Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 20 januari 2016, nr. 2016-0000040674, tot wijziging van enige wetten en een besluit in verband met de aanpassingen van de in die wetten en in het besluit genoemde bedragen aan de loonontwikkeling van het personeel werkzaam bij de sector Rijk vanwege het Uitvoeringsakkoord Sectoroverleg Rijk van 24 april 2015 en de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk (2015–2016) van 2 oktober 2015

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 1, tweede lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, artikel 1, zevende lid, van de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, artikel 2, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, artikel 9 van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en artikel 2, zevende lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES,

Besluit:

ARTIKEL I

In de in de kolommen B en C van tabel 1 aangeduide bepalingen van de in kolom A genoemde wetten en het daarin genoemde besluit, worden de in kolom D opgenomen bedragen vervangen door de in kolom E opgenomen bedrag en met ingang van 1 januari 2015.

Tabel 1

A

B

C

D

E

Wet en besluit

artikel

lid

1-apr-09

1-jan-2015

Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen

1

1

€ 10.325,86

€ 10.806,85

Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen

1

1

€ 9.691,95

€ 10.087,96

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

1

1

€ 10.325,86

€ 10.806,85

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

1

2

€ 9.691,95

€ 10.087,96

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

1

3

€ 9.098,26

€ 9.414,69

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

2

1

€ 7.311,56

€ 7.388,48

Wet vergoeding leden Eerste Kamer

4

 

€ 1.998,28

€ 2.019,30

Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES

2

1

€ 9.098,26

€ 9.414,69

ARTIKEL II

In de in de kolommen B en C van tabel 2 aangeduide bepalingen van de in kolom A genoemde wetten en het daarin genoemde besluit, worden de in kolom D opgenomen bedragen vervangen door de in kolom E opgenomen bedragen.

Tabel 2

A

B

C

D

E

Wet en besluit

artikel

lid

1-jan-15

1-sep-15

Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen

1

1

€ 10.806,85

€ 10.941,94

Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen

1

1

€ 10.087,96

€ 10.214,06

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

1

1

€ 10.806,85

€ 10.941,94

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

1

2

€ 10.087,96

€ 10.214,06

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

1

3

€ 9.414,69

€ 9.532,37

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

2

1

€ 7.388,48

€ 7.480,84

Wet vergoeding leden Eerste Kamer

4

 

€ 2.019,30

€ 2.044,54

Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES

2

1

€ 9.414,69

€ 9.532,37

ARTIKEL III

In de in de kolommen B en C van tabel 3 aangeduide bepalingen van de in kolom A genoemde wetten en het daarin genoemde besluit, worden de in kolom D opgenomen bedragen vervangen door de in kolom E opgenomen bedragen met ingang van 1 januari 2016.

Tabel 3

A

B

C

D

E

wet

artikel

lid

1-sep-15

1-jan-16

Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen

1

1

€ 10.941,94

€ 11.270,20

Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen

1

1

€ 10.214,06

€ 10.520,48

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

1

1

€ 10.941,94

€ 11.270,20

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

1

2

€ 10.214,06

€ 10.520,48

Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

1

3

€ 9.532,37

€ 9.818,34

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

2

1

€ 7.480,84

€ 7.705,27

Wet vergoeding leden Eerste Kamer

4

 

€ 2.044,54

€ 2.105,88

Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES

2

1

€ 9.532,37

€ 9.818,34

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I terugwerkt tot en met 1 januari 2015, artikel II terugwerkt tot en met 1 september 2015 en artikel III terugwerkt tot en met 1 januari 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling strekt tot formalisering van wijzigingen van de bezoldiging, schadeloosstelling of vergoeding van werkzaamheden in diverse wetten en in een besluit. Dit in verband met de diverse wijzigingen van de bezoldiging van het burgerlijk Rijkspersoneel die een algemeen karakter dragen. De wijzigingen voor het burgerlijk rijkspersoneel zijn overeengekomen in het Uitvoeringsakkoord Sectoroverleg Rijk van 24 april 2015 en in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk (2015–2016) van 2 oktober 2015.

In de desbetreffende wetten en in het desbetreffende besluit is bepaald dat de wijzigingen in de bezoldiging met een algemeen karakter van het burgerlijk personeel in de sector Rijk wordt gevolgd en dat deze wijzigingen bij ministeriële regelingen worden vastgesteld. In navolging van de wijzigingen van de rechtspositie van het burgerlijk Rijkspersoneel vanwege het Uitvoeringsakkoord Sectoroverleg Rijk van 24 april 2015 zijn in tabel 1 de bezoldigingsbedragen van ministers, staatssecretarissen, de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de overige leden van de Raad van State, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer, de substituut-ombudsmannen en de rijksvertegenwoordiger BES, alsmede de schadeloosstelling voor de leden van de Tweede Kamer, en de vergoedingen voor de werkzaamheden voor de leden van de Eerste Kamer per 1 januari 2015 aangepast.

Als gevolg van het Uitvoeringsakkoord Sectoroverleg Rijk van 24 april 2015 is de besparing vanwege de verlaging van de werkgeverspremie van de pensioenen per 1 januari 2015 ingezet voor een salarisverhoging. Dit betreft de verlaging van de werkgeverspremies vanwege het Pensioenakkoord Pensioenkamer Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid over de wijzigingen van de ABP-pensioenregeling naar aanleiding van de aanpassing van het fiscale pensioenkader ‘Witteveen 2015’. Dit betekent dat de pensioenopbouw tot een percentage van 1,875 van het pensioengevend loon wordt beperkt. Daarnaast wordt het vrijvallen van de werkgeverspremies, vanwege het beperken van de pensioenopbouw tot een inkomen van maximaal € 100.000 per jaar, aan de salarisbedragen toegevoegd naar de mate waarin de vrijval daar optreedt. Als gevolg van beide maatregelen worden de salarisbedragen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 met 0,8% verhoogd en met een hoger percentage voor degenen met een inkomen van meer dan € 100.000 per jaar.

Beide maatregelen hebben een algemeen karakter en werken door in de berekening van de pensioengrondslag. Zij zijn in de salaristabellen per 1 januari 2015 verwerkt.

In tabel 2 zijn de wijzigingen voor de genoemde personen vastgesteld per 1 september 2015. Tot slot zijn in tabel 3 de wijzigingen per 1 januari 2016 geformaliseerd. Deze laatste wijzigingen vloeien voort uit de op 2 oktober 2015 tussen de minister voor Wonen en Rijksdienst en het Ambtenarencentrum, CNV en CMHF gesloten Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk (2015–2016). Daarin is afgesproken de salarisbedragen van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA 1984) met ingang van 1 september 2015 met 1,25% te verhogen (tabel 2) en met ingang van 1 januari 2016 met 3% te verhogen (tabel 3).

Deze wijzigingen werken terug tot en met 1 januari 2015 respectievelijk 1 september 2015 en 1 januari 2016. Dit stuit niet op bezwaren omdat deze regeling begunstigend is en de betrokkenen vorig jaar reeds op de hoogte zijn gesteld van de wijzigingen. Om de terugwerkende kracht zo kort mogelijk te houden is afgeweken van de vaste verandermomenten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven