TOELICHTING
Algemeen
In deze regeling is een aantal wijzigingen opgenomen van de Subsidieregeling ADL-assistentie
en de Tijdelijke subsidieregeling extramurale behandeling die noodzakelijk zijn met
ingang van 1 januari 2017.
In de Subsidieregeling ADL-assistentie is ten eerste het beschikbare macrobedrag verhoogd
van € 89,5 miljoen in 2016 tot € 92,2 miljoen in 2017. De verhoging houdt verband
met een stijging van de gemiddelde zorgzwaarte van de cliënt (toename € 1,8 miljoen)
en loon- en prijsbijstelling tot het niveau van 2017 van € 0,9 miljoen. De gemiddelde
zorgzwaarte neemt toe door een toenemende leeftijd van de cliënten en doordat gemiddeld
genomen cliënten met een zwaardere zorgvraag toetreden tot de ADL-woningen. De bijstelling
tot het loon- en prijspeil voor 2017 is gebaseerd op de indices uit de macro-economische
verkenningen.
Verder is in deze regeling een aantal wijzigingen van de Tijdelijke subsidieregeling
extramurale behandeling opgenomen.
Ten eerste wordt het subsidiebedrag dat beschikbaar is voor het jaar 2017 vastgesteld
op € 65 miljoen. De regioverdeling vindt plaats op basis van de rapportages van het
Zorginstituut Nederland (Zorginstituut) over extramurale behandeling over de maanden
januari tot en met oktober 2016. Vanaf 2017 worden alle middelen bij aanvang van het
subsidiejaar verleend onder Wlz-uitvoerders.
Ten tweede wordt voor de inhoud van de prestaties in de Tijdelijke subsidieregeling
extramurale behandeling aangesloten bij de Beleidsregel BR/REG-17135 Prestatiebeschrijvingen
en tarieven modulaire zorg 2017 (Stcrt. 2016, nr. 38051) van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zoals van toepassing is op zorg op grond
van de Wet langdurige zorg (Wlz). Verder worden de (vaste) behandeltarieven aangepast
aan de maximum beleidsregelwaarden van de NZa zoals deze voor de betreffende prestaties
in 2017 voor de Wlz gelden.
Verder is voorzien in een herverdeling van de middelen bij de vaststelling van de
subsidies. Dat kan aan de orde zijn wanneer één of meer subsidies op een lager bedrag
worden vastgesteld dan het maximumbedrag van de verleende subsidie. De middelen die
aldus overblijven, worden verdeeld onder de Wlz-uitvoerders die meer extramurale behandeling
hebben gerealiseerd dan waarvoor subsidie is verleend. Deze wijziging heeft terugwerkende
kracht tot en met 1 januari 2015. Hierdoor kan de herverdeling ook al plaatsvinden
bij de herverdeling van de middelen voor het jaar 2015 en 2016.
De voornaamste inhoudelijke vernieuwing in de Tijdelijke subsidieregeling extramurale
behandeling betreft uitwerking van de Kamerbrief ‘Zorg voor kwetsbare ouderen thuis’
van 8 juli 2016 (Kamerstuk II 2015/16, 33 578, nr. 33). Met deze kamerbrief wordt ingezet op het verbeteren van de zorg aan ouderen met
complexe zorgvraag thuis en verlichten van de inzet van de huisarts. Dit kan door
het voor de huisarts makkelijker te maken de specifieke kennis en competenties van
de specialist ouderengeneeskunde op het gebied van ouderen in te schakelen. In de
praktijk blijkt dat de Tijdelijke subsidieregeling extramurale behandeling niet voldoende
duidelijkheid biedt voor de inzet van de specialist ouderengeneeskunde in de wijk.
Daarnaast is vanuit het veld het signaal gekomen dat de bepaling dat alleen behandeling
door specialisten ouderengeneeskunde in dienst van een verpleeghuis (instellingsartsen)
voor subsidie in aanmerking komt, onnodig belemmerend is.
Bij het komen tot verbeteringen per 2017 is gebruik gemaakt van de zorgmodules die
Verenso en LHV in hun samenwerkingsconvenant* hebben opgenomen. In de beleidsregel Prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire
zorg 2017 van de NZa (waarnaar deze subsidieregeling verwijs) is aansluiting gezocht
bij de zorgmodules uit het samenwerkingsconvenant. Het betreft de modules meekijkconsult,
eenmalig geriatrisch assessment, polyfarmacie en medebehandeling. Concreet heeft het
gebruik maken van zorgmodules geleid tot een verduidelijking van de prestatie H335
(Behandeling Specialist Ouderengeneeskunde) in de NZa-beleidsregel. De met H335 corresponderende
prestatie in de Tijdelijke subsidieregeling extramurale behandeling is daarmee ook
gewijzigd.
Het gebruik van de vier zorgmodules uit het samenwerkingsconvenant is ook verwerkt
in de indicatiestelling voor de subsidieregeling door het CIZ. Partijen hebben afgesproken
dat de modules meekijkconsult, eenmalig geriatrisch assessment en polyfarmacie, zorginhoudelijk
alle drie onder de behandelvorm ‘consultatie’ vallen zoals opgenomen onder de prestatie
van de Nza. Voor deze drie modules die onder de behandelvorm ‘consultatie’ vallen
is volgens artikel 1.3, tweede lid, geen indicatiebesluit van het CIZ nodig. Deze
verduidelijking van artikel 1.3, tweede lid, wordt door het CIZ opgenomen in de Beleidsregels
indicatiestelling voor de Tijdelijke subsidieregeling extramurale behandeling 2017.
Met de aanpassing van de Tijdelijke subsidieregeling extramurale behandeling wordt
het mogelijk dat ook specialisten ouderengeneeskunde die niet in dienst zijn van een
verpleeghuis in de wijk kunnen worden ingezet. Naast behandeling door instellingsartsen
kan vanaf 2017 behandeling vanuit een samenwerkingsverband van ambulant werkende specialisten
ouderengeneeskunde ook in aanmerking komen voor subsidie. In alle gevallen geldt dat
een specialist ouderengeneeskunde uitsluitend kan behandelen op verwijzing van de
huisarts. Wlz-uitvoerders hebben in hun inkoopbeleid voor de Tijdelijke subsidieregeling
extramurale behandeling in nauw overleg met Verenso (de Vereniging van Specialisten
Ouderengeneeskunde) nadere invulling aan deze wijziging gegeven.
Met het introduceren van de zorgmodules en het uitbreiden van het aanbod naar specialisten
ouderengeneeskunde die niet in dienst zijn van een verpleeghuis, wordt ervaring opgedaan
met het verbeteren van de zorg aan ouderen met complexe zorgvraag thuis en verlichten
van de inzet van de huisarts. Het Zorginstituut brengt over de positionering van de
specialist ouderengeneeskunde in het najaar van 2016 een pakketadvies uit. Het pakketadvies
en de ervaringen met bovengenoemde wijzigingen dienen als input bij besluitvorming
over en uitwerking van positionering van de specialist ouderengeneeskunde in de eerste
lijn.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
In dit onderdeel wordt artikel 1.6, eerste lid, van de subsidieregeling zodanig gewijzigd
dat het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op grond van deze Subsidieregeling
wordt verhoogd naar € 92,2 miljoen.
In artikel 1.6, tweede lid, is rekening gehouden met een toename van het maximum aantal
te leveren uren van 2% in verband met toenemende zorgzwaarte.
Artikel I, onderdeel B
In artikel 2.4 vervalt het eerste lid, onderdeel a, omdat voor de ADL-asssitentie
niet meer gewerkt wordt met NZa-rekenstaten.
Artikel I, onderdeel C
In artikel 5.5 wordt het jaartal aangepast en is de uurprijs geïndexeerd met 0,94%.
Artikel II, onderdeel A
Het derde lid van artikel 1.2 beschrijft de kring van zorgaanbieders waarvan extramurale
behandeling onder de subsidieregeling valt. Voor 2017 wordt de kring van zorgaanbieders
die in aanmerking kunnen komen voor een overeenkomst veranderd in zorgaanbieders die
op 31 december 2016 beschikten over een toelating in de zin van de Wet toelating zorginstellingen
ten behoeve van het verlenen van behandeling. Dit om mogelijk te maken dat zorginstellingen
die gedurende het jaar 2016 een toelating ten behoeve van het verlenen van behandeling
hebben ontvangen kunnen worden gecontracteerd voor behandeling vanuit de subsidieregeling.
In het vierde lid zijn de prestaties beschreven waarvoor subsidie kan worden verleend.
Hiertoe wordt verwezen naar de beleidsregel "Prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire
zorg" van de NZa (BR/REG-17135). In dit lid wordt de prestatie ‘Behandeling families
first’ geschrapt. Bij het opstellen van de Tijdelijke subsidieregeling extramurale
behandeling voor 2015 is deze prestatie tijdelijk opgenomen om te voorkomen dat verzekerden
in de leeftijd van 18 tot 23 jaar met een doorlopende indicatie voor extramurale behandeling
na de hervorming van de langdurige zorg deze zorg niet meer zouden kunnen ontvangen.
Vanaf 2015 is de prestatie ‘Behandeling families first ’ niet meer gedeclareerd door
Wlz-uitvoerders en en daarom wordt deze prestaties vanaf 2017 geschrapt.
Aan artikel 1.2 is een zesde lid toegevoegd. Dit lid maakt het mogelijk dat naast
behandeling door artsen in dienst van een verpleeghuis behandeling vanuit een samenwerkingsverband
van ambulant werkende specialisten ouderengeneeskunde ook in aanmerking voor subsidie.
Wlz-uitvoerders geven in hun inkoopbeleid voor de subsidieregeling in nauw overleg
met Verenso nadere invulling aan deze wijziging. Om te kunnen declareren is het praktisch
gezien noodzakelijk dat deze organisatorische verbanden van ambulant werkende specialisten
ouderengeneeskunde ook gaan beschikking over een toelating voor de Wet toelating zorginstellingen
(voor de functie behandeling). Als zij nog niet beschikken over een toelating voor
de Wet toelating zorginstellingen op 31 december 2016 kan de behandeling SO toch voor
subsidie in aanmerking komen.
Artikel II, onderdeel C
De bedragen per regio zijn gebaseerd op maandelijkse betalingsgegevens over behandeling
die Wlz-uitvoerders aan het Zorginstituut aanleveren. Bepalend is de oktobermonitor
2016 van het Zorginstituut waarin de betalingsgegevens over extramurale behandeling
in de maanden januari tot en met augustus 2016 zijn verwerkt.
Per Wlz-uitvoerder wordt één subsidie verstrekt. Indien een Wlz-uitvoerder voor twee
of meer regio's als zorgkantoor is aangewezen, wordt de subsidie niet per regio toegekend
en afgerekend. Het is mogelijk dat een Wlz-uitvoerder die voor meerdere regio’s als
zorgkantoor is aangewezen middelen tussen regio’s substitueert. De bedragen die bij
de regio's van de Wlz-uitvoerder staan vermeld, worden bij elkaar opgeteld. Op die
manier ontstaat één maximaal te verlenen subsidiebedrag voor alle regio's van de Wlz-uitvoerder
tezamen. In totaal wordt zo € 65 miljoen euro verdeeld.
Artikel II, onderdeel E
Hoofdstuk 5 van de regeling komt te vervallen. Vanaf 2017 worden alle middelen bij
aanvang van het subsidiejaar verleend onder Wlz-uitvoerders.
Artikel II, onderdeel F
In het eerste lid worden de vaste subsidiebedragen aangepast aan de maximum beleidsregelwaarden
voor het jaar 2017 (CA-BR-1610a). Evenals in voorgaande jaren zijn de vaste subsidiebedragen
bepaald op 94% van de maximum beleidsregelwaarden.
Aan artikel 6.5 is zijn twee leden toegevoegd. Het betreft bepalingen die een herverdeling
van middelen mogelijk maken bij de vaststelling van de subsidies. Eerst wordt het
bedrag van de subsidie berekend aan de hand van het aantal verrichte prestaties. Vervolgens
wordt dat bedrag vergeleken met de verleende subsidie. Als het berekende bedrag lager
is dan de verleende subsidie, wordt de subsidie op dat lagere bedrag vastgesteld.
Het verschil is dan beschikbaar voor herverdeling onder Wlz-uitvoerders waarvoor het
berekende bedrag hoger is dan de verleende subsidie. Het totaal van de voor herverdeling
beschikbare middelen wordt verdeeld evenredig aan het tekort van de Wlz-uitvoerder
op de verleende subsidie. Daartoe wordt de verlening opgehoogd. De opgehoogde subsidie
wordt echter nooit meer dan het aan de hand van het aantal verrichte prestaties berekende
bedrag. Een aanvraag is niet nodig; het Zorginstituut kent de verhoging automatisch
toe. In deze gevallen wordt de subsidie vastgesteld op het verhoogde subsidiebedrag.
Tot slot is het mogelijk dat alle Wlz-uitvoerders hun verleende subsidie hebben uitgeput
of overschreden en er geen middelen resteren voor herverdeling. In die gevallen wordt
de subsidie vastgesteld op het reeds verleende subsidiebedrag.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2017.
De wijzigingen met betrekking tot het herverdelen van de subsidie bij de subsidievaststelling
op grond van artikel 6.5, derde tot en met vijfde lid, van de regeling (nieuw) zullen
ook gelden voor de vaststelling over de jaren 2015 en 2016. Om die reden krijgen die
wijzigingen terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2015. Aangezien de onderhavige
wijziging begunstigend is voor alle subsidieontvangers is er geen beletsel om aan
de wijziging van de subsidieregeling terugwerkende kracht te verlenen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn