Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatscourant 2015, 40493 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatscourant 2015, 40493 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister van Infrastructuur en Milieu maakt ingevolge artikel 5.2a van de Crisis- en herstelwet bekend dat een ieder gedurende vier weken na de dagtekening van deze Staatscourant schriftelijk zijn zienswijze naar voren kan brengen over onderstaand ontwerp van een algemene maatregel van bestuur.
Adres: Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Programmadirectie Eenvoudig Beter – IPC 365
Postbus 20951
2500 EZ DEN HAAG
tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (twaalfde tranche)
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van ............, nr. IenM/BSK-2015/............., Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, in overeenstemming met Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst;
Gelet op de artikelen 2.2 en 2.4, eerste lid, van de Crisis- en herstelwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van, nr. ....);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van, nr. IenM/BSK-, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 2, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel cc door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
dd. Havenkom Nijkerk, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 77;
ee. Het Kwadrant Stichtse Vecht, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 78.
B
Na artikel 6j worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Het verbod uit artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt in de gemeente Peel en Maas voor de duur van vijf jaar niet voor een bouwactiviteit bestaande uit de realisatie van een bouwwerk voor de ondergrondse opslag van uit energiewinning verkregen ijs bij woningen, met een maximale inhoud van 30 m³, mits deze niet onder gebouwen wordt aangelegd.
Voor het project The Green Village in de gemeente Delft zoals aangegeven op de kaart in bijlage 89 geldt voor de duur van tien jaar dat:
a. kan worden afgeweken van het Bouwbesluit 2012, met uitzondering van de hoofdstukken 1 en 2 en de afdelingen 6.5 tot en met 6.8;
b. de artikelen 2.4, tweede lid, en 2.14, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet van toepassing zijn;
c. het bepaalde krachtens artikel 2.8 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 4.1 van de Regeling omgevingsrecht niet van toepassing is voor zover dat een omschrijving van de activiteiten of mogelijke maatregelen vereist.
C
In artikel 7c, vijftiende lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel dd. door een puntkomma, veertien onderdelen toegevoegd, luidende:
ee. Groene Delta van Nijmegen, gemeente Nijmegen, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 79;
ff. Bedrijventerrein Betonson, gemeente Giessenlanden, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 80;
gg. Transformatiegebied Noordelijke Stadsentree, gemeente Meppel, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 49;
hh. Transformatie ENCI-terrein en de mergelgroeve, gemeente Maastricht, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 81;
ii. Agriport, gemeente Hollands Kroon, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 82;
jj. Bedrijventerrein Donkersloot, gemeente Ridderkerk, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 83;
kk. Landelijk gebied Zoeterwoude, gemeente Zoeterwoude, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 84;
ll. Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik, gemeente Best, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 85;
mm. Buitengebied in balans, gemeente Nederweert, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 86;
nn. Lange Weeren, gemeente Edam-Volendam, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 87;
oo. Binnenstad Wageningen, gemeente Wageningen, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 88;
pp. The Green Village, gemeente Delft, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 89;
qq. Bedrijventerrein Groote Haar, gemeente Gorinchem, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 90;
rr. Aardbevingsbestendig bestemmingsplan, gemeente Appingedam, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 91.
D
Artikel 7g, vierde lid, komt als volgt te luiden:
4. Dit artikel is van toepassing op de gemeenten Breda, Bussum, Deventer, Kampen, Lopik, Meerssen, Oldenzaal, Peel en Maas, Soest, Stadskanaal, Veere en Venlo.
E
Artikel 7j, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. Dit artikel is van toepassing op de door de raad aan te wijzen locaties binnen de gemeenten Heerhugowaard, Hoorn, Koggenland, Leeuwarden, Ooststellingwerf, Peel en Maas en Weststellingwerf.
F
In paragraaf 3 worden na artikel 7p twee artikelen ingevoegd, luidende:
Onverminderd het Besluit emissiearme huisvesting en paragraaf 3.5.8 en artikel 6.24s van het Activiteitenbesluit milieubeheer kan het college van burgemeester en wethouders van Nederweert bij een beschikking maatregelen voorschrijven die de emissie van geur of van zwevende deeltjes (PM10) vanuit dierenverblijven, waarin landbouwhuisdieren worden gehouden, verminderen, als blijkt dat de nadelige gevolgen van deze emissie voor het milieu, gezien de ontwikkeling van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu of gezien de ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu, verder kunnen onderscheidenlijk moeten worden beperkt.
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
afvalwater, dat gewasbeschermingsmiddelen bevat en afkomstig is van het telen of kweken van gewassen in een kas;
afvalwater als bedoeld in artikel 3.63, eerste lid, onder a tot en met i, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, voor zover dit andere afvalwaterstromen bevat dan bedoeld onder a.
2. In aanvulling op artikel 10.32a, eerste lid, van de Wet milieubeheer kunnen de gemeenteraden van Zaltbommel en Maasdriel ten behoeve van de collectieve zuivering van afvalwater bij verordening bepalen dat in aangewezen gebieden bij het brengen van afvalwater wordt voldaan aan de in die verordening gestelde regels.
3. In aanvulling op artikel 10.32a, tweede lid, van de Wet milieubeheer maken de gemeenteraden van Zaltbommel en Maasdriel geen gebruik van de mogelijkheid, bedoeld in het eerste lid, onder b, van dat artikel, indien van degene bij wie afvalwater vrijkomt redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van dat water kan worden gevergd.
4. In aanvulling op artikel 3.63, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer is het in de door de gemeenteraden van Maasdriel en Zaltbommel aangewezen gebieden in een oppervlaktewaterlichaam lozen van afvalwater en overig afvalwater toegestaan, indien ten minste:
a. het perceel waar het afvalwater en overig afvalwater vrijkomt niet is aangesloten op een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, waarop geloosd kan worden, en de afstand tot de dichtstbijzijnde voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, waarop kan worden geloosd, meer dan 40 meter bedraagt, of
b. het lozen van afvalwater en overig afvalwater in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater waarop het perceel waar het afvalwater vrijkomt is aangesloten, gelet op de capaciteit van dat riool niet volledig mogelijk is.
G
Er worden zestien bijlagen toegevoegd zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit:
a. bijlage 77 (Nijkerk – Havenkom);
b. bijlage 78 (Stichtse Vecht – Het Kwadrant);
c. bijlage 79 (Nijmegen – Groene Delta);
d. bijlage 80 (Giessenlanden – Bedrijventerrein Betonson);
e. bijlage 81 (Maastricht – Transformatie ENCI-terrein en de mergelgroeve);
f. bijlage 82 (Hollandse Kroon – Agriport);
g. bijlage 83 (Ridderkerk – Bedrijventerrein Donkersloot);
h. bijlage 84 (Zoeterwoude – Landelijk gebied);
i. bijlage 85 (Best – Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik);
j. bijlage 86 (Nederweert – Buitengebied in balans);
k. bijlage 87 (Edam-Volendam – Lange Weeren);
l. bijlage 88 (Wageningen – Binnenstad);
m. bijlage 89 (Delft – The Green Village);
n. bijlage 90 (Gorinchem – Bedrijventerrein Groote Haar);
o. bijlage 91 (Appingedam – Aardbevingsbestendig bestemmingsplan);
p. bijlage 92 (Peel en Maas – Giel Peetershof).
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Kaart Nijkerk, Havenkom
Kaart Stichtse Vecht, Het kwadrant
Kaart Nijmegen, Groene Delta
Kaart Giessenlanden, Bedrijventerrein Betonson
Kaart Maastricht – Transformatie ENCI-terrein en de mergelgroeve
Kaart Hollandse Kroon, Agriport A7
Kaart Ridderkerk, Bedrijventerrein Donkersloot
Kaart Zoeterwoude, Landelijk gebied
Kaart Best, Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik
Kaart Nederweert, Buitengebied in balans
Kaart Edam-Volendam, Lange Weeren
Kaart Wageningen, Binnenstad
Kaart Delft, The Green Village
Kaart Gorinchem, Bedrijventerrein Groote Haar
Kaart Appingedam, Aardbevingsbestendig bestemmingsplan
Kaart Peel en Maas, Giel Peetershof
Dit besluit bevat de zogenaamde twaalfde tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. Krachtens artikel I wordt het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet gewijzigd en aangevuld.
In onderdeel A worden twee nieuwe ontwikkelingsgebieden als bedoeld in artikel 2.2 van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) toegevoegd. Het gaat om de projecten Havenkom Nijkerk (gemeente Nijkerk) en Het Kwadrant (gemeente Stichtse Vecht).
In onderdeel C worden veertien gemeenten toegevoegd aan het experiment met het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (artikel 7c). Daarnaast worden er drie gemeenten aan het experiment met het opstellen van één bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor het gehele grondgebied toegevoegd (artikel 7g, onderdeel D). Met deze experimenten (artikelen 7c en 7g) wordt vooruitgelopen op het omgevingsplan uit het wetsvoorstel voor de Omgevingswet (Kamerstukken II 2013/14, 33 962).
De gemeente Peel en Maas wordt in onderdeel E toegevoegd aan het artikel voor het vergunningsvrij plaatsen van zonnepanelen (artikel 7j).
Daarnaast worden vijf nieuwe innovatieve projecten als bedoeld in artikel 2.4 van de Chw toegevoegd (onderdelen B en F):
– een experiment waarbij afgeweken wordt van de vergunningsplicht voor bouwen, ten behoeve van het bouwen van een bouwwerk, voor de ondergrondse opslag van uit energie verkregen ijs (nieuw artikel 6k);
– een experiment met het niet van toepassing verklaren van de aansluitplicht op het distributienetwerk voor elektriciteit, gas en warmte (nieuw artikel 6l);
– een experiment met het deels niet van toepassing verklaren van het Bouwbesluit ten behoeve van het ontwikkelen van nieuwe technologieën (nieuw artikel 6m);
– een experiment met het opleggen van maatwerkvoorschriften aan bedrijven, die onder het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen, wanneer er betere technieken beschikbaar zijn (nieuw artikel 7q);
– een experiment met het centraal inzamelen van afvalwater afkomstig van de glastuinbouw (nieuw artikel 7r).
De gemeente Delft, de gemeente Nederweert en de gemeente Peel en Maas nemen deel aan meerdere experimenten in de twaalfde tranche. De gemeente Delft heeft voor de ontwikkeling van The Green Village op verschillende aspecten experimenteerruimte nodig (artikel 6m en artikel 7c). De gemeente Nederweert wordt toegevoegd aan één bestaand artikel (artikel 7c) en aan één nieuw artikel (artikel 7q) om te kunnen sturen op de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. De gemeente Peel en Maas wordt toegevoegd aan twee bestaande artikelen (artikel 7g en artikel 7j) en aan twee nieuwe artikelen (artikel 6k en artikel 6l). De gemeente krijgt hiermee de ruimte om duurzame initiatieven te stimuleren.
Op grond van artikel 5.2a van de Chw is het ontwerpbesluit op (datum) in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt nr. ..). Op grond van artikel 5.2a van de Chw is het ontwerpbesluit door de Minister van Infrastructuur en Milieu bij brief van [d-m-2015] (IenM/BSK-2015/... resp. ...) voorgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal (Kamerstuk 32 127, nr. ...).
Havenkom Nijkerk is een unieke plek in de gemeente Nijkerk, aan het water en direct grenzend aan het centrum. Het gebied kent nu een heel diffuus gebruik en inrichting: bedrijventerrein, parkeerplaats, opslag, wonen, verblijven.
In de Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030 en de Binnenstadsvisie Nijkerk is onderkend dat dit gebied de potentie heeft om te transformeren naar een dynamisch en levendig gebied voor wonen, werken en recreëren. Het gebied is daarnaast geschikt voor evenementen op en aan het water. Zo ontstaat een levendig gebied nabij het centrum van Nijkerk. Indirect moet deze transformatie ook bijdragen aan de beoogde en noodzakelijke versterking van het centrum van Nijkerk.
Het gebied ligt binnen een geluid gezoneerd industrieterrein en binnen een geurcontour van 0,7 oue/m3. Met de aanwijzing tot ontwikkelingsgebied op basis van artikel 2.2 van de Chw krijgt de gemeente extra instrumentarium om de milieugebruiksruimte te optimaliseren. Waar een regulier bestemmingsplan een gewenste ruimtelijke ontwikkeling alleen vastlegt en toestaat, biedt het bestemmingsplan-plus voor een ontwikkelingsgebied ook de basis voor actief ingrijpen, zoals het aanbrengen van voorzieningen of inperking van bestaande rechten om de feitelijke milieugebruiksruimte beter te kunnen inzetten voor ontwikkelingen in dat gebied.
Het Noordwestelijk Kwadrant Maarssen is een braakliggend terrein binnen de rode contouren van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013–2028 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013. Het is op dit moment bestemd als kantoren- en bedrijvenlocatie. Deze bestemming geeft in de huidige tijd geen mogelijkheid voor een duurzame ontwikkeling aangezien de behoefte aan kantoren niet meer actueel is. In de gemeente en in de regio is wel grote behoefte aan woningbouw.
Het gebied is één van de vier kwadranten langs de N230 ter hoogte van de wijken Boomstede en Bloemstede. Het gebied wordt omsloten door de Floraweg, de Maarssenbroekseslag, de N230 en de Amsterdamseslag. De geluidsbelasting van het wegverkeer op deze omringende wegen vormt een belemmering voor de gewenste woningbouwontwikkeling. Er dienen geluidmaatregelen te worden getroffen zoals geluidschermen en zeer stil asfalt, om de woningbouw mogelijk te maken. Door de aanwijzing tot ontwikkelingsgebied kan de gemeente alvast met de woningbouw starten, mits zij via het bestemmingsplan-plus borgt dat de benodigde maatregelen binnen uiterlijk tien jaar worden getroffen. Door de maatregelen verbetert ook de geluidsituatie van de bestaande woningen in Maarssenbroek.
De gemeente Peel en Maas wil ruimte bieden om de particuliere toepassing van zonne-energie en ijsverwarming makkelijker maken door belemmeringen op het gebied van bouwen en ruimtelijke ordening weg te nemen.
Daarom geldt binnen dit experiment de verbodsbepaling in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen niet voor de bouw van een bouwwerk voor de ondergrondse opslag van uit energie verkregen ijs. Daarbij geldt de eis dat deze ondergrondse bouwactiviteit niet plaatsvindt onder een ander gebouw. De gemeente gaat in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor het hele grondgebied duidelijke kaders stellen voor de plaatsing van deze ondergrondse bouwwerken. Hierdoor kan de gemeente actief sturen op een goede ruimtelijke inpassing.
IJsverwarming is een innovatieve manier om overtollige warmte op te slaan in een ondergrondse waterbuffer. Vanaf het begin van het koude seizoen wordt het water in de buffer geleidelijk tot het vriespunt afgekoeld. Bij de overgang van koud water naar ijs komt er een grote hoeveelheid energie vrij. Deze energie wordt dan gebruikt om een woning mee te verwarmen. Vanaf het einde van de winter begint het omgekeerde principe. Het water in de buffer is geleidelijk in ijs veranderd. De kou wordt aan de buffer onttrokken om de woning te koelen in de zomer. Tegelijkertijd wordt er warmte in de buffer opgeslagen. Een ander voordeel is dat energie verkregen uit wind of zon opgeslagen kan worden door gebruik te maken van dit systeem. Door de grote fluctuaties in de productie van deze energiebronnen is het soms lastig om opgewekte energie op te slaan, op dagen dat er weinig vraag naar is. IJsverwarming biedt hier een oplossing voor. Door het actief faciliteren van dergelijke oplossingen wordt er weer een stap gezet naar een duurzame en toekomstbestendige economie die minder afhankelijk is van fossiele brandstoffen.
De gemeente Peel en Maas heeft het oogmerk om in het project Giel Peetershof een energieleverende wijk realiseren. De gemeente is een samenwerking gestart met de kennispartners Hogeschool Zuyd, Enexis, het Waterschapsbedrijf Limburg en GLOEI om het concept te ontwikkelen. Het project biedt mogelijkheden om duurzaamheid te stimuleren door het scheppen van randvoorwaarden die stimuleren om het 0-water concept, van Waterschapsbedrijf Limburg en de Zuyd Hogeschool, te implementeren en om slim energetisch te bouwen, gecombineerd met de aanleg van een geschikte infrastructuur. Bij de bouw van woningen in het project Giel Peetershof worden bijvoorbeeld geen leidingen voor aardgas aangelegd: dit stimuleert het gebruik van alternatieve, niet-fossiele energiebronnen. Om de gemeente te faciliteren bij het realiseren van dit concept wordt de aansluitplicht op het distributienetwerk voor gas, elektriciteit en warmte in artikel 6.10 van het Bouwbesluit 2012 niet van toepassing verklaard voor de duurzame wijk Giel Peetershof. Door het gebruik van andere innovatie technieken kan voldoende energie worden opgewekt om geen gas nodig te hebben. De kennis die opgedaan wordt bij het bouwen van een duurzame woonwijk draagt bij aan de kenniseconomie en innovatie van de bouwsector. Daarnaast leveren de bouw van huizen, de aanleg van zonnepanelen en een ijsverwarmingssysteem werkgelegenheid op.
The Green Village in de gemeente Delft is een proeftuin voor duurzame innovatie, waar nieuwe technologieën op het gebied van duurzame energievoorziening, water en afvalsystemen worden getest en toegepast. The Green Village wordt gebouwd als een proeftuin die groeit en continu verandert. Op het terrein wordt een platform geboden waar innovatieve technologieën getest en ontwikkeld worden. In het project werkt de TU Delft samen met een groot aantal partners, zoals Shell, Bovag, Stedin, TenneT, Waternet en Q-Park. Binnen het terrein van The Green Village wordt beoogd dat alle technologieën en activiteiten zijn toegestaan – mits veilig en schoon – zodat de ontwikkeling van technologie niet belemmerd wordt.
Nieuwe innovatieve technologieën passen vaak niet binnen de huidige regelgeving, daarom wil de gemeente Delft binnen het experiment The Green Village ruimte bieden om deze technologieën voor praktijktoepassing uit te testen, om te komen tot een duurzame samenleving en circulaire economie. Het Bouwbesluit 2012 en de huidige eisen bij het verlenen van omgevingsvergunningen staan hier nu nog aan in de weg. The Green Village heeft behoefte aan een regelluwe omgeving die is ingericht op het testen en etaleren van nieuwe toepassingen en technologieën. Om belemmeringen op te heffen wordt bij wijze van experiment het Bouwbesluit 2012 gedeeltelijk niet van toepassing verklaard op het terrein van The Green Village. Om de veiligheid van gebruikers van de experimentele bouwwerken te borgen, blijven hoofdstuk 2 en de afdelingen 6.5 tot en met 6.8 van hoofdstuk 6 wel van toepassing. In deze onderdelen van het Bouwbesluit wordt de brandveiligheid en constructieveiligheid geregeld. Hoofdstuk 1 van het Bouwbesluit blijft ook van toepassing. Dit biedt The Green Village de mogelijkheid om op basis van gelijkwaardigheid op een flexibele manier vernieuwende oplossingen te zoeken die in gelijke mate voldoen aan de veiligheidseisen, maar wel duurzamer zijn dan gebruikelijke materialen. Als technische universiteit bevindt de TU Delft zich in een unieke positie doordat zij veel wetenschappelijke expertise in huis heeft op het gebied van onder andere bouwkunde, techniek en natuurkunde. Door de aanwezige expertise is men zich bewust van de mogelijke risico’s die kunnen ontstaan bij het buitentoepassing verklaren van onderdelen van het Bouwbesluit. Het onderkennen van die risico’s stimuleert innovatie.
In samenwerking met vooruitstrevende bedrijven kunnen er baanbrekende concepten ontwikkeld worden. Deze concepten kunnen vervolgens op de bouw- en woningmarkt te gelde gemaakt worden.
Om in te kunnen spelen op innovatieve ontwikkelingen is het van belang dat de experimenten voortvarend kunnen worden uitgevoerd. Daarom is het de bedoeling dat voor de locatie één milieuvergunning wordt verleend, waaronder verschillende activiteiten kunnen worden uitgevoerd. Die activiteiten moeten binnen de grenzen die door de milieuvergunning zijn gesteld, blijven. In Leeuwarden wordt al sinds de vierde tranche geëxperimenteerd met het gebruik van een koepelvergunning (artikel 6f van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet). Artikel 6m sluit aan op het derde en vierde lid van artikel 6f. In artikel 6m, onder b, worden de artikelen 2.4, tweede lid, en 2.14, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet van toepassing verklaard. Dit betekent dat burgermeester en wethouders ook bevoegd gezag zijn als er activiteiten mogelijk worden gemaakt op het terrein waarvoor op grond van het Besluit omgevingsrecht gedeputeerde staten bevoegd gezag zijn. Daarnaast wordt de verplichte toepassing van beste beschikbare technieken buiten werking gesteld, omdat dit in de weg kan staan aan experimentele toepassingen. In artikel 6m, onder c, wordt het bepaalde krachtens artikel 2.8 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 4.1 van de Regeling omgevingsrecht niet van toepassing verklaard. Dit betekent dat een aantal indieningvereisten voor een omgevingsvergunning niet van toepassing zijn. Omdat niet van te voren bekend is welke experimentele activiteiten zullen worden uitgevoerd op de locatie van The Green Village, kan dat immers ook niet bij de aanvraag om de milieuvergunning worden vermeld. In artikel 6m, onder c, wordt, anders dan in artikel 6f vierde lid, expliciet verwezen naar artikel 4.1 van de Regeling omgevingsrecht, zodat duidelijk is dat het alleen geldt voor de milieuvergunning. Dit volgt wel uit het stelsel van artikel 6f en de bijbehorende nota van toelichting.
Aan het experiment met de bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte in artikel 7c worden veertien gemeenten toegevoegd. In het experiment worden projecten aangewezen waarvoor de betrokken gemeenten te kennen hebben gegeven dat de bestaande regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening beperkingen heeft voor het bereiken van de gewenste ontwikkelingen in het desbetreffende plangebied en dus in de weg staat aan realisering van de politiek-bestuurlijke opgave voor die gebieden. Binnen dit artikel 7c-experiment mag op de aangegeven onderdelen worden afgeweken van een aantal wetten en besluiten, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrechten en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Onder de verbrede reikwijdte vallen overigens geen onderdelen die invloed hebben op het beschermingsniveau voor de omgeving. Zo blijven de toetsingskaders uit de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder en het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden. Het bieden van de mogelijkheden van verbreding van het bestemmingsplan ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen (die zonder deze verbreding geen doorgang zouden kunnen vinden) maakt het voor de betrokken gemeenten mogelijk om in de besluitvorming over ruimtelijke plannen verder te kijken dan alleen het ruimtelijke beleidskader en te streven naar een integratie van andere beleidsstukken op het gebied van de fysieke leefomgeving. Zoals bij de invoering van artikel 7c in de zevende tranche is vastgesteld, draagt de uitvoering van experimenten met bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte bij aan het faciliteren van innovatieve ontwikkelingen en kunnen deze experimenten lokaal bijdragen aan het bestrijden van de economische crisis en aan de bevordering van duurzaamheid.
De in dit besluit toegevoegde gemeenten zijn: Appingedam, Best, Delft, Edam-Volendam, Giessenlanden, Gorinchem, Hollands Kroon, Maastricht, Meppel, Nederweert, Nijmegen, Ridderkerk, Wageningen en Zoeterwoude. De aangewezen projecten bevinden zich in verschillende stadia van het planvormingsproces. In sommige gevallen weet de gemeente al precies welke ontwikkelingen zullen plaatsvinden, waar de regelgeving wringt en zijn er al concrete ideeën over de invulling van de verbrede reikwijdte van het bestemmingsplan. In andere gevallen weet de gemeente wel de ontwikkelingsrichting die ze mogelijk wil maken en is duidelijk dat het bestaande instrumentarium onvoldoende ruimte biedt om deze ontwikkeling te realiseren. Deze gemeenten weten echter nog niet precies wanneer de ontwikkelingen zullen plaatsvinden (organische gebiedsontwikkeling), of hebben nog geen duidelijkheid welke elementen van de verbrede reikwijdte toegepast zullen worden in het bestemmingsplan. Wel is duidelijk dat zonder de verbreding van het bestemmingsplan de gewenste ontwikkelingen niet kunnen plaatsvinden. Daarom levert deze innovatie in wet- en regelgeving een belangrijke bijdrage aan het vormgeven van organische gebiedsontwikkeling.
Door de verbrede reikwijdte van het bestemmingsplan worden lokaal nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt of, in het geval van organische ontwikkeling, in gang gezet. Deze ontwikkelingen leveren een bijdrage aan de economische vitaliteit in de betreffende gemeenten.
In de aangewezen gebieden streven gemeenten naar duurzaamheid door bijvoorbeeld hergebruik van bestaande terreinen en gebouwen, het toepassen van duurzame energievoorzieningen, samenwerking tussen bedrijven of integratie van functies. De verbrede reikwijdte is noodzakelijk om deze duurzaamheidaspecten in het bestemmingsplan te kunnen regelen.
Voor een uitgebreidere toelichting op het experiment met bestemmingsplannen met een verbrede reikwijdte wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 7c in de zevende tranche (Stb. 2014, 168). In de nota van toelichting op de zevende tranche wordt per lid een toelichting gegeven op de mogelijkheden die voortvloeien uit deze leden. Daarnaast worden er in de elfde tranche van het Besluit uivoering Crisis- en herstelwet nog twee nieuwe leden aan artikel 7c toegevoegd. Voor een toelichting op het dertiende en het veertiende lid van artikel 7c wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting op de elfde tranche (Stb. 2015, nr. 17190). De gebieden die aan dit experiment worden toegevoegd, worden hieronder beschreven.
De kolencentrale van GDF Suez in Nijmegen zal als gevolg van de afspraken in het
SER-Energieakkoord sluiten. GDF Suez wil dit terrein omvormen tot de Groene Delta, waar ruimte is voor diverse initiatieven op het gebied van duurzame energie, zoals een hout gestookte warmte- en krachtcentrale, installaties voor groen gas, een zonnepark en windmolens. De exacte vorm van de ontwikkelingen ligt nog niet vast; het is daarom de wens een bestemmingsplan te maken dat enerzijds flexibel genoeg is om een breed scala aan potentiële energie-opwekmogelijkheden te accommoderen en anderzijds de omgeving voldoende borging van de milieukwaliteit geeft. Doelstelling van dit project is om, binnen de gebruiksruimte die ter plaatse aanwezig is, activiteiten in principe mogelijk te maken en daardoor enerzijds onzekerheden of belemmeringen voor het opstellen van een businesscase op te heffen en anderzijds wel een goede toetsing op de milieugevolgen op de omgeving te borgen.
Het project ‘Groene Delta van Nijmegen’ draagt op verschillende manieren bij aan de realisatie van het SER-Energieakkoord. Daarbij gaat het onder andere over innovatie zoals het ‘Opschalen van hernieuwbare energieopwekking’, ‘Het energietransportnetwerk gereedmaken’ en ‘Stimulering commercialisering voor groei en export’. Behalve de bijdrage aan de Nederlandse doelstellingen levert het project een belangrijke bijdrage aan de regionale en lokale doelstellingen, zoals verwoord in het ‘Provinciaal programma energietransitie’ en de ‘Duurzaamheidsagenda Nijmegen’.
De sluiting van de kolencentrale leidt tot het verlies van 115 directe en circa 400 indirecte arbeidsplaatsen. Uitvoering van het project Groene Delta resulteert in nieuwe arbeidsplaatsen, innovatie en kennisontwikkeling en versterking van de lokale en regionale energiesector. Met betrekking tot werkgelegenheid zal naar verwachting de ontwikkeling van het terrein het verlies aan arbeidsplaatsen overtreffen. Samenwerking in ontwikkeling met bedrijven, universiteiten en kennisinstellingen betekent een stimulering van bedrijvigheid en daarmee een groei van hoogwaardige arbeidsplaatsen.
Uitvoering van dit project levert een eerste grote stap in Nijmegen en omgeving om niet alleen aanvullend duurzame energie op te wekken, maar ook daadwerkelijk de energietransformatie vorm te geven. Daarnaast biedt het plan mogelijkheden voor incubators, kleinschalige initiatieven met biomassa en duurzame energieopwekking in samenwerking met universiteiten en kennisinstellingen.
In 2009 is de betonfabriek Betonson te Arkel als productielocatie gesloten. Door deze beëindiging van bedrijvigheid is leegstand ontstaan. De eigenaar van het bedrijfsterrein, gelegen in de dorpskern van Arkel, heeft de intentie om deze fabriekslocatie te ontwikkelen tot een nieuw woon-, werk- en leefgebied, middels een organische ontwikkeling. Binnen deze herontwikkeling wordt ruimte geboden aan bijvoorbeeld startups, creatieve ondernemers en bedrijven. Dit is van belang voor de werkgelegenheid in de gemeente Giessenlanden.
In het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte zullen ‘bouwstenen’ (niet geografisch maar functie-gedefinieerd) worden opgenomen. De bouwstenen vormen de uitwerking van de gebiedsbeschrijving en geven kwaliteiten en belemmeringen aan. Het innovatieve van deze opzet is de relatie die wordt gelegd tussen functies in deze bouwstenen en de beoogde omgevingskwaliteit. Er zal bijvoorbeeld een directe koppeling tussen een woon- en groenfunctie worden gelegd. Zo worden milieukundige en stedenbouwkundige kwaliteiten geborgd zonder dat dit wordt vastgelegd in een stedenbouwkundig plan. De bouwstenen worden vormgegeven aan de hand van normen, voorwaarden en afwijkingsmogelijkheden. Ze bieden rechtszekerheid voor gebruikers en belanghebbenden in de omgeving. Deze bouwstenen krijgen een juridische grondslag in de planregels van het bestemmingsplan. Aan de andere kant zorgen de bouwstenen voor de gewenste flexibiliteit in het plan. De bouwstenen zullen niet zo rigide worden opgesteld als reguliere planregels. Ze bieden juist de mogelijkheid om de gebiedsuitgangspunten en functies anders te positioneren als dit past binnen de kaders die de bouwstenen stellen.
De versterking van de ruimtelijk economische ontwikkeling van Arkel vindt plaats op een bestaand bebouwd bedrijfsterrein. Dit betekent zuinig en intensief ruimtegebruik met het juiste bedrijf op de juiste plaats. Door de herontwikkeling zal de milieukwaliteit van het gebied en de omgeving toenemen. Deze verbetering ontstaat doordat huidige bedrijven met een hoge milieucategorie (categorie 5.2) zullen worden beëindigd. Hiervoor komen andere functies in de plaats. De geluidsbelasting neemt hierdoor af, de luchtkwaliteit zal verbeteren en de waterkwaliteit zal toenemen. Dit zorgt voor een duurzamere leefomgeving voor bewoners en omwoners van het gebied.
Het transformatiegebied Noordelijke Stadsentree vormt de schakel tussen de binnenstad van Meppel en Nieuwveense Landen. De bedrijventerreinen in het gebied (Steenwijkerstraatweg, Oude Vaart) hebben last van verloedering, leegstand en een drastische afname van werkgelegenheid.
De gemeente wil in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte werken met kwalitatieve kaders voor de gehele fysieke leefomgeving. Er zal daarbij sprake zijn van gewenste minimale kwaliteiten en absolute randvoorwaarden. Verder wil de gemeente onderdelen van verordeningen en gebiedsgerichte milieuvoorschriften in het plan opnemen en met beleidsregels werken. Onderdeel van de nieuwe systematiek zal een waarderingen- en compensatie benadering zijn (binnen de geldende wettelijke normen bijvoorbeeld ten aanzien van geluid). Sturend element in het hele proces is het aspect duurzaamheid, dat ook centraal staat in de structuurvisie van de gemeente. De nieuwe plansystematiek vraagt om een andere benadering van het planvormingsproces. Een open en transparante houding is belangrijk en integraal werken een noodzaak. Het resultaat is een flexibel plan dat het mogelijk maakt om tot een gewenste mix van functies te komen. Hierdoor wordt het gebied interessant voor investeringen vanuit de markt. Dit verbetert niet alleen de kwaliteit van het gebied, maar komt ook de werkgelegenheid ten goede.
Het gebied is in het kader van de Crisis- en herstelwet reeds aangewezen als ontwikkelingsgebied (artikel 2, eerste lid, onderdeel w, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet), waardoor beter gestuurd kan worden op de optimalisering van de milieugebruiksruimte. Bij de voorbereidingen voor het opstellen van het bestemmingsplan-plus bleek dat het gebied ook gebaat is bij aansluiting op het experiment bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Met de verbrede reikwijdte kan namelijk nog beter op de omgevingskwaliteit gestuurd worden, bijvoorbeeld door regels over duurzaamheid in het plan op te nemen.
Het ENCI-gebied, gelegen ten zuiden van Maastricht, bestaat nu uit een mergelgroeve, cementklinkeroven, maalunits en een terrein voor de bedrijfsgebouwen van ENCI. HeidelbergCement-ENCI Maastricht, de gemeente Maastricht en de provincie Limburg hebben afspraken gemaakt over de beëindiging van de kalksteenwinning in de ENCI-groeve en de toekomstige ontwikkeling van het gebied. Na beëindiging van de mergelwinning in 2018 zal de 125 hectare grote groeve overgedragen worden aan Natuurmonumenten, die het beheer van dit natuurgebied voor haar rekening neemt. Wat voor ogen staat is een transformatie van het bedrijventerrein naar een campus met kennisgestuurde industrie en services, passend binnen het thema ‘toekomstig bouwen’. Het profiel voor de aan te trekken bedrijven gaat uit van innovatieve bedrijven gericht op bouwstoffen en bouwtechnieken en duurzame productie. Ook hiermee is reeds gestart. Zo is het bedrijf Inashco sinds 2014 gevestigd op het terrein. Dit bedrijf zeeft ferro en non-ferro delen uit afvalslik van verbrandingsovens. Hierdoor ontstaan nieuwe grondstoffen en wordt het resterende slik verarmd gebruikt als wegfundering. Om dergelijke initiatieven in de toekomst meer ruimte te bieden is een flexibeler bestemmingsplan nodig. Om de gewenste flexibiliteit te verkrijgen worden bijvoorbeeld beleidsregels gekoppeld aan open normen in het bestemmingsplan. Alle gebouwen die gerealiseerd worden in de overgangszone en op het vrijkomende industrieterrein, moeten voldoen aan de BREEAM-criteria. Duurzaamheid staat hiermee centraal in de ontwikkeling.
Bij herinrichting van de groeve zal een waterplan worden opgesteld dat de toekomstige lozing in de Maas aanzienlijk reduceert. Bij het bouwrijp maken van de overgangszone wordt geen gasinfrastructuur aangelegd. Daarnaast wordt er voor verwarming en koeling zoveel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke bronnen.
Door de beëindiging van de klinkerproductie zal werkgelegenheid verloren gaan. De werkgelegenheidsimpuls voor de overgangszone zal echter een potentie hebben van minimaal 108 arbeidsplaatsen. Voor het bedrijventerrein bedraagt de minimale werkgelegenheidsimpuls 550 additionele arbeidsplaatsen.
In overleg met de diverse bij de ontwikkeling betrokken partijen is het Plan van Transformatie ENCI-gebied opgesteld. In dit plan wordt onder andere voorgesteld om een Protocol Milieutoets ten behoeve van de toelating van nieuwe functies op te nemen. Een dergelijke regeling kan door het opstellen van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte deels in de planregels worden opgenomen. De nieuwe functies in combinatie met de te handhaven cementproductie mogen in ieder geval niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan in de bestaande situatie het geval is. Voor de gemeente is het echter een doel om het bestaande hinderniveau terug te brengen. Daarom worden in het nieuwe bestemmingsplan milieukwaliteitregels opgenomen. Ook wordt het gemeentelijke beleid dat is vastgesteld voor de op het terrein aanwezige monumenten opgenomen in het plan.
Agriport is een moderne ontwikkelingslocatie in de gemeente Hollands Kroon van ruim 1200 hectare en is onderdeel van de Greenport Noord-Holland Noord. De locatie is door het Rijk, de provincie Noord-Holland en de regio’s Noord-Holland Noord en West-Friesland aangewezen voor de ontwikkeling van agribusiness en logistieke functies met de daarvoor vereiste ondersteunende voorzieningen. De locatie omvat o.a. twee bedrijventerreinen en een concentratielocatie voor grootschalige glastuinbouw. De ondersteunende voorzieningen zijn door de bedrijven gezamenlijk ontwikkeld en hebben een opzet en structuur, gericht op verduurzaming en kostenefficiëntie.
Duurzaamheid, energie, synergie en circulaire economie zijn belangrijke pijlers voor de verdere ontwikkeling van het terrein. Er wordt gestreefd naar gesloten en optimale kringlopen, waarbij reststromen van het ene bedrijf input zijn voor het andere bedrijf. Zo wordt de restwarmte van een datacenter hergebruikt voor de verwarming van kassen. Deze synergie is al volop gaande op Agriport. Een argopark inclusief de inpassing van kruisbestuiving uit andere sectoren is een innovatie waar Nederland zich internationaal mee profileert. De ontwikkelingen in dit gebied gaan zo snel dat de traditionele ruimtelijke planvorming dit niet kan bijhouden. Door de kaders die in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte worden opgenomen, ontstaan er kansen in te spelen op deze ontwikkeling.
Sinds 2008 is de werkgelegenheid in Agriport gestaag toegenomen naar ruim 2000 fte. De vestiging van nieuwe, grote en innovatieve bedrijven leidt bovendien tot meer werkgelegenheid in de regio’s Noord-Holland Noord en West-Friesland, maar ook daarbuiten, en zorgt voor een economische stimulans. Doordat de gemeente Hollands Kroon op een andere manier gaat bestemmen (met kwalitatieve kaders, in plaats van kwantitatieve kaders), kan er sneller en beter worden ingespeeld op innovatieve ontwikkelingen, waardoor Agriport en haar bedrijvigheid zich verder kunnen ontwikkelen. Deze kaders bevatten in ieder geval milieuhygiënische aspecten.
Tot het plangebied behoren de bedrijventerreinen Donkersloot, Woude en Slikkerveer rivieroevers in de gemeente Ridderkerk. Op de bedrijventerreinen zijn meer dan 300 bedrijven gevestigd, die werkgelegenheid bieden aan ruim 6000 werknemers. Door middel van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte gaan de gemeente en de DCMR werken aan een betere afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieuregelgeving. Enerzijds moeten volgens de huidige regelgeving vaak scenario’s worden onderzocht die zich in de praktijk zelden of nooit manifesteren. Anderzijds is in het milieuspoor sprake van enkele ‘omissies’. Zo wordt stemgeluid en geluid als gevolg van laden en lossen niet in het Activiteitenbesluit gereguleerd. Door in het bestemmingsplan te bepalen aan welke voorwaarden moet worden voldaan, voorkomt de gemeente enerzijds dat op voorhand te veel beperkingen worden opgelegd, en anderzijds dat bij concrete initiatieven onwenselijke situaties ontstaan.
De gemeente, DCMR en verschillende van de aanwezige bedrijven willen in samenwerking uitvoering geven aan hun ideeën over de verduurzaming van het bedrijventerrein. Voorbeelden daarvan zijn maatregelen aan de ontvangstzijde (omliggende woningen) om het woonklimaat te verbeteren, meer ruimte te bieden voor het hergebruik van bedrijfspanden en het stimuleren van overslag van transport over land naar transport over water, waardoor verkeersbewegingen teruggedrongen kunnen worden. De huidige regelgeving biedt onvoldoende mogelijkheden om deze aspecten mee te wegen bij het toestaan van activiteiten.
Door het opstellen van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan de gemeente beter inspelen op economische ontwikkelingen waardoor vestiging of uitbreiding van bedrijven makkelijker wordt. Door ruimte te bieden aan innovatie en samenwerking zal het bedrijventerrein goed blijven functioneren, wordt leegstand voorkomen en wordt er optimaal gebruikgemaakt van beschikbare ruimte en voorzieningen. Behoud en versterking van werkgelegenheid voor Ridderkerk en de regio is daarbij uitgangspunt.
Ridderkerk wil innovatieve koplopers ondersteunen door slimme gebalanceerde regelgeving te ontwikkelen zodat het bedrijventerrein kan blijven ontwikkelen en Ridderkerk een belangrijke leverancier van hoogwaardige arbeidsplaatsen blijft.
Het landelijk gebied van de gemeente Zoeterwoude is gelegen in het Groene Hart. Er zijn veel ontwikkelingen, zoals de wens tot de schaalvergroting van agrarische bedrijven, verbreding van activiteiten op agrarische bedrijven, het vrijkomen van agrarische gebouwen en een toenemende vraag naar recreatie en woongebieden. Het is daarbij de opgave om de kwaliteit van de leefomgeving en de ruimte en recreatiefunctie van het gebied te behouden.
Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte biedt meer mogelijkheden om alle elementen zoals wonen, natuur, landschap, duurzaamheid, economie en recreatie te borgen, terwijl toch snel, integraal en flexibel kan worden ingespeeld op innovaties.
Het gebied levert een belangrijke bijdrage aan de lokale economie in de vorm van agrarische bedrijvigheid en toerisme. Het faciliteren van twee trends is belangrijk voor de vitaliteit en de werkgelegenheid in het buitengebied: enerzijds de schaalvergroting van bestaande agrarische bedrijven en anderzijds het vinden van een nieuwe invulling voor stoppende agrarische bedrijven. Dit draagt bij aan de economische basis van zowel de bedrijven als van het gebied. Het is voor het voortbestaan van de agrariërs noodzakelijk om verder te innoveren. Zo zijn er bijvoorbeeld initiatieven gericht op het vergroten van schuren ten behoeve van het dierenwelzijn en het winnen van biogas uit mest. Voor de gemeente biedt het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte ook mogelijkheden om de energietransitie beter te faciliteren. Dit plan ondersteunt aspecten als duurzame energiewinning (aardwarmte, warmterotonde, etc.) en de daaraan gekoppelde landschappelijke inpassing beter dan mogelijk is in een gewoon bestemmingsplan. Duurzaamheid wordt niet meer beschouwd als losstaand thema, maar als een natuurlijk onderdeel van de fysieke leefomgeving. Het plan, dat gericht is op het behalen van (beleids)doelen, nodigt meer uit tot initiatieven. Dit wordt bereikt door een agrarische toekomstvisie en door het beeldkwaliteitsplan te koppelen aan het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Met een meldplicht wordt tegemoet gekomen aan de (bestuurlijke) zorg voor de kwetsbare waarden van het gebied.
Het plangebied omvat drie bestaande woonwijken (Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik) aan de zuidoostzijde van de kern Best. De gemeente Best wil een meer kaderstellend bestemmingsplan opstellen. De aan- en bijgebouwenregeling wordt verruimd en opgenomen in het plan. In een zone ter hoogte van de Eindhovenseweg wordt ruimte geboden aan nieuwe ontwikkelingen. Initiatiefnemers krijgen ruimere mogelijkheden en lopen tegen minder procedures aan. De procedures die horen bij afwijking van het bestemmingsplan vervallen. Hierdoor zal het aantal bouwactiviteiten naar verwachting toenemen, waardoor de werkgelegenheid wordt gestimuleerd.
Het uitgangspunt daarbij is uitnodigingsplanologie in plaats van toelatingsplanologie. Dit betekent dat in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte de gemeente zich wil beperken tot een globaal plan met globaal onderzoek. Op basis hiervan wordt de vraag beantwoord of het plan in beginsel kan worden gerealiseerd. Het gedetailleerde onderzoek volgt bij de vergunningsaanvraag. Dit is een innovatieve manier van vergunnen. Door breder en met meer flexibiliteit in het plan te bestemmen, kunnen initiatieven gestimuleerd worden die anders niet van de grond zouden komen. Door sneller een nieuwe invulling van een gestopt bedrijf te faciliteren wordt leegstand tegengegaan en duurzaam gebruik van de ruimte gestimuleerd.
Daarnaast is in het beleidsplan energie- en materiaaltransitie 2012-2015 van de gemeente Best de ambitie vastgelegd dat Best in 2030 energieneutraal en afvalloos is. Deze doelstelling is zeer ambitieus en kan alleen bereikt worden als alle maatschappelijke partners de ambitie omarmen en hun schouders er onder zetten. De gemeente ziet haar rol bij het behalen van deze ambitie vooral in het faciliteren. Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte biedt mogelijkheden om dit duurzaamheidaspect op te nemen.
De gemeente Best wil vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet al aan de slag met de systematiek van het omgevingsplan. Zij ziet veel voordelen in het ‘alle regels op één plek’-principe. Er zullen dan ook veel sectorale regels, die nu zijn opgenomen in afzonderlijke verordeningen, worden opgenomen in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Door dit te koppelen aan een goede digitale ontsluiting worden de regels inzichtelijker gemaakt.
De gemeente Nederweert kent een grote opgave op het gebied van de ruimtelijke borging van de agrarische activiteiten in het buitengebied. De agrarische sector staat onder grote druk en daarmee ook de werkgelegenheid in Nederweert. Veel bedrijven gaan komende jaren stoppen, de ondernemers van de toekomst zijn op zoek naar toegevoegde waarde en staan voor een verduurzamingsopgave. Enerzijds komt door stoppende bedrijven agrarische bebouwing vrij voor andere functies. Anderzijds is er sprake van een schaalvergroting bij de overblijvende agrarische bedrijven. Daarnaast spelen de effecten van de agrarische sector: geur, fijn stof, gezondheid en ammoniak een belangrijke rol bij de beleving van de kwaliteit van de leefomgeving door de inwoners van Nederweert.
De gemeente wil de problematiek rond de kwaliteit van de leefomgeving integraal aanpakken en alle regelgeving hierover opnemen in het bestemmingsplan. Zo moet het bestemmingsplan een integrale afweging tussen gezondheid, fijn stof, geur en uitbreidingsruimte voor agrarische bedrijven mogelijk maken. Op deze manier kan een gezonde leefomgeving op een duurzame manier geborgd worden, zonder afbreuk te doen aan een financieel gezonde agribusiness.
Het economisch belang van het agribusiness complex bestaat uit 20% van het bruto regionaal product. Van iedere euro die er binnen de regio Keyport wordt verdiend, wordt er 20 euro cent door de agribusiness gerealiseerd. Nederweert kan worden gezien als het centrum van het Midden-Limburgse agribusiness-complex. Qua werkgelegenheid is bijna 40% van de beroepsbevolking direct en indirect afhankelijk van de agrarische sector. De flexibiliteit die het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte biedt, geeft meer mogelijkheden om snel in te spelen op innovatieve ontwikkelingen in deze sector zonder dat daar telkens een bestemmingsplanwijziging voor nodig is. Ook wil de gemeente een monitoringsysteem voor geurhinder en luchtkwaliteit aan het bestemmingsplan koppelen waardoor beter en sneller kan worden ingespeeld op de actuele situatie.
Ten westen van de bebouwde kom van Volendam ligt de laatste uitleglocatie van gemeente Edam-Volendam: de Lange Weren. Doordat de kernen een zeer compacte structuur kennen, zijn er weinig tot geen mogelijkheden voor inbreiding. Om zowel op de middellange als de lange termijn aan de vraag naar woningen te kunnen blijven voldoen, is ruimte nodig. Hierbij zijn goed bereikbare plaatsen met voldoende voorzieningen van belang. De ontwikkeling van de Lange Weeren biedt samen met de ‘derde ontsluiting’ een goed bereikbare locatie.
De gemeente Edam-Volendam heeft een organische ontwikkeling voor ogen waarbij zij zoekt naar een wijze van invulling van het plan die zowel de kwaliteiten waarborgt als de ruimte aan verschillende partijen biedt om een passende ontwikkeling tot stand te brengen. De gemeente wil daarom experimenteren met de mogelijkheden voor uitnodigingsplanologie. Er zijn kaders nodig die flexibiliteit bieden om rekening te houden met de wensen en eisen van bewoners, maar ook met de ontwikkelingen in de eisen aan de fysieke leefomgeving. De gemeente wil de mogelijkheid gebruiken om het wijzigen van het bestemmingsplan te delegeren aan het college van Burgemeester en Wethouders. Dit vergroot de flexibiliteit van het plan. Hierdoor kan aangesloten worden bij de vraag en behoefte in de wijk, waardoor een duurzame ontwikkeling wordt gestimuleerd.
Door het innovatieve ‘Altijd-af principe’ in het bestemmingsplan te verankeren, wordt voorkomen dat zelfs bij het realiseren van kleine clusters rafelranden ontstaan. Er wordt gewerkt met een helder en robuust raamwerk waarbinnen de gebiedsontsluiting, groen, waterstructuren en woningbouw worden ontwikkeld. Daarnaast wordt ruimte geboden aan levensloopbestendigheid van zowel wijk als kavels en woningen. Om eenheid en eigenheid te waarborgen worden de individuele mogelijkheden in collectieve kwaliteitskaders vastgelegd in het bestemmingsplan. Naar verwachting zullen er 1.100 woningen gerealiseerd worden. Het plan voor Lange Weeren biedt daardoor economische potentie voor de bouwsector.
Samen met Wageningen Campus is de binnenstad het visitekaartje voor de bewoners en bezoekers van Wageningen. De positie van die binnenstad staat onder druk doordat de bestedingen en bezoeken teruglopen. De aantrekkingskracht van het centrum neemt af. Die komt niet vanzelf terug. Door de veranderde vraag van bezoekers van de binnenstad is het aanbod kwalitatief niet meer voldoende en niet meer compleet. De basis is wel aanwezig in de vorm van een historische vesting, diverse evenementen en cultuur, maar deze worden nog te weinig benut. De gemeente wil dat tij keren, samen met de inzet van belanghebbenden.
Om de aantrekkelijkheid van de binnenstad te versterken wordt gestuurd op:
1) kwaliteit van de ruimtelijke structuur, bereikbaarheid, cultuurhistorie en openbare ruimte;
2) duurzame, groene en gezonde leefomgeving met de ambitie om in 2030 klimaatneutraal te zijn;
3) het bieden van (regel)ruimte voor lokale werkgelegenheid en het faciliteren van innovatieve initiatieven (ontslakken).
Naast ruimtelijk beleid worden nieuwe initiatieven geconfronteerd met sectoraal gemeentelijk beleid, zoals parkeerbeleid, reclamebeleid, welstand, horecabeleid, woningbouwprogrammering, milieubeleid, duurzaamheid en detailhandelbeleid. Een strikte toepassing van deze beleidsregels, los van elkaar, vormt en serieus obstakel voor hergebruik van gebouwen en maakt dat transformaties meestal niet haalbaar zijn. Het is van belang om deze verschillende sectorale belangen integraal af te wegen en maatwerk te leveren per locatie. Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte biedt hiervoor de basis. Zowel ambtelijk als bestuurlijk vraagt dit om een andere houding en om flexibiliteit en creativiteit in denken en handelen.
Voor het terrein The Green Village in de gemeente Delft wordt in aanvulling op eerder genoemde experimenten (artikel 6m) in deze tranche een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte gemaakt. De gemeente Delft wil op deze manier de mogelijkheid creëren om flexibeler te bestemmen. Vanwege de aard van het project levert het op voorhand gedetailleerd aantonen van de uitvoerbaarheid problemen op. In het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan de ‘of-’ en de ‘hoe-vraag’ worden gescheiden. Gedetailleerd onderzoek is aan de orde op het moment dat duidelijk is welke ontwikkeling plaats gaat vinden. Daarnaast worden er duurzaamheidsaspecten in het plan opgenomen.
The Green Village is bedoeld om te experimenteren met nieuwe technologieën, producten, diensten en systemen die bijdragen aan de transitie naar een duurzame samenleving en circulaire economie. De experimenten met nieuwe technieken op het gebied van energievoorziening, water en afvalsystemen moeten leiden tot maatschappelijk relevante innovaties en duurzaamheidsoplossingen. Door de samenwerking met vooruitstrevende bedrijven kunnen nieuwe producten, diensten en processen op de markt geïntroduceerd worden. Dit baat niet alleen de Nederlandse economie, maar verstevigt op de lange termijn ook de internationale positie van Nederland als kenniseconomie.
Het nog te realiseren bedrijventerrein Groote Haar ligt ten noorden van Gorinchem tegen het open poldergebied van het Groene Hart aan. De gemeente Gorinchem wil daar een duurzaam bedrijventerrein ontwikkelen dat landschappelijk wordt ingepast. Door de aanwezigheid van de kruisende rijkswegen A15 en A27 en een nog te realiseren aansluiting op de A27 is het terrein goed bereikbaar. Uit onderzoek blijkt dat tot 2020 een tekort aan bedrijventerreinen wordt verwacht in de regio. Er bestaat daarbij vooral behoefte aan een terrein dat plaats biedt voor bedrijven in de zwaardere milieucategorieën. Groote Haar kan dit faciliteren en voorziet daarmee in een toekomstige regionale behoefte.
De gemeente Gorinchem streeft ernaar om een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op te stellen voor Bedrijventerrein Groote Haar, waarbij er globaal bestemd zal worden. Het verrichten van een algemeen onderzoek naar de ‘of-vraag’ leidt ertoe dat globale bestemmingen worden opgenomen die de mogelijkheid bieden om ontwikkelingen snel te faciliteren. Als de bestemmingen niet evident ontoelaatbaar blijken, kan het gedetailleerde onderzoek worden uitgesteld tot het moment dat een concreet initiatief wordt ingediend. Daarmee wordt de onderzoekslast gefaseerd. Doordat de uitgifte en invulling van het terrein naar verwachting meer dan tien jaar gaat duren, overschrijdt het project de reguliere periode van een bestemmingsplan. Om het terrein toch te kunnen ontwikkelen en van een goede planologische basis te voorzien is het nodig de geldingsduur te verruimen tot twintig jaar.
Op het bedrijventerrein Groote Haar zal gebruik worden gemaakt van innovatieve technieken als fotovoltaïsche zonne-energie, biomassa, warmte en koudeopslag en warmtewinning uit asfalt. Daarnaast maakt het plaatsen van drie windturbines nadrukkelijk onderdeel uit van het voor het bedrijventerrein vast te stellen bestemmingsplan. Het bevorderen van duurzaamheid is een belangrijk onderdeel van het plan. Het aanleggen van wilgenplantages op de randen van het bedrijventerrein draagt bij aan een zachte overgang naar het stedelijke gebied en aan de productie van biomassa voor in ontwikkeling zijnde warmtenetten binnen de gemeente. Ook de waterinfrastructuur kan ‘dubbel duurzaam’ worden ingezet door die tevens te gebruiken als helofytenfilter. Met de aanleg van dit bedrijventerrein kan een economische groei worden gerealiseerd die 2,5 keer zo hoog is als het Nederlandse gemiddelde. Dit brengt 5.700 banen met zich mee.
De gemeente Appingedam kampt met de gevolgen van de aardbevingen in het gaswinningsgebied in Groningen. De verschillende bevingen brengen schade toe aan woningen en andere bouwwerken. De gemeente staat nu voor de uitdaging deze gebouwen aardbevingsbestendig te maken. Deze uitdaging wordt des te groter in relatie tot monumentale panden. Wat voorkomen moet worden is dat aanpassingen aan de monumenten ten koste gaan van de monumentale waarden. Regels omtrent monumentale panden (zoals de aanwijzing van, verbouw of ruimtelijke mogelijkheden) zijn nu versnipperd over verschillende beleidsdocumenten. Door middel van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wordt de versnippering opgeheven. Alle regels overzichtelijk en afgestemd opnemen in één plan komt ten goede aan het op duurzame wijze behouden van de monumentale waarden. Daarnaast gaat de gemeente Appingedam kaders in haar bestemmingsplan opnemen die het gebruik van duurzame bouwmethoden stimuleren. Dit is innovatief ten opzichte van de manier waarop het op dit moment wordt gedaan.
De gemeente Appingedam kampt met krimp. De bevingen versterken het vertrek van inwoners. Momenteel brengt de gemeente Appingedam de verschillende economische ontwikkelingen die verwacht worden in het gebied in beeld. Om deze verwachte ontwikkelingen doorgang te laten vinden is het van belang om het versterken van de gebouwen snel uit te voeren, met oog voor de monumentale waarden. Er zullen 1650 woningen versterkt worden, wat een stimulans is voor de bouwsector. Daarnaast wordt de economische aantrekkingskracht van het gebied verbeterd, doordat de gebouwen veiliger zijn en hun waarde behouden.
De gemeente gaat werken met de twintig jaar termijn, beleidsregels, regels opnemen over cultuurhistorie, verordeningen opnemen in het plan en het opnemen van welstand regels.
Het geldende artikel 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet maakt het mogelijk dat gemeenten experimenteren met een bestemmingsplan met een verbrede reikwijdte voor het gehele grondgebied van de gemeente. Net als bij artikel 7c geldt voor artikel 7g dat het experimentele bestemmingsplan bijdraagt aan het faciliteren van innovatieve ontwikkelingen en dat de uitvoering ervan bijdraagt aan het bestrijden van de (lokale effecten van de) economische crisis en aan duurzaamheid. Daarnaast kan door gebruik van deze mogelijkheden op een innovatieve manier omgegaan worden met wet- en regelgeving.
De gemeenten Kampen, Lopik en Peel en Maas hebben zich aangemeld om deel te nemen aan dit bestaande experiment.
Deze gemeenten kunnen er voor kiezen om dit bestemmingsplan voor het gehele grondgebied geheel of gefaseerd te herzien. Dit kunnen zij doen door bijvoorbeeld de verschillende begripsbepalingen te synchroniseren, milieuregels aan het plan toe te voegen of gebruik te maken van één van de andere innovatieve mogelijkheden die dit experiment biedt.
De experimenten die aan dit artikel worden toegevoegd, worden hieronder beschreven.
De gemeente Kampen ziet in de Omgevingswet een kans en wil nu al gebruik maken van (onderdelen van) het toekomstige omgevingsplan. De gemeente gaat gefaseerd toewerken naar één bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor haar hele grondgebied. Er worden vier bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte opgesteld, die vervolgens samengevoegd worden. Het gaat om een bestemmingsplan wonen (de woonwijken), werken (de bedrijventerreinen), binnen (de binnenstad) en buiten (het buitengebied). De gemeente Kampen wil alle regels over de fysieke leefomgeving in één document opnemen en niet meer verspreiden over meerdere beleidsdocumenten. Het gaat hier bijvoorbeeld over regels omtrent evenementen, standplaatsen, welstand, terrassen, kappen, uitritten, kabels en leidingen en onderdelen van de algemene plaatselijke verordening.
Flexibiliteitinstrumenten zoals de delegatiebevoegdheid en het opnemen van beleidsregels, kunnen bepaalde trends beter faciliteren. Zo ziet de gemeente kansen om leegstaande en leegkomende panden sneller te herbestemmen of voor deze panden sneller een andere passende invulling te vinden. Dit komt ten goede aan het duurzame ruimtegebruik van bijvoorbeeld de historische binnenstad, waar veel functiewisselingen plaatsvinden. Ook wil de gemeente onderzoeken of burgers gestimuleerd kunnen worden om gebruik te maken van duurzame energiebronnen (bijvoorbeeld aardwarmte), via het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte.
Het gebied Kop Spoorlanden betreft een herontwikkeling in combinatie met een herstructurering van het bedrijventerrein Spoorlanden. Spoorlanden is het grootste bedrijventerrein van IJsselmuiden. Om dit bedrijventerrein genoeg toekomstperspectief te bieden moet dit gebied op een organische wijze worden geherstructureerd. Door het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte heeft de gemeente een instrument om deze organische ontwikkeling te faciliteren. Vooral de mogelijkheid van het faseren van onderzoek en het faseren van de grondexploitatie komt de organische ontwikkeling ten goede. Door de ontwikkeling op deze manier vorm te geven wordt de economische positie van het bedrijventerrein versterkt. Er kunnen zich stapsgewijs nieuwe ontwikkelingen voordoen in Spoorlanden.
De gemeente Lopik is van oudsher een agrarische gemeente die bestaat uit negen kernen en een groot landelijk gebied. Het landschap kent al honderden jaren dezelfde kenmerken, toch vinden er veel ontwikkelingen plaats in het buitengebied. De landbouw stelt nieuwe eisen aan zijn omgeving, maar is niet meer de enige economische drager in het gebied. De laatste jaren zijn juist veel agrarische bedrijven beëindigd en nieuwe functies hebben zich in de vrijkomende agrarische bebouwing gevestigd. Tegelijkertijd is vooral het behoud van de kwaliteiten in het buitengebied van belang. De gemeente Lopik wil als antwoord op deze ontwikkelingen meer gaan werken op een uitnodigende manier, in plaats van een regulerende manier. Burgers en ondernemers krijgen hierbij de ruimte om innovatieve ideeën te ontplooien, die bijdragen aan de sociaaleconomische vitaliteit, waarbij de verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving het uitgangspunt is. Bij deze verandering in werkwijze hoort ook een andere planvorm. Een planvorm waarbij flexibiliteit van beleid en snel kunnen inspelen op de dynamiek van ruimtelijke ontwikkelingen centraal staat. De verbrede reikwijdte, de twintigjaarstermijn, beleidsregels en de delegatiebevoegdheid worden hiervoor ingezet.
De economische situatie is door de economische crisis sterk gewijzigd. De grootste uitdaging ligt binnen de agrarische sector. Het faciliteren van andere functies in leegstaande panden en de ontwikkelruimte geven aan agrarische bedrijven die nog met de schaalvergroting mee kunnen. De agrarische sector is van groot belang voor de gemeente Lopik. Wanneer er makkelijker ingespeeld kan worden op wijzigingen in gebruik of grootte van agrarische bedrijven, dan komt dit ten goede aan de gehele agrarische sector in de gemeente. Daarnaast zorgt het sneller kunnen faciliteren van een nieuwe invulling bij stoppende agrarische bedrijven voor het tegengaan van verwaarlozing van cultuurhistorische of karakteristieke waarde van panden. Bovendien ziet de gemeente kansen om binnen het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte landschappelijke waarden te borgen, de duurzame energietransitie op te nemen en cultuurhistorische aspecten beter te kunnen beschermen.
De gemeente Peel en Maas ligt in het landschappelijk gebied dat wordt begrensd door het nationaal park De Groote Peel en de rivier de Maas. Om zo goed mogelijk in te kunnen spelen op alle ontwikkelen in de fysieke leefomgeving gaat de gemeente Peel en Maas een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor het hele grondgebied maken. Hierdoor wil de gemeente meer evenwichtigheid tussen de functies realiseren. Dit gebeurt door een regeling voor het gebruik van vrijkomende agrarische bebouwing en een meldingsregeling voor bebouwingsmogelijkheden voor aangewezen (bijvoorbeeld maatschappelijke) functies op te nemen. Tevens worden de bestaande verordeningen, de welstandnota en beeldkwaliteitplannen geïntegreerd in het nieuwe bestemmingsplan.
Naast de regels die de gemeente opneemt ten behoeve van het hele grondgebied, worden ook regels in het plan opgenomen voor deelgebieden. Het is de bedoeling dat de regels voor de deelgebieden en de regels voor het hele grondgebied stapsgewijs één plan gaan vormen.
De gemeente Peel en Maas zoekt naar een mogelijkheid om in te spelen op ontwikkelingen in het buitengebied en de transformatie van de agrarische sector. De agrarische sector wordt de laatste jaren gekenmerkt door schaalvergroting en stoppende bedrijven. Voor stoppende of gestopte bedrijven is functiewijziging vaak wenselijk. Op dit moment is voor een functiewijziging een procedure noodzakelijk. Het is belangrijk om de mogelijkheden voor functiewijziging op te nemen in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Hierdoor wordt duurzaam ruimtegebruik gefaciliteerd.
Voor het project Giel Peetershof worden duurzaamheidskaders opgenomen in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Door deze kaders wordt duurzaam bouwen gestimuleerd, met name door actief te sturen op het gebruik van duurzame bouwmaterialen en het gebruik van niet fossiele energie.
De Sustainable Innovation Factory (Sif), een andere locatie binnen de gemeente, biedt plaats aan bedrijven die duurzaamheid, kennis delen en maatschappelijk verantwoord ondernemen hoog in het vaandel hebben staan. De ontwikkeling van de SIF zal op een organische wijze plaatsvinden. Op voorhand is niet duidelijk welke concrete initiatieven zich aan zullen dienen. Een flexibel bestemmingplan is gewenst om initiatieven mogelijk te kunnen maken. Hierdoor wordt nieuwe werkgelegenheid gefaciliteerd. Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte biedt de mogelijkheid om onderzoek te faseren en toe te spitsen op de nieuwe initiatieven. De gemeente Peel en Maas wenst extra mogelijkheden te creëren voor vrijkomende agrarische bebouwing: nieuwe werkgelegenheid kan hier een plaats krijgen. Functiewijziging is vaak noodzakelijk. Procedures hiervoor worden onder de loep genomen.
De gemeente Peel en Maas wordt toegevoegd aan het experiment ‘vergunningvrij plaatsen zonnepanelen’. In de negende tranche is voor een vijftal gemeenten een bepaling opgenomen waarmee belemmeringen in regelgeving worden weggenomen waardoor de plaatsing van zonneprojecten in hun gemeenten snel en eenvoudig tot stand kan komen. De opwekking van zonne-energie is duurzaam, innovatief en levert een bijdrage aan een duurzame economie met een verwachte investering van tientallen miljoenen euro’s in alle experimenterende gemeenten samen.
De gemeente Nederweert krijgt de mogelijkheid om maatwerkvoorschriften te stellen voor bedrijven die geen ontwikkelplannen hebben. De overbelasting van geur en fijnstof in de gemeente Nederweert wordt voor een groot deel veroorzaakt doordat oude stallen niet zijn aangepast op moderne inzichten. De gemeente heeft een breder instrumentarium nodig om de overbelasting van geur en fijnstof in Nederweert terug te dringen.
Voor bedrijven met een vergunningplicht kan het bevoegd gezag op grond van de Wabo, artikel 2.30 e.v., ambtshalve voorschriften stellen ingeval er betere technieken beschikbaar zijn of in het geval specifieke milieuomstandigheden dat vragen. Hierbij mag ook de grondslag van de vergunningaanvraag verlaten worden (artikel 2.31a). Voor bedrijven die onder het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen bestaan daarvoor slechts beperkt mogelijkheden. Om de overlast aan te pakken zijn aanvullende instrumenten nodig, met name voor bedrijven die geen plannen voor ontwikkeling hebben. Als een bedrijf geen ontwikkelplannen heeft, blijft eventuele overlast uit verouderde stalsystemen voortbestaan omdat de ondernemer in overeenstemming met de regels handelt. Het Activiteitenbesluit milieubeheer stelt algemene regels die doorgaans voldoende waarborgen bieden dat een veehouderij geen overlast naar de omgeving veroorzaakt. Het Activiteitenbesluit milieubeheer raakt echter alleen bedrijven met ontwikkelplannen.
Uit onderzoek blijkt dat in Nederweert de leefomgeving in een aantal gebieden verbeterd kan worden. Om de leefomgeving te verbeteren is een breder palet aan instrumenten nodig om de problematiek van geur en fijnstof aan te pakken. Het gaat hier over het kunnen voorschrijven van betere technieken in het geval de overlast wordt veroorzaakt door verouderde stalsystemen. Deze aanpak leidt tot het gebruik van innovatieve oplossingen. Concreet gaat het daarbij om het voorschrijven van maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 8.42 Wm.
In artikel 2.1, vierde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer is een algemene zorgplicht aangegeven. Op basis daarvan kunnen ambtshalve maatwerkvoorschriften gesteld worden voor niet vergunningplichtige bedrijven die onder het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen, "voor zover het aspect niet al uitputtend is geregeld". Hierdoor zijn de mogelijkheden beperkt om voor fijnstof en geur aanvullende maatregelen voor te schrijven. Deze onderwerpen zijn immers uitputtend geregeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor de aanpak in Nederweert om de fijnstof te verlagen is er een acute aanleiding om desondanks aanvullende maatregelen te vragen. Er zijn maatwerkvoorschriften die effectief kunnen zijn, zoals het ambtshalve voorschrijven van maatregelen die leiden tot een lagere uitstoot of, indien dit niet mogelijk is, een groter verspreidingsgebied. Hierdoor wordt gewerkt aan een duurzame oplossing die ertoe bijdraagt dat de economische ontwikkeling van het gebied wordt gestimuleerd.
In de gemeenten Zaltbommel en Maasdriel is de capaciteit van de riolering ontoereikend om al het bedrijfsafvalwater van glastuinbouwbedrijven af te voeren. Hierdoor wordt een groot deel van dit afvalwater (restwater) nog op oppervlaktewater geloosd. Om deze lozing te stoppen moet de capaciteit van de riolering in het buitengebied worden uitgebreid. De gemeenten willen niet kiezen voor een uitbreiding van het bestaande leidingnet, maar voorzien in de aanleg van een aparte rioolleiding voor het bedrijfsafvalwater van de glastuinbouwbedrijven. De nieuwe leiding zal aansluiten op een aparte voorzuivering op de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) waarin restanten van gewasbeschermingsmiddelen zullen worden verwijderd. Aansluitend zal het afvalwater tezamen met al het andere afvalwater in de RWZI verder worden behandeld. Door de aanleg van het aparte rioolstelsel voor de inzameling van bedrijfsafvalwater van glastuinbouwbedrijven kan de lozing van dit afvalwater op oppervlaktewater worden voorkomen. Hiermee neemt de belasting van het oppervlaktewater verder af en zal de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied verbeteren, waardoor een duurzamere leefomgeving ontstaat. Door het project wordt de aanleg van een apart rioolstelsel voor de inzameling van bedrijfsafvalwater van glastuinbouwbedrijven mogelijk. Hiermee samenhangend kan ook de bouw van de specifieke zuiveringsstap binnen de RWZI mogelijk worden. Daarnaast biedt de directe inzameling de mogelijkheid om het restafvalwater zo geconcentreerd mogelijk naar de zuivering te transporteren. Dit maakt het makkelijker om alle gewasbeschermingsmiddelen uit het water te halen. Het openbaar inzamelen van bedrijfsafvalwaterstromen ten behoeve van een specifieke behandeling van dat bedrijfsafvalwater wordt in Nederland nog niet toegepast. Een voordeel van deze nieuwe manier van inzamelen is de beperking in kosten. Door al het restafvalwater centraal te zuiveren worden de kosten voor glastuinbouwers beperkt en wordt aan de glastuinbouwers de economisch meest voordelige oplossing geboden. Hierdoor wordt een verdere economische ontwikkeling gestimuleerd.
Door af te wijken van artikel 10.32a Wm krijgen de gemeenten Zaltbommel en Maasdriel de mogelijkheid om in de verordeningen regels te stellen aan het lozen van afvalwater met gewasbeschermingsmiddelen in het nieuw aan te leggen restwaterstelsel. De gemeenten kunnen in deze verordening bepalen dat lozen van afvalwater uit de glastuinbouw op het gewone vuilwaterriool moet worden gestaakt, mits er een redelijk alternatief geboden wordt. In dit geval kan het nieuwe inzamelsysteem als redelijk initiatief worden aangemerkt. Het is belangrijk op te merken dat bij het opstellen van de verordening aansluiting op het inzamelsysteem niet verplicht kan worden. Het is de bedoeling om via deze verordening en door afwijking van artikel 3.63 van het Activiteitenbesluit milieubeheer de glastuinbouwbedrijven te stimuleren om afvalwater te gaan lozen via dit nieuwe systeem en hiermee bij te dragen aan een betere kwaliteit van het oppervlaktewater. Er is niet gekozen voor een aansluitverplichting, omdat dit verder zou gaan dan nu voor particulieren is geregeld.
Naast de afwijking van artikel 10.32a Wm wordt dus ook afgeweken van artikel 3.63 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hiermee kan worden voorkomen dat de glastuinbouwbedrijven op het oppervlaktewater blijven lozen. Naast ‘vuilwaterriool’ wordt binnen deze gemeenten toegestaan om te lozen op een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater afkomstig van het telen of kweken van gewassen in een kas dat gewasbeschermingsmiddelen bevat. Door het toevoegen van deze omschrijving mogen bedrijven, waarvan het perceel minder ver dan 40 meter van deze voorziening ligt, niet meer lozen op het oppervlaktewater. Eventueel kunnen de gemeenten deze afstand vergroten door op basis van artikel 3.63 lid 3 maatwerkvoorschriften vast te stellen.
Een belangrijk punt bij de aanleg van dit nieuwe stelsel zijn de kosten die het centraal inzamelen, transporteren en zuiveren meebrengen voor de gemeenten en het waterschap. Afvalwater met gewasbeschermingsmiddelen afkomstig van het telen of kweken van gewassen in een kas valt onder het begrip bedrijfsafvalwater. Artikel 228a van de Gemeentewet biedt gemeenten de mogelijkheid om onder de naam rioolheffing een belasting te heffen voor de bestrijding van kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan inzameling en transport van onder andere bedrijfsafvalwater. Daarmee worden de kosten voor transport en inzameling gedekt.
De zuiveringskosten die door het waterschap gemaakt worden, kunnen niet gedekt worden via de zuiveringsheffing gelegen in artikel 122d van de Waterschapswet. Artikel 122i uit de Waterschapswet bepaalt namelijk expliciet hoeveel er voor lozingen vanuit glastuinbouw geheven kan worden.
In artikel 115 van de Waterschapswet wordt echter de mogelijkheid geboden om ter zake van het genot, van door of vanwege het bestuur van het waterschap verstrekte diensten, rechten te heffen. Aangezien de voorzuivering van het afvalwater van de glastuinbouw niet valt onder de wettelijke taak van het waterschap inzake het zuiveren van afvalwater, kan er dus geen zuiveringsheffing voor worden geheven, maar wel een heffing bedoeld in artikel 115. In dit systeem neemt het waterschap eigenlijk zuivering bij de bron over. In beginsel is dit geen taak van de waterbeheerder, maar in het geval dat deze dienst wordt verricht door het waterschap, is het niet meer dan logisch dat de kosten hiervoor gedekt worden doormiddel van een heffing ten behoeve van het waterschap.
Gelet op de belangen die gemoeid zijn met dit besluit is geen toepassing gegeven aan de regeling inzake vaste verandermomenten en een invoeringstermijn van drie maanden. De gemeenten die het betreft, hebben verzocht om deze aanwijzing en profiteren van de kortere invoeringstermijn.
Het besluit bevat geen regels waaraan administratieve lasten verbonden zijn voor burgers en bedrijven.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-40493.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.