De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 1, tweede lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen,
artikel 1, zevende lid, van de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer
en Nationale ombudsman, artikel 2, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden
Tweede Kamer, artikel 9 van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en artikel 2, zevende
lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES,
Besluit:
ARTIKEL I
In de in de kolommen B en C van tabel 1 aangeduide bepalingen van de in kolom A genoemde
wetten en het daarin genoemde besluit, worden de in kolom D opgenomen bedragen vervangen
door de in kolom E opgenomen bedrag en met ingang van 1 januari 2015.
Tabel 1
A
|
B
|
C
|
D
|
E
|
Wet en besluit
|
artikel
|
lid
|
1-apr-09
|
1-jan-2015
|
Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen
|
1
|
1
|
€ 10.325,86
|
€ 10.806,85
|
Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen
|
1
|
1
|
€ 9.691,95
|
€ 10.087,96
|
Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
|
1
|
1
|
€ 10.325,86
|
€ 10.806,85
|
Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
|
1
|
2
|
€ 9.691,95
|
€ 10.087,96
|
Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
|
1
|
3
|
€ 9.098,26
|
€ 9.414,69
|
Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer
|
2
|
1
|
€ 7.311,56
|
€ 7.388,48
|
Wet vergoeding leden Eerste Kamer
|
4
|
|
€ 1.998,28
|
€ 2.019,30
|
Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES
|
2
|
1
|
€ 9.098,26
|
€ 9.414,69
|
ARTIKEL II
In de in de kolommen B en C van tabel 2 aangeduide bepalingen van de in kolom A genoemde
wetten en het daarin genoemde besluit, worden de in kolom D opgenomen bedragen vervangen
door de in kolom E opgenomen bedragen.
Tabel 2
A
|
B
|
C
|
D
|
E
|
Wet en besluit
|
artikel
|
lid
|
1-jan-15
|
1-sep-15
|
Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen
|
1
|
1
|
€ 10.806,85
|
€ 10.941,94
|
Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen
|
1
|
1
|
€ 10.087,96
|
€ 10.214,06
|
Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
|
1
|
1
|
€ 10.806,85
|
€ 10.941,94
|
Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
|
1
|
2
|
€ 10.087,96
|
€ 10.214,06
|
Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
|
1
|
3
|
€ 9.414,69
|
€ 9.532,37
|
Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer
|
2
|
1
|
€ 7.388,48
|
€ 7.480,84
|
Wet vergoeding leden Eerste Kamer
|
4
|
|
€ 2.019,30
|
€ 2.044,54
|
Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES
|
2
|
1
|
€ 9.414,69
|
€ 9.532,37
|
ARTIKEL III
In de in de kolommen B en C van tabel 3 aangeduide bepalingen van de in kolom A genoemde
wetten en het daarin genoemde besluit, worden de in kolom D opgenomen bedragen vervangen
door de in kolom E opgenomen bedragen met ingang van 1 januari 2016.
Tabel 3
A
|
B
|
C
|
D
|
E
|
wet
|
artikel
|
lid
|
1-sep-15
|
1-jan-16
|
Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen
|
1
|
1
|
€ 10.941,94
|
€ 11.270,20
|
Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen
|
1
|
1
|
€ 10.214,06
|
€ 10.520,48
|
Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
|
1
|
1
|
€ 10.941,94
|
€ 11.270,20
|
Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
|
1
|
2
|
€ 10.214,06
|
€ 10.520,48
|
Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
|
1
|
3
|
€ 9.532,37
|
€ 9.818,34
|
Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer
|
2
|
1
|
€ 7.480,84
|
€ 7.705,27
|
Wet vergoeding leden Eerste Kamer
|
4
|
|
€ 2.044,54
|
€ 2.105,88
|
Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES
|
2
|
1
|
€ 9.532,37
|
€ 9.818,34
|
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I terugwerkt
tot en met 1 januari 2015, artikel II terugwerkt tot en met 1 september 2015 en artikel
III terugwerkt tot en met 1 januari 2016.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling strekt tot formalisering van wijzigingen van de bezoldiging, schadeloosstelling
of vergoeding van werkzaamheden in diverse wetten en in een besluit. Dit in verband
met de diverse wijzigingen van de bezoldiging van het burgerlijk Rijkspersoneel die
een algemeen karakter dragen. De wijzigingen voor het burgerlijk rijkspersoneel zijn
overeengekomen in het Uitvoeringsakkoord Sectoroverleg Rijk van 24 april 2015 en in
de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk (2015–2016) van 2 oktober 2015.
In de desbetreffende wetten en in het desbetreffende besluit is bepaald dat de wijzigingen
in de bezoldiging met een algemeen karakter van het burgerlijk personeel in de sector
Rijk wordt gevolgd en dat deze wijzigingen bij ministeriële regelingen worden vastgesteld.
In navolging van de wijzigingen van de rechtspositie van het burgerlijk Rijkspersoneel
vanwege het Uitvoeringsakkoord Sectoroverleg Rijk van 24 april 2015 zijn in tabel
1 de bezoldigingsbedragen van ministers, staatssecretarissen, de vice-president van
de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman,
de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de overige
leden van de Raad van State, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer,
de substituut-ombudsmannen en de rijksvertegenwoordiger BES, alsmede de schadeloosstelling
voor de leden van de Tweede Kamer, en de vergoedingen voor de werkzaamheden voor de
leden van de Eerste Kamer per 1 januari 2015 aangepast.
Als gevolg van het Uitvoeringsakkoord Sectoroverleg Rijk van 24 april 2015 is de besparing
vanwege de verlaging van de werkgeverspremie van de pensioenen per 1 januari 2015
ingezet voor een salarisverhoging. Dit betreft de verlaging van de werkgeverspremies
vanwege het Pensioenakkoord Pensioenkamer Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid
over de wijzigingen van de ABP-pensioenregeling naar aanleiding van de aanpassing
van het fiscale pensioenkader ‘Witteveen 2015’. Dit betekent dat de pensioenopbouw
tot een percentage van 1,875 van het pensioengevend loon wordt beperkt. Daarnaast
wordt het vrijvallen van de werkgeverspremies, vanwege het beperken van de pensioenopbouw
tot een inkomen van maximaal € 100.000 per jaar, aan de salarisbedragen toegevoegd
naar de mate waarin de vrijval daar optreedt. Als gevolg van beide maatregelen worden
de salarisbedragen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 met 0,8% verhoogd en
met een hoger percentage voor degenen met een inkomen van meer dan € 100.000 per jaar.
Beide maatregelen hebben een algemeen karakter en werken door in de berekening van
de pensioengrondslag. Zij zijn in de salaristabellen per 1 januari 2015 verwerkt.
In tabel 2 zijn de wijzigingen voor de genoemde personen vastgesteld per 1 september
2015. Tot slot zijn in tabel 3 de wijzigingen per 1 januari 2016 geformaliseerd. Deze
laatste wijzigingen vloeien voort uit de op 2 oktober 2015 tussen de minister voor
Wonen en Rijksdienst en het Ambtenarencentrum, CNV en CMHF gesloten Arbeidsvoorwaardenovereenkomst
sector Rijk (2015–2016). Daarin is afgesproken de salarisbedragen van het Bezoldigingsbesluit
Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA 1984) met ingang van 1 september 2015 met 1,25%
te verhogen (tabel 2) en met ingang van 1 januari 2016 met 3% te verhogen (tabel 3).
Deze wijzigingen werken terug tot en met 1 januari 2015 respectievelijk 1 september
2015 en 1 januari 2016. Dit stuit niet op bezwaren omdat deze regeling begunstigend
is en de betrokkenen vorig jaar reeds op de hoogte zijn gesteld van de wijzigingen.
Om de terugwerkende kracht zo kort mogelijk te houden is afgeweken van de vaste verandermomenten.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk