Advies Raad van State inzake het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit advisering beschut werk in verband met enkele wijzigingen in de werkwijze van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Nader Rapport

7 februari 2017

Nader rapport inzake het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit advisering beschut werk in verband met enkele wijzigingen in de werkwijze van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 22 december 2016, nr. 2016002283, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 1 februari 2017, nr. No.W12.16.0432/III, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om omwille van de leesbaarheid enkele technische verduidelijkingen door te voeren en is in de inwerkingtreding van het besluit voorzien.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma.

Advies Raad van State

No. W12.16.0432/III

’s-Gravenhage, 1 februari 2017

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 22 december 2016, no.2016002283, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Besluit advisering beschut werk in verband met enkele wijzigingen in de werkwijze van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.

De waarnemend vice-president van de Raad van State, S.F.M. Wortmann.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State Ontwerpbesluit van ..... tot aanpassing van het Besluit advisering beschut werk in verband met enkele wijzigingen in de werkwijze van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 december 2016, nr. 2016-0000271792;

Gelet op de artikelen 10b, tweede lid, van de Participatiewet en 73a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [niet invullen],

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit advisering beschut werk wordt als volgt gewijzigd:

A

Er wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a Grondslag

Dit besluit berust mede op artikel 73a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het eerste en tweede lid, vervalt het eerste lid.

2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:

  • 1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verricht de werkzaamheden, bedoeld in artikel 10b, tweede en derde lid, van de Participatiewet, en adviseert het college hierover binnen acht weken nadat het hiertoe van het college of van de persoon, bedoeld in artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet, een verzoek heeft ontvangen.

C

Aan artikel 3 worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beantwoordt de vragen, genoemd in het eerste lid, onderdelen a en b, zonder onderzoek als bedoeld in het eerste lid beiden ontkennend:

    • a. indien het advies is aangevraagd door een persoon die geïndiceerd is als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening of een nog geldende indicatiebeschikking heeft op grond van artikel 11 van die wet, en ten aanzien van wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft geadviseerd dat hij in staat is tot begeleid werken als bedoeld in artikel 4, derde lid, van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken, zoals die artikelen luidden voor de datum van inwerkingtreding van artikel II van de Invoeringswet Participatiewet;

    • b. indien het een advies betreft op verzoek van de persoon, bedoeld in artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de twaalf maanden voorafgaand aan het verzoek ten aanzien van die persoon een advies heeft gegeven als bedoeld in artikel 10b, tweede of derde lid, van de Participatiewet.

  • 4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beantwoordt tenminste een van de vragen, genoemd in het eerste lid, onderdelen a en b, zonder onderzoek als bedoeld in het eerste lid bevestigend, indien het een advies betreft ten aanzien van een persoon die geïndiceerd is als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening of een nog geldende indicatiebeschikking heeft op grond van artikel 11 van die wet en ten aanzien van wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft geadviseerd dat hij niet in staat is tot begeleid werken als bedoeld in artikel 4, derde lid, van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken, zoals die artikelen luidden voor de datum van inwerkingtreding van artikel II van de Invoeringswet Participatiewet.

  • 5. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan bij de werkzaamheden, bedoeld in artikel 10b, tweede en derde lid, van de Participatiewet, gebruik maken van de gegevens met betrekking tot iemands arbeidsvermogen die het in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag van het advies ten aanzien van een persoon heeft verkregen bij een onderzoek als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De doelstelling van de Participatiewet is om mensen met arbeidsvermogen naar werk toe te leiden, bij voorkeur naar regulier werk. Het gaat om mensen met arbeidsvermogen die, al dan niet tijdelijk, zijn aangewezen op ondersteuning om aan het werk te komen en eventuele inkomensondersteuning. Werk is essentieel omdat het zorgt voor financiële en economische zelfstandigheid en daarmee bijdraagt aan een gevoel van eigenwaarde.

De colleges van burgemeester en wethouders in de gemeenten hebben verschillende instrumenten tot hun beschikking om mensen aan het werk te helpen. De voorziening beschut werk is één van deze instrumenten. Personen die (nog) niet in een reguliere baan kunnen werken en uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, kunnen met deze voorziening beschut werk in een beschutte werkomgeving aan de slag. Dit gebeurt altijd op basis van een dienstbetrekking.

2. Aanleiding en doel

In de Participatiewet is in artikel 10b de voorziening beschut werk opgenomen. Het kabinet heeft daarmee beoogd dat alle gemeenten deze voorziening zouden aanbieden als inwoners daarop waren aangewezen. Het kabinet constateert echter dat het aantal beschut werkplekken ver is achtergebleven bij de verwachtingen en dat lang niet alle gemeenten beschut werkplekken aanbieden. Naar aanleiding hiervan wordt artikel 10b van de Participatiewet gewijzigd. Vanaf de wijziging van de Participatiewet in verband met het verplichten van beschutwerk1 kunnen personen uit de gemeentelijke doelgroep voor de Participatiewet of personen met een uitkering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ook zelf een advies beschut werk bij UWV aanvragen. Deze mogelijkheid is gecreëerd naast de bestaande mogelijkheid dat het college van burgemeester en wethouders een advies beschut werk bij UWV aanvraagt.

Het Besluit advisering beschut werk wordt aan deze wetswijziging aangepast. UWV heeft in zijn uitvoeringstoets op het wetsvoorstel waarin artikel 10b Participatiewet wordt gewijzigd, een aantal aanpassingen voorgesteld die een stroomlijning van het werkproces bij de beoordelingen voor beschut werk ten behoeve van een optimale uitvoering van de wetswijziging, bevordert. Dit werkproces wordt echter niet beheerst door artikel 10b van de Participatiewet maar door onderhavig besluit. De in dit besluit opgenomen aanpassingen dragen niet alleen bij aan een efficiënt en effectief werkproces van UWV maar zorgen er ook voor dat de burgers die zelf of via het college een adviesaanvraag beschut werk bij UWV indienen te maken krijgen met een efficiënte informatievoorziening- en verwerking waardoor zij zo min mogelijk last hebben van onnodige bureaucratische processen. Ook voor het college geldt dat de voorgestelde wijzigingen leiden tot een efficiënt werkproces. Voor dit besluit geldt een voorhangprocedure. Dit heeft niet geleid tot opmerkingen en aanpassingen van het besluit of de nota van toelichting op het besluit.

3. Werkwijze UWV

UWV voert op grond van artikel 10b Participatiewet de werkzaamheden uit ten behoeve van de vaststelling of een persoon uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Het gaat hierbij om personen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanig hoge mate van (structurele) begeleiding of aanpassing van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt, ook niet met extra voorzieningen van gemeente of UWV2. Of iemand in aanmerking komt voor beschut werk, hoeft niets te zeggen over de mate van productiviteit of de loonwaarde van deze persoon.

De landelijke criteria op grond waarvan UWV beoordeelt of een persoon in aanmerking komt voor de voorziening beschut werk, worden met de aanpassing van dit besluit niet gewijzigd. Een persoon met arbeidsvermogen komt in aanmerking voor de voorziening beschut werk als hij voldoet aan ten minste één van onderstaande criteria:

  • De persoon die het betreft is aangewezen op een of meer technische en/of organisatorische aanpassingen die niet binnen redelijke grenzen door een werkgever kunnen worden gerealiseerd (ook niet met behulp van gemeente of UWV); of

  • De persoon die het betreft is aangewezen op permanent toezicht of heeft intensieve begeleiding nodig die niet binnen redelijke grenzen door een werkgever kan worden geboden (ook niet met behulp van extra voorzieningen van gemeente of UWV).

UWV blijft de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor de voorziening beschut werk op grond van bovenstaande criteria uitvoeren. Wat verandert is dat niet langer uitsluitend het college daarom kan verzoeken maar dat personen ook zelf naar UWV kunnen gaan en om een advies beschut werk kunnen vragen. Dit noopt tot een wijziging van het besluit. Daarbij wordt voorzien in aanpassingen om het beoordelingsproces voor zowel de personen die het betreft, de colleges als voor UWV zo effectief en efficiënt mogelijk te laten verlopen. In onderstaande paragraaf worden de aanpassingen nader toegelicht.

4. Aanpassingen
Persoon kan zelf een advies beschut werk bij UWV aanvragen

Met de wijziging van artikel 10b van de Participatiewet is geregeld dat mensen die menen voor beschut werk in aanmerking te komen zelf een advies beschut werk bij UWV kunnen aanvragen. Dit geldt zowel voor personen vanuit de gemeentelijke doelgroep als voor personen met een UWV uitkering. Hiermee is meer maatwerk mogelijk en de positie van de cliënt wordt versterkt. Daarbij blijft het mogelijk dat het college een adviesaanvraag beschut werk bij UWV indient. In beide gevallen adviseert UWV het college op grond van de eerdergenoemde landelijke criteria. Als een persoon zelf een advies beschut werk bij UWV aanvraagt, is het vanzelfsprekend dat UWV op dat moment alvast het betreffende college informeert over dit verzoek en het feit dat er een advies zal volgen in het kader van de informatieplicht in artikel 62 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI).

Als uit het onderzoek van UWV blijkt dat de betreffende persoon aan tenminste één van de twee criteria voldoet, adviseert UWV het college om vast te stellen dat de persoon uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Als het advies is aangevraagd door de persoon zelf, ontvangt deze persoon op grond van artikel 10b van de Participatiewet op het moment dat aan het college het advies wordt uitgebracht, de strekking van dat advies. Na een positief advies van UWV stelt het college vast dat iemand voor beschut werk in aanmerking komt en biedt de betreffende persoon een voorziening beschut werk aan waarbij de persoon in een dienstbetrekking en dus op basis van een salaris in een beschutte omgeving werkzaamheden verricht. De afdwingbaarheid van deze verplichting en de wijze waarop gemeenten met wachtlijsten omgaan, is reeds toegelicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.3 Hierin brengt onderhavig besluit geen verandering.

Efficiënt werkproces

Om deze nieuwe aanvraagroute goed in te voeren is het belangrijk dat het proces voor zowel UWV, het college als de persoon die het betreft zo efficiënt mogelijk verloopt. Hiertoe is een aantal wijzigingen voorgesteld die bijdragen aan een efficiënt werkproces.

Geen nader onderzoek nodig

Op grond van artikel 10b, tweede en derde lid, geeft UWV altijd een advies als daarom is gevraagd door het college of door een persoon zelf. UWV hoeft echter niet altijd over te gaan tot een nader onderzoek dat leidt tot een beoordeling beschut werk. Ten aanzien van de persoon die het betreft kan al informatie bij UWV bekend zijn, een nieuw onderzoek is daarmee niet in het belang van UWV en de betrokkene. Het besluit wordt aangepast om duidelijk te maken in welke situaties UWV niet gehouden is om een nieuw onderzoek uit te voeren.

Met de aanpassing van dit besluit wordt geregeld dat UWV geen nader onderzoek hoeft te verrichten ten aanzien van personen met een geldende indicatie voor de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) die zichzelf bij UWV melden. Voor die personen kan UWV tot een advies aan het college komen zonder nader onderzoek omdat de personen die het betreft al eerder in het kader van de Wsw zijn beoordeeld. Dit geldt voor alle personen met een geldende Wsw-indicatie, dus ook voor die personen die op 1 januari 2015 op grond van een Wsw-dienstbetrekking tijdelijk werkten en van wie het dienstverband is of wordt beëindigd.

Voor personen met een geldende Wsw-indicatie ten aanzien van wie UWV heeft geadviseerd dat deze persoon niet in staat is tot begeleid werken in het kader van de Wsw, die zichzelf melden of via het college worden aangemeld, verstrekt UWV zonder nader onderzoek een positief advies beschut werk aan het college. Van deze personen is in het kader van een beoordeling voor de Wsw namelijk al vastgesteld dat ze niet bij een reguliere werkgever kunnen werken. Het kan zijn dat de persoonlijke situatie sinds de aanvangdatum van de Wsw-indicatie dusdanig is gewijzigd dat een ander oordeel door UWV gepast is. In dat geval kan de betreffende persoon dit onderbouwd aan UWV of het college melden. Het college of de persoon zelf kan dan een nieuw advies beschut werk bij UWV aanvragen. UWV moet deze persoon vervolgens op grond van de gewijzigde omstandigheden beoordelen door de vragen genoemd in het eerste lid te beantwoorden aan de hand van nader onderzoek.

Voor personen met een geldende Wsw-indicatie ten aanzien van wie UWV heeft geadviseerd dat deze persoon wel in staat is tot begeleid werken in het kader van de Wsw, die zichzelf melden of via het college worden aangemeld, verstrekt UWV zonder nader onderzoek een negatief advies beschut werk aan het college. Van deze personen is in het kader van een beoordeling voor de Wsw namelijk al vastgesteld dat ze bij een reguliere werkgever kunnen werken.

Ook in dit geval kan het zijn dat de persoonlijke situatie sinds de aanvangdatum op de Wsw-indicatie dusdanig is gewijzigd dat een ander oordeel door UWV gepast is. Ook dan kan de betreffende persoon dit onderbouwd aan UWV of het college melden en kan het college of de persoon zelf een nieuw advies beschut werk bij UWV aanvragen. UWV moet deze persoon vervolgens op grond van de gewijzigde omstandigheden beoordelen door de vragen genoemd in het eerste lid te beantwoorden aan de hand van nader onderzoek.

Geen onderzoek binnen 12 maanden na laatste beoordeling

Ten tweede doet UWV geen onderzoek als UWV de betreffende persoon al eerder heeft beoordeeld voor een advies beschut werk en deze beoordeling niet langer dan 12 maanden geleden is gebeurd. De persoon heeft na 12 maanden wel de mogelijkheid om wederom advies aan te vragen bij UWV.

Mocht de betreffende persoon van mening zijn dat zijn persoonlijke situatie sinds de eerdere beoordeling dusdanig is gewijzigd dat een ander oordeel door UWV gepast is dan kan de betreffende persoon via het college alsnog, binnen de termijn van 12 maanden, een advies beschut werk in het kader van de Participatiewet aanvragen.

Hergebruik gegevens

Ten derde is gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 73a van de Wet SUWI biedt om bij algemene maatregel van bestuur te regelen dat UWV de gegevens die eerder door een persoon zijn aangeleverd in het kader van het onderzoek naar de beoordeling arbeidsvermogen voor de Wajong, zonder toestemming vooraf, mogen worden hergebruikt bij de beoordeling voor een advies beschut werk. Het gaat om de gegevens met betrekking tot iemands arbeidsvermogen die het in de twee jaar voorafgaand aan de adviesaanvraag ten aanzien van een persoon heeft verkregen bij een onderzoek als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. UWV houdt bij het hergebruik van de gegevens rekening met hoe oud de betreffende gegevens zijn en of nader onderzoek toch noodzakelijk is.

Het is belangrijk dat de privacy van personen wordt gewaarborgd. Daarom dienen personen er kennis van te hebben dat UWV de eerder door personen aangeleverde gegevens mag hergebruiken bij andere beoordelingen. UWV informeert personen hierover op grond van artikel 33 van de Wet bescherming persoonsgegevens in voorlichtingsmateriaal en met de formulieren die moeten worden ingevuld.

Op deze manier wordt het werkproces efficiënter en hoeft de persoon die het betreft niet steeds opnieuw onderzoeken te ondergaan of formulieren in te vullen die inzicht geven in zijn mogelijkheden. Indien de aanvraag via het college loopt geldt ook dat het college er van uit mag gaan dat beschikbare gegevens bij UWV worden hergebruikt en het college zelf dus geen informatie aan de betreffende persoon hoeft uit te vragen die elders al beschikbaar is. Dit sluit aan bij de bestaande praktijk van de eenmalige gegevensuitvraag in het kader van artikel 53a van de Participatiewet.

5. Financiële effecten en regeldruk
Financiële effecten

De aanpassingen in dit besluit gaan niet gepaard met financiële wijzigingen. Er gaan dus geen budgettaire gevolgen gepaard met deze wijziging.

Regeldruk

Een deel van de burgers zal minder belast worden als gevolg van de maatregelen in dit besluit. Zij hoeven namelijk niet volledig onderzocht te worden door UWV en informatie aan te leveren bij UWV. Het aantal burgers waarvoor de maatregelen van dit besluit tot lagere lasten leiden is op dit moment niet vast te stellen omdat op voorhand niet bekend is wie zich op eigen initiatief bij het UWV zullen melden. De omvang van de besparing is daarom niet te bepalen, maar zal naar verwachting beperkt zijn.

6. Ontvangen reacties en adviezen

Het Ontwerpbesluit is voorgelegd aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Uitvoeringsinstituut Werknemersregelingen (UWV) en de Landelijke Cliëntenraad (LCR). Daarnaast hebben gemeenten in het Uitvoeringspanel, Cedris, VNO-NCW/MKB en FNV op het Ontwerpbesluit gereageerd. De regering gaat hieronder in op de uitgebrachte reacties.

VNG

De VNG merkt, ten aanzien van het voorstel dat UWV geen nader onderzoek hoeft te doen voor mensen met een geldige Wsw-indicatie die zich bij UWV melden voor een indicatie beschut werk, op dat deze doelgroep ook staat geregistreerd in het doelgroepregister. VNG geeft aan dat daarmee het onderscheid tussen deze categorieën diffuus wordt met betrekking tot het instrument dat het meest geschikt zou zijn. De regering geeft aan dat mensen met een Wsw-indicatie inderdaad automatisch zijn opgenomen in het doelgroepregister voor de banenafspraak. Zodra voor deze mensen echter een advies beschut werk wordt afgegeven behoren zij tot de doelgroep voor beschut werk en worden zij uit het doelgroepregister voor de banenafspraak verwijderd. Dat is conform de werkwijze ten aanzien van mensen van wie UWV heeft vastgesteld dat zij arbeidsvermogen hebben maar niet in staat zijn om het wettelijk minimumloon te verdienen. Ook deze mensen worden in het doelgroepregister voor de banenafspraak opgenomen en er uit verwijderd zodra zij een positief advies beschut werk hebben. De onderscheidende criteria zijn de voorwaarden voor intensieve begeleiding, permanent toezicht, aanpassing van de werkplek of organisatorische aanpassingen zoals geformuleerd in het besluit advisering beschut werk. Verder voorziet de VNG dat het beroep op beschut werk fors wordt vergroot, zonder dat hierop sturing door de gemeente mogelijk is en wijst op het risico van mogelijke wachtlijsten. De regering vindt dat alle gemeenten beschut werkplekken moeten realiseren en is zich ervan bewust dat mogelijk wachtlijsten kunnen ontstaan. De overige aanpassingen in het besluit geven de VNG geen aanleiding tot het maken van verdere opmerkingen.

UWV

UWV geeft in zijn uitvoeringstoets aan dat de voorgestelde wijzigingen uitvoerbaar en handhaafbaar zijn en dat de beoogde datum van inwerkingtreding van 15 februari 2017 haalbaar is. UWV heeft nog wel een aantal aandachtspunten en verzoeken.

UWV wil in artikel 3, vierde lid, van het besluit expliciet twee groepen benoemd zien: 1. Personen met een Wsw-indicatie zonder advies begeleid werken en met een Wsw-dienstbetrekking op 31-12-2014 die werkzaam zijn op de datum van het verzoek en 2. personen die niet werkzaam zijn op datum van het verzoek. Naar aanleiding van het verzoek van UWV is in artikel 3, vierde lid, aangesloten bij de formulering die elders is gebruikt waarmee aan het verzoek van UWV tegemoet is gekomen. Ten aanzien van het hergebruik van (medische) gegevens verzoekt UWV om dit uit te breiden naar door UWV uit te voeren wetten en om de periode van hergebruik niet vast te leggen op twee jaar, maar de termijn onbepaald te laten. De regering neemt deze verzoeken niet over omdat artikel 73a van de Wet SUWI de mogelijkheid biedt om hergebruik van gegevens door UWV en SVB bij algemene maatregel van bestuur te regelen. Die delegatiebepaling vereist dat die nadere regels duidelijk maken om welke gegevens het precies gaat, voor welk doel, en onder welke voorwaarden. Een ongeclausuleerd hergebruik van gegevens bijvoorbeeld waar het betreft de termijn waarbinnen dit kan en de bron waaruit kan worden geput, doet geen recht aan de wettelijke bepaling.

UWV verzoekt om in de toelichting op het Besluit advisering beschut werk aan te geven dat personen die een ZW- of WGA-uitkering ontvangen ten laste van een eigen risico dragende werkgever buiten de doelgroep vallen van personen die een advies beschut werk kunnen aanvragen. Hetzelfde verzoek geldt ten aanzien van personen die een WW-uitkering ontvangen van O&O-werkgevers. Met eerdergenoemde wetswijziging is geregeld dat naast personen bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a van de Participatiewet ook personen aan wie het UWV een uitkering verstrekt een aanvraag voor een advies beschut werk mogen doen. Personen die een werkloosheidsuitkering of een arbeidsongeschiktheidsuitkering van hun werkgever ontvangen behoren hier niet toe. Wel alle mensen die een uitkering van het UWV ontvangen. Hiervan kan niet afgeweken worden bij (toelichting op) lagere regelgeving. Wanneer mensen met een uitkering van UWV een aanvraag voor een advies beschut werk bij UWV indienen moet UWV beoordelen of zij in aanmerking komen voor een positief of negatief advies beschut werk.

Landelijke Cliëntenraad (LCR)

De LCR oordeelt positief over de voorstellen dat personen met een Wsw-indicatie die niet begeleid kunnen werken zonder nader onderzoek een positief advies beschut werk krijgen en dat personen met een Wsw-indicatie die wel begeleid kunnen werken zonder nader onderzoek een negatief advies beschut werk krijgen.

Ten aanzien van deze laatste groep merkt de LCR op dat via de nu voorgestelde route, dat als een persoon van mening is dat zijn situatie dusdanig is veranderd dat hij wel in aanmerking komt voor een positief advies beschut werk, alleen via het college een advies aan UWV kan worden aangevraagd. Zij ziet graag dat de persoon dit rechtstreeks aan UWV kan melden. Dit voorstel van de LCR is overgenomen en de nota van toelichting bij het besluit is hierop aangepast.

De LCR merkt op dat dit ook geldt voor mensen die binnen 12 maanden na een eerdere beoordeling door UWV zijn gezien. Ook hier moet het mogelijk zijn om, als de situatie dusdanig is gewijzigd, dat de persoon die het betreft binnen 12 maanden een nieuwe adviesaanvraag bij UWV mag indienen. Dit voorstel is niet overgenomen. Het is wenselijk dat in deze situatie via het college een nieuwe adviesaanvraag aan UWV wordt gericht, zodat het college primair kan toetsen of er voldoende grond is voor een nieuwe adviesaanvraag en voorkomen kan worden dat UWV onnodig wordt belast. Tot slot geeft de LCR nog twee suggesties mee. Zij vraag om expliciet op te nemen dat de groep Wsw-geindiceerden die niet begeleid kan werken en die ten tijde van 1-1-2015 tijdelijk werkten in Wsw-verband en waar het dienstverband is geëindigd of wordt beëindigd, zonder nader onderzoek een advies voor beschut werk kunnen krijgen. Deze suggesties zijn overgenomen. Tot slot verzoekt de LCR om in het besluit op te nemen dat mensen in aanmerking komen voor dagbesteding via de Wmo op het moment dat zij niet meer tot beschut werk in staat zijn. Deze suggestie is niet overgenomen, omdat het tot de beleidsvrijheid van gemeenten behoort te bepalen wat de meest passende voorziening is voor de persoon die het betreft.

Overige reacties

Cedris en de FNV zijn positief over de aanpassing in het wetsvoorstel dat mensen zelf een advies beschut werk kunnen aanvragen. Cedris geeft daarnaast aan dat de regering moet kijken naar zowel de beoordelingscriteria als de rol van UWV in het beoordelingsproces die naar mening van Cedris marginaal moet worden ingevuld. Er vindt overleg plaats met betrokken partijen over het beoordelingsproces voor beschut werk en daarbinnen nog verbeterpunten mogelijk. Deze mogelijke verbeterpunten leiden voor alsnog niet tot wijzigingen van de criteria zoals opgenomen in dit besluit, omdat daar niet het belangrijkste knelpunt zit. De verbeterpunten die de regering zien, hebben betrekking op het brede beoordelingsproces voor beschut werk. Zo kan de aansluiting met vooral het PrO/VSO onderwijs beter, zodat geschikte kandidaten voor beschut werk worden gevonden. Ook is de samenwerking tussen UWV en gemeenten van belang. Als zij elkaar in een vroeg stadium weten te vinden, lijkt dat als resultaat met zich mee te brengen dat meer personen een positief advies beschut werk krijgen. Cedris is positief over de aanpassing dat mensen met een Wsw-indicatie – tenzij die gepaard gaat met een begeleid werken advies – die zelf of via de gemeente een advies beschut werk aanvragen, zonder nader onderzoek tot de doelgroep beschut werk gaan behoren. De toelichting is hierop, conform verzoek van Cedris,verduidelijkt.

De FNV geeft aan dat mensen altijd zelf een advies beschut werk bij UWV moeten kunnen aanvragen en daarmee niet afhankelijk moeten zijn van het college. Deze opmerking van FNV heeft geleid tot aanpassing van de toelichting. Mensen met Wsw-indicatie die begeleid kunnen werken, krijgen in eerste instantie een negatief advies beschut werk van UWV omdat al eerder is vastgesteld dat deze personen bij een reguliere werkgever kunnen werken. Als een persoon meent dat zijn persoonlijke situatie dusdanig is gewijzigd, dan kan hij dit onderbouwd kenbaar maken bij UWV, waarna UWV alsnog overgaat op een onderzoek en beoordeling. De redactionele opmerkingen van de FNV zijn verwerkt. Naar aanleiding van opmerkingen van gemeenten in het Uitvoeringspanel is het besluit op een aantal punten aangepast en verduidelijkt. Zo is bijvoorbeeld de datum van aanvraag het startpunt voor de termijn van 2 jaar in plaats van de aanvang van werkzaamheden.

Het Ontwerpbesluit gaf VNO-NCW/MKB geen reden tot het maken van opmerkingen.

Artikelsgewijze toelichting:

Artikel I, onderdeel A

Om duidelijk te maken dat het gebruik van de eerder verkregen gegevens door UWV is gebaseerd op artikel 73a van de Wet SUWI, wordt een nadere grondslagbepaling opgenomen.

Artikel I, onderdeel B

Het Besluit advisering beschut werk stelt regels met betrekking tot de beoordeling door UWV in het kader van het advies beschut werk op grond van artikel 10b van de Participatiewet. Met de wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van beschut werk en de invoering van de Praktijkroute (Kamerstukken II, 2016/17, 34 578 nr. 2) wordt het mogelijk dat ook een persoon zelf een advies aan UWV kan vragen of die persoon uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. De onderhavige wijziging van artikel 2 van het besluit maakt duidelijk dat de in het besluit opgenomen regels zowel gelden voor de beoordeling op verzoek van het college, als voor de beoordeling op verzoek van de persoon zelf.

Artikel I, onderdeel C

Zoals in het algemeen deel van deze toelichting uiteen is gezet, heeft UWV aangegeven dat het wetsvoorstel uitvoerbaar is. UWV heeft daarbij wel voorstellen gedaan om de werkprocessen zo in te richten dat de adviezen van UWV zonder onnodige extra beoordelingen binnen de gestelde tijd kunnen worden vastgesteld (bijlage bij: Kamerstukken II, 2016/17, 34 578 nr. 3).

Hiertoe wordt artikel 3 van het Besluit advisering beschut werk aangepast. Er worden drie leden toegevoegd.

Op grond van het nieuwe derde lid adviseert UWV het college dat een persoon die zichzelf bij UWV meldt met een geldende Wsw-indicatie en een advies begeleid werken, niet tot de doelgroep beschut werk behoort. Deze persoon is in het kader van de Wsw al eerder beoordeeld. Als een persoon vindt dat zijn omstandigheden dusdanig zijn gewijzigd, kan deze persoon zich bij het college melden en kan het college een nieuw advies vragen. De persoon kan ook bij UWV aangeven dat zijn omstandigheden zijn gewijzigd en om een nieuw advies vragen. UWV voert in die gevallen de werkzaamheden uit, bedoeld in artikel 10b, tweede en derde lid, van de Participatiewet, en komt zodoende tot een nieuw advies.

Voor personen met een geldende Wsw-indicatie van wie UWV heeft geadviseerd dat deze niet in staat is tot begeleid werken in het kader van de Wsw geldt dat UWV zonder nadere beoordeling een positief advies aan het college verstrekt. Ook dit is in het derde lid geregeld.

Het is niet de bedoeling dat personen zich meerdere malen per jaar bij UWV melden voor een advies beschut. Indien iemand zich binnen twaalf maanden bij UWV meldt nadat UWV heeft geadviseerd dat iemand niet tot de doelgroep voor beschut werk behoort, kan UWV zonder nader onderzoek een gelijkluidend advies aan het college sturen. Uiteraard kan het voorkomen dat iemands omstandigheden binnen twaalf maanden wijzigen. In dat geval kan iemand zich tot het college wenden, en kan het college een advies aan UWV vragen, waarbij wel een nieuw onderzoek of beoordeling plaatsvindt. Het gaat dan om een nieuwe, inhoudelijke beoordeling door UWV.

Verder is een koppeling gemaakt met artikel 73a van de Wet SUWI. Die bepaling maakt het mogelijk dat UWV de gegevens die UWV bij een bepaalde taak heeft verkregen ook mogen worden gebruikt bij de uitvoering van andere wettelijke taken. Dit betreft blijkens artikel 1, tweede lid, van die wet ook persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens.

Artikel 73a, eerste lid, van de Wet SUWI bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke gegevens op die wijze kunnen worden gebruikt. Het vijfde lid van artikel 3 van dit besluit geeft hier een nadere invulling aan en bepaalt dat het gaat om gegevens die zijn verkregen in het onderzoek naar de beoordeling arbeidsvermogen in het kader van de Wajong.

Nu zowel de beoordeling in het kader van de Wajong als de advisering in het kader van beschut werk een wettelijke taak van UWV zijn, is het hergebruik van deze gegevens mogelijk. Dit is zowel in het belang van een gestroomlijnd proces bij UWV als in het belang van een persoon, die niet tweemaal binnen korte tijd beoordeeld hoeft te worden.

Uiteraard is het van belang dat UWV daarbij rekening houdt met hoe oud de betreffende gegevens zijn en of aanvullend onderzoek noodzakelijk is. Als aanvullend onderzoek niet nodig is, dan baseert UWV het advies volledig op de reeds beschikbare gegevens. Om te verzekeren dat gegevens voor een beperkte periode met dit doel worden verwerkt, is bepaald dat de gegevens uiterlijk twee jaar oud mogen zijn, te rekenen vanaf het moment van aanvraag van het advies door het college of door de betrokkene zelf. Uiteraard zal UWV personen over het gebruik van deze gegevens moeten inlichten, conform artikel 33 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Het zal hierbij niet altijd mogelijk zijn om personen te informeren op het moment dat de gegevens zijn verkregen, omdat dit moment in het verleden kan liggen. In dat geval wordt de betrokkenen zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

Artikel I, onderdeel C

Om duidelijk te maken dat het gebruik van de eerder verkregen gegevens door UWV is gebaseerd op artikel 73a van de Wet SUWI, wordt een nadere grondslagbepaling opgenomen.

Artikel II

De inwerkingtreding van dit besluit is gekoppeld aan het moment waarop de voornoemde wetswijziging in werking treedt. De datum van inwerkingtreding van die wet is bepaald op 1 januari 2017. Omdat het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst ligt na 1 januari 2017, treedt dit besluit in werking met ingang van een datum die uitvoering van deze wet met de toepassing van dit besluit snel mogelijk maakt.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,


X Noot
1

Kamerstukken II, 2016/17, 34 578.

X Noot
2

Dit laat onverlet dat als een reguliere werkgever in een individueel geval wel beschut werk wil aanbieden dit tot de mogelijkheden kan behoren.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2016/17, 34 578 nr. 3, p. 10 en 18

Naar boven