nationaliteiten en de adressen in Nederland van de personeelsleden, bedoeld in het eerste lid, en van de gezinsleden van dat personeel, van het tijdstip van hun komst naar Nederland, van de registratienummers en -letters van de door hen gebezigde motorrijtuigen, alsmede van de mutaties in voormelde gegevens.

Artikel 7:16h

Voor de toepassing van de artikelen 7:16d tot en met 7:16g kan het formulier 302 worden gebruikt als douaneaangifte.

Artikel 7:16i
  • 1. Het is verboden om de met vrijstelling van rechten bij invoer tijdelijk ingevoerde goederen of in het vrije verkeer gebrachte goederen:

    • a. uit te lenen, te verpanden, te verhuren, onder bezwarende titel of om niet over te dragen, behalve als daartoe toestemming is verkregen van de inspecteur; of

    • b. anders dan voor persoonlijk gebruik aan te wenden.

  • 2. Indien een douaneschuld is ontstaan door niet-naleving van de voorwaarden voor de toekenning van vrijstelling van rechten bij invoer, wordt het met die schuld overeenkomende bedrag aan rechten bij invoer vastgesteld op het bedrag waarvoor vrijstelling werd verleend.

  • 3. De inspecteur kan toestemming verlenen om af te zien van de vrijstelling. Alsdan worden de verschuldigde rechten bij invoer voor:

    • a. motorrijtuigen vastgesteld op basis van het tarief en de dagwaarde op het tijdstip dat van de vrijstelling wordt afgezien;

    • b. gebruiksgoederen, met uitzondering van motorrijtuigen, vastgesteld op basis

    van het tarief en de restwaarde van het gebruiksgoed op het tijdstip dat van de vrijstelling wordt afgezien waarbij een afschrijvingsperiode van drie jaren wordt gehanteerd.

Artikel 7:16j

Geclassificeerde zendingen van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten, die als zodanig duidelijk van merken of aanduidingen zijn voorzien, worden niet door de inspecteur onderzocht.

B

Artikel 7:27 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste, tweede en vierde lid, wordt ‘de artikelen 7:2 tot en met 7:16’ vervangen door: de artikelen 7:2 tot en met 7:16h en 7:16j.

ARTIKEL II

De Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

In hoofdstuk 9 wordt vóór artikel 32 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 31b

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. NAVO-Statusverdrag:

het op 19 juni 1951 te Londen tot stand gekomen Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (Trb. 1951, 114);

b. Hoofdkwartierenprotocol:

het op 28 augustus 1952 te Parijs tot stand gekomen Protocol bij het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag – nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten – nopens de rechtspositie van internationale militaire hoofdkwartieren, ingesteld uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag (Trb. 1953, 11);

c. buitenlandse NAVO-strijdkrachten:
  • 1°. in Nederland gelegerde buitenlandse land-, zee- of luchtstrijdkrachten van de Staten die partij zijn bij het op 4 april 1949 te Washington tot stand gekomen Noord-Atlantisch Verdrag (Stb. 1949, J 355), het NAVO-Statusverdrag of het Hoofdkwartierenprotocol;

  • 2°. het Geallieerd Hoofdkwartier, bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel c, van het Hoofdkwartierenprotocol, of bedoeld in artikel I, aanhef en onderdeel 3, van de op 25 mei 1964 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa ondertekende Overeenkomst inzake de bijzondere voorwaarden die toepasselijk zijn op de vestiging en het functioneren van internationale militaire hoofdkwartieren binnen het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden (Trb. 1964, 131);

  • 3°. andere buitenlandse NAVO-onderdelen, voor zover het NAVO-Statusverdrag of het Hoofdkwartierenprotocol daarop van toepassing is;

d. personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten:
  • 1°. een lid van de krijgsmacht als bedoeld in artikel I, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het NAVO-Statusverdrag of als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Hoofdkwartierenprotocol;

  • 2°. een lid van de civiele dienst als bedoeld in artikel I, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het NAVO-Statusverdrag of als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Hoofdkwartierenprotocol;

e. gezinslid:

een persoon als bedoeld in artikel I, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het NAVO-Statusverdrag of als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Hoofdkwartierenprotocol of een partner als bedoeld in artikel 5a van de wet.

B

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, wordt ‘teruggaaf van betaalde belasting’ vervangen door ‘teruggaaf van betaalde belasting, tenzij anders is bepaald’ en wordt ‘een internationale organisatie, buitenlandse NAVO-strijdkrachten’ vervangen door ‘een internationale organisatie’. Voorts wordt ‘afzien van het in rekening brengen van omzetbelasting’ vervangen door ‘ter zake van de omzetbelasting het tarief van nihil toepassen’. Voorts wordt ‘geen belasting in rekening hoeft te worden gebracht’ vervangen door: ter zake van die belasting het tarief van nihil kan worden toegepast.

2. In het zesde lid wordt ‘verwerving van een motorrijtuig.’ vervangen door: verwerving van een motorrijtuig. De vrijstelling wordt verleend bij wijze van toepassing van het tarief van nihil.

C

Artikel 32a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een internationale organisatie, buitenlandse NAVO-strijdkrachten’ vervangen door: een internationale organisatie.

2. In het tweede lid wordt ‘de NAVO, buitenlandse NAVO-strijdkrachten en militaire begraafplaatsen,’vervangen door: militaire begraafplaatsen.

D

Artikel 32b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een internationale organisatie, buitenlandse NAVO-strijdkrachten’ vervangen door: een internationale organisatie.

2. In het tweede lid wordt ‘de NAVO, buitenlandse NAVO-strijdkrachten en militaire begraafplaatsen’vervangen door: militaire begraafplaatsen.

E

In artikel 40, vijfde lid, wordt ‘kan direct worden verleend’ vervangen door: kan direct, bij wijze van toepassing van het tarief van nihil, worden verleend.

F

Na artikel 41 worden dertien artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 42

  • 1. Vrijstelling van omzetbelasting bij wijze van toepassing van het tarief van nihil wordt verleend voor de levering aan en de intracommunautaire verwerving door buitenlandse NAVO-strijdkrachten van uitrusting, proviand, materiaal en goederen die bestemd zijn:

    • a. voor uitsluitend gebruik door die strijdkrachten, het personeel van die strijdkrachten of de gezinsleden van dat personeel; of

    • b. te worden verkocht in militaire winkels, kantines, restaurants, clubs of messes voor persoonlijk gebruik aan personeel van die strijdkrachten of aan de gezinsleden van dat personeel.

  • 2. Vrijstelling van accijns en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken wordt verleend voor de uitslag tot verbruik respectievelijk de uitslag van goederen die worden geleverd aan buitenlandse NAVO-strijdkrachten en die bestemd zijn:

    • a. voor uitsluitend gebruik door die strijdkrachten; of

    • b. te worden verkocht in militaire winkels, kantines, restaurants, clubs of messes voor persoonlijk gebruik aan personeel van die strijdkrachten of aan de gezinsleden van dat personeel; of

    • c. te worden verkocht voor consumptie ter plaatse in kantines, restaurants, clubs of messes van een Geallieerd Hoofdkwartier aan de personen, bedoeld in artikel 42i.

Artikel 42a

  • 1. Vrijstelling van omzetbelasting bij wijze van toepassing van het tarief van nihil wordt verleend voor de levering van goederen die door personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten of door de gezinsleden van dat personeel voor persoonlijk gebruik bij een ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 worden besteld en rechtstreeks worden afgeleverd, maar die formeel via een militaire winkel aan hen worden verkocht.

  • 2. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op:

    • a. alcoholhoudende dranken, tabaksproducten en voedingsmiddelen;

    • b. goederen waarvan het bedrag van de vergoeding per factuur minder bedraagt dan € 45;

    • c. goederen die zijn bestemd om blijvend te worden aangebracht aan een onroerend goed;

    • d. motorrijtuigen, vaartuigen en luchtvaartuigen.

  • 3. Voor de toepassing van de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, dient de ondernemer die de levering van de goederen verricht in het bezit te zijn van een vergunning die op verzoek wordt verleend door de inspecteur.

Artikel 42b

Ter zake van aan buitenlandse NAVO-strijdkrachten verleende diensten, bestemd voor officieel gebruik van die strijdkrachten, wordt met betrekking tot de omzetbelasting het tarief van nihil toegepast.

Artikel 42c

  • 1. Vrijstelling van omzetbelasting bij wijze van toepassing van het tarief van nihil wordt verleend voor de levering van aardgas, elektriciteit en leidingwater aan buitenlandse NAVO-strijdkrachten en aan het personeel van die strijdkrachten voor hun persoonlijk gebruik.

  • 2. In gevallen waarin op grond van het eerste lid een vrijstelling wordt verleend van omzetbelasting geheven ter zake van de levering van aardgas, elektriciteit of leidingwater, wordt mede een vrijstelling verleend van energiebelasting, onderscheidenlijk belasting op leidingwater. Artikel 32a, tweede en derde lid, onderscheidenlijk artikel 32b, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn eveneens van toepassing voor leveringen verricht aan personeelsleden van een civiele dienst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Hoofdkwartierenprotocol, die de Nederlandse nationaliteit hebben.

Artikel 42d

  • 1. Vrijstelling van omzetbelasting en accijns van minerale oliën wordt verleend voor levering van motorbrandstoffen aan personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten en bestemd voor persoonlijk verbruik door dat personeel in motorrijtuigen die hun eigendom zijn.

  • 2. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend tot ten hoogste de in bijlage I vermelde hoeveelheid motorbrandstoffen per maand, per personeelslid en voor maximaal één motorrijtuig.

  • 3. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt door de inspecteur op verzoek verleend in de vorm van teruggaaf van betaalde belasting aan het personeelslid, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 42e

  • 1. Vrijstelling van omzetbelasting en accijns van minerale oliën ter zake van de levering, de intracommunautaire verwerving, onderscheidenlijk de uitslag tot verbruik, wordt verleend voor minerale oliën, die in Nederland worden afgeleverd en bestemd zijn voor verbruik in luchtvaartuigen, oorlogsschepen en geregistreerde dienstvoertuigen van buitenlandse NAVO-strijdkrachten of van de bij die strijdkrachten behorende civiele diensten.

  • 2. De vrijstelling van accijns van minerale oliën ter zake van de uitslag tot verbruik wordt verleend indien de inspecteur aan de houder van een ‘vergunning accijnsgoederenplaats’ toestemming heeft verleend tot het leveren aan buitenlandse NAVO-strijdkrachten of aan de bij die strijdkrachten behorende civiele diensten.

  • 3. De vrijstelling van accijns voor reeds tot verbruik uitgeslagen minerale oliën wordt op verzoek verleend in de vorm van teruggaaf van betaalde accijns aan de strijdkrachten of de diensten, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de vrijstelling van omzetbelasting met dien verstande dat het tarief van nihil wordt toegepast, indien de inspecteur aan degene die de levering verricht daarvoor een vergunning heeft afgegeven.

Artikel 42f

  • 1. Vrijstelling van motorrijtuigenbelasting wordt verleend voor geregistreerde dienstvoertuigen van buitenlandse NAVO-strijdkrachten of van de bij die strijdkrachten behorende civiele dienst.

  • 2. Vrijstelling van motorrijtuigenbelasting wordt verleend voor ten hoogste twee motorrijtuigen die eigendom zijn van een personeelslid van buitenlandse NAVO-strijdkrachten en bestemd zijn voor persoonlijk gebruik en voor de duur van zijn verblijf in Nederland.

  • 3. De vrijstelling, bedoeld in het tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten en inwonende gezinsleden daarvan, waarbij dat personeel in het Koninkrijk België of in de Bondsrepubliek Duitsland is gestationeerd en in Nederland woont, met uitzondering van Belgische- en Duitse personeelsleden van buitenlandse NAVO-strijdkrachten die in Nederland wonen, maar in hun eigen land zijn gestationeerd.

  • 4. De bevoegde autoriteit van de zich in het Koninkrijk België of in de Bondsrepubliek Duitsland voor de dienstuitoefening bevindende buitenlandse NAVO-strijdkrachten verstrekt aan de inspecteur een opgave van de namen, de nationaliteiten en de adressen in Nederland van de personeelsleden, bedoeld in het tweede lid, van het tijdstip van hun komst naar Nederland, van de registratienummers en -letters van de door hen gebezigde motorrijtuigen, alsmede van de mutaties in voormelde gegevens.

Artikel 42g

  • 1. De goederen die met vrijstelling van omzetbelasting, van accijns of van verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, bedoeld in artikel 42, zijn geleverd aan of intracommunautair zijn verworven door buitenlandse NAVO-strijdkrachten, kunnen aan het personeel van die strijdkrachten of gezinsleden daarvan in militaire winkels, kantines, restaurants, clubs of messes worden verkocht onder voorwaarde dat:

    • a. het personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten of gezinsleden daarvan uitsluitend toegang hebben tot militaire winkels, kantines, restaurants, clubs of messes op vertoon van een geldige persoonlijke identiteitskaart die is voorzien van naam, datum en plaats van geboorte, nationaliteit, eventueel rang en stamboeknummer, foto en geldigheidsduur;

    • b. gerantsoeneerde goederen, genoemd in bijlage II, uitsluitend worden verkocht aan personeel van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten of gezinsleden daarvan die in het bezit zijn van een geldige rantsoenkaart of een elektronisch equivalent daarvan die, onderscheidenlijk dat, is afgegeven door de bevoegde autoriteit van de staat waartoe bedoelde personen behoren;

    • c. de rantsoenkaarten of het elektronische equivalent daarvan een periode vermeldt van telkens ten hoogste zesentwintig kalenderweken. Bij afgifte van die kaart wordt deze voor de reeds verstreken kalenderweken ongeldig gemaakt;

    • d. gerantsoeneerde goederen, genoemd in bijlage II, per week tot de maximale vastgestelde hoeveelheid per persoon op de rantsoenkaart of op het elektronische equivalent daarvan worden toegekend en dat die goederen alleen met ingang van de daaraan voorafgaande week gedurende vier aaneengesloten weken opneembaar zijn;

    • e. de in de militaire winkel geleverde hoeveelheid gerantsoeneerde goederen afgeschreven worden van de op de rantsoenkaart of op het elektronische equivalent daarvan vermelde hoeveelheid onder vermelding van de datum van levering;

    • f. in militaire kantines, restaurants, clubs of messes gerantsoeneerde alcoholhoudende dranken slechts worden verkocht voor consumptie ter plaatse;

    • g. in militaire kantines, restaurants, clubs of messes tabaksproducten uitsluitend worden verkocht in de kleinhandelsverpakking en afgeschreven worden op de rantsoenkaart of op het elektronische equivalent daarvan.

  • 2. Met toestemming van de inspecteur en onder eventueel door hem te stellen voorwaarden kan het beheer en de exploitatie van militaire winkels, kantines, restaurants, clubs of messes worden uitbesteed aan derden.

Artikel 42h

De inspecteur kan toestemming verlenen om af te zien van de vrijstelling. Alsdan wordt de verschuldigde belasting voor:

  • a. motorrijtuigen vastgesteld op basis van het tarief en de dagwaarde op het tijdstip dat van de vrijstelling wordt afgezien;

  • b. gebruiksgoederen, met uitzondering van motorrijtuigen, vastgesteld op basis van het tarief en de restwaarde van het gebruiksgoed op het tijdstip dat van de vrijstelling wordt afgezien waarbij een afschrijvingsperiode van drie jaren wordt gehanteerd.

Artikel 42i

  • 1. Vrijstelling van omzetbelasting wordt verleend voor de levering van tabaksproducten, spijzen of alcoholhoudende dranken aan gepensioneerde leden van een krijgsmacht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Hoofdkwartierenprotocol en aan gepensioneerde leden van de civiele dienst, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Hoofdkwartierenprotocol, voor consumptie ter plaatse in kantines, restaurants, clubs of messes van een Geallieerd Hoofdkwartier.

  • 2. Gepensioneerd personeel van een krijgsmacht als bedoeld in artikel I, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het NAVO-Statusverdrag of de weduwen en de weduwnaars van dat personeel, mogen niet-accijnsgoederen kopen in militaire winkels na daartoe van de inspecteur toestemming te hebben gekregen. Leveringen van goederen die bedoelde personen in dergelijke winkels hebben gekocht worden aangemerkt als uitvoer. Vervolgens worden die goederen op het tijdstip waarop de leveringen worden verricht aangemerkt als door bedoelde personen tegen betaling van een forfaitair belastingtarief van 16% in het vrije verkeer te zijn gebracht.

  • 3. De inspecteur kan aan een toestemming als bedoeld in het tweede lid voorwaarden verbinden.

  • 4. De inspecteur is bevoegd een verleende toestemming als bedoeld in het tweede lid geheel of gedeeltelijk in te trekken, indien aan de voorwaarden, waaronder de toestemming is verleend, niet wordt voldaan.

Artikel 42j

  • 1. Op personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten en de gezinsleden van dat personeel, voor zover dat personeel in het Koninkrijk België of in de Bondsrepubliek Duitsland voor de dienstuitoefening is gestationeerd en in Nederland woont, is artikel 42i van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De bevoegde autoriteit van de zich in het Koninkrijk België of in de Bondsrepubliek Duitsland voor de dienstuitoefening bevindende buitenlandse NAVO-strijdkrachten verstrekt aan de inspecteur een opgave van de namen, de nationaliteiten en de adressen in Nederland van de personeelsleden, bedoeld in het eerste lid, alsmede van hun gezinsleden, van het tijdstip van hun komst naar Nederland, van de registratienummers en -letters van de door hen gebezigde motorrijtuigen, alsmede van de mutaties in voormelde gegevens.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op Belgische- en Duitse personeelsleden van buitenlandse NAVO-strijdkrachten die in Nederland wonen, maar in hun eigen land zijn gestationeerd.

Artikel 42k

Het is niet toegestaan gerantsoeneerde goederen te kopen voor een ander, behoudens in de volgende gevallen:

  • a. een gezinslid mag voor een ander lid van het gezin met gebruikmaking van diens rantsoenkaart of een elektronisch equivalent daarvan aankopen verrichten;

  • b. opperofficieren en vlagofficieren kunnen een ondergeschikte machtigen om de normaal toegestane hoeveelheid gerantsoeneerde goederen te kopen. De gemachtigden leggen bij de aankoop de schriftelijke machtiging van hun officier over en de rantsoenkaart of een elektronisch equivalent daarvan van die officier;

  • c. personen die bevoegd zijn gerantsoeneerde goederen te kopen, maar die daartoe niet in staat zijn, kunnen een gemachtigde aanwijzen die zelf eveneens tot aankoop in militaire winkels gerechtigd is, om de aankopen te doen. De gemachtigde legt bij de aankoop een door de volmachtgever ondertekende machtiging over en de rantsoenkaart of een elektronisch equivalent daarvan van de volmachtgever.

Artikel 42l

  • 1. De artikelen 42a, 42f, tweede lid, en 42j zijn niet van toepassing op militair personeel dat de Nederlandse nationaliteit heeft en behoort tot de buitenlandse NAVO-strijdkrachten, maar in dienst is van de Nederlandse strijdkrachten alsmede op de gezinsleden van dat personeel.

  • 2. Onverminderd artikel 42, derde lid, zijn de artikelen 42a, 42d, 42f, tweede lid, 42i en 42j niet van toepassing op leden van de civiele dienst die de Nederlandse nationaliteit hebben en behoren tot het personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten alsmede op de gezinsleden van die leden.

ARTIKEL III

De Uitvoeringsregeling accijns wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 18 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. plaatsen van waaruit door buitenlandse NAVO-strijdkrachten als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel c, van de wet accijnsgoederen rechtstreeks worden geleverd aan personeel van die strijdkrachten of hun gezinsleden.

B

Na artikel 62 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 62a

In afwijking van artikel 95, eerste lid, van de wet mogen tabaksproducten worden verkocht, te koop worden aangeboden of worden afgeleverd in onderscheidenlijk aan militaire winkels, kantines, restaurants, clubs of messes als bedoeld in artikel 42g van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 zonder dat op die producten of kleinhandelsverpakking een accijnszegel is aangebracht.

ARTIKEL IV

Artikel 42c, derde lid, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 vervalt twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, genoemd in artikel VI.

ARTIKEL V

Na de inwerkingtreding van deze regeling, genoemd in artikel VI, worden geen nieuwe toestemmingen als bedoeld in artikel 42i, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 door de inspecteur afgegeven.

ARTIKEL VI

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

BIJLAGE I, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 42D, TWEEDE LID, VAN DE UITVOERINGSREGELING ALGEMENE WET INZAKE RIJKSBELASTINGEN 1994

Vrijstelling van omzetbelasting en accijns van minerale oliën voor levering van motorbrandstoffen in motorrijtuigen, per persoon en per maand:

Personeel van Amerikaanse of Canadese strijdkrachten of de civiele diensten daarvan

60 PK of meer motorvermogen

400 L benzine of 300 L diesel

41 tot 60 PK motorvermogen

240 L benzine of 180 L diesel

40 PK of minder motorvermogen

160 L benzine of 120 L diesel

Personeel van de overige buitenlandse NAVO-strijdkrachten en het militair personeel dat de Nederlandse nationaliteit heeft en verbonden is aan een Geallieerd Hoofdkwartier

150 liter benzine, diesel of vloeibaar gemaakt petroleumgas (lpg)

BIJLAGE II, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 42G, EERSTE LID, VAN DE UITVOERINGSREGELING ALGEMENE WET INZAKE RIJKSBELASTINGEN 1994

Maximale hoeveelheid tabaksproducten per persoon en per week
 

Personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten

Gezinsleden

Sigaretten of

300

80

Sigaren of

60

20

Cigarillo’s of

100

30

Rooktabak

250 gram

100 gram

Maximale hoeveelheid alcoholhoudende dranken per persoon en per week
 

Personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten

Gezinsleden

Alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22 volume percenten

2 liter

2 liter

Overige alcoholhoudende dranken, wijn en bier

redelijke hoeveelheden

redelijke hoeveelheden

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

De wijziging van de Algemene douaneregeling (Adr), de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (UR AWR 1994) en de Uitvoerings-regeling accijns codificeert de uitwerking van de bestaande verdragen ten aanzien van bepaalde fiscale privileges die gelden voor de buitenlandse NAVO-strijdkrachten en de personeelsleden van die strijdkrachten die voor de dienstuitoefening in Nederland zijn gestationeerd. Deze codificatie is in het kader van de rechtszekerheid wenselijk om voor alle betrokkenen een beter overzicht te verkrijgen van alle thans geldende afspraken en om het aantal beleidsbesluiten te verminderen.

De wijzigingen van de Adr en UR AWR 1994 hebben betrekking op rechten bij invoer, omzetbelasting, belastingen op milieugrondslag, opslag duurzame energie, belastingen van personenauto’s en motorrijwielen, motorrijtuigenbelasting inclusief provinciale opcenten, accijnzen inclusief eventuele voorraadheffing, en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Aangesloten wordt bij de systematiek en terminologieën die gebruikt worden in de Adr en UR AWR 1994.

Uitgangspunt van deze wijziging is dat in principe de bestaande fiscale privileges op basis van de huidige verdragen op het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige codificatie gehandhaafd blijven.

In de loop der jaren zijn naast de in de diverse verdragen overeengekomen fiscale privileges voor de buitenlandse NAVO-strijdkrachten in Nederland, ook fiscale privileges aan die strijdkrachten toegekend die niet rechtstreeks zijn gebaseerd op een verdrag, maar geacht werden te passen in het internationaal gebruik. Deze zijn toegekend bij talrijke beleidsbesluiten en brieven van en namens de Staatssecretaris van Financiën, zoals bij de Douaneregeling hoofdkwartier AFCENT.1

In 1967 vestigde HQ AFCENT (Allied Forces Central Europe) zich als NAVO-eenheid te Brunssum en kreeg de status van Internationaal NAVO-hoofdkwartier. In 2000 is HQ AFCENT gereorganiseerd tot Regional Headquarters Allied Forces North Europe (RHQ AFNORTH), waarna het in 2004 is omgedoopt tot Joint Force Command Brunssum (JFC HQ Brunssum).

Het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa, Supreme Headquarters Allied Powers Europe (SHAPE) is in Brussel gevestigd. Onder SHAPE vallen twee internationale militaire hoofdkwartieren, één voor het noordelijk deel (JFC HQ Brunssum) en één voor het zuidelijk deel van Europa (JFC HQ Napels). JFC HQ Brunssum is thans het enige hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Nederland.

Voor de uitwerking van de fiscale privileges voor de buitenlandse NAVO-strijdkrachten heeft de Staatssecretaris van Financiën in het verleden gebruik gemaakt van de bevoegdheid die hem is toegekend op basis van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Algemene douanewet (Adw) om vrijstelling van belasting te verlenen in de gevallen waarin het volkenrecht of naar zijn oordeel het internationale gebruik daartoe noopt, en daarbij nadere regels te stellen. Enkele van de besluiten van de Staatsecretaris van Financiën zijn reeds opgenomen in de UR AWR 1994.

De fiscale privileges die aan de buitenlandse NAVO-strijdkrachten worden verleend worden in twee categorieën verdeeld:

  • 1°. de vrijstellingen die worden verleend aan de militaire organisatie als zodanig;

  • 2°. de persoonlijke vrijstellingen voor het militaire personeel van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten, het personeel van de civiele dienst van die strijdkrachten en de gezinsleden van bedoelde personeelsleden.

Deze wijzigingsregeling gaat uit van dit zelfde onderscheid tussen het verlenen van vrijstelling van belastingen ter zake van de aankoop en levering van goederen ten behoeve van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten en voor hun personeel.

De onderhavige codificatie van bestaande fiscale privileges heeft tot gevolg dat alle beleidsbesluiten en brieven van de Staatssecretaris van Financiën waarin die privileges zijn uitgewerkt, maar niet formeel zijn ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige codificatie hun belang hebben verloren en materieel geen werking meer hebben en de facto zijn ingetrokken.

2. De fiscale privileges van buitenlandse NAVO-strijdkrachten en de personeelsleden van die strijdkrachten

Een aantal Europese landen, waaronder Nederland, heeft eind jaren ’40 van de vorige eeuw met de Verenigde Staten van Amerika en Canada de verdedigingsactiviteiten voor hun gezamenlijke grondgebied in Europa gebundeld en hebben deze landen daartoe de NAVO opgericht. De onderlinge afspraken over de gemeenschappelijke verdediging zijn vastgelegd in het NAVO-verdrag van 19492 en in diverse multilaterale en bilaterale afspraken. Ook is afgesproken dat men in vredestijd elkaars strijdkrachten en het personeel van de civiele dienst van die strijdkrachten op elkaars grondgebied toelaat. Hierbij zijn nadere afspraken gemaakt, ten aanzien van de fiscale privileges van de strijdkrachten op elkaars grondgebied. In NAVO-verband hebben zich op het grondgebied van Nederland in Europa onderdelen van buitenlandse NAVO-strijdkrachten en het militaire personeel en personeel van de civiele dienst van die strijdkrachten gestationeerd. Deze militaire organisaties en hun personeel genieten fiscale privileges, een zogeheten statusregeling die is gebaseerd op de in internationaal verband gemaakte afspraken. De privileges die gelden voor de personeelsleden van de strijdkrachten en de personeelsleden van de civiele dienst van die strijdkrachten vloeien in principe voort uit de aan de buitenlandse strijdkrachten gegeven privileges en gelden doorgaans uitsluitend voor zover de aanspraak specifiek samenhangt met hun stationering. In dit licht zijn de privileges meestal afhankelijk gesteld van ‘de uitoefening van de dienst’. De realisatie van die fiscale privileges maakt deel uit van het takenpakket van de Staatssecretaris van Financiën.

Ten behoeve van de fiscale privileges van buitenlandse NAVO-strijdkrachten en hun militair personeel en personeelsleden van de civiele dienst van die strijdkrachten zijn in het kader van deze wijzigingsregeling met name twee internationale overeenkomsten van belang, te weten: het NAVO-Statusverdrag3 en ter aanvulling daarop het Hoofdkwartierenprotocol4, ook wel het ‘Paris Protocol’ geheten. Voor de in Nederland gelegerde personeelsleden van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten voorziet het NAVO-Statusverdrag in fiscale privileges om ervoor te zorgen dat betrokkenen van hun plaatsing in Nederland geen fiscaal nadeel ondervinden. Daarom bestaat er op grond van het NAVO-Statusverdrag een recht op vrijstelling van in Nederland geheven belastingen als buitenlandse NAVO-strijdkrachten en hun personeel naar Nederland komen om daar dienst te vervullen. De vrijstellingen van rechten bij invoer ten behoeve van buitenlandse NAVO-strijdkrachten als organisatie en hun personeelsleden alsmede de daarvoor door hen te volgen (douane)procedures worden door het Europese recht overgelaten aan de lidstaten van de Europese Unie.5 Die vrijstellingen en de te volgen (douane)procedures vinden hun basis in eerdergenoemde internationale overeenkomsten en zijn verder uitgewerkt in bilaterale regelingen. Daarbij kunnen een verdragsluitende partij, de zendstaat, waartoe de buitenlandse NAVO-strijdkrachten behoren, en een verdragsluitende partij, het gastland, op wier grondgebied die strijdkrachten zich bevinden, nader aanvullende afspraken vastleggen over de fiscale rechtspositie van door de zendstaat in het gastland te plaatsen organisatieonderdelen en defensiepersoneel. Voorbeelden van dergelijke aanvullende afspraken zijn de notawisseling tussen de Nederlandse en de Amerikaanse Regering inzake legering van Amerikaanse troepen in Nederland, met Bijlagen van 13 augustus 1954 (Trb. 1954, 120), de notawisseling tussen de Nederlandse en de Amerikaanse Regering inzake ontheffing van belastingen met betrekking tot Amerikaanse uitgaven in Nederland voor de gemeenschappelijke defensie van 7 maart 1952 (Trb. 1952, 83), de op 25 mei 1964 te Parijs gesloten Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa inzake de bijzondere voorwaarden die toepasselijk zijn op de vestiging en het functioneren van internationale militaire hoofdkwartieren binnen het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden (Trb. 1964, 131), de briefwisseling tussen de Nederlandse Regering en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa (SHAPE) betreffende het functioneren in Nederland van het Hoofdkwartier van de Geallieerde strijdkrachten in Centraal-Europa (AFCENT) van 26 mei 1969 en 17 juni 1969 (Trb. 1969, 165 en 166), de notawisseling tussen de Nederlandse Regering en de Duitse Bondsregering houdende een overeenkomst inzake het gebruik van formulieren overeenkomstig artikel XI van het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (Trb. 1965, 215) en de notawisseling tussen de Nederlandse Regering en de Canadese Regering houdende een overeenkomst inzake het gebruik van formulieren overeenkomstig artikel XI van het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun strijdkrachten (Trb. 1980, 163).

Wat de verhouding van het Hoofdkwartierenprotocol tot het NAVO-Statusverdrag betreft, bepaalt het Hoofdkwartierenprotocol dat het NAVO-Statusverdrag van toepassing is, voor zover het Hoofdkwartierenprotocol niets anders bepaalt.

In het verleden zijn veelal de in internationaal verband gemaakte afspraken over de fiscale privileges voor in Nederland gelegerde buitenlandse NAVO-strijdkrachten van verschillende nationaliteiten en hun personeel met de daarbij behorende procedures nader uitgewerkt in talrijke beleidsbesluiten en brieven voor individuele gevallen van of namens de Staatssecretaris van Financiën. Naast de hiervoor genoemde internationale overeenkomsten en bilaterale regelingen vormen ook deze documenten het uitgangspunt voor de onderhavige codificatie van de fiscale privileges voor het uitwisselings- en detacheringpersoneel van de betreffende strijdkrachten.

Door de grote verscheidenheid aan regelingen waarin de fiscale privileges van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten en hun personeel zijn neergelegd, is er in Nederland in de loop der tijd een onoverzichtelijke situatie ontstaan. Bovendien zijn bedoelde regelingen op bepaalde punten sterk verouderd en sluiten deze niet meer goed aan bij de ontwikkelingen die het fiscale recht en de Belastingdienst hebben doorgemaakt.

3. EU-aspecten

Vrijstellingen die gelden voor strijdkrachten die ter uitvoering van internationale overeenkomsten op het grondgebied van een lidstaat zijn gestationeerd en die niet onder het gezag staan van die lidstaat zijn in het kader van de Europese Unie niet volledig geharmoniseerd. Lidstaten hebben expliciet de competentie regelgeving ter zake op te stellen. Voor de omzetbelasting en de accijnzen is in de op die belastingen ziende richtlijnen bepaald dat een vrijstelling van belasting geldt voor buitenlandse NAVO-strijdkrachten en hun personeel.6 Voor wat betreft de rechten bij invoer wordt het verlenen van de vrijstelling overgelaten aan de lidstaten.7

Aan de wijzigingen in deze regeling zijn verder geen EU-aspecten verbonden.

4. Budgettaire aspecten, uitvoeringskosten en administratieve lasten

Aan deze wijzigingsregeling zijn geen additionele budgettaire effecten verbonden omdat met deze wijzigingsregeling de bestaande situatie wordt gecontinueerd. De wijzigingen behelzen een codificatie van de reeds bestaande praktijk. Naar verwachting zal deze codificatie een verlichting betekenen voor de uitvoeringspraktijk en zal deze geen effect hebben op de administratieve lasten voor de vrijstellinggenietenden.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (Afdeling 7.2a. Militaire vrijstellingen, van de Algemene douaneregeling)

Afdeling 7.2a. Militaire vrijstellingen strekt ertoe de huidige fiscale privileges ter zake van de invoer van goederen wettelijk te verankeren in de Adr.

Artikel 7:16a van de Algemene douaneregeling

In artikel 7:16a van de Adr is een aantal begripsbepalingen opgenomen die noodzakelijk zijn om de met de codificatie gewenste ordening en systematisering van de fiscale privileges van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten en het personeel van die strijdkrachten in de Adr te kunnen bewerkstelligen.

Met het begrip ‘buitenlandse NAVO-strijdkrachten’ opgenomen in artikel 7:16a, onderdeel c, van de Adr wordt in deze regeling uitsluitend de buitenlandse militaire organisatie van een NAVO-lidstaat in Nederland bedoeld. Deze organisatie heeft een eigen fiscale rechtspositie die los staat van die van haar militaire personeelsleden en van de leden van haar civiele dienst.

Voor het begrip ‘personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten’ in artikel 7:16a, onderdeel d, van de Adr is aangesloten bij het NAVO-Statusverdrag en het Hoofdkwartierenprotocol. Zowel voor het buitenlands militair personeel als voor de leden van de civiele dienst van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten geldt de voorwaarde dat betrokkenen voor de dienstuitoefening in Nederland zijn gestationeerd of werkzaam zijn willen zij aanspraak kunnen maken op de fiscale privileges.

Militair personeel met de Nederlandse nationaliteit dat is verbonden aan een Geallieerd Hoofdkwartier valt voor de toepassing van deze wijzigingsregeling eveneens onder het begrip ‘personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten’, tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld. Dit houdt verband met artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Hoofdkwartierenprotocol waarbij sprake is van het militair personeel van elke Staat die partij is bij het Noord-Atlantisch Verdrag zodat bij een Geallieerd Hoofdkwartier in beginsel geen onderscheid wordt gemaakt naar de nationaliteit van het daaraan verbonden personeel. Dat leidt ertoe dat het bij een Geallieerd Hoofdkwartier gestationeerde Nederlands militair personeel ook onder het NAVO-Statusverdrag en het Hoofdkwartierenprotocol valt. Op basis van artikel 8, derde lid, van het Hoofdkwartierenprotocol kunnen echter bepaalde privileges aan dat personeel worden ontzegd. Wanneer een vrijstelling niet van toepassing is op bedoeld Nederlands militair personeel, wordt dit in de regeling uitdrukkelijk bepaald.

Daarentegen vallen leden van de civiele diensten met de Nederlandse nationaliteit die verbonden zijn aan of in dienst zijn van buitenlandse NAVO-strijdkrachten voor de toepassing van deze wijzigingsregeling niet onder het begrip ‘personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten’. Uit het NAVO-Statusverdrag en het Hoofdkwartierenprotocol vloeien immers geen verplichtingen voor Nederland voort om aan leden van bedoelde civiele diensten met de Nederlandse nationaliteit fiscale privileges te verlenen. Waar voor het verlenen van fiscale privileges aan leden van civiele diensten met de Nederlandse nationaliteit aanleiding bestaat, wordt dit in de vrijstelling uitdrukkelijk bepaald. Personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten met een dubbele nationaliteit wordt in de definitieomschrijving niet uitgesloten, gelet op de context van artikel X, vierde lid, van het NAVO-Statusverdrag.

Onder personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten wordt mede begrepen militair personeel uit andere NAVO-lidstaten dat in Nederland tijdelijk is gestationeerd of in Nederland werkzaam is op basis van uitwisselings- en detacheringprogramma’s en in het bezit is van een aan het NAVO-Statusverdrag ontleende rechtspositie.

In artikel 7:16a, onderdeel e, van de Adr wordt voor de omschrijving van ‘gezinslid’ aangesloten bij de in het NAVO-Statusverdrag en het Hoofdkwartierenprotocol opgenomen begripsomschrijving. Voor het begrip ‘partner’ is tevens aansluiting gezocht bij artikel 5a van de Awr. Dit houdt verband met de maatschappelijke ontwikkelingen rond huwelijk en samenwonen in Nederland, waarbij aan het ongehuwd samenwonen steeds meer dezelfde gevolgen worden gekoppeld als aan het huwelijk. Deze gevolgen werken door in de Nederlandse fiscale wetgeving.

Artikel 7:16b van de Algemene douaneregeling

In artikel 7:16b van de Adr wordt expliciet tot uitdrukking gebracht dat militair personeel en personeelsleden van civiele diensten van buitenlandse NAVO-strijdkrachten met de Nederlandse nationaliteit en gezinsleden van dat personeel geen recht hebben op de vrijstellingen die zijn opgenomen in afdeling 7.2a van de Adr.

Artikel 7:16c van de Algemene douaneregeling

Op de verwijzing naar artikel 39 van de AWR na is artikel 7:16c, van de Adr gelijkluidend aan het huidige artikel 32, eerste lid, van de UR AWR 1994.

In artikel 7:16c, onderdeel a, van de Adr wordt bepaald dat een vrijstelling van rechten bij invoer voorwaardelijk wordt verleend. Het begrip ‘rechten bij invoer’ wordt gebruikt in dezelfde betekenis die artikel 1:3, eerste lid, onderdeel f, van de Algemene douanewet daaraan geeft en omvat de invoerrechten en andere Europeesrechtelijke belastingen die doorgaans vanwege de invoer worden geheven. Het begrip ‘voorwaardelijk’ leidt ertoe dat in bepaalde concreet omschreven gevallen de invoer kan plaatsvinden met vrijstelling van rechten bij invoer onder voorwaarde dat de goederen een bepaalde bestemming volgen of op grond van het gebruik dat de vrijstellinggenietende van de goederen moet maken. Het voorwaardelijk karakter van een vrijstelling van rechten bij invoer brengt voorts mee dat er vanaf enig moment waarop de verkrijger van de vrijstelling niet meer voldoet aan de voor de vrijstelling geldende voorwaarden, een belastingschuld op dat latere moment kan ontstaan.

Voor de uitleg van het begrip ‘redelijke hoeveelheden’ in artikel 7:16c, onderdeel b, van de Adr wordt aangesloten bij artikel XI, vierde lid, eerste volzin, van het NAVO-Statusverdrag. Met het hanteren van dat begrip wordt beoogd oneigenlijk gebruik en misbruik van de vrijstelling zo veel mogelijk te voorkomen. Het is niet eenvoudig op voorhand exact te bepalen wat onder redelijke hoeveelheden moet worden verstaan. Door de algemene formulering beschikt de inspecteur over een beoordelingsmarge inzake de vraag wat in een concreet geval redelijk is of niet. In elk geval mag uit de aard of hoeveelheid van de in te voeren goederen geen commerciële bijbedoeling blijken.

Artikel 7:16c, laatste volzin, van de Adr geeft aan de inspecteur de bevoegdheid om aan het verlenen van een vrijstelling van rechten bij invoer nadere voorwaarden en beperkingen te stellen. De algemene formulering geeft de inspecteur ruimte om voorwaarden te stellen om de naleving te waarborgen van de vrijstellingsvoorwaarden en om quota voor bepaalde goederen te hanteren.

Artikel 7:16d van de Algemene douaneregeling

Artikel 7:16d van de Adr is een uitwerking van artikel XI, vierde lid, van het NAVO-Statusverdrag en maakt mogelijk dat het brengen in het vrije verkeer van uitrusting, proviand, materiaal en andere goederen die bestemd zijn om uitsluitend door buitenlandse NAVO-strijdkrachten, het personeel daarvan of de gezinsleden te worden gebruikt, met vrijstelling van rechten kan plaatsvinden. Ander gebruik moet volgens de gewone belastingregels worden belast. De vrijstelling van rechten bij invoer voor de invoer van goederen wordt verleend aan de militaire organisatie en die goederen mogen onder diens verantwoordelijkheid verkocht worden aan het personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten en de gezinsleden van dat personeel voor zover zij aan het NAVO-Statusverdrag of aan het Hoofdkwartierenprotocol fiscale privileges kunnen ontlenen.

De militaire winkels, kantines, restaurants, clubs of messes die bedoeld worden in artikel 7:16d, aanhef en onderdeel b, van de Adr zijn ruimtes of inrichtingen die zijn gelegen binnen of buiten een als zodanig aangewezen basis van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten waarin goederen met vrijstelling van rechten bij invoer mogen worden verkocht aan de geprivilegieerden, de vrijstellingsgenietenden. Het brengen in het vrije verkeer met vrijstelling van rechten bij invoer hoeft niet noodzakelijkerwijs vanuit een land of grondgebied buiten het grondgebied van de Unie te geschieden, maar kan ook plaatsvinden bijvoorbeeld vanuit een douane-entrepot in het douanegebied van de Unie. Dat het personeel van de buitenlandse strijdkrachten of zijn gezinsleden de met vrijstelling van rechten ingevoerde genoemde goederen met vrijstelling van belasting mag kopen wordt vervolgens geregeld bij de artikelen 42i en 42j van de UR AWR 1994.

Artikel 7:16e van de Algemene douaneregeling

De vrijstelling van rechten bij invoer die is opgenomen in artikel 7:16e van de Adr is bestemd voor het personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten en is een uitwerking van artikel XI, vijfde lid, van het NAVO-Statusverdrag en deels van artikel 8, tweede lid, van het Hoofdkwartierenprotocol. Het genoemde artikel 7:16e voorziet erin dat persoonlijke goederen bij eerste aankomst in Nederland van dat personeel of bij eerste aankomst van een gezinslid van dat personeel met vrijstelling van rechten kunnen worden ingevoerd. De met vrijstelling tijdelijk ingevoerde goederen blijven ingevolge artikel 134, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie (DWU)8 gedurende het verblijf van bedoeld personeel in Nederland onder douanetoezicht.

Persoonlijke goederen zijn goederen die voor het persoonlijk gebruik van de belanghebbenden of voor de behoeften van hun huishouden dienen. Voorbeelden hiervan zijn: meubilair, beddengoed, kleding, eigen gereedschap, fiets, normale huisvoorraad alcoholhoudende dranken en levensmiddelen en huisdieren. Het mogen geen goederen zijn voor handelsdoeleinden. Wanneer het niet-verbruikbare goederen betreft moeten deze persoonlijke goederen bij eerste aankomst in Nederland van het betreffende personeelslid van buitenlandse NAVO-strijdkrachten of bij eerste aankomst van een van zijn gezinsleden, reeds deel hebben uitgemaakt van de inboedel van dat personeelslid en zijn gezin bij hen in bezit en gebruik zijn. Niet-verbruikbare goederen zijn goederen die niet verdwijnen of tenietgaan na het eerste gebruik bijvoorbeeld een motorrijtuig. Verbruikbare goederen zijn bijvoorbeeld etenswaren.

Artikel 7:16f van de Algemene douaneregeling

Artikel 7:16f van de Adr is een uitwerking van artikel XI, zesde lid, van het NAVO-Statusverdrag waarin wordt bepaald dat leden van een krijgsmacht of van de civiele dienst van die krijgsmacht hun particuliere motorrijtuigen, bestemd voor persoonlijk gebruik door henzelf of hun gezinsleden, met tijdelijke vrijstelling van rechten mogen invoeren. Hierbij geldt niet de beperking dat de vrijstelling alleen geldt bij eerste aankomst.

In lijn met de in Nederland geldende registratievoorwaarden voor motorrijtuigen is in artikel 7:16f, tweede lid, van de Adr opgenomen dat caravans en in voorkomend geval aanhangwagens ook geregistreerd moeten worden om in aanmerking te kunnen komen voor vrijstelling van rechten bij invoer. Caravans en aanhangwagens die minder wegen dan 750 kg krijgen het kenteken van het trekkend voertuig. Boven de 750 kg worden dergelijke voertuigen afzonderlijk geregistreerd en voorzien van een eigen militaire registratieplaat die met toestemming van de inspecteur wordt afgegeven door de Dienst Wegverkeer (RDW) door tussenkomst van Vehicle Registration Section van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten. Vehicle Registration Section draagt zorg voor de tenaamstelling. De registratie, bedoeld in artikel 7:16f, tweede lid, van de Adr wordt verricht door de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene douanewet, artikel 1:4, eerste lid, van de Adr in samenhang met artikel 5, eerste lid van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003.

De ‘verklaring vrijstelling van belastingen’, bedoeld in artikel 7:16f, tweede en derde lid, van de Adr wordt door de douane gebruikt voor de controle op de vrijstelling van rechten bij tijdelijke invoer.

Artikel 7:16g van de Algemene douaneregeling

Met het van overeenkomstige toepassing verklaren van de artikelen 7:16e en 7:16f van de Adr op personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten en zijn gezinsleden voor zover die in het Koninkrijk België of in de Bondsrepubliek Duitsland voor de dienstuitoefening zijn gestationeerd, maar in Nederland wonen of verblijven, wordt in artikel 7:16g van de Adr beoogd de bestaande fiscale privileges van dat personeel te codificeren zoals die zijn neergelegd in de zogeheten bordercrossersregeling en die worden toegepast op de in Nederland verblijvende militairen.9

Het doet zich regelmatig voor dat personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten dat op korte afstand van de Nederlandse grens in België of in de Bondsrepubliek Duitsland is gestationeerd of werkzaam is, zich in Nederland vestigt. In principe zijn het NAVO-Statusverdrag en de daarop gebaseerde regelingen niet van toepassing op bedoeld personeel omdat Nederland in die situatie niet als ‘Staat van verblijf’ in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van het NAVO-Statusverdrag kan worden aangemerkt. Uit oogpunt van rechtsgelijkheid wordt echter aan dat personeel dezelfde fiscale privileges gegeven.

Artikel 7:16g, tweede lid, van de Adr vormt een voortzetting van de daarmee overeenkomende bepaling uit punt 8, tweede volzin, van de eerder genoemde bordercrossersregeling.

Met ‘bevoegde autoriteit’ als bedoeld in artikel 7:16g, derde lid, van de Adr wordt bedoeld de commandant of een door hem aangestelde persoon van de betreffende militaire eenheid of van het betreffende hoofdkwartier in het Koninkrijk België of in de Bondsrepubliek Duitsland.

Artikel 7:16h van de Algemene douaneregeling

Het in artikel 7:16h, eerste lid, van de Adr genoemde formulier 302 is het douanedocument en attest in de zin van artikel XI, vierde lid, van het NAVO-Statusverdrag. Dat formulier is niet alleen bedoeld voor intern militair gebruik, maar kan eveneens als douaneaangifte dienen. Met genoemd formulier kunnen onder andere met vrijstelling van rechten bij invoer en zonder vergunning, goederen die bestemd zijn voor het uitsluitend of officieel gebruik van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten en voor persoonlijk gebruik door het personeel van die strijdkrachten in een der NAVO-lidstaten in het vrije verkeer gebracht worden dan wel tijdelijk worden ingevoerd. De hiervoor omschreven (tijdelijke) invoer met vrijstelling mag alleen geschieden als douaneformulieren worden gebruikt waarover tussen Nederland en de betreffende NAVO-lidstaat overeenstemming is bereikt. Die overeenstemming is opgenomen in de hierna genoemde afzonderlijke regelingen die Nederland heeft afgesloten met verschillende NAVO-lidstaten. Iedere NAVO-lidstaat, of elk NAVO-organisatieonderdeel, kan een eigen versie van het formulier 302 gebruiken. De voorschriften voor het gebruik van het formulier 302 overeenkomstig artikel XI, vierde lid, van het NAVO-Statusverdrag voor de buitenlandse NAVO-strijdkrachten die in Nederland zijn gestationeerd of gebruik maken van het Nederlandse grondgebied, zijn tot op heden uitgewerkt in onder meer de navolgende regelingen:

  • 1. Regeling Duitse strijdkrachten Nederland (Stcrt. 1990, 101);

  • 2. Douaneregeling hoofdkwartier AFCENT (Stcrt. 1989, 80);

  • 3. Regeling Amerikaanse strijdkrachten Nederland (Regeling behorende bij de resolutie van 31 oktober 1957, nr. 159);

  • 4. Regeling Britse strijdkrachten Nederland (Regeling van 27 november 1980, nr. 280-14887);

  • 5. Regeling Belgische strijdkrachten Nederland (Regeling van 4 mei 1982, 281-15980);

  • 6. Regeling Canadese strijdkrachten Nederland (Regeling van 6 februari 1980, nr. 280-1430);

  • 7. In-, uit- en doorvoer van militaire kaarten van NAVO-strijdkrachten op NAVO-formulier 302 (Beschikking van 30 januari 1962, nr. D2/579); en

  • 8. Gebruik van formulieren 302 door het Technisch Centrum van het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa, Shape Technical Centre (Beschikking van 17 augustus 1962, nr. D1/11005).

Indien geen gebruik wordt gemaakt van het formulier 302 kan in plaats daarvan het formulier Enig Document worden gebruikt.

Artikel 7:16i van de Algemene douaneregeling

Ter voorkoming van oneigenlijk gebruik worden in artikel 7:16i, eerste lid, van de Adr de handelingen opgesomd die zonder voorafgaande toestemming van de inspecteur verboden zijn met betrekking tot goederen die met vrijstelling van rechten bij invoer tijdelijk zijn ingevoerd dan wel in het vrije verkeer zijn gebracht.

Indien de voorwaarden voor de toekenning van de vrijstelling niet worden nageleefd, ontstaat er een douaneschuld ingevolge artikel 79 van het DWU. In artikel 7:16i, tweede lid, van de Adr wordt vervolgens de omvang van die douaneschuld bepaald. Deze schuld is gelijk aan het bedrag aan rechten bij invoer waarvoor vrijstelling werd verleend.

De toestemming van de inspecteur, bedoeld in artikel 7:16i, eerste lid, onderdeel a, van de Adr, om bijvoorbeeld de ingevoerde goederen te mogen vervreemden, zonder daarbij het verbod, bedoeld in genoemd artikel 7:16i, eerste lid, te overtreden, kan bijvoorbeeld worden verleend in geval van de verkoop van goederen die met vrijstelling van rechten zijn ingevoerd, aan andere personeelsleden van buitenlandse NAVO-strijdkrachten. Dit is in lijn met de geest van de vrijstelling, immers die personeelsleden zouden indien zij de goederen zelf zouden hebben ingevoerd eveneens recht hebben op een vrijstelling van rechten bij invoer.

In artikel 7:16i, derde lid, van de Adr is een speciale regeling opgenomen voor de berekening van de verschuldigde belasting voor motorrijtuigen en andere gebruiksgoederen in het geval dat er wordt afgezien van de verleende vrijstelling.

Artikel 7:16j van de Algemene douaneregeling

Om het efficiënt en doelmatig functioneren van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten niet te verstoren wordt in artikel 7:16j van de Adr de inspecteur de bevoegdheid ontnomen om geclassificeerde zendingen van die strijdkrachten te onderzoeken. Met de classificatie van zendingen wordt een beschermingsniveau aan goederen die daarvan deel uitmaken toegekend. Classificatie kan onder meer uit de volgende niveaus bestaan: Zeer Geheim; Geheim; en Vertrouwelijk. Bij geclassificeerde zendingen gaat het doorgaans om goederen waarvan bij een inbreuk op de classificatie schade kan worden berokkend aan een te beschermen belang, bijvoorbeeld de vervulling van de opdrachten van de betreffende NAVO-strijdkrachten, de nationale veiligheid van de Staat waartoe de krijgsmacht behoort of elk ander fundamenteel belang van die Staat of de NAVO. De verpakking van dergelijke zendingen, die duidelijk van merken of aanduidingen moet zijn voorzien, mag niet door de inspecteur worden geopend.

Onderdeel B (artikel 7:27 van de Algemene douaneregeling)

Met de aanpassing van artikel 7:27 van de Adr wordt bereikt dat naast de reeds in de Adr opgenomen vrijstellingen tevens vrijstelling van accijnzen, omzetbelasting en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken wordt verleend voor die gevallen waarin en de voorwaarden waaronder ingevolge de artikelen 7:2 tot en met 7:16h en 7:16j van de Adr, door de geprivilegieerden vrijstelling van rechten bij invoer kan worden genoten.

ARTIKEL II

Onderdeel A (artikel 31b van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994)

Voor een toelichting op de definities die in dit artikel worden gebruikt, wordt verwezen naar de hiervoor in artikel I, onderdeel A, gegeven toelichting op artikel 7:16a van de Adr.

Onderdeel B (artikel 32 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994)

De wijzigingen van artikel 32, vierde lid, van de UR AWR 1994 vloeien voort uit de systematiek die is gekozen om de fiscale privileges van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten en hun personeelsleden die voor de dienstuitoefening in Nederland zijn gestationeerd te codificeren. Voorts wordt de wijze waarop de vrijstelling van omzetbelasting wordt geëffectueerd bepaald dat in het geval dat een door inspecteur afgegeven toestemmende verklaring wordt overgelegd dat deze de vorm kan aannemen van het hanteren van een nihiltarief. Hiermede wordt verduidelijkt dat het recht op vooraftrek van de leverancier niet wordt verhinderd. Een soortgelijke bepaling wordt daar waar nodig eveneens in de UR AWR 1994 opgenomen.

Onderdelen C en D (artikelen 32a en 32b van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994)

In de artikelen 32a en 32b van de UR AWR 1994 zijn de geprivilegieerden opgenomen die vrijgesteld zijn van energiebelasting, onderscheidenlijk belasting op leidingwater. In de opsomming van de geprivilegieerden in genoemde artikelen worden de begrippen NAVO en de buitenlandse strijdkrachten verwijderd aangezien de vrijstellingen die voor hen gelden opgenomen worden in artikel 42c van de UR AWR 1994. In dat kader kunnen de verwijzingen naar bedoelde geprivilegieerden in de artikelen 32a en 32b van de UR AWR 1994 komen te vervallen.

Onderdeel E (artikel 40 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994)

In artikel 40, vijfde lid, van de UR AWR 1994 wordt verduidelijkt dat de wijze waarop de vrijstelling van omzetbelasting wordt geëffectueerd bij wijze van het toepassen van het tarief van nihil. Dit om buiten discussie te stellen dat de ondernemer die levert het recht op vooraftrek behoudt. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat de vrijstelling, bedoeld in artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968, van een andere orde is dan de vrijstelling die in het onderhavige artikel wordt bedoeld.

Onderdeel F (artikelen 42 tot en met 42l van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994)
Artikel 42 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

Artikel 42 van de UR AWR 1994 heeft betrekking op vrijstelling van omzetbelasting, accijns en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken in verband met leveringen aan buitenlandse NAVO-strijdkrachten. De vrijstellingen gelden voor militaire organisaties als zodanig.

De aan buitenlandse NAVO-strijdkrachten toekomende bevoegdheid om lokaal goederen voor hen zelf of voor hun militaire winkels, kantines, restaurants of messes te kopen en die goederen daarin belastingvrij door te verkopen aan hun personeel is een nadere invulling van artikel XI, vierde lid, van het NAVO-Statusverdrag, artikel 8 van het Hoofdkwartierenprotocol en punt 2 van de gewisselde brieven tussen de Nederlandse Regering en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa (SHAPE) betreffende het functioneren in Nederland van het Hoofdkwartier van de Geallieerde strijdkrachten in Centraal-Europa (AFCENT) van 26 mei 1969 en 17 juni 1969 (Trb. 1969, 165 en 166). De inhoud van artikel XI, vierde lid, van het NAVO-Statusverdrag, artikel 8 van het Hoofdkwartierenprotocol en genoemde briefwisselingen komt erop neer dat op alle goederen die de buitenlandse NAVO-strijdkrachten in het kader van het NAVO-Statusverdrag of het Hoofdkwartierenprotocol in het vrije verkeer brengen of in Nederland aanschaffen, geen belastingen mogen drukken. De levering van goederen in militaire winkels, kantines, restaurants, clubs en messes met vrijstelling van omzetbelasting aan personeel van buitenlandse strijdkrachten is vervolgens uitgewerkt in artikel 42i van de UR AWR 1994.

Artikel 42a van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

In artikel 42a, eerste lid, van de UR AWR 1994 is bepaald dat het personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten of hun gezinsleden goederen voor persoonlijk gebruik met vrijstelling van omzetbelasting mogen kopen bij ondernemers als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Het aankopen doen bij dergelijke ondernemers wordt ook wel ‘downtown shoppen’ genoemd. Er is wel een voorwaarde aan verbonden en er zijn beperkingen aan gesteld. De voorwaarde is dat de levering van goederen formeel via een militaire winkel moet lopen. Dit houdt verband met de afspraken die de NAVO-landen met elkaar hebben gemaakt dat het gastland voorwaarden mag stellen bij het verlenen van fiscale vrijstellingen ter voorkoming van misbruik. De beperkingen zijn opgenomen in het tweede lid van genoemd artikel 42a. Ten overvloede, deze beperkingen gelden niet voor rechtstreekse aankopen in militaire winkels, kantines, restaurants, clubs of messes. De opgenomen beperkingen zijn grotendeels ontleend aan de beschikking van de Staatssecretaris van Financiën van 26 april 1989, nummer VB 89/563. In dat besluit worden bepaalde leveringen uitgesloten van de vrijstelling van omzetbelasting, indien de levering geschiedt door een andere ondernemer dan de militaire, kantine, restaurant, club of mess. Dit betreft onder meer de levering van voedingsmiddelen, dranken en tabaksproducten, van goederen die bestemd zijn om blijvend te worden aangebracht aan een onroerend goed en van bepaalde voertuigen.

Voorts wordt in het eerste lid bepaald dat voor de realisatie van de vrijstelling van omzetbelasting het tarief van nihil wordt toegepast, teneinde het recht op vooraftrek bij de leverancier van de goederen niet te beperken. Dit betekent, dat de ondernemer direct een tarief van nihil in rekening brengt.

Voor het verlenen van de vrijstelling van omzetbelasting is in artikel 42a, tweede lid, onderdeel b, van de UR AWR 1994 de voorwaarde opgenomen dat de vergoeding per factuur minstens € 45 bedraagt. Dit drempelbedrag zal periodiek worden verhoogd als de prijsontwikkeling daartoe aanleiding geeft.

Met goederen als bedoeld in artikel 42a, tweede lid, onderdeel c, van de UR AWR 1994 die zijn bestemd om blijvend te worden aangebracht aan een onroerend goed worden bedoeld goederen voor het verbeteren van woningen zoals het aanbrengen van keukens, badkamers, parketvloeren of serres. De bedoeling van de beperking is het belastingvrij opknappen van woonhuizen te voorkomen.

Artikel 42a, tweede lid, onderdeel d, van de UR AWR 1994 sluit motorrijtuigen, vaartuigen, luchtvaartuigen uit van de vrijstelling van omzetbelasting. Motorrijtuigen zijn van de werking van genoemd artikel 42a uitgesloten omdat de vrijstelling ter zake van vrijstelling van omzetbelasting bij levering dan wel bij intracommunautaire verwerving van een motorrijtuig ten behoeve van militaire organisaties en hun personeel namelijk wordt geregeld bij artikel 32, zesde lid, van de UR AWR 1994.

In artikel 42a, derde lid, van de UR AWR 1994 wordt bepaald dat de ondernemer die de levering van de goederen verricht voor het mogen toepassen van de vrijstelling dient te beschikken over een vergunning van de inspecteur. Die voorwaarde is opgenomen om eenvoudige controle door de inspecteur mogelijk te maken.

Artikel 42b van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

Artikel 42b van de UR AWR 1994 heeft betrekking op de toepassing van het tarief van nihil voor de omzetbelasting ter zake van diensten die aan buitenlandse NAVO-strijdkrachten als militaire organisatie worden verleend voor hun officieel gebruik.

Artikel 42b van de UR AWR 1994 is een nadere uitwerking van artikel VIII, tweede en derde lid, van de op 25 mei 1964 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa inzake de bijzondere voorwaarden, die toepasselijk zijn op de vestiging en het functioneren van internationale militaire hoofdkwartieren binnen het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden (Trb. 1964, 131).

Artikel 42c van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

In artikel 42c van de UR AWR 1994 zijn de vrijstellingen van omzetbelasting, energiebelasting en belasting op leidingwater opgenomen voor de levering van aardgas, elektriciteit en leidingwater aan de militaire organisatie van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten, aan het personeel van die strijdkrachten en aan de Nederlandse personeelsleden van de civiele dienst van een Geallieerd Hoofdkwartier. De vrijstellingen voor het Nederlands militair personeel en het Nederlands personeel van de civiele dienst dat verbonden is aan een Geallieerd Hoofdkwartier zijn gebaseerd op de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 november 2004, kenmerk IFZ 2004-453 M-1. Hierin is het beleid neergelegd dat ingeval de buitenlandse NAVO-strijdkracht een NAVO-hoofdkwartier is, de toepasselijkheid van het Hoofdkwartierenprotocol met zich brengt, dat de Nederlandse nationaliteit geen beletsel vormt om bedoelde vrijstellingen toe te passen. Met de opname van artikel 42c, derde lid, van de UR AWR 1994 wordt dat beleid voor wat betreft het Nederlands personeel van de civiele dienst behorende tot een Geallieerd Hoofdkwartier gecodificeerd.

Onder personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten als bedoeld in artikel 42c, eerste lid, van de UR AWR 1994 wordt mede begrepen het Nederlands militair personeel van een Geallieerd Hoofdkwartier. Dit houdt verband met artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Hoofdkwartierenprotocol waar sprake is van het militair personeel van elke Staat die partij is bij het Noord-Atlantisch Verdrag waardoor bij een Geallieerd Hoofdkwartier in beginsel geen onderscheid wordt gemaakt naar de nationaliteit van het daaraan verbonden militair personeel.

Voor de realisatie van de vrijstellingen wordt aangesloten bij de vergelijkbare regeling in de artikelen 32a en 32b van de UR AWR. Het eerste lid van artikel 42c van de UR AWR regelt de vrijstelling van omzetbelasting via toepassing van het tarief van nihil bij levering van aardgas, elektriciteit of water. Het tweede lid van artikel 42c van de UR AWR regelt vervolgens dat de artikelen 32a, tweede en derde lid, en 32b, tweede en derde lid, van de UR AWR 1994 van overeenkomstige toepassing zijn. Dat betekent dat in gevallen waarin aanspraak bestaat op de vrijstelling van omzetbelasting ingevolge het eerste lid, mede vrijstelling wordt verleend van energiebelasting of, indien het de levering van water betreft, belasting op leidingwater. Deze vrijstelling van energiebelasting en belasting op leidingwater wordt verleend via teruggaaf van de betaalde belasting of, indien de inspecteur daartoe een vergunning heeft afgegeven, wordt ter zake van de levering geen belasting in rekening gebracht. Het derde lid van artikel 42c regelt de vrijstelling van omzetbelasting, energiebelasting en belasting op leidingwater ter zake van de levering van aardgas, elektriciteit en leidingwater aan het burgerpersoneel met de Nederlandse nationaliteit dat verbonden is aan een NAVO-hoofdkwartier.

Artikel 42d van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

De basis voor leveringen met vrijstelling van omzetbelasting en vrijstelling van accijns van minerale oliën, bestemd voor persoonlijk verbruik door het personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten in motorrijtuigen die hun eigendom zijn, is gelegen in artikel 42d, eerste lid, van de UR AWR 1994. Onder personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten als bedoeld in artikel 42d, eerste lid, van de UR AWR 1994 wordt mede begrepen het Nederlands militair personeel van een Geallieerd Hoofdkwartier. Dit houdt verband met artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Hoofdkwartierenprotocol waar sprake is van het militair personeel van elke Staat die partij is bij het Noord-Atlantisch Verdrag waardoor bij een Geallieerd Hoofdkwartier in beginsel geen onderscheid wordt gemaakt naar de nationaliteit van het daaraan verbonden personeel. De vrijstelling van omzetbelasting en vrijstelling van accijns van minerale oliën geldt echter niet voor de Nederlandse leden van de civiele dienst van een Geallieerd Hoofdkwartier.

In artikel 42d, tweede lid, van de UR AWR 1994 wordt aangegeven dat de hoeveelheid motorbrandstoffen waarvoor door de inspecteur teruggaaf van betaalde omzetbelasting of accijns kan worden verleend is gemaximeerd. Voor de personeelsleden van buitenlandse NAVO-strijdkrachten geldt in de regel een motorbrandstofquotum van maximaal 150 liter per maand en slechts voor maximaal één motorrijtuig. Voor de personeelsleden van de Amerikaanse en Canadese NAVO-strijdkrachten en de civiele diensten daarvan zijn er echter op grond van afzonderlijke bilaterale afspraken afwijkende hoeveelheden motorbrandstoffen afgesproken waarover door de inspecteur teruggaaf van betaalde omzetbelasting of accijns wordt gegeven. De van toepassing zijnde hoeveelheden zijn genoemd in bijlage I bij de UR AWR 1994 en zijn bedoeld als een forfaitaire tegemoetkoming voor het woon-werkverkeer.

Artikel 42d, derde lid, van de UR AWR 1994 regelt dat de vrijstelling wordt verleend in de vorm van een teruggaaf van betaalde omzetbelasting en accijns van minerale oliën die zijn begrepen in de prijs van motorbrandstoffen.

Artikel 42e van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

Met artikel 42e, eerste lid, van de UR AWR 1994 wordt invulling gegeven aan de verplichting die voor Nederland voortvloeit uit artikel XI, elfde lid, van het NAVO-Statusverdrag als staat van verblijf of gastland. Volgens laatstgenoemd artikel moet de staat van verblijf bijzondere regelingen treffen, opdat brandstof en smeermiddelen die bestemd zijn voor gebruik in geregistreerde dienstvoertuigen, luchtvaartuigen en oorlogsschepen van een NAVO-krijgsmacht of van de civiele dienst van die krijgsmacht, vrij van alle rechten en andere heffingen geleverd kunnen worden of tot verbruik kunnen worden uitgeslagen.

In artikel 42e, tweede, derde en vierde lid, van de UR AWR 1994 wordt aangegeven op welke wijze de vrijstelling van accijns van minerale oliën, onderscheidenlijk de vrijstelling van omzetbelasting wordt verleend.

Artikel 42f van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

Artikel 42f, eerste lid, van de UR AWR 1994 is een uitwerking van artikel XI, tweede lid, onderdeel c, van het NAVO-Statusverdrag.

De in artikel 42f, tweede lid, van de UR AWR 1994 opgenomen vrijstelling van motorrijtuigenbelasting voor ten hoogste twee motorrijtuigen per personeelslid van buitenlandse NAVO-strijdkrachten die zijn eigendom zijn, is een gebruikelijke nadere invulling van de fiscale rechtspositie van bedoeld personeel op basis van het NAVO-Statusverdrag en het Hoofdkwartierenprotocol. Ten aanzien van het bij JFC HQ Brunssum gestationeerde personeel betreft het een uitwerking van punt 3 van de op 26 mei 1969 en 17 juni 1969 te Brussel gevoerde briefwisseling tussen de Nederlandse Regering en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa (SHAPE) inzake het functioneren in Nederland van het Hoofdkwartier van de Geallieerde Strijdkrachten in Centraal-Europa (AFCENT) (Trb. 1969, 166), als aanvulling op de op 25 mei 1964 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa inzake de bijzondere voorwaarden die toepasselijk zijn op de vestiging en het functioneren van internationale militaire hoofdkwartieren binnen het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden (Trb. 1964, 131). In genoemde briefwisseling is opgenomen dat de aan een Geallieerd Hoofdkwartier verbonden militaire personeelsleden en leden van de civiele dienst die geen Nederlands onderdaan zijn, vrijgesteld zijn van de motorrijtuigenbelasting ten aanzien van niet meer dan twee auto’s per personeelslid. Deze personeelsleden moeten de betreffende auto’s in eigendom hebben.

De in artikel 42f, derde en vierde lid, van de UR AWR 1994 opgenomen vrijstelling voor het personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten dat in België of Duitsland is gestationeerd, respectievelijk de verplichting voor de bevoegde autoriteit tot het verstrekken van gegevens, is ontleend aan de zogenoemde ‘bordercrossersregeling’ van 30 juli 1980, nr. 080-1527.

Artikel 42g van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

In artikel 42g van de UR AWR 1994 wordt nadere invulling gegeven aan punt 2 van de op 26 mei en 17 juni te Brussel gevoerde briefwisseling tussen de Nederlandse Regering en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa (SHAPE) inzake het functioneren in Nederland van het Hoofdkwartier van de Geallieerde Strijdkrachten in Centraal Europa (AFCENT), (Trb. 1969, 166). In punt 2 van de genoemde briefwisseling wordt vermeld dat een Geallieerd Hoofdkwartier vrijgesteld is van alle belastingen geheven op goederen die verkocht worden in de messes, bars en kantines die het onderhoudt, mits de toegang daartoe geregeld is door vooraf door de bevoegde Nederlandse autoriteiten goedgekeurde bepalingen. Voorts mag in de genoemde gelegenheden alleen op niet-commerciële basis worden gewerkt. De briefwisseling is een nadere invulling van de op 25 mei 1964 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa inzake de bijzondere voorwaarden die toepasselijk zijn op de vestiging en het functioneren van internationale militaire hoofdkwartieren binnen het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden (Trb. 1964, 131).

Met een ‘geldige persoonlijke identiteitskaart’, genoemd in artikel 42g, eerste lid, onderdeel a, van de UR AWR 1994, wordt bedoeld een geldig persoonlijk identiteitsbewijs als bedoeld in artikel III, tweede lid, onderdeel a, van het NAVO-Statusverdrag of als bedoeld in artikel 5 van het Hoofdkwartierenprotocol.

De rantsoenering, bedoeld in artikel 42g, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de UR AWR 1994, is een uitwerking van artikel IX, tweede lid, van het NAVO-Statusverdrag. Met ‘bevoegde autoriteit’ in artikel 42g, eerste lid, onderdeel b, van de UR AWR 1994 wordt de commandant van de buitenlandse NAVO-strijdkrachten of de door hem gemachtigde personen bedoeld.

In artikel 42g, tweede lid, van de UR AWR 1994 is aangegeven dat het beheer en de exploitatie van militaire winkels, kantines, restaurants, clubs of messes met toestemming van de inspecteur kan worden uitbesteed aan derden en dat de inspecteur daarbij voorwaarden kan stellen. Een van die voorwaarden kan bijvoorbeeld zijn dat degene die bedoelde toestemming aan de inspecteur vraagt, verantwoordelijk blijft zowel ten aanzien van de realisatie van de fiscale privileges als voor de controle op de werking van bedoelde inrichtingen.

Artikel 42h van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

Artikel 32, tweede lid, van de UR AWR 1994 is onverkort van toepassing indien een verleende vrijstelling vervalt omdat niet of niet langer wordt voldaan aan de vrijstellingsvoorwaarden. In artikel 42h van de UR AWR 1994 is een afzonderlijke regeling opgenomen voor de berekening van de verschuldigde belasting bij het, met toestemming van de inspecteur, afzien van de vrijstelling voor motorrijtuigen en andere gebruiksgoederen.

Artikel 42i van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

Met artikel 42i, eerste lid van de UR AWR 1994 wordt bereikt dat de aldaar bedoelde geprivilegieerden bepaalde goederen met vrijstelling van omzetbelasting kunnen kopen in militaire kantines, restaurants, clubs of messes van een Geallieerd Hoofdkwartier.

Opgemerkt wordt dat een vrijstelling voor accijns of voor verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken niet in artikel 42i van de UR AWR 1994 behoeft te worden geregeld, aangezien een levering als bedoeld in dat artikel geen belastbaar feit oplevert voor de accijns of genoemde verbruiksbelasting. De vrijstelling voor die belastingen voor de daarvoor in aanmerking komende goederen die in militaire winkels, kantines, clubs of messes worden geleverd aan de personen die daar mogen kopen, wordt geregeld bij de artikelen 42, tweede lid, en 42g, eerste lid, van de UR AWR 1994.

Artikel 42i, eerste lid, van de UR AWR 1994, dat een codificatie inhoudt van de bestaande praktijk, is gebaseerd op een beleidsbesluit van de Staatssecretaris van Financiën, dat is opgenomen in een brief van 2 april 2001, IFZ 2001-00179U.

Op basis van artikel 42i, eerste lid, van de UR AWR 1994 kan gepensioneerd NAVO militair- en burgerpersoneel dat verbonden of in dienst is geweest van een Geallieerd Hoofdkwartier, bijvoorbeeld voor het onderhouden van de sociale contacten (recepties, reünies, hobbycursussen) met het geprivilegieerd personeel, alcoholhoudende dranken, spijzen of tabaksproducten met vrijstelling van belasting kopen in kantines, restaurants, clubs of messes op de basis van dat hoofdkwartier. De vrijstelling die in feite een aanvullende regeling is ten behoeve van het niet meer actief dienend personeel van een Geallieerd Hoofdkwartier geldt alleen voor zover de goederen in genoemde gelegenheden worden genuttigd. Het gaat hier om continuering van de bestaande praktijk. De vrijstelling geldt ook voor gepensioneerd Nederlands militair personeel dat verbonden is geweest aan een Geallieerd Hoofdkwartier.

De in artikel 42i, tweede lid, van de UR AWR 1994 opgenomen forfaitaire regeling wordt al sinds 1 juni 1997 in Nederland toegepast. Die regeling voorziet in de bij het gepensioneerd Amerikaans krijgsmachtpersoneel bestaande behoefte om producten van Amerikaanse origine met betaling van belastingen te kunnen kopen in Amerikaanse belastingvrije militaire winkels (de Army and Air Force Exchange-legerwinkel en Commissary te Schinnen).

De oorspronkelijke regeling houdt in dat gepensioneerd krijgsmachtpersoneel, de weduwen en de weduwnaars van dat personeel, met betaling van een forfaitair belastingtarief van in totaal 16% aan belasting, goederen die niet aan accijns zouden zijn onderworpen, mogen kopen in belastingvrije militaire winkels. Voor de vaststelling van dat tarief is onder meer als uitgangspunt genomen het gemiddelde belastingtarief voor de omzetbelasting, ervan uitgaande dat het goederenassortiment dat uit de militaire winkels zal worden betrokken, wat meer dan gemiddeld zal bestaan uit in het 6%-tarief vallende goederen. De prijzen in de Amerikaanse belastingvrije militaire winkels liggen doorgaans 20% lager dan de normale marktprijs. De forfaitaire regeling geldt alleen voor krijgsmachtpersoneel dat voorheen privileges genoot op basis van het NAVO-Statusverdrag. Deze regeling houdt geen verband met de nakoming door Nederland van een op haar rustende verdragsverplichting, maar beoogt het recht van bedoeld personeel om in een belastingvrije militaire winkel te kopen, te continueren en voorts om de nakoming van de afspraken tussen het Ministerie van Financiën en de Commandant van de Amerikaanse strijdkrachten te Schinnen over de betaling van de Nederlandse belastingen over de aankopen door bedoeld personeel in Amerikaanse militaire belastingvrije winkels te waarborgen.

Van Amerikaanse zijde werd voor de eeuwwisseling aangegeven, dat gepensioneerde Amerikaanse militairen op grond van hun arbeidscontract onder voorwaarden, als onderdeel van hun rechtspositie als voormalig lid van de Amerikaanse strijdkrachten, enige voorrechten behouden. Die rechtspositie gaat er echter van uit, dat men als gepensioneerde in de Verenigde Staten woont of gaat wonen. De vraag werd toen voorgelegd aan Financiën of het gastland Nederland bereid was om overeenkomstige voorwaarden te scheppen voor gepensioneerde Amerikaanse militairen die na hun pensionering in Nederland blijven wonen. Nederland heeft op deze vraag, in de geest van het NAVO-Statusverdrag positief gereageerd en is daarmee de gepensioneerden tegemoet gekomen.

Teneinde ongewenste discriminatie te vermijden tussen de verschillende nationaliteiten van de gepensioneerde krijgsmachtleden of hun weduwen of weduwnaars is de onderhavige afspraak opengesteld voor alle nationaliteiten.

Artikel 42i, derde lid, van de UR AWR 1994, geeft de inspecteur de bevoegdheid aan het verlenen van toestemming voorwaarden te verbinden. Deze voorwaarden strekken ertoe de concrete modaliteiten voor de toepassing van de forfaitaire regeling nader uit te werken en om het toezicht en de juiste heffing van belastingen te kunnen waarborgen. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan het verplichten van een militaire winkel tot het voeren van een afzonderlijke boekhouding die goed te controleren is, het bijhouden van een lijst van degenen (150 personen in 2016) die aan de forfaitaire regeling deelnemen, een goede interne controle en het bepalen van een aankoopplafond voor een bepaalde periode en per deelnemer.

Artikel 42i, vierde lid, van de UR AWR 1994 bevat een voorziening voor de inspecteur om op te kunnen treden bij niet-naleving van de voorwaarden die de inspecteur noodzakelijk heeft geacht.

Artikel 42j van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

In artikel 42j, eerste lid, van de UR AWR 1994 is opgenomen dat personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten dat met zijn gezinsleden in Nederland woont, maar in het Koninkrijk België of in de Bondsrepubliek Duitsland is gestationeerd of gelegerd, op overeenkomstige wijze als in Nederland gestationeerd personeel van buitenlandse NAVO-strijdkrachten en civiele diensten en hun gezinsleden goederen mogen kopen in militaire winkels, kantines, restaurants en messes. Bedoelde fiscale privileges zijn ontleend aan punt 6 van de ‘bordercrossersregeling’ van 30 juli 1980, nr. 080-1527.

Artikel 42j, tweede lid, van de UR AWR 1994 is een codificatie van punt 9 van voormelde ‘bordercrossersregeling’. In genoemd tweede lid is een verplichting voor de commandant van een militaire eenheid of van een militair hoofdkwartier in België of in de Bondsrepubliek Duitsland opgenomen tot het verstrekken van gegevens van de desbetreffende personeelsleden en hun gezinsleden aan de inspecteur.

Artikel 42k van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

Om oneigenlijk gebruik van een vrijstelling te voorkomen wordt in artikel 42k van de UR AWR 1994 bepaald dat het niet is toegestaan gerantsoeneerde goederen te kopen voor een ander, behalve in een beperkt aantal gevallen die opgenomen zijn in genoemd artikel 42k, onderdelen a tot en met c. De uitzonderingen zijn bedoeld om een geprivilegieerde persoon die verhinderd is, bijvoorbeeld wegens ziekte of omdat hij op oefening elders verblijft, toch in staat te stellen gerantsoeneerde goederen via een gemachtigde te kopen.

Artikel 42l van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

Uit artikel 42l, eerste lid, van de UR AWR 1994 vloeit voort dat militair personeel dat de Nederlandse nationaliteit heeft alsmede de gezinsleden van dat personeel geen aankopen met vrijstelling van omzetbelasting mogen doen in het vrije verkeer bij een ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 en niet in aanmerking komen voor vrijstelling van motorrijtuigenbelasting voor hun particuliere motorrijtuigen.

Artikel 42l, tweede lid, van de UR AWR 1994 houdt in dat leden van de civiele dienst die de Nederlandse nationaliteit hebben alsmede hun gezinsleden geen aankopen met vrijstelling van omzetbelasting mogen doen in het vrije verkeer bij een ondernemer als vorenbedoeld. Ook mogen zij niet met vrijstelling van omzetbelasting aankopen doen in militaire winkels, kantines, restaurants, clubs en messes. Zij genieten daarnaast ook geen vrijstelling van omzetbelasting en accijns van minerale oliën voor de aan hen geleverde motorbrandstoffen, bestemd voor gebruik in hun particuliere motorrijtuigen. Aan bedoelde leden van de civiele dienst wordt voorts geen vrijstelling van motorrijtuigenbelasting verleend voor hun particuliere motorrijtuigen.

Artikel III

Onderdeel A (artikel 18 van de Uitvoeringsregeling accijns)

Op grond van artikel 40, tweede lid, van de Wet op de accijns kunnen plaatsen van waaruit accijnsgoederen aan een verbruiker worden geleverd niet in aanmerking komen als accijnsgoederenplaats. Het derde lid van hetzelfde artikel geeft de mogelijkheid om daarop bij ministeriële regeling uitzonderingen vast te stellen. Van deze bevoegdheid wordt gebruik gemaakt voor de in artikel 69, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de accijns bedoelde buitenlandse NAVO-strijdkrachten. Daartoe wordt aan artikel 18 van de Uitvoeringsregeling accijns een onderdeel e toegevoegd. Op grond hiervan mogen accijnsgoederen vanuit een accijnsgoederenplaats met vrijstelling worden geleverd rechtstreeks aan een eindverbruiker.

Artikel IV

Onderdeel B (artikel 62a van de Uitvoeringsregeling accijns)

Op grond van artikel 95, eerste lid, van de Wet op de accijns mogen tabakspro-ducten alleen worden verkocht, te koop aangeboden of afgeleverd indien de verpakking voldoet aan de bij of krachtens artikel 78 van diezelfde wet gestelde voorwaarden of indien de accijnszegels ongeschonden op de voorgeschreven wijze zijn aangebracht. Het vierde lid van artikel 95 van de Wet op de accijns geeft de mogelijkheid om daarvan bij ministeriële regeling af te wijken. Van deze bevoegdheid wordt gebruik gemaakt ten behoeve van de in artikel 69, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de accijns bedoelde buitenlandse NAVO-strijdkrachten. Daartoe wordt na artikel 62 van de Uitvoeringsregeling accijns, artikel 62a ingevoegd. Op grond van laatstgenoemd artikel hoeven tabaksproducten die worden verkocht, te koop aangeboden of afgeleverd in onderscheidenlijk aan militaire winkels, kantines, restaurants, clubs of messes vanuit het oogpunt van de uitvoering door de Belastingdienst niet te zijn voorzien van accijnszegels.

Artikel V

De in artikel 42c, derde lid bedoelde leveringen met vrijstelling van belastingen voor de Nederlandse personeelsleden van de civiele dienst van een Geallieerd Hoofdkwartier zijn heel ongebruikelijk en dienen niet ter nakoming van een volkenrechtelijke verplichting door Nederland. Het internationale gebruik noopt daar ook niet toe. Het ligt daarom in de rede om de huidige uitvoeringspraktijk niet voor onbepaalde tijd te continueren, maar aan deze doelgroep een redelijke overgangstermijn van twee jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling te gunnen gedurende welke zij nog aanspraak kunnen maken op de toepassing van bedoelde vrijstellingen. Na genoemde overgangstermijn vervalt artikel 42c, derde lid.

Artikel VI (overgangsrecht)

De in artikel 42i, tweede lid, van de UR AWR 1994 bedoelde forfaitaire belastingregeling wordt om redenen van doelmatigheid en hanteerbaarheid voor de Belastingdienst alleen gecontinueerd in de huidige vorm voor de gepensioneer-den of hun weduwen of weduwnaars die daarvan met toestemming van de inspecteur gebruik hebben gemaakt vóór of op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling en wordt gestopt voor nieuwe gevallen.

Artikel VII

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze regeling.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

Wijziging regeling buitenlandse NAVO-strijdkrachten

Beschrijving voorstel/regeling

In plaats van verspreid over verscheidene brieven en regelingen staat het privilegebeleid voor buitenlandse NAVO-strijdkrachten op het gebied van de indirecte belastingen straks overzichtelijk in de wetgeving opgenomen. Dit leidt tot wijzigingen van de Algemene douaneregeling, de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 en de Uitvoeringsregeling Accijns. Met de codificatie wordt beoogd het geldend beleid te codificeren en waar nodig te actualiseren.

Interactie burgers/bedrijven

Er is contact geweest met alle stakeholders, met name met de NAVO‑strijdkrachten om hen te informeren en met hen te overleggen over de codificatie.

Maakbaarheid systemen

Niet van toepassing.

Handhaafbaarheid

De wijziging betreft codificatie van het bestaand beleid; het wordt daardoor transparanter. Dat komt ook ten goede aan het toezicht op en de handhaafbaarheid van de privileges.

Fraudebestendigheid

Niet van toepassing.

Bijdrage complexiteitsreductie

Het overzichtelijk opnemen van het geldend beleid in wetgeving draagt bij aan complexiteitsreductie.

Risico procesverstoringen

Het risico op procesverstoringen is klein.

Uitvoeringskosten

De benodigde kosten voor communicatie zijn gering en vallen binnen de jaaraanpassingen.

Personele gevolgen

Er zijn geen personele gevolgen.

Invoeringsmoment

Invoering is mogelijk per 1 oktober 2017.

Eindoordeel

Het voorstel is uitvoerbaar.


X Noot
1

Regeling van 21 april 1989, Stcrt. 189, 80.

X Noot
2

Het op 4 april 1949 te Washington tot stand gekomen Noord-Atlantisch Verdrag (Trb. 1951, 66, Stb. 1953, J 355).

X Noot
3

Het op 19 juni 1951 te Londen tot stand gekomen Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (Trb. 1951, 114).

X Noot
4

Het op 28 augustus 1952 te Parijs tot stand gekomen Protocol bij het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag – nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten – nopens de rechtspositie van internationale militaire hoofdkwartieren, ingesteld uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag (Trb. 1953, 11).

X Noot
5

Artikel 128 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PbEU 2009, L 324).

X Noot
6

Artikelen 22, 143, eerste lid, onderdeel h, en 151, eerste lid, onderdelen c en d, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Pb EU 2006, L 347) en artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PbEU 2009, L 9).

X Noot
7

Artikel 128 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PbEU 2009, L 324).

X Noot
8

Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (Pb EU 2013, L 269).

X Noot
9

Regeling van 30 juli 1980, nr. 080-1527.

Naar boven