Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 23 augustus 2016, nr. IENM/BSK-2016/161636, houdende vaststelling/tot wijziging van de Regeling bodemkwaliteit (actualisering verwijzingen normdocumenten 2016.2) en enkele andere ministeriële regelingen (verwijzing naar normdocumenten)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikel 2, tweede lid, van het Besluit asbestwegen milieubeheer, de artikelen 25, eerste lid, 28, eerste lid, 30, eerste lid, en 40, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit, artikel 11h, vierde lid, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, artikel 5, tweede lid, van het Besluit uniforme saneringen, artikel 2, onderdeel b, van het Productenbesluit asbest en artikel 1.1, tiende lid, van de Wet milieubeheer;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling bodemkwaliteit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.2.3, aanhef, wordt ‘bijlage F’ vervangen door: bijlage F, paragraaf 3,.

B

In artikel 3.3.1, eerste lid, wordt ‘bijlage F’ vervangen door: bijlage F, paragraaf 4,.

C

Artikel 3.3.3. wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Vormgegeven bouwstoffen waarvan de emissie van parameters uit de bouwstof is bepaald door middel van een van de proeven, bedoeld in artikel 3.3.1, eerste lid, voldoen aan de maximale emissiewaarden anorganische parameters voor niet-vormgegeven bouwstoffen die zijn opgenomen in tabel 1 van bijlage A.

2. In het derde lid (nieuw) wordt ‘eerste lid’ vervangen door: eerste en tweede lid

3. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘tweede lid’ vervangen door: tweede en derde lid.

D

Na artikel 3.9.10. wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.9.11 Uitzondering stortplaatsen

De artikelen 3.9.1. tot en met 3.9.9. zijn niet van toepassing op het toepassen van IBC-bouwstoffen binnen een stortplaats waarop het Stortbesluit bodembescherming van toepassing is.

E

Artikel 5.1.8., eerste lid, vervalt.

F

Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. In de kolom Niet-vormgegeven (mg/kg d.s.) wordt de maximale emissiewaarde voor de parameter sulfaat (SO4) ‘1.730’ vervangen door: 2.430.

  • 2. In tabel 1 vervalt voetnoot 3.

G

Bijlage C wordt vervangen door bijlage C, opgenomen in bijlage 1, behorende bij deze regeling.

H

Bijlage D, paragraaf I. Normdocumenten, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. ‘NEN 5707, Bodem – Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem, mei 2003.’ wordt vervangen door: NEN 5707, Bodem – Inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016. Tot 1 september 2017 is het toegestaan om NEN 5707, Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem, mei 2003 te gebruiken..

  • 2. Na ‘NEN 5740, Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, januari 2009’ wordt toegevoegd: , met wijzigingsblad van 1 februari 2016.

I

Bijlage F wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. Het opschrift van de paragraaf ‘Bepaling van het volume van de kleinste eenheid op basis van afmetingen’ wordt vervangen door: 1. Bepaling van het volume van de kleinste eenheid op basis van afmetingen.

  • 2. Het opschrift van de paragraaf ‘Bepaling van het volume van de kleinste eenheid op basis van een zeefproef’ wordt vervangen door: 2. Bepaling van het volume van de kleinste eenheid op basis van een zeefproef.

  • 3. Het opschrift van de paragraaf ‘Niet-duurzaam vormvaste toepassingen’ wordt vervangen door: 3. Niet-duurzaam vormvaste toepassingen.

  • 4. Het opschrift van de paragraaf ‘Vormgegeven bouwstoffen die met de kolomproef moeten worden bepaald’ wordt vervangen door: 4. Vormgegeven bouwstoffen die met de kolomproef moeten worden bepaald.

J

Bijlage H wordt als volgt gewijzigd:

1. De paragraaf met de titel ‘Definitie k-waarde’ wordt vervangen door de paragraaf, opgenomen in bijlage 2, behorende bij deze regeling.

2. In de vierde kolom van de eerste tabel wordt achter ‘steekproefregime’ een voetnoot toegevoegd, luidende:

  • 1. Voor toetsing onder steekproefregime bij verificatiekeuring wordt ten minste een mengmonsters genomen overeenkomstig de BRL voor de desbetreffende bouwstof.

3. In de vierde kolom van de eerste tabel wordt achter ‘partijkeuringsregime’ een voetnoot 2 ingevoegd, luidende:

  • 2. Voor toetsing onder partijkeuringsregime bij verificatiekeuring worden, onder de voorwaarde dat ten minste twee te analyseren mengmonsters worden samengesteld en geanalyseerd, voor bouwstoffen ten minste 12 grepen per partij genomen en voor grond en baggerspecie ten minste 100 grepen per partij. Van een niet-vormgegeven bouwstof worden, in het geval dat één te analyseren mengmonster wordt samengesteld, ten minste 32 grepen genomen. Van een vormgegeven bouwstof worden, in het geval dat één te analyseren mengmonster wordt samengesteld, ten minste 12 grepen genomen. De wijze van monsterneming onder steekproefregime en partijkeuringsregime is vastgelegd in de beoordelingsrichtlijn van de desbetreffende bouwstof.

    De monsterneming onder steekproefregime en partijkeuringsregime vindt plaats overeenkomstig het normdocument dat voor de desbetreffende bouwstof is aangewezen in categorie 2 in bijlage C.

ARTIKEL II

In artikel 1.2, eerste lid, van de Activiteitenregeling milieubeheer wordt in de begripsomschrijving van ‘NEN 5740’ na ‘januari 2009’ ingevoegd: , met wijzigingsblad van 1 februari 2016.

ARTIKEL III

Artikel 2 van de Productenregeling asbest wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De concentratie serpentijnasbest, vermeerderd met tien maal de concentratie amfiboolasbest, in puin en puingranulaat wordt bepaald volgens de in NEN 5897, Inspectie en monsterneming van asbest in bouw- en sloopaval en recyclinggranulaat, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016, daarvoor aangegeven methode. Tot 1 september 2017 is het toegestaan NEN 5897, Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat, 1 december 2005, te gebruiken.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De concentratie serpentijnasbest, vermeerderd met tien maal de concentratie amfiboolasbest, in grond wordt bepaald volgens de in NEN 5707, Bodem – Inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016, daarvoor aangegeven methoden. Tot 1 september 2017 is het toegestaan NEN 5707, Bodem – Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem, mei 2003, te gebruiken.

3. In het derde lid wordt ‘de NTA 5727, uitgave augustus 2004,’ vervangen door: NTA 5727, Bodem – Monsterneming en analyse van asbest in waterbodem en baggerspecie, augustus 2004,.

4. in het vierde lid wordt ‘de NEN 5896, uitgave mei 2003,’ vervangen door: NEN 5896 – Kwalitatieve analyse van asbest in materialen met polarisatiemicroscopie, mei 2003,.

ARTIKEL IV

De Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • i. NEN 5707: NEN 5707, Bodem – Inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016;

  • j. NEN 5897: NEN 5897, Inspectie en monsterneming van asbest in bouw- en sloopaval en recyclinggranulaat, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016;

  • k. NEN 5898: NEN 5898, Bepaling van het gehalte aan asbest in grond, waterbodem, bouw- en sloopafval en granulaat, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016.

B

In de artikelen 23, tweede lid, en 27, eerste lid, wordt ‘NEN 5707 of NEN 5897’ vervangen door: NEN 5898.

C

Na artikel 43a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 43b

  • 1. Tot 1 september 2017 is het toegestaan NEN 5707, Bodem – Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem, mei 2003, te gebruiken in plaats van NEN 5707, onderscheidenlijk NEN 5898.

  • 2. Tot 1 september 2017 is het toegestaan NEN 5897, Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat, 1 december 2005, te gebruiken in plaats van NEN 5897, onderscheidenlijk NEN 5898.

ARTIKEL V

Artikel 5 van de Regeling Europese afvalstoffenlijst wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘NEN-EN-ISO 3170: uitgave 2004’ vervangen door: NEN-EN-ISO 3170 – Vloeibare aardolieproducten – handmatige monsterneming, februari 2004.

b. In onderdeel b wordt ‘NEN-EN-IEC 60567: uitgave 2012’ vervangen door: NEN-EN-IEC 60567 – Met olie gevulde elektrische uitrusting – Bemonstering van gassen voor de analyse van vrije en opgeloste gassen – Leidraad, januari 2012.

c. In onderdeel c wordt ‘NEN 3940: uitgave 1982’ vervangen door: NEN 3940 – Bitumen- en teerprodukten – Monsterneming, maart 1982.

d. In onderdeel d wordt ‘NEN 5897: uitgave 2014’ vervangen door: NEN 5897, Inspectie en monsterneming van asbest in bouw- en sloopaval en recyclinggranulaat, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016.

e. In onderdeel e wordt ‘NVN 5860: uitgave 1999’ vervangen door: NVN 5860 – Afvalstoffen – Bemonstering van afval, november 1999.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘NEN-EN 13657: uitgave 2002’ vervangen door: NEN-EN 13657 – Karakterisering van afval – Ontsluiting voor de bepaling van in koningswater oplosbare elementen, november 2002.

b. In onderdeel b wordt ‘NVN 5870: uitgave 1998’ vervangen door: NVN 5870 -0 Afvalstoffen – Analyse van afvalstoffen – Monstervoorbehandeling voor de bepaling van het gehalte aan organische en anorganische parameters, februari 1998.

3. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘NEN 5897: uitgave 2014’ vervangen door: NEN 5897, Inspectie en monsterneming van asbest in bouw- en sloopaval en recyclinggranulaat, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016.

b. In onderdeel b wordt ‘NEN-EN 12766-1: uitgave 2000’ vervangen door ‘NEN-EN 12766-1

– Aardolieproducten en gebruikte oliën – Bepaling van polychloorbifenylen (PCB) – Deel 1: Scheiding en bepaling van geselecteerde PCB-soorten met gaschromatografie (GC) met gebruik van een elektronen-invangdetector (ECD) – Deel 1, maart 2000’ en wordt ‘NEN-EN 12766-2: uitgave 2001’ vervangen door: NEN-EN 12766-2 – Aardolieproducten en gebruikte oliën – Bepaling van PCBs en verwante producten – Deel 2: Berekening van het gehalte van polychloorbifenylen (PCB's), augustus 2001.

c. In onderdeel c wordt ‘NEN-EN 14077: uitgave 2004’ vervangen door: NEN-EN 14077 – Aardolieproducten – Bepaling van het organisch halogeen gehalte – Oxidatieve microcoulometrische methode, januari 2004.

d. In onderdeel d wordt ‘NEN 5878: uitgave 2006’ vervangen door: NEN 5878 – Milieu – Onderzoek van fysische en chemische parameter in onbekende vaste en vloeibare monstermatrices, september 2006.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het tweede en vierde lid is het tot 1 september 2017 toegestaan NEN 5897, Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat, 1 december 2005, te gebruiken in plaats van NEN 5897, Inspectie en monsterneming van asbest in bouw- en sloopaval en recyclinggranulaat, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016.

ARTIKEL VI

Artikel 2 van de Regeling nadere voorschriften asbestwegen milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

1. De huidige tekst wordt aangeduid als het eerste lid.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt ‘NEN 5897, uitgave april 1999’ vervangen door: NEN 5897, Inspectie en monsterneming van asbest in bouw- en sloopaval en recyclinggranulaat, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: Tot 1 september 2017 is het toegestaan de NEN 5897, Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat, 1 december 2005, te gebruiken in plaats van NEN 5897, Inspectie en monsterneming van asbest in bouw- en sloopaval en recyclinggranulaat, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016.

ARTIKEL VII

De Regeling uniforme saneringen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel p wordt na ‘NEN 5740, Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, januari 2009’ toegevoegd: , met wijzigingsblad van 1 februari 2016.

2. Onderdeel q komt te luiden: q. NEN 5707, Bodem – Inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016;.

B

1. In artikel 1.5, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘NEN 5707: 2003’ vervangen door: NEN 5707: 2016.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste lid is het tot 1 september 2017 toegestaan om NEN 5707, Bodem – Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem, mei 2003, te gebruiken in plaats van NEN 5707, Bodem – Inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016.

ARTIKEL VIII

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

BIJLAGE 1 BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL G, VAN DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU TOT WIJZIGING VAN DE REGELING BODEMKWALITEIT (ACTUALISERING VERWIJZINGEN NORMDOCUMENTEN 2016.2) EN ENKELE ANDERE MINISTERIËLE REGELINGEN IN VERBAND MET DE VERWIJZING NAAR NORMDOCUMENTEN

Bijlage C, behorende bij de artikelen 2.1 en 2.2

De aanwijzing van normdocumenten in kolom 3 van de tabel en de onderdelen daarvan die worden genoemd in kolom 4, ziet wat betreft de normdocumenten die met * zijn aangegeven, alleen op de onderdelen waarmee wordt beoogd het milieu te beschermen tegen nadelige gevolgen voor het milieu die de werkzaamheid waarop het normdocument betrekking heeft, kan veroorzaken.

Indien in de tabel voor een categorie van werkzaamheden een normdocument of een onderdeel van een normdocument in de derde kolom, onderscheidenlijk vierde kolom, cursief is weergegeven, geschiedt de aanwijzing van dat normdocument of onderdeel daarvan uitsluitend ten behoeve van de toepassing van de artikelen 9 en 15 van het besluit.

Indien in de tabel voor een categorie van werkzaamheden een normdocument of een onderdeel van een normdocument in de derde kolom, onderscheidenlijk vierde kolom, dikgedrukt is weergegeven, geschiedt de aanwijzing van dat normdocument of onderdeel daarvan uitsluitend ten behoeve van de toepassing van artikel 18 van het besluit (de wijze van uitvoering van een werkzaamheid). De aanwijzing heeft dan betrekking op essentiële eisen.

Categorie

Werkzaamheden

Normdocumenten

Certificatie- en accreditatierichtlijnen

Onderdelen

1

Aanleg van bodembeschermende voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a.

BRL SIKB 7700 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening, versie 1.3, vastgesteld op 30 oktober 2014, met wijzigingsblad van 18 februari 2016

Protocol 7701 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening met prefab betonnen elementen, versie 1.3, vastgesteld op 30 oktober 2014, met wijzigingsblad van 18 februari 2016.

Protocol 7702 – Aanleg of herstel van een vloei-stofdichte voorziening van beton, versie 1.3, vastgesteld op 30 oktober 2014, met wijzigingsblad van 18 februari 2016.

Protocol 7703 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening met bitumineus materiaal, versie 1.3, vastgesteld op 30 oktober 2014, met wijzigingsblad van 18 februari 2016.

Protocol 7704 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte kunstharsgebonden beschermlaag, versie 1.3, vastgesteld op 30 oktober 2014.

Protocol 7711 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voegafdichting, versie 1.3, vastgesteld op 30 oktober 2014.

2

Afgeven van kwaliteitsverklaringen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b

BRL 1004 Kalkzandsteen, versie van 31 oktober 2011 met wijzigingsblad van 31 december 2014.*

BRL 1328 Buitengevelisolatiesystemen met gepleisterde afwerking, versie van 14 november 2004, met wijzigingsblad van 7 oktober 2015 (uitsluitend NL BSB merk).

BRL 1905 Mortels voor metselwerk, versie van 17 januari 2011 met wijzigingsblad van 16 april 2015.*

BRL 2307-2 AEC-bodemas voor ongebonden toepassing in grond en wegenbouwkundige werken, versie van 13 mei 2015.

BRL 2353 Kelderwanden van staalvezelbeton, van 31 januari 2011 met wijzigingsblad van 2 januari 2013.*

 
   

BRL 2506 Recyclinggranulaten voor toepassing in GWW-werken en in beton, versie van 29 november 2012, met wijzigingsblad van 29 februari 2016. Tot 1 januari 2017 is het toegestaan om BRL 2506 versie van 29 november 2012, met wijzigingsblad van 31 december 2014, toe te passen.

 
   

BRL 5068 Cellenbeton voor toepassing in buitenwanden (type B-wanden) in bouwwerken, versie 5 juli 1999, met wijzigingsblad van 11 november 2008.*

BRL 5070 Vooraf vervaardigde betonproducten, versie van 16 april 2015.

 
   

BRL 5071 Vooraf vervaardigde vezelcement producten, versie van 16 april 2015. Tot 1 januari 2017 is het toegestaan BRL 1103 Daken en gevels met geprofileerde vezelcementplaten, versie van 20 januari 2006, met wijzigingsblad van 31 december 2014, toe te passen.

 
   

BRL 5076 Vooraf vervaardigde polymeerbeton producten, versie van 16 april 2015.

BRL 52230 Keramische producten, versie van 22 april 2015.

BRL 9301 Mijnsteen voor GWW-werken, versie van 25 februari 2016.

BRL 9302-2 E-bodemas in ongebonden toepassing, versie van 8 mei 2015.

BRL 9311 Gerecycled grind voor toepassing op daken, in ongebonden lagen in civiele werken en als toeslagmateriaal voor asfalt, versie van 16 april 2008, met wijzigingsblad van 31 december 2014.*

 
   

BRL 9313 Zand uit dynamische wingebieden, versie van 29 november 2012, met wijzigingsblad van 13 mei 2015.

 
   

BRL 9315 De milieuhygiënische kwaliteit van geëxpandeerde kleikorrels voor ongebonden toepassing in werken, versie van 9 april 2008.

 
   

BRL 9317 Poreus gesteente van vulkanische oorsprong, versie van 13 mei 2015.

 
   

BRL 9319 De milieuhygiënische kwaliteit van drinkwaterreststoffen voor toepassing in grondwerken, versie van 31 augustus 2009.

 
   

BRL 9320 Bitumineus gebonden mengsels, versie van 24 april 2009, met wijzigingsblad van 31 december 2014.

 
   

BRL 9321 Milieuhygiënische kwaliteit van industriezand en (gebroken) industriegrind, versie van 4 november 2014.

 
   

BRL 9322 Mengsels van cementgebonden minerale reststoffen, versie van 1 maart 2016.

BRL 9324 Groevesteen in ongebonden toepassing, versie van 13 mei 2015.

 
   

BRL 9326 Schelpen, versie van 15 september 2011, met wijzigingsblad van 13 mei 2015.

 
   

BRL 9327 Milieuhygiënische kwaliteit van bitumineuze afdichtingsmaterialen voor toepassing in waterkerende en waterafdichtingssystemen, versie van 15 september 2008, met wijzigingsblad van 31 december 2014.

 
   

BRL 9335 Grond, versie van 12 september 2014 en de bijbehorende SIKB protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4, versie van 5 september 2014, met wijzigingsblad versie 1 van 10 maart 2016. Tot 1 september 2017 is het toegestaan om de hiervoor genoemde versies zonder het wijzigingsblad toe te passen.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL 9335, Protocol 9335-1, Protocol 9335-2 onderscheidenlijk Protocol 9335-4, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer

door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 23 juni 2016.

 
   

BRL 9336 Milieuhygiënische kwaliteit van E-Vliegas in ongebonden toepassing, versie van 4 november 2014.

 
   

BRL 9337 De milieuhygiënische kwaliteit van polymeergebonden steenslag voor toepassing in GWW-werken, versie van 2 november 2009.

 
   

BRL 9338 Betonmortel en andere cementgebonden mortels, versie van 25 juni 2013.

BRL 9339 De milieuhygiënische kwaliteit van duurzaam waterglasgebonden grond voor in situ toepassing in bouwkundige en civieltechnische werken, versie van 26 mei 2015.

 
   

BRL 9341 Steenachtige substraten, versie van 25 februari 2016.

BRL 9345 Slakken en slakmengsels voor toepassing in GWW-werken, van 7 oktober 2015. Tot 1 januari 2017 is het toegestaan de volgende normdocumenten toe te passen: BRL 9304 Fosforslak en fosforslakmengsel voor toepassing in GWW-werken, versie 13 november 2012 met wijzigingsblad van 31 december 2014; BRL 9305 Hoogovenslakmengsel voor toepassing in GWW-werken, versie van 13 november 2012; BRL 9310

LD-staalslakmengsel voor toepassing in de wegenbouw en LD-staalslak voor toepassing in GWW-werken, versie van 13 november 2012 met wijzigingsblad van 31 december 2014; BRL 9328 ELO-staalslak voor toepassing in de wegenbouw en kust- en oeverwerken, versie van 24 april 2008 met wijzigingsblad van 31 december 2014. (uitsluitend NL BSB merk); BRL 9343 Koperslak voor GWW-werken, versie van 18 november 2013.

 

3

Analyse van bouwstoffen, grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c

NEN-EN-ISO/IEC 17025 Algemene eisen voor de bekwaamheid van beproevings- en kalibratielaboratoria, versie van 2005 +C1:2007.

 
 

AP 04-A, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Algemeen, versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016. Tot 1 september 2017 is het toegestaan om versie 8, vastgesteld op 3 oktober 2013, toe te passen.

 
   

AP 04-V, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Monstervoorbehandeling, versie 10, vastgesteld op 23 juni 2016. Tot 1 september 2017 is het toegestaan om versie 9, vastgesteld op 3 oktober 2013, toe te passen.

 
   

AP 04-SG, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Samenstelling grond, versie 12, vastgesteld op 23 juni 2016. Tot 1 september 2017 is het toegestaan om versie 11, vastgesteld op 3 oktober 2013, toe te passen.

Pakket SG1.

Pakket SG2.

Pakket SG3.

Pakket SG4.

Pakket SG5.

Pakket SG6.

Pakket SG7.

Pakket SG8.

   

AP 04-SB, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Samenstelling bouwstoffen (niet zijnde grond en afvalstoffen), versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016. Tot 1 september 2017 is het toegestaan om versie 8, vastgesteld op 3 oktober 2013, toe te passen.

Pakket SB1.

Pakket SB2.

Pakket SB3.

Pakket SB4.

Pakket SB5.

   

AP 04-U, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Uitloogonderzoek, versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016. Tot 1 september 2017 is het toegestaan om versie 8, vastgesteld op 3 oktober 2013, toe te passen.

Pakket U1.

Pakket U2.

Pakket U3.

   

AP 04-E, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Analyse van eluaten, versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016. Tot 1 september 2017 is het toegestaan om versie 8, vastgesteld op 3 oktober 2013, toe te passen.

 

4

Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d

NEN-EN-ISO/IEC 17025 Algemene eisen voor de bekwaamheid van beproevings- en kalibratielaboratoria, versie van 2005 +C1:2007.

 
 

AS SIKB 3000, Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek, versie 7, vastgesteld op 23 juni 2016. Tot 1 september 2017 is het toegestaan om versie 6, met wijzigingsblad van 2 oktober 2014, toe te passen.

Protocol 3001, Conserveringsmethoden en conserveringstermijnen voor milieumonsters, versie 4 van 2 oktober 2014. Tot 1 oktober 2016 is het toegestaan om versie 3, vastgesteld op 3 september 2009. toe te passen.

     

Protocollen 3010 t/m 3090, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek, versie 8, vastgesteld op 23 juni 2016. Tot 1 september 2017 is het toegestaan om versie 7, vastgesteld op 3 oktober 2013, toe te passen.

     

Protocollen 3110 t/m 3190, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en Grondwateronderzoek, versie 7, vastgesteld op 23 juni 2016. Tot 1 september 2017 is het toegestaan om versie 6, vastgesteld op 3 oktober 2013, toe te passen.

     

Protocollen 3210 t/m Protocollen 3210 t/m 3290, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek, versie 5, vastgesteld op 23 juni 2016. Tot 1 september 2017 is het toegestaan om versie 4, vastgesteld op 3 oktober 2013, toe te passen.

5

Bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e

BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 4.0, vastgesteld op 17 april 2014, met Wijzigingsblad van 10 maart 2016.

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 7500, Protocol 7510:

Thermische reiniging;

Extractieve reiniging;

Biologische reiniging;

Koude immobilisatie;

Fysische scheiding (nat- en droog zeven).

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 7500, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer

door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 23 juni 2016.

Protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging van grond en baggerspecie, versie 4.0, vastgesteld op 17 april 2014, met wijzigingsblad van 10 maart 2016.

Protocol 7511, Landfarming, ontwatering, rijping en zandscheiding van baggerspecie, versie 3.0.1, vastgesteld op 12 december 2013, met wijzigingsblad van 10 maart 2016.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 7510, onderscheidenlijk Protocol 7511, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer

door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 23 juni 2016.

6

Certificering van personen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f

NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012, Conformiteitsbeoordeling-Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten en een of meerdere normdocumenten die zijn opgenomen in deze tabel met uitzondering van de normdocumenten die zijn opgenomen bij categorie 2.

 

7

Periodieke inspectie van bodembeschermende voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g

AS SIKB 6700 – Inspectie bodembeschermende voorzieningen, versie 2.0, vastgesteld op 19 februari 2015, met wijzigingsblad van 18 februari 2016. Tot 1 januari 2017 is het toegestaan om versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012, met wijzigingsblad van 30 oktober 2014, toe te passen.

Protocol 6701 – Visuele inspectie vloeistofdichtheid, versie 2.0, vastgesteld op19 februari 2015, met wijzigingsblad van 18 februari 2016. Tot 1 januari 2017 is het toegestaan om versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012, met wijzigingsblad van 30 oktober 2014, toe te passen.

Protocol 6702 – Geo-elektrische meting vloeistofdichtheid, versie 2.0, vastgesteld op 19 februari 2015. Tot 1 januari 2017 is het toegestaan om versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012, met wijzigingsblad van 30 oktober 2014, toe te passen.

Protocol 6703 – Hydrologische meting vloeistofdichtheid, versie 2.0, vastgesteld op19 februari 2015. Tot 1 januari 2017 is het toegestaan om versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012, met wijzigingsblad van 30 oktober 2014, toe te passen.

Protocol 6704 – Meten vloeistofdichtheid met luchttestsysteem, versie 2.0, vastgesteld op 19 februari 2015. Tot 1 januari 2017 is het toegestaan om versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012, met wijzigingsblad van 30 oktober 2014, toe te passen.

Protocol 6711 – Visuele inspectie vloeistofdichtheid minerale lagen, versie 1.0, vastgesteld op 19 februari 2015.

8

Milieukundige begeleiding, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder h

BRL SIKB 6000, Beoordelingsrichtlijn Milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen, ingrepen in de waterbodem en nazorg, versie 4.2, vastgesteld op 2 oktober 2014, met wijzigingsblad van 10 maart 2016.

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 6000:

– Verificatie;

– Processturing

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 6000, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer

door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 23 juni 2016.

Protocol 6001, Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met conventionele methoden en nazorg, versie 4.0, vastgesteld op 13 december 2012, met wijzigingsblad van 10 maart 2016.

Protocol 6002, Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met in situ methoden en nazorg, versie 4.0, vastgesteld op 13 december 2012, met wijzigingsblad 10 maart 2016.Protocol 6003, Milieukundige begeleiding van ingrepen in de waterbodem en uitvoering van waterbodem-saneringen, versie 3.2, vastgesteld op 12 december 2013, met wijzigingsblad van 10 maart 2016.

     

Dezelfdedocumenten als bij onderdeel verificatie

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 6001, Protocol 6002, onderscheidenlijk Protocol 6003, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 23 juni 2016.

   

of

of

   

BRL SIKB 7000- Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 5, vastgesteld op 19 juni 2014, met wijzigingsblad van 12 februari 2015.

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 7000:

– Processturing.

Protocol 7002 – Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 2.3, vastgesteld op 12 december 2013.

9

Monsterneming bij partijkeuringen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i (zie noot 1 en noot 3)

BRL SIKB 1000, Beoordelingsrichtlijn Monsterneming voor partijkeuringen, versie 8.2, vastgesteld op 2 oktober 2014, met wijzigingsblad van 10 maart 2016.

of

AS SIKB 1000, Accreditatieschema Monsterneming voor partijkeuringen, versie1.1, vastgesteld op 4 maart 2010, met wijzigingsblad van 10 maart 2016.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 1000, onderscheidenlijk AS SIKB 1000, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 23 juni 2016.

Protocol 1001, Monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie, versie 2.1, vastgesteld op 12 december 2013, met wijzigingsblad van 10 maart 2016. Protocol 1002, Monsterneming voor partijkeuringen niet-vormgegeven bouwstoffen, versie 2.1, vastgesteld op 12 december 2013, met wijzigingsblad van10 maart 2016.

Protocol 1003, Monsterneming voor partijkeuringen vormgegeven bouwstoffen, versie 2.1,

vastgesteld op 12 december 2013, met wijzigingsblad van 10 maart 2016.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 1001, Protocol 1002, onderscheidenlijk Protocol 1003, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 23 juni 2016.

10

Produceren van bouwstoffen, grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder j

De normdocumenten die bij categorie 2 zijn opgenomen.

 

11

Uitvoering van een sanering van de bodem, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder k

BRL SIKB 7000 – Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 5, vastgesteld op 19 juni 2014, met wijzigingsblad van 1 juli 2015.

Protocol 7001 – Uitvoering van landbodemsanering met conventionele methoden, versie 4.2, vastgesteld op 12 december 2013.

Protocol 7002 – Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 2.3, vastgesteld op 12 december 2013.

Protocol 7003 – Uitvoering van waterbodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 3.2, vastgesteld op 12 december 2013.

Protocol 7004 – Tijdelijk uitplaatsen van grond, versie 1.1, vastgesteld op 12 december 2013.

12

Veldwerk, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder l (zie noot 2 en noot 3)

BRL SIKB 2000, Beoordelingsrichtlijn Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek, versie 5, vastgesteld op 12 december 2013, met wijzigingsblad van10 maart 2016.

of

AS SIKB 2000, Accreditatieschema Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodem- en waterbodemonderzoek, versie 2.8, vastgesteld op 7 februari 2014, met wijzigingsblad van 10 maart 2016.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 2000, onderscheidenlijk AS SIKB 2000, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 23 juni 2016.

Protocol 2001, Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, versie 3.2, vastgesteld op 12 december 2013, met wijzigingsblad van10 maart 2016.

Protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters, versie 4, vastgesteld op 12 december 2013.

Protocol 2003, Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek, versie 2.2, vastgesteld op 10 maart 2016.

Protocol 2018, Locatie inspectie en monsterneming van asbest in bodem, versie 3.2, vastgesteld 10 maart 2016.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 2001, Protocol 2002, Protocol 2003, onderscheidenlijk Protocol 2018, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 23 juni 2016.

13

Verwijderen, onklaar maken, reparatie en installeren ondergrondse opslagtanks, leidingen en appendages, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder m.

BRL-K903, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor de Regeling Erkenning Installateurs Tankinstallaties, KIWA Nederland B.V., versie 08, vastgesteld op 1 februari 2011 met wijzigingsbladen van 14 februari 2015, 1 april 2015 en 21 september 2015.

BRL-K902, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksanering HBO/diesel, KIWA Nederland B.V., versie 04, vastgesteld op 26 juli 2011 met wijzigingsbladen van 14 september 2012 en 29 mei 2015.

BRL K904, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksaneringen, KIWA Nederland B.V., versie 4, vastgesteld op 15 juni 2016. Tot 1 maart 2017 is toegestaan versie 03, vastgesteld op 26 juli 2011 met wijzigingsblad van 14 september 2012, toe te passen.

BRL K905, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tankreiniging, KIWA Nederland B.V., versie 3 vastgesteld op 1 maart 2016. Tot 1 juni 2017 is toegestaan versie 02 vastgesteld op 1 juni 2000, toe te passen.

 

14

Beoordeling en keuring van ondergrondse opslagtanks, leidingen en appendages en daarbij behorende voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder n.

AS SIKB 6800 – Controle en keuring tank(opslag)installaties, versie 1.3 vastgesteld op 20 februari 2014, met wijzigingsblad van 18 februari 2016.

Protocol 6801 – Controle bekleding en kathodische bescherming van ondergrondse tanks en ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks, versie 1.3, vastgesteld op 20 februari 2014.

Protocol 6802 – Controle op water/bezinksel/micro-organismen in onder- en bovengrondse tanks, versie 1.3, vastgesteld 20 februari 2014, met wijzigingsblad van 18 februari 2016.

Protocol 6803 – Controle aarding en potentiaalvereffening, van ondergrondse tanks en ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks, versie 1.3, vastgesteld op 20 februari 2014, met wijzigingsblad van 18 februari 2016.

Protocol 6811 – Keuring van ondergrondse tanks of ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks; uitvoeren bodemweerstandsmeting, versie 1.3, vastgesteld op 20 februari 2014, met wijzigingsblad van 18 februari 2016.

15

Inspecteren van de aanleg van een werk met isolerende voorzieningen bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder o.

AS SIKB 6900, Accreditatieschema Inspectie werk met IBC-bouwstof, versie 1.0, vastgesteld op 28 februari 2013 met wijzigingsblad van 30 oktober 2014.

Protocol 6901, Inspectie bij aanleg IBC-werk, versie 1.0, vastgesteld op 28 februari 2013, met wijzigingsblad van 30 oktober 2014.

16

Aanbrengen van isolerende voorzieningen bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder p.

BRL 1148, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor aanleg van afdichtingslagen met zandbentonietpolymeergel mengsel, 7 april 2014.

BRL 1149, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor verwerken van kunstoffolie, 14 juni 2002, met wijzigingsblad van 21 maart 2005.

 

17

Controle van de staat van een werk, bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, onder q.

AS SIKB 6900, Accreditatieschema Inspectie werk met IBC-bouwstof, versie 1.0, vastgesteld op 28 februari 2013, met Wijzigingsblad van 30 oktober 2014.

Protocol 6902, Controle staat van het IBC-werk, versie 1.0, vastgesteld op 28 februari 2013, met Wijzigingsblad van 30 oktober 2014.

18

Samenvoegen van verschillende partijen grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder r.

BRL 9335 Grond, versie van 12 september 2014 en de bijbehorende SIKB protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4, versie van 5 september 2014, met wijzigingsblad versie 1 van 10 maart 2016. Tot 1 september 2017 is het toegestaan om de hiervoor genoemde versies zonder het wijzigingsblad toe te passen.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL 9335, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 23 juni 2016.

of

BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 4.0, vastgesteld op 17 april 2014.

De essentiële eisen van BRL SIKB 7500, zoals aangegeven in BRL SIKB, Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 23 juni 2016.

SIKB protocol 9335-1, versie van 5 september 2014, met wijzigingsblad van 10 maart 2016.

SIKB protocol 9335-2, versie van 5 september 2014, met wijzigingsblad van 10 maart 2016.

SIKB protocol 9335-4, versie van 5 september 2014 met wijzigingsblad van 10 maart 2016.

De essentiële eisen van Protocol 9335-1, Protocol 9335-2 onderscheidenlijk Protocol 9335-4, zoals aangegeven in BRL SIKB, Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 23 juni 2016.

of

Protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging van grond en baggerspecie, versie 4.0, vastgesteld op 17 april 2014, met wijzigingsblad van 10 maart 2016.

Protocol 7511, Landfarming, ontwatering, rijping en zandscheiding van baggerspecie, versie 3.0.1, vastgesteld op 12 december 2013.

De essentiële eisen van Protocol 7510, onderscheidenlijk Protocol 7511, zoals aangegeven in BRL SIKB, Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 23 juni 2016.

19

Mechanisch boren in de bodem, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder s.

BRL SIKB 2100, Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren, versie 3.3, vastgesteld op 16 april 2015, met wijzigingsblad van 8 oktober 2015.

De volgende werkgebieden, worden onderscheiden in BRL SIKB 2100:

– mechanische boringen zonder waterdruk;

– mechanische boringen met waterdruk;

– mechanische luchtliftboringen.

of

BRL SIKB 7000- Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in waterbodem, versie 5, vastgesteld op 19 juni 2014, met wijzigingsblad van 12 februari 2015.

Protocol 2101, Mechanisch boren, versie 3.3, vastgesteld op 16 april 2015, met wijzigingsblad van 8 oktober 2015.

of

Protocol 7002- Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 2.3, vastgesteld op 12 december 2013.

20

Keuren van mestbassins en afdekkingen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder t.

Beoordelingsrichtlijn BRL 2344 voor het Kiwa procescertificaat voor verlengen van de referentieperiode voor mestbassins en afdekkingen voor mestbassins, KIWA Nederland B.V., versie van 15 december 2012.

 

21

Ontwerpen, installeren, beheren en onderhouden van het ondergrondse deel van bodemenergiesystemen bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel u.

BRL SIKB 11000, Beoordelingsrichtlijn Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 2.0, vastgesteld op 2 oktober 2014, met wijzigingsblad van 8 oktober 2015. Tot 1 april 2016 is het toegestaan om versie 1.1, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen. De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 11000:

1a. Ontwerpen op hoofdlijnen van open bodemenergiesystemen;

1b. Ontwerpen op hoofdlijnen van gesloten bodemenergiesystemen;

2a. Ontwerpen in detail van open bodemenergiesystemen;

2b. Ontwerpen in detail van gesloten bodemenergiesystemen;

3a. Installeren van open bodemenergiesystemen;

3b. Installeren van gesloten bodemenergiesystemen;

4a. Beheren en onderhouden van open bodemenergiesystemen;

4b. Beheren en onderhouden van gesloten bodemenergiesystemen.

Protocol 11001, Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 2.0, vastgesteld op 2 oktober 2014, met wijzigingsblad van 8 oktober 2015.

22

Ontwerpen, installeren en beheren van het bovengrondse deel van bodemenergiesystemen bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel v.

BRL KBI 6000 Deel 00, Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO INSTAL certificaat voor Ontwerpen, Installeren en Beheren van Installaties, Algemeen deel, vastgesteld op 30 april 2013, met wijzigingsblad van 30 september 2013.

en

BRL 6000 Deel 21, Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO INSTAL certificaat voor Ontwerpen, Installeren en Beheren van energiecentrales van bodemenergiesystemen, versie van 23 januari 2014 met wijzigingsblad van 1 september 2014. Tot 1 september 2015 is het toegestaan om de versie van 23 januari 2014 toe te passen.

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL KBI 21:

1. Ontwerpen van energiecentrales van bodemenergiesystemen van individuele woningen(ontwerpen, klein);

2. Installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van individuele woningen(installeren, klein);

3. Beheren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van individuele woningen (beheren, klein);

4.Ontwerpen van energiecentrales van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of utiliteitsgebouwen (ontwerpen, groot);

5. Installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of utiliteitsgebouwen (installeren, groot);

6. Beheren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of utiliteitsgebouwen (beheren, groot).

ISSO-publicatie 39

Energiecentrale met warmte- en koudeopslag (WKO). Ontwerp, realisatie en beheer, vastgesteld op 17 maart 2014.

ISSO-publicatie 44 Het ontwerp van hydraulische schakelingen voor verwarmen, vastgesteld op 5 november 1998.

ISSO-publicatie 47 Ontwerp hydraulische schakelingen voor koelen, vastgesteld op 17 maart 2005.

ISSO-publicatie 69 Model voor de beschrijving van de werking van een klimaatinstallatie, vastgesteld op 8 november 2002.

ISSO-publicatie 72

Ontwerp van individuele en klein elektrische warmtepomp-systemen voor woningen, vastgesteld op 5 maart 2014.

ISSO-publicatie 76 Montage- en materiaalspecificaties voor warmwater-verwarmingsinstallaties, vastgesteld op 24 mei 2005.

ISSO-publicatie 80 Handboek integraal ontwerpen van collectieve installaties met warmtepompen in woningbouw, vastgesteld op 18 januari 2007.

Noot 1

Onder een werkzaamheid als bedoeld in categorie 9 wordt niet verstaan:

a. het assisteren van een medewerker van een persoon of instelling die voor die werkzaamheid is erkend, bij het verrichten van handelingen ten behoeve van een zodanige werkzaamheid waarvoor die medewerker op de erkenning is vermeld,

b. voor zover de assistentie wordt verleend door een medewerker van een persoon of instelling die voor een werkzaamheid als bedoeld in categorie 8 of 12 is erkend, en die medewerker voor het verrichten van handelingen ten behoeve van een zodanige werkzaamheid op de erkenning is vermeld,

c. voor zover de assistentie plaatsvindt onder toezicht en verantwoordelijkheid van de medewerker bedoeld onder a, en

d. voor zover niet tegelijkertijd ook door een andere persoon assistentie wordt verleend.

Noot 2

Onder een werkzaamheid als bedoeld in categorie 12 wordt niet verstaan:

a. het assisteren van een medewerker van een persoon of instelling die voor die werkzaamheid is erkend, bij het verrichten van handelingen ten behoeve van een zodanige werkzaamheid waarvoor die medewerker op de erkenning is vermeld,

b. voor zover de assistentie wordt verleend door een medewerker van een persoon of instelling die voor een werkzaamheid als bedoeld in categorie 8 of 9 is erkend, en die medewerker voor het verrichten van handelingen ten behoeve van een zodanige werkzaamheid op de erkenning is vermeld,

c. voor zover de assistentie plaatsvindt onder toezicht en verantwoordelijkheid van de medewerker bedoeld onder a, en

d. voor zover niet tegelijkertijd ook door een andere persoon assistentie wordt verleend.

Noot 3

Onder een werkzaamheid als bedoeld in categorie 12 en 9 wordt niet verstaan:

a. het assisteren van een medewerker van een persoon of instelling die voor die werkzaamheid is erkend, bij het verrichten van handelingen ten behoeve van een zodanige werkzaamheid waarvoor die medewerker op de erkenning is vermeld,

b. voor zover de assistentie wordt verleend door een natuurlijke persoon in het kader van een stage ten behoeve van het door het genoten onderwijs in die werkzaamheid,

c. voor zover de assistentie plaatsvindt onder toezicht en verantwoordelijkheid van de medewerker bedoeld onder a, en

d. voor zover niet tegelijkertijd ook door een andere persoon assistentie wordt verleend.

BIJLAGE 2 BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL J, VAN DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU TOT WIJZIGING VAN DE REGELING BODEMKWALITEIT (ACTUALISERING VERWIJZINGEN NORMDOCUMENTEN 2016.2) EN ENKELE ANDERE MINISTERIËLE REGELINGEN IN VERBAND MET DE VERWIJZING NAAR NORMDOCUMENTEN

Definitie k-waarde

De k-waarde wordt gedefinieerd als:

k = (log (maximale waarde) – y) / sy

Hierin is:

– maximale waarde voor bouwstoffen

de maximale samenstellings- of emissiewaarde die voor de bouwstof geldt is aangegeven in bijlage A;

   

– maximale waarde voor grond of baggerspecie1:

de geldende achtergrondwaarde voor de kwaliteitsklassen wonen, industrie, A of B: de maximale waarde die is opgenomen in bijlage B.

   

– y:

Het gemiddelde van de log-getransformeerde waarnemingen.

– sy:

De standaarddeviatie van de log-getransformeerde waarnemingen.

Waarnemingen zijn:

voor bouwstoffen: de gemiddelde samenstellings- of emissiewaarde van een partij;

voor grond of baggerspecie: de gemeten kwaliteit van een partij.

Bij het toelatingsonderzoek voor het afgeven van een fabrikant-eigenverklaring of een erkende kwaliteitsverklaring worden waarnemingen gebaseerd op ten minste twee mengmonsters. De verificatiekeuring wordt gebaseerd op ten minste één mengmonster. De verificatiekeuring wordt verricht overeenkomstig de BRL voor de desbetreffende bouwstof.

TOELICHTING

Algemeen

1. Hoofdlijnen

Deze regeling wijzigt de Regeling bodemkwaliteit en enkele andere ministeriële regelingen in verband met de actualisatie van de verwijzingen naar zogenaamde normdocumenten. De andere regelingen zijn de Activiteitenregeling milieubeheer, de Productenregeling asbest, de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006, de Regeling Europese afvalstoffenlijst, de Regeling nadere voorschriften asbestwegen milieubeheer en de Regeling uniforme saneringen. Voor die andere regelingen gaat het om de verwijzingen naar normdocumenten die betrekking hebben op asbest.

De Regeling bodemkwaliteit geeft een technische invulling van de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Hierin is onder andere geregeld op welke wijze de kwaliteit van bouwstoffen, grond en baggerspecie wordt bepaald en aan de daarvoor geldende normen wordt getoetst.

Voorts geeft de Regeling bodemkwaliteit invulling aan de regels met betrekking tot de kwaliteitsborging in het bodembeheer, in de praktijk Kwalibo genoemd. Bepaalde werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door erkende personen of bedrijven. In de Regeling bodemkwaliteit zijn deze werkzaamheden aangewezen. Daarbij wordt voor elke werkzaamheid aangegeven volgens welke normdocumenten de werkzaamheid moet worden verricht. De normdocumenten vormen de grondslag voor het verlenen van certificaten en erkenningen. Zij worden door het bedrijfsleven (zowel uitvoerend als betalend) en de overheid samen opgesteld. Dit systeem beperkt de administratieve lasten voor bedrijven tot een minimum. Het stelsel van beoordelingsrichtlijnen, kwaliteitsverklaringen en certificaten levert onder meer een wettelijk bewijsmiddel.

Normdocumenten zijn niet statisch. Innovaties en veranderende inzichten kunnen aanleiding geven tot aanpassing van deze documenten. Een nadrukkelijke wens van het bedrijfsleven is dat de Regeling bodemkwaliteit hierop aansluit, zodat in de uitvoeringspraktijk kan worden gewerkt volgens de laatste inzichten en technieken. In verband hiermee wordt de Regeling bodemkwaliteit periodiek geactualiseerd. Hierdoor worden de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regelgeving verbeterd en wordt bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Kwalibo.

De onderhavige wijziging van de Regeling bodemkwaliteit (hierna: wijzigingsregeling) voorziet allereerst in wijzigingen van bijlage C, die een verschillende achtergrond hebben. Hierover kan het volgende worden opgemerkt.

In de eerste plaats vindt de gebruikelijke periodieke actualisatie plaats. Deze houdt verband met recente wijzigingen van diverse normdocumenten die in bijlage C zijn genoemd. Voor een overzicht van de wijzigingen wordt verwezen naar de toelichting bij artikel I, onderdeel G. Voor de duidelijkheid wordt de bijlage in zijn geheel opnieuw vastgesteld.

In de tweede plaats worden met deze wijzigingsregeling in bijlage C een aantal normdocumenten niet meer opgenomen in verband met (mogelijke) strijdigheid met de Europese Verordening bouwproducten(doorgaans aangeduid als CPR, de afkorting van Construction Products Regulation)2. Hiermee is de beleidslijn gevolgd, die de Minister van Wonen en Rijksdienst in een brief aan de Tweede Kamer heeft weergegeven.3

In de derde plaats wordt de aanwijzing van enkele normdocumenten in bijlage C wat betreft de wijze van uitvoering van de in artikel 2.1 aangewezen werkzaamheden beperkt tot de zogenaamde essentiële eisen die in de desbetreffende normdocumenten worden gesteld. Voor een efficiënte handhaving van het Besluit bodemkwaliteit is het namelijk niet noodzakelijk dat alle bepalingen van die normdocumenten publiekrechtelijk kunnen worden gehandhaafd. In lijn met een brief van de Minister van Economische Zaken aan de Voorzitter van de Tweede Kamer4 is voor de desbetreffende normdocumenten nagegaan hoe de verhouding tussen de publiekrechtelijke handhaving door de Minister van Infrastructuur en Milieu (in de praktijk namens de minister door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)) en de privaatrechtelijke handhaving door de conformiteitsbeoordelingsinstanties en de Raad voor de Accreditatie kan worden verbeterd. De uitgangspunten van het stelsel van dubbele handhaving, een combinatie van publiek- en privaatrechtelijke handhaving, blijven daarbij van kracht. De publiekrechtelijke handhaving wordt beperkt tot de bepalingen van de normdocumenten die essentieel zijn voor de doelstellingen en de goede werking van het Besluit bodemkwaliteit5. Deze zogenaamde essentiële eisen zijn voor de desbetreffende normdocumenten bijeen gebracht in een apart normdocument.6 De overige bepalingen in de normdocumenten, die voor de uitvoering van de in artikel 2.1 aangewezen werkzaamheden niet zijn aangewezen, kunnen in het kader van het publieke recht als een aanbevolen werkwijze worden beschouwd.7 In het publiekrechtelijke kader omvat de verplichte werkwijze alleen de essentiële eisen en alleen die eisen kunnen publiekrechtelijk gehandhaafd worden. In het het privaatrechtelijke kader moeten wel de volledige normdocumenten worden nageleefd. De verplichte werkwijze omvat dus alle bepalingen van de volledige normdocumenten, die ook privaatrechtelijk kunnen worden gehandhaafd.

Ook de erkenning van bedrijven en personen die de aangewezen werkzaamheden uitvoeren, wordt nog steeds op het volledige normdocument gebaseerd en niet alleen op de essentiële eisen. De reden daarvan is dat de erkenning in de publiekrechtelijke sfeer op dezelfde grondslag moet zijn gebaseerd als de certificatie en accreditatie in de privaatrechtelijke sfeer. Volgens artikel 2.2 van de Regeling bodemkwaliteit is de erkenning namelijk op de certificatie of accreditatie gebaseerd, waarmee invulling is gegeven aan artikel 11, derde lid, van het Besluit bodemkwaliteit. Daarin is bepaald dat bij ministeriële regeling wordt aangegeven of een erkenning voor een werkzaamheid wordt gebaseerd op een certificaat of een accreditatie.

Gemeenten, waterschappen en provincies (bevoegde overheden Bbk) hebben in het kader van het Besluit bodemkwaliteit de taak en bevoegdheden om toe te zien op het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie overeenkomstig het Besluit bodemkwaliteit. De bevoegde overheden Bbk hebben echter geen rol in het toezien op erkende instellingen en personen. Wel kunnen zij geconstateerde afwijkingen doorgeven aan de erkende instelling zelf (klachtenprocedure), de certificerende instelling die met de privaatrechtelijke handhaving is belast, of via een bodemsignaal aan de ILT. De essentiële eisen zijn dan ook niet relevant voor het toezicht van de bevoegde overheden Bbk op de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie.

Verder zijn verduidelijkingen aangebracht in paragraaf 3.2., waarin de bepaling van de eigenschappen van een bouwstof is geregeld. Tevens worden onnodige regels geschrapt over het toepassen van IBC-bouwstoffen binnen een stortinrichting, omdat de bescherming van bodem en grondwater onder stortplaatsen al voldoende is geregeld via de Wet milieubeheer, het Stortbesluit bodembescherming en de omgevingsvergunning. Voorts is de overgangsbepaling van de maximale emissiewaarde voor sulfaat omgezet in een definitieve normering. Tot slot zijn enige verduidelijkingen doorgevoerd in de bijlagen F en H.

2. Nieuwe normdocumenten voor asbest

In Nederland wordt asbestonderzoek uitgevoerd volgens gestandaardiseerde meetmethoden die door NEN zijn vastgelegd in normdocumenten. De afgelopen jaren zijn door een brede groep stakeholders nieuwe methoden ontwikkeld en vastgesteld. NEN heeft de geldende normdocumenten herzien en met de nieuwe inzichten en methoden in overeenstemming gebracht. Het gaat allereerst om nieuwe versies van NEN 5707 en NEN 5897.

NEN 5707 (Bodem – Inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond) beschrijft de werkwijze voor de uitvoering (inspectie en monsterneming) van onderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van asbest in bodem. NEN 5897 (Inspectie en monsterneming van asbest in bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat) beschrijft de werkwijze voor het asbestonderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van asbest in bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat.

De belangrijkste aanpassingen ten opzichte van de vorige versies van NEN 5707 en NEN 5897 omvatten de volgende punten.

  • De systematiek met betrekking tot het vooronderzoek in geval van verdenking van aanwezigheid van asbest is verduidelijkt en aangepast.

  • De normen met betrekking tot de onderzoeksstrategie, de uitvoering van het onderzoek en de resultaten van het onderzoek zijn onderling beter afgestemd.

  • De afbakening tussen het gebruik van NEN 5707 en NEN 5897 is verduidelijkt. De grens is gelegd op een volumepercentage dat minder dan 50% bodemvreemd materiaal bedraagt. NEN 5707 en NEN 5897 zijn zo op elkaar afgestemd dat beide normen kunnen worden toegepast zonder dat dit tot verschillende onderzoeksresultaten leidt.

Voorts is de nieuwe NEN 5898 vastgesteld. Hierin zijn de onderdelen van NEN 5707 en NEN 5897 samengevoegd en geüniformeerd die betrekking hadden op de voorbehandeling en analyse van monsters (het werk dat in een laboratorium wordt gedaan).

Naar aanleiding van de herziene documenten zijn nog correctiebladen voor de NEN 5707, NEN 5897 en NEN 5898 toegevoegd. In deze – in augustus 2015 – gepubliceerde documenten zijn enkele fouten geconstateerd die met deze correctiebladen zijn hersteld. Aanvullend zijn nog extra verduidelijkingen gegeven.

Het correctieblad van NEN 5707 ziet daarnaast ook op de monsternemingssystematiek. Met het correctieblad is dit normdocument weer in overeenstemming gebracht met SIKB protocol 1001 (monsterneming bij partijkeuringen). Het blijft hierdoor mogelijk om een reguliere partijkeuring te combineren met een partijkeuring op asbest.

In verschillende regelingen komen verwijzingen naar die normdocumenten voor, namelijk in de Regeling bodemkwaliteit, de Productenregeling asbest, de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006, de Regeling Europese afvalstoffenlijst, de Regeling nadere voorschriften asbestwegen milieubeheer en de Regeling uniforme saneringen. De verwijzingen in genoemde regelingen zijn geactualiseerd. Tevens is overgangsrecht opgenomen, dat inhoudt dat nog gedurende een periode van een jaar, tot 1 september 2017, de oude normdocumenten mogen worden gebruikt. Wat betreft NEN 5897 werd in de verschillende regelingen naar verschillende versies van het normdocument verwezen, die in de praktijk niet allemaal meer worden toegepast of nog verkrijgbaar zijn. Het overgangsrecht houdt in dat de versie 2005, die wel in de praktijk wordt toegepast en ook verkrijgbaar is, nog tot 1 september 2017 mag worden toegepast.

3. Administratieve lasten en nalevingskosten

Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lastendruk voor burgers en bedrijven. De structurele administratieve lasten zijn berekend in het kader van het Besluit bodemkwaliteit waarop de Regeling bodemkwaliteit is gebaseerd. Deze totale structurele administratieve lasten zijn becijferd op circa € 3,7 miljoen per jaar. Er zijn evenmin gevolgen voor de nalevingskosten.

4. Wettelijke grondslagen

De regeling is gebaseerd op de volgende wettelijke grondslagen.

  • De wijziging van de Productenregeling asbest is gebaseerd op artikel 2, onderdeel b, van het Productenbesluit asbest.

  • De wijziging van de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 is gebaseerd op artikel 11h, vierde lid, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen. De Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 is op verschillende wettelijke grondslagen gebaseerd. De onderhavige wijziging is alleen gebaseerd op artikel 11h, vierde lid, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen. Op grond van die bepaling kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld omtrent, onder meer de monsterneming en de analyse van monsters ten behoeve van de controle van de afvalstoffen die op een stortplaats worden geaccepteerd.

  • De wijziging van de Regeling bodemkwaliteit is gebaseerd op de artikelen 25, eerste lid, 28, eerste lid, 30, eerste lid, en 40, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit;

  • De wijziging van de Regeling Europese afvalstoffenlijst is gebaseerd op artikel 1.1, tiende lid, van de Wet milieubeheer. De Regeling Europese afvalstoffenlijst is op verschillende wettelijke grondslagen gebaseerd. De onderhavige wijziging is alleen gebaseerd op artikel 1.1, tiende lid, van de Wet milieubeheer. Deze bepaling geeft de Minister van IenM de bevoegdheid om nadere regels te stellen omtrent de aanwijzing van gevaarlijke afvalstoffen. Hieronder worden verstaan afvalstoffen die een of meer van de in bijlage III bij de kaderrichtlijn afvalstoffen genoemde gevaarlijke eigenschappen bezitten.

  • De wijziging van de Regeling nadere voorschriften asbestwegen milieubeheer is gebaseerd op artikel 2, tweede lid, van het Besluit asbestwegen milieubeheer.

  • De wijziging van de Regeling uniforme saneringen is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, van het Besluit uniforme saneringen. De Regeling uniforme saneringen is op verschillende bepalingen van het Besluit uniforme saneringen gebaseerd. De onderhavige wijziging is alleen gebaseerd op artikel 5, tweede lid, van dat besluit, dat een grondslag bevat om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen met betrekking tot het onderzoek naar de kwaliteit van de bodem van een saneringslocatie voorafgaand aan een melding van het voornemen om de bodem te saneren.

5. Consultatie

Signalen over mogelijke uitvoeringsknelpunten, te actualiseren normdocumenten of fouten in het Besluit bodemkwaliteit of de Regeling bodemkwaliteit komen binnen bij Bodem+, de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu die is ondergebracht bij Rijkswaterstaat. Bodem+ heeft de implementatie van het Besluit bodemkwaliteit sinds de inwerkingtreding in 2008 ondersteund.

De normdocumenten die in de wijzigingsregeling worden gewijzigd, zijn vastgesteld door landelijke organen waarin alle betrokken partijen zijn vertegenwoordigd. Gelet op de nauwe betrokkenheid van decentrale overheden en bedrijfsleven bij de actualisatie van de normdocumenten en daarmee bij de totstandkoming van de wijzigingsregeling wordt een aparte (internet)consultatieronde voor reguliere wijzigingen van de Regeling bodemkwaliteit doorgaans achterwege gelaten.

In dit geval omvat de wijziging echter enkele bijzonderheden, met name de daadwerkelijke invoering van de essentiële eisen en het schrappen van normdocumenten in bijlage 1 bij de Regeling bodemkwaliteit. Dit was aanleiding voor een internetconsultatie. Deze bood een ieder de gelegenheid op het ontwerp van de regeling te reageren.

Naar aanleiding hiervan zijn verschillende commentaren ontvangen, die voor het merendeel zijn overgenomen. Voor zover deze commentaren betrekking hadden op onvolkomenheden en onduidelijkheden, zijn in het ontwerp van de regeling verbeteringen aangebracht die hier vanwege hun gedetailleerde en niet omstreden karakter niet hoeven te worden besproken.

SIKB heeft verzocht om een aanpassing van de regeling die in bijlage C is getroffen met betrekking tot de inzet van veldmedewerkers ten behoeve van sommige werkzaamheden. Op dit punt waren in het ontwerp van de regeling geen wijzigingen ten opzichte van de geldende regeling opgenomen. Het verzoek is daarom te beschouwen als een wens tot wijziging van de geldende regeling en niet als een commentaar op het voorliggende ontwerp van de regeling. Dit punt raakt het uitgangspunt van hoofdstuk 11a van de Wet milieubeheer, waarop het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit zijn gebaseerd, dat dient ter bevordering van de kwaliteit van daarbij aangewezen werkzaamheden, voor zover nodig in verband met de bescherming van het milieu. Een zorgvuldige reactie hierop vereist nadere bestudering en discussie met betrokkenen. Hierdoor zou de beoogde inwerkingtredingsdatum van de onderhavige regeling niet worden gehaald. Daarom wordt het verzoek meegenomen bij de voorbereiding van de eerstvolgende reguliere wijziging van de Regeling bodemkwaliteit.

Verder is verzocht om verduidelijking van de reikwijdte van de essentiële eisen voor publiekrechtelijk toezicht door de ILT op erkende instellingen en personen. Deze toelichting is op dit punt verduidelijkt.

De meeste commentaren naar aanleiding van de internetconsultatie hadden betrekking op wijzigingen in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit die verband hielden met de (mogelijke) strijdigheid van normdocumenten met de Europese Verordening bouwproducten. In het ontwerp van de regeling waren in verband hiermee de desbetreffende normdocumenten waarvoor door de opstellers op 1 maart 2016 geen voorstel tot aanpassing bij het SBK was ingediend of het ontbreken van strijdigheid met de Europese verordening bouwproducten niet was aangetoond, niet meer in bijlage C opgenomen.

Van de meeste van deze normdocumenten is na 1 maart 2016 alsnog een aangepaste versie ingediend, die volgens een beoordeling door SBK wel met de Europese verordening bouwproducten in overeenstemming is. Dit geldt alleen niet voor de normdocumenten BRL 1105 en BRL 2360, omdat daaraan in de praktijk geen behoefte meer bleek te bestaan en aanpassing dus niet zinvol was.

In de commentaren naar aanleiding van de internetconsultatie is verzocht om de normdocumenten waarvoor een aangepaste versie is opgesteld, ondanks de te late indiening daarvan na 1 maart 2016, alsnog weer in bijlage C op te nemen. Aan dit verzoek is gevolg gegeven. Nu de aanpassing van de normdocumenten alsnog heeft plaatsgevonden, is er geen aanleiding meer om de normdocumenten niet weer in bijlage C op te nemen, om de reden die hierna wordt weergegeven. Het belangrijkste oogmerk van het stellen van de datum 1 maart 2016 was dat de opstellers de normdocumenten op die datum zouden hebben aangepast om de (vermeende) strijdigheid met de Europese verordening bouwproducten ongedaan te maken.

Het is voor de praktijk van groot belang dat er voor een werkzaamheid een normdocument is aangewezen, omdat anders alleen met een erkende kwaliteitsverklaring of een fabrikant-eigenverklaring kan worden aangetoond dat aan de vereisten van het Besluit bodemkwaliteit wordt voldaan. Hiermee zijn extra inspanningen en kosten gemoeid.

Omdat de aangepaste versie van de normdocumenten als technische maatregel aan de Europese Commissie moet worden genotificeerd, kunnen de nieuwe versies van de desbetreffende normdocumenten nog niet via de onderhavige regeling in bijlage C worden opgenomen. De technische notificatie van deze regeling heeft namelijk al parallel aan de internetconsultatie plaatsgevonden. Bij de volgende reguliere aanpassing van de Regeling bodemkwaliteit, die naar verwachting op 1 januari 2017 van kracht zal worden, zal alsnog naar de nieuwe versie worden verwezen. In afwachting daarvan zijn in bijlage C voorlopig weer de eerdere, niet aangepaste, versies van de normdocumenten genoemd.

Deze verwijzing naar de niet aangepaste versies van de normdocumenten is niet in strijd met de Europese verordening bouwproducten. De aanwijzing van de normdocumenten in bijlage C is bij de laatste wijziging van de Regeling bodemkwaliteit8 met ingang van 1 januari 2016 namelijk beperkt tot de onderdelen van een normdocument die zijn gericht op het voorkomen of beperken van nadelige gevolgen voor het milieu die veroorzaakt kunnen worden door de werkzaamheid waarop het desbetreffende normdocument betrekking heeft. De Europese verordening bouwproducten laat ruimte voor de aanwijzing van (nationale) normdocumenten die betrekking hebben op milieubescherming. De niet aangepaste versies van de normdocumenten bevatten daarnaast ook onderdelen die niet op milieubescherming betrekking hebben en die mogelijk niet verenigbaar zijn met de Europese verordening bouwproducten, reden waarom deze normdocumenten voor 1 maart 2016 moesten worden aangepast. Deze onderdelen vallen, als gevolg van de beperking van de aanwijzing tot de milieu-onderdelen, buiten de aanwijzing in bijlage C. De normdocumenten waarom het gaat zijn in de tabel aangegeven met *.

In de internetconsultatie is opgemerkt dat de overgangstermijn voor de maximale emissiewaarde voor sulfaat op 1 januari 2017 afloopt en dat een voorstel tot aanpassing van deze waarde werd gemist. In de onderdelen E en F van artikel I is een gewijzigde norm voor sulfaat opgenomen (zie de artikelsgewijze toelichting bij die onderdelen).

6. Notificatie

De ontwerpregeling is voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2016/0176/NL) teneinde aldus te voldoen aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn 98/34/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 217). Verschillende onderdelen van artikel I kunnen namelijk technische voorschriften bevatten. De stand still-termijn eindigde op 11 juli 2016. Er zijn naar aanleiding van deze notificatie geen opmerkingen ontvangen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, B en I

In bijlage F worden de huidige paragrafen genummerd (artikel I, onderdeel I), zodat in de tekst van de regeling daar nauwkeuriger naar kan worden verwezen. De verwijzingen naar bijlage F die nu in de regeling voorkomen, waren niet gespecificeerd, waardoor soms onduidelijk was op welke onderdelen van de bijlage zij betrekking hadden. In verband hiermee zijn de verwijzingen in de artikelen 3.2.3 en 3.3.1 gepreciseerd (artikel I, onderdelen A en B).

Onderdeel C

Met de wijziging van artikel 3.3.3 (artikel I, onderdeel C) is eveneens een verduidelijking beoogd. De maximale emissiewaarden anorganische parameters voor vormgegeven bouwstoffen zijn in tabel 1 van bijlage A van de regeling uitgedrukt in mg/m2. Echter, de uitkomsten van de kolomproef en de beschikbaarheidsproef, die zijn voorschreven in artikel 3.3.1., worden uitgedrukt in mg/kg droge stof. Om te kunnen beoordelen of de uitkomsten van die proeven voldoen aan de maximale emissiewaarden van tabel 1, moeten deze ook in mg/kg droge stof worden uitgedrukt. Daarom moeten zij volgens het nieuwe tweede lid worden getoetst aan de maximale waarden voor niet-vormgegeven bouwstoffen. Dit was eerder al wel in de toelichting aangegeven, maar stond niet in de tekst van de regeling, die daardoor vragen opriep.

In verband met de invoeging van een nieuw tweede lid moeten het oude tweede en derde lid worden vernummerd en moeten de verwijzingen in artikel 3.3.3. worden aangepast.

Onderdeel D

Met deze wijziging is onnodige regelgeving voor het toepassen van IBC-bouwstoffen geschrapt. Voor stortplaatsen, uitgezonderd stortplaatsen waar uitsluitend baggerspecie wordt gestort, zijn toereikende regels opgenomen in de Wet milieubeheer, het Stortbesluit bodembescherming en de daarop gebaseerde Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming. Hierin zijn ook regels opgenomen ter bescherming van het milieu. Zo dient de grondwaterstand regelmatig te worden gemeten en moet een onderafdichting aanwezig zijn die voorkomt dat stoffen de bodem kunnen verontreinigen. Deze regels bevatten voldoende waarborgen voor de bescherming van het belang van de bescherming van de bodem. Dat voortaan niet meer binnen drie maanden na het aanbrengen van IBC-bouwstoffen een isolerende voorziening moet worden getroffen, zoals voorgeschreven in artikel 3.9.2. van de Regeling bodemkwaliteit, levert geen onnodige milieurisico’s op, omdat dergelijke maatregelen en voorzieningen volgens de stortplaatsregelgeving al verplicht zijn, zoals de onderafdichting en de opvang van het percolaat. Ook het voorleggen van het ontwerp aan de Advieskamer bodembescherming als bedoeld in artikel 3.9.1., vijfde lid, van de Regeling bodemkwaliteit kan achterwege blijven.

Voor het gedeelte van de inrichting waar geen afvalstoffen worden gestort, blijven de regels ten aanzien van IBC-bouwstoffen van het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit van kracht. Voorts laat deze wijziging onverlet dat nog steeds aan de overige eisen voor bouwstoffen van de regeling moet worden voldaan. Zo kunnen bouwstoffen die de maximale emissiewaarden, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder b van het besluit overschrijden, alleen als IBC-bouwstof worden toegepast indien deze voldoen aan de bij regeling van Onze Ministers gestelde maximale emissiewaarden voor IBC-bouwstoffen en het in de regeling bepaalde volume heeft en aaneengesloten in een werk wordt toegepast. Dit zijn functionele, nuttige toepassingen van bouwstoffen in bijvoorbeeld de steunlaag, tussenafdeklaag, stortwal of stortweg. Bovendien mag er geen grotere (of kleinere) hoeveelheid bouwstoffen worden toegepast dan voor de functie van het werk noodzakelijk is. Anders is sprake van het ontdoen van afvalstoffen.

Onderdeel E en F

Bij de wijziging van de Regeling bodemkwaliteit met ingang van 1 januari 2014 is de overgangsbepaling betreffende de maximale emissiewaarde voor sulfaat in artikel 5.1.8, eerste lid, herschreven, zonder dat daarmee inhoudelijke wijzigingen werden beoogd. De overgangstermijn is bij de wijziging van 26 november 2014 verlengd tot 1 januari 2017. De reden hiervoor was, dat er nog onderzoek liep naar de normstelling voor sulfaat in bouwstoffen. De overgangstermijn is bijna afgelopen. De emissie van sulfaat is voor bouwstoffen echter nog steeds een aandachtspunt. Dit geldt bij de productie van BSA-granulaat en ook bij de opwerking van AEC-bodemas tot een vrij toepasbaar product, zoals beoogd in de Green deal ‘Verduurzaming nuttige toepassing AEC-bodemas’. Een verlaging van de huidige maximale emissiewaarde zal een grote belemmering inhouden voor de beoogde opwerking van AEC-bodemas. De doelstellingen van de Green deal zullen dan niet haalbaar zijn. Daarnaast zal een verlaging bij de productie van BSA-granulaat leiden tot extra afkeur van BSA-granulaat en hogere keuringskosten, mede veroorzaakt door de aanwezigheid van toenemende hoeveelheden sulfaathoudende bestanddelen die bij sloop vrijkomen. Daar komt bij dat een verlaging van de emissiewaarde voor sulfaat op dit moment lastig te onderbouwen is vanwege de geringe toxiciteit van sulfaat en de weinige relevante literatuur hierover. Daarom is besloten de maximale emissiewaarde van 2.430 mg/kg d.s. van voetnoot 3 in tabel 1 van bijlage A definitief te maken.

Onderdeel G

In bijlage C zijn verschillende normdocumenten geactualiseerd. Er is één nieuwe BRL opgenomen. De wijzigingen worden hieronder kort toegelicht.

Het nieuwe normdocument is BRL 9345 over slakken en slakmengsels voor toepassing in GWW-werken (GWW = grond-, weg- en waterbouw). Deze beoordelingsrichtlijn stelt milieuhygiënische eisen aan slakken en slakmengsels die nodig zijn om te voldoen aan de eisen in het Besluit bodemkwaliteit. Slakken ontstaan bij de thermische ontsluiting van ertsen of bij de raffinage van vloeibare metalen na afkoelen als een steenachtig materiaal. Slakmengsels worden verkregen door gebroken slakken te mengen met een hydraulisch bindmiddel en eventueel andere steenachtige materialen. In de beoordelingsrichtlijn zijn alle relevante eisen opgenomen met betrekking tot de milieuhygiënische eigenschappen van slakken en slakmengsels bij toepassing van GWW-werken.

BRL 9345 vervangt tevens de volgende beoordelingsrichtlijnen:

BRL 9304 ‘Fosforslak en fosforslakmengsel voor toepassing in GWW-werken’;

BRL 9305 ‘Hoogovenslakmengsel voor toepassing in GWW-werken’;

BRL 9310 ‘LD-staalslakmengsel voor toepassing in de wegenbouw en LD-staalslak voor toepassing in GWW-werken’;

BRL 9328 ‘ELO-staalslak voor toepassing in de wegenbouw en kust- en oeverwerken’;

BRL 9343 ‘Koperslak voor GWW-werken’.

Deze beoordelingsrichtlijnen zijn daarom uit bijlage C geschrapt. Wel is een overgangstermijn opgenomen.

BRL 1010 ‘Drooggeperste keramische wand- en vloertegels’ was tot 1 maart 2016 van toepassing. Deze termijn is verstreken, zodat de BRL kon worden geschrapt. Hetzelfde geldt voor BRL 1510 ‘Keramische dakpannen’. Beide normdocumenten zijn vervangen voor BRL 52230 ‘Keramische producten’. Ook BRL 1007 ‘Metselbaksteen’, BRL 1015 ‘Gevelsysteem met droog gestapelde bakstenen’ en BRL 1016 ‘Keramische prefab wand- en gevelelementen’ zijn opgegaan in BRL 52230 ‘Keramische producten’. Dit geldt ook voor BRL 1016 Keramische prefab wand- en gevelelementen.

BRL 1103 ‘Daken en gevels met geprofileerde vezelcementplaten’ is opgegaan in BRL 5071 ‘Vooraf vervaardigde vezelcement producten’.

BRL 1104 Bedrijfsvloerplaten van constructief beton is opgegaan in BRL 5070 ‘Vooraf vervaardigde betonproducten’. In BRL 5070 zijn ook nog andere normdocumenten opgegaan, namelijk BRL 2317 ‘Waterdoorlatende bestratingselementen van beton’, BRL 2320 ‘Grasbetontegels’, BRL 2368 ‘Niet constructieve betonproducten’. BRL 2811 ‘Ferrocement producten’, BRL 2815 ‘Wandconstructies opgebouwd uit betonnen stapelblokken’, BRL 2817 ‘Cementgebonden afstandhouders’, BRL 5231 ‘Buizen en hulpstukken van gewapend beton met plaatstalen kern voor het transport van afvalwater’, BRL 9080 ‘Zetsteen van beton’, BRL 9203 ‘Afdekkingen voor putten en kolken’ en BRL 9204 ‘Kolken samengesteld uit beton en gietijzer’.

BRL 9312 ‘Waterbouwsteen voor toepassing in de GWW’ is opgegaan in BRL 9324 ‘Groevesteen in ongebonden toepassing’.

BRL 9316 ‘Flugsand voor GWW-werken’, is opgegaan in BRL 9317 ‘Poreus gesteente van vulkanische oorsprong’.

BRL 5075 ‘Cementbetonverhardingen geproduceerd met in mobiele installaties vervaardigde betonspecie’ is ingetrokken op verzoek van de markt. Zie hiervoor ook het algemene deel van de toelichting.

In verband met (mogelijke) strijdigheid van normdocumenten met de Europese verordening bouwproducten zijn twee normdocumenten die eerder wel in bijlage C waren opgenomen, nu niet meer aangewezen. Aan deze normdocumenten, BRL 1105 en BRL 2360, bestaat in de praktijk geen behoefte meer, zodat zij ook niet meer zijn aangepast teneinde ze met de Europese verordening bouwproducten in overeenstemming te brengen. In het algemene deel van deze toelichting is hierop uitgebreider ingegaan.

De volgende normdocumenten vervallen omdat daarvoor een alternatieve certificatieroute ontwikkeld is. Het gaat allereerst om BRL 1103 ‘Daken en gevels met geprofileerde vezelcementplaten’. De milieutechnische eisen van dit bouwproduct zijn nu opgenomen in BRL 5071 ‘Vooraf vervaardigde vezelcement producten’. BRL 2360 ‘Straatbaksteen’ vervalt. Ook voor dit normdocument is een alternatieve certificatieroute ontwikkeld. De milieutechnische eisen voor dit bouwproduct zijn nu opgenomen in BRL 52230 ‘Keramische producten’.

Ter voorkoming van strijdigheid met de CPR is van een aantal normdocumenten, die hieronder worden opgesomd, een nieuwe versie vastgesteld, waarin de eventuele strijdigheid is opgeheven. Om de redenen die zijn aangegeven in het algemene deel van deze toelichting is in bijlage C in afwachting van de eerstvolgende reguliere wijziging van de Regeling bodemkwaliteit nog een verwijzing naar niet aangepaste versies van deze normdocumenten opgenomen. Deze versies zijn in bijlage C aangeduid met *. Zij bevatten ook nog onderdelen die niet op milieubescherming betrekking hebben en die mogelijk niet verenigbaar zijn met de Europese verordening bouwproducten. Die onderdelen zijn niet aangewezen.

Het gaat om de volgende normdocumenten, die worden genoemd in categorie 2 (Afgeven van kwaliteitsverklaringen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b):

BRL 1004 ‘Kalkzandsteen’;

BRL 1905 ‘Mortels voor metselwerk’;

BRL 2353 ‘Kelderwanden van staalvezelbeton’;

BRL 5068 ‘Cellenbeton voor toepassing in buitenwanden (type B-wanden) in bouwwerken’;

BRL 5070 ‘Vooraf vervaardigde betonproducten’;

BRL 5071 ‘Vooraf vervaardigde vezelcement producten’;

BRL 5076 ‘Vooraf vervaardigde polymeerbeton producten’;

BRL 9311 ‘Gerecycled grind voor toepassing op daken, in ongebonden lagen in civiele werken en als toeslagmateriaal voor asfalt’.

Voor BRL 9342 ‘Gebonden Steenslag met binder van plantaardige oorsprong ten behoeve van halfverharding’ geldt dat van dit normdocument nog geen nieuwe aanvaarde versie gereed is waarin eventuele strijdigheid met de CPR is weggenomen. Dit document wordt om die reden geschrapt.

Op verzoek van de branche zelf zijn tevens BRL 5075 ‘Cementbetonverhardingen geproduceerd met in mobiele installaties vervaardigde betonspecie’, versie van 1 januari 2009, en BRL 1105 Cementgebonden houtspaanplaat, versie van 1 februari 2006 met wijzigingsblad van 31 december 2014 geschrapt. Zie hiervoor ook het algemene deel van de toelichting.

De volgende normdocumenten hebben een nieuw wijzigingsblad gekregen:

  • BRL 1328. Met deze wijziging wordt beoogd te voldoen aan wet- en regelgeving. Zij is tekstueel van aard en heeft geen significant effect op de kosten.

  • AS SIKB 6700 en protocol 6701 is aangepast om enkele onduidelijkheden in de tekst weg te nemen en in te spelen op nieuwe technische inzichten. De wijziging is inhoudelijk van aard. Zij heeft geen significant effect op de kosten.

  • De protocollen 6802 en 6811 bij AS SIKB 6800 hebben een nieuw wijzigingsblad gekregen teneinde onjuistheden en onduidelijkheden in de tekst te repareren en in te spelen op nieuwe technische inzichten. De wijziging is inhoudelijk van aard, zonder significant effect op de kosten.

  • BRL SIKB 7700 en de protocollen 7702 en 7711 hebben eveneens een nieuw wijzigingsblad gekregen om onduidelijkheden en onjuistheden in de tekst te repareren en in te spelen op nieuwe technische inzichten. De wijzigingen zijn zowel inhoudelijk als tekstueel en hebben geen significant effect op de kosten.

Een aantal normdocumenten heeft een nieuw wijzigingsblad gekregen omdat zij moesten worden aangepast in verband met de vernieuwing van NEN 5707 over asbest. Het gaat om BRL SIKB 1000 en de protocollen 1001, 1002 en 1003, BRL 2000 en de protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018, AS SIKB 2000, BRL SIKB 6000 en de protocollen 6001, 6002 en 6003 en BRL 9335 en de protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4. Deze wijzigingen hebben geen significant effect op de kosten.

Op grond van artikel 18 van het besluit is het verboden om werkzaamheden in strijd met het aangewezen normdocument uit te voeren. Voor een werkzaamheid is op grond van artikel 2.7 van de regeling als normdocument aangewezen het document dat bij de categorie waartoe de werkzaamheid behoort in bijlage C is vermeld of een of meer onderdelen van zodanig document waarin de werkzaamheid wordt beschreven. Dat betekent dat indien in bijlage C een document in zijn geheel is aangewezen de publiekrechtelijk handhaving zich richt op alle onderdelen van dat normdocument. Indien een onderdeel van het normdocument is aangewezen richt de publiekrechtelijke handhaving zich alleen op de aangewezen onderdelen van dat normdocument. Het gehele normdocument is evenwel nog wel van belang voor de private certificatie en de daarop gebaseerde erkenning. Voor een efficiënte handhaving van het Besluit bodemkwaliteit is het niet noodzakelijk dat alle bepalingen van de normdocumenten onder de publiekrechtelijke handhaving vallen.

In het algemene deel van deze toelichting is aangegeven dat uit de desbetreffende normdocumenten een selectie is gemaakt van de essentiële eisen voor de wijze van uitvoering van de werkzaamheden waarop die normdocumenten betrekking hebben.

Dit is op de volgende wijze in bijlage C aangegeven.

Indien een normdocument dikgedrukt is weergegeven betekent dit dat voor de wijze van uitvoering van de werkzaamheden essentiële eisen zijn vastgesteld. Dit is van belang met het oog op de toepassing van artikel 18 van het Besluit bodemkwaliteit. Voor de erkenning van instanties en personen voor het mogen uitvoeren van de werkzaamheden is dan wel het hele normdocument aangewezen. Het normdocument is dan in bijlage C cursief weergegeven. Dit is van belang voor de toepassing van artikel 9 van het Besluit bodemkwaliteit, dat de grondslag biedt voor de verlening van een erkenning, en artikel 15, waarin het verbod is gesteld de werkzaamheid te verrichten zonder daarvoor over een erkenning te beschikken.

Indien essentiële eisen zijn vastgesteld is dus altijd sprake van een combinatie van een dikgedrukte aanwijzing en een cursieve aanwijzing.

Het gaat om de volgende normdocumenten:

  • BRL SIKB 1000, protocollen 1001, 1002 en 1003;

  • BRL SIKB 2000, protocollen 2001, 2002 en 2003, 2018;

  • BRL SIKB 6000, protocollen 6001, 6002 en 6003;

  • BRL SIKB 7500, protocollen 7510, 7511;

  • BRL SIKB 9335, protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4;

De selectie van de essentiële eisen uit deze normdocumenten heeft plaatsgevonden in het normdocument Essentiële eisen ILT-toezicht.

Indien (nog) geen essentiële eisen zijn vastgesteld, geldt het aangewezen normdocument ook in de publiekrechtelijke sfeer in zijn geheel voor de wijze van uitvoering van de werkzaamheid en daarnaast ook als grondslag voor de erkenning van instanties en personen.

Onderdeel H

In paragraaf I van bijlage D is de verwijzing naar NEN 5707 geactualiseerd naar aanleiding van de vervanging van de versie uit 2003 door de versie van augustus 2015. NEN 5707 beschrijft de werkwijze voor de uitvoering (inspectie en monsterneming) van onderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van asbest in bodem. Deze is afgestemd met de eveneens aangepaste NEN 5897 voor het asbestonderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van asbest in bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat.

Tevens is een wijzigingsblad toegevoegd aan NEN 5740. Met dit wijzigingsblad is het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek ook toepasbaar voor lijnvormig onderzoek. Daarnaast bevat het wijzigingsblad ook een paar andere wijzigingen, waaronder een verduidelijking van de noodzaak tot het plaatsen van peilbuizen met een snijdend peilfilter, en zijn formuleringen in de tabellen verbeterd.

Onderdeel J

De wijzigingen in bijlage H zijn alle verduidelijkingen.

Als eerste is een eerdere wijziging van de definitie van ‘waarneming’ uit 20129 teruggedraaid. De destijds beoogde verduidelijking heeft in de praktijk niet tot het gewenste resultaat geleid. De omschrijving zoals deze voor 2012 luidde blijkt bij nader inzien toch beter.

Ten tweede zijn er voetnoten ingevoegd. Met de introductie hiervan is de gangbare praktijk van het aantal vast te stellen grepen en te analyseren mengmonsters voor de verschillende keuringsregimes vastgelegd. Vanuit de beoordelingsrichtlijnen gelden verschillende regels voor het steekproefregime en het partijkeuringsregime voor de verschillende bouwstoffen, grond of baggerspecie. In het ene geval kan volstaan worden met één te analyseren mengmonster. In het andere geval worden ten minste twee te analyseren mengmonsters samengesteld. Daarnaast gelden er verschillende regels voor het aantal te nemen grepen. Afhankelijk van het materiaal kan een grotere monsternemingsinspanning meer kosteneffectief zijn voor het verbeteren van de kwaliteit van een partijkeuring dan het in meervoud laten analyseren van mengmonsters. Een te geringe monsternemingsinspanning in relatie tot de heterogeniteit van een specifiek product kan leiden tot een hogere keuringsfrequentie of een ongunstiger toetsingsregime. Behalve dat dit de kwaliteit van het product niet ten goede komt, levert dit onnodige onderzoekskosten op. De producent is dus gebaat bij een voldoende monsternemingsinspanning.

De – reeds lang – bestaande praktijk uit de diverse beoordelingsrichtlijnen is met deze wijziging verduidelijkt in de regelgeving.

Artikel II

Er is een wijzigingsblad toegevoegd aan NEN 5740. Met dit wijzigingsblad is het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek ook toepasbaar voor lijnvormig onderzoek. Daarnaast bevat het wijzigingsblad ook een paar andere wijzigingen, waaronder een verduidelijking van de noodzaak tot het plaatsen van peilbuizen met een snijdend peilfilter, en zijn formuleringen in de tabellen verbeterd.

Artikel III

In artikel 2, eerste lid, wordt de verwijzing naar twee normdocument die door nieuwe versies zijn vervangen, geactualiseerd.

Wat betreft NEN 5897 is de versie uit 1999 vervangen door de versie van augustus 2015.

NEN 5897 heeft betrekking op asbestonderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van asbest in bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat. De werkwijze voor asbestonderzoek is inhoudelijk aangepast.

Wat betreft NEN 5707 is de versie uit 2003 vervanging door de versie van augustus 2015. NEN 5707 beschrijft de werkwijze voor de uitvoering (inspectie en monsterneming) van onderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van asbest in bodem.

Beide normdocumenten zijn inhoudelijk op elkaar afgestemd.

De verwijzingen naar NTA 5727 is verduidelijkt door daarbij tevens de volledige titel van dat document weer te geven. Hetzelfde geldt voor NEN 5896.

Artikel IV

In de artikelen 23, tweede lid, en 27, eerste lid, wordt de verwijzing naar NEN 5707 of NEN 5897 vervangen door een verwijzing naar NEN 5898. De reden hiervan is dat bij de herziening van NEN 5707 of NEN 5897 de beschrijving van de voorbehandeling en analyse van monsters in het kader van asbestonderzoek is verhuisd naar een nieuw document, NEN 5898.

Dit geldt niet voor de verwijzingen naar NEN 5707 of NEN 5897 in de artikelen 23, eerste lid, en 26, eerste lid, omdat die betrekking hebben op onderwerpen die wel nog steeds in NEN 5707 of NEN 5897 worden behandeld. In een nieuw artikel 43b is overgangsrecht opgenomen, waardoor het tot 1 september 2017 is toegestaan nog de vorige versies van NEN 5707 en NEN 5897 te gebruiken.

In overeenstemming met aanwijzing 92, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn de dynamische verwijzingen in de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 vervangen door statische verwijzingen, waarbij naast de datum van vaststelling van het normdocument in kwestie voor de duidelijkheid tevens de volledige titel is weergegeven. Dit heeft geleid tot de toevoeging van drie begrippen met bijbehorende omschrijvingen in artikel 1.

Artikel V

De verwijzingen naar normdocumenten in artikel 5 van de Regeling Europese afvalstoffenlijst zijn verduidelijkt door daarbij tevens de volledige titel van die documenten weer te geven. Ook wordt de verwijzing naar de NEN 5897 geactualiseerd. In augustus 2015 is van dit normdocument een nieuwe versie uitgekomen. NEN 5897 heeft betrekking op asbestonderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van asbest in bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat. De werkwijze voor asbestonderzoek is inhoudelijk aangepast.

Artikel VI

In artikel 2 van de Regeling nadere voorschriften asbestwegen milieubeheer wordt de (statische) verwijzing naar NEN 5897 geactualiseerd. In augustus 2015 is van dit normdocument een nieuwe versie uitgekomen.

NEN 5897 heeft betrekking op asbestonderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van asbest in bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat. De werkwijze voor asbestonderzoek is inhoudelijk aangepast. NEN 5897 is afgestemd met de eveneens aangepaste NEN 5707 voor de uitvoering (inspectie en monsterneming) van onderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van asbest in bodem.

Artikel VII

Ook in de Regeling uniforme saneringen wordt de verwijzing naar een normdocument aangepast, naar aanleiding van de vervanging van de versie uit 2003 van NEN 5707 door de versie van augustus 2015. NEN 5707 beschrijft de werkwijze voor de uitvoering (inspectie en monsterneming) van onderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van asbest in bodem. Deze is afgestemd met de eveneens aangepaste NEN 5897 voor het asbestonderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van asbest in bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat. In artikel 1.1 is in onderdeel q een omschrijving van het normdocument opgenomen. In artikel 1.5 is de verwijzing geactualiseerd en een overgangstermijn opgenomen waarmee de NEN 5703 uit 2003 nog tot 1 september 2017 gebruikt mag worden.

Artikel VII

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Aanvankelijk was de datum 1 juli 2016 beoogd. Verschillende omstandigheden hebben er echter toe geleid dat deze datum niet kon worden gehaald. Met name kon het ontwerp van de regeling niet tijdig als technisch voorschrift aan de Europese Commissie worden genotificeerd omdat nog tot 1 maart 2016 de mogelijkheid werd geboden in geval van door de ILT gesignaleerde twijfel over mogelijke strijdigheid van een normdocument met de Europese verordening bouwproducten zo nodig een aangepast normdocument bij SBK ter beoordeling in te dienen. In verband hiermee heeft een internetconsultatie plaatsgevonden, wat bij eerdere periodieke wijzigingen van de Regeling bodemkwaliteit niet nodig was. Er was ook extra tijd nodig voor de verwerking van de commentaren naar aanleiding van de internetconsultatie, waarbij ook rekening is gehouden met de aanpassing van een aantal normdocumenten die nog na 1 maart 2016 heeft plaatsgevonden.

De overgangstermijnen van een jaar voor het gebruik van eerdere versies van normdocumenten die zijn opgenomen in bijlage C, zijn van de inwerkingtredingsdatum (omstreeks) 1 september 2016 afgeleid.

Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is afgeweken van de vaste verandermomenten (Aanwijzing voor de regelgeving 174, tweede lid). Bovendien is niet een minimuminvoeringstermijn van 2 maanden gehanteerd (Aanwijzing voor de regelgeving 174, derde lid). De reden van deze afwijkingen van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn is dat hiermee, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor of nadelen worden voorkomen (onderdeel a).

Zo spoedig mogelijke inwerkingtreding na de bekendmaking van deze regeling is nadrukkelijk de wens van de doelgroep omdat de gewijzigde normdocumenten in het privaatrechtelijke toezicht al worden toegepast door de certificatie-instellingen. De regeling sluit hierdoor niet meer volledig aan op de uitvoeringspraktijk. Met de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling is die aansluiting geborgd.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Voor het afgeven van een fabrikant-eigenverklaring voor grond of baggerspecie als bedoeld in artikel 4.3.7 is de maximale waarde voor grond of baggerspecie altijd gelijk aan de in de tabellen 1 en 2 in bijlage B opgenomen achtergrondwaarden.

X Noot
2

Verordening (EU) Nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad.

X Noot
3

Brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 19 november 2015 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag (Kamerstukken II 2015/16, 32 757, nr. 117).

X Noot
4

Brief van de Minister van Economische Zaken van 14 januari 2015 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2014/15, 29 304, nr. 5).

X Noot
5

Brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 7 oktober 2015 aan de voorzitter van de Tweede kamer (Kamerstukken II 2015/16, 28 663, nr. 64.

X Noot
6

BRL SIKB, Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 10 december 2015.

X Noot
7

Brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 7 oktober 2015 aan de voorzitter van de Tweede kamer (Kamerstukken II 2015/16, 28 663, nr. 64.

Naar boven