Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van de bijlagen I en II van de Waterwet (aanpassingen Ruimte voor de Rivier)

Nader Rapport

25 februari 2015

IenM/BSK-2015/25522

Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken

Aan de Koning

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van de bijlagen I en II van de Waterwet (aanpassingen Ruimte voor de Rivier)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 19 december 2014, nr. 2014002448, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 21 januari 2015, nr. W14.14.0465/IV, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De redactionele opmerking en tekstsuggestie (strekkend tot verbetering van de leesbaarheid van artikel I) is om technische redenen in gewijzigde vorm overgenomen.

Van de gelegenheid is voorts gebruik gemaakt om in de nota van toelichting een aanvullende opmerking met betrekking tot de bestuurlijke afstemming op te nemen.

Ik moge U hierbij het (gewijzigde) ontwerpbesluit en de (gewijzigde) nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Advies Raad van State

No. W14.14.0465/IV

’s-Gravenhage, 21 januari 2015

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 19 december 2014, no. 2014002448, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlagen I en II van de Waterwet (aanpassingen Ruimte voor de Rivier), met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W14.14.0465/IV

  • Onderdeel A van artikel I, omwille van de begrijpelijkheid, herformuleren. Bijvoorbeeld als volgt: De weergave van het binnen de markering van dijkring 23 gelegen deel op de landkaart van bijlage I van de Waterwet wordt vervangen door de weergave van het binnen de markering van dijkring 23 gelegen deel op de landkaart van bijlage A bij dit besluit.

    De onderdelen B, C en D van artikel I op vergelijkbare wijze aanpassen.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit van .............. tot wijziging van de bijlagen I en II van de Waterwet (aanpassingen Ruimte voor de Rivier)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 15 december 2014, nr. IenM/BSK-2014/256486, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 1.3, tweede lid, en 2.2, eerste lid, van de Waterwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van .............., nr. ..............);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van .............., nr. IenM/BSK-2015/.............., Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I (gefaseerde wijzigingen bijlage I Waterwet)

Bijlage I. Dijkringen en primaire waterkeringen als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, van de Waterwet, wordt als volgt gewijzigd:

A

De weergave op de landkaart van dijkring 23 binnen het bij die dijkring op de landkaart, opgenomen in bijlage A bij dit besluit, gemarkeerde deel, wordt vervangen door de weergave binnen dat gemarkeerde deel.

B

De weergave op de landkaart van dijkring 35 binnen het bij die dijkring op de landkaart, opgenomen in bijlage A, bij dit besluit, gemarkeerde deel, wordt vervangen door de weergave binnen dat gemarkeerde deel.

C

De weergave op de landkaart van dijkring 38 binnen het bij die dijkring op de landkaart, opgenomen in bijlage A, bij dit besluit, gemarkeerde deel, wordt vervangen door de weergave binnen dat gemarkeerde deel.

D

De weergave op de landkaart van dijkring 52 ter hoogte van dijkring 53 binnen het bij die dijkring op de landkaart, opgenomen in bijlage A, bij dit besluit, gemarkeerde deel, wordt vervangen door de weergave binnen dat gemarkeerde deel.

ARTIKEL II (slotwijziging bijlage I)

Op het tijdstip waarop alle onderdelen van artikel I in werking zijn getreden wordt de in Bijlage I. Dijkringen en primaire waterkeringen als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, van de Waterwet, opgenomen landkaart vervangen door de landkaart, opgenomen in bijlage B bij dit besluit.

ARTIKEL III (wijziging bijlage II Waterwet)

In Bijlage II. Veiligheidsnormen primaire waterkeringen, behorend bij artikel 2.2 van de Waterwet, wordt in onderdeel A, Veiligheidsnormen behorende bij dijkringen, weergegeven in bijlage I, in de kolom ‘Dijkringnummer’ tussen nr. 52 en nr. 53 ingevoegd ‘52a.’ en wordt voor die dijkring in de kolom ‘Gemiddelde overschrijdingskans per jaar’ ingevoegd: 1/1.250.

ARTIKEL IV (inwerkingtreding)

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Bijlage A, behorend bij artikel I van het Besluit tot wijziging van bijlagen I en II van de Waterwet (aanpassingen Ruimte voor de Rivier)

Bijlage B, behorend bij artikel II van het Besluit tot wijziging van bijlagen I en II van de Waterwet (aanpassingen Ruimte voor de Rivier)

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding en inhoud van het besluit

De Nederlandse rivieren krijgen steeds meer water te verwerken. Achter de dijken is het land op veel plaatsen lager komen te liggen en door bevolkingsontwikkeling en economische groei zijn de te beschermen waarden achter de dijk toegenomen. Als een overstroming plaats zou vinden dan zijn de gevolgen enorm. De dreigende overstromingen in 1993 en 1995 hebben duidelijk gemaakt dat dit probleem niet moet worden onderschat en zijn de aanleiding geweest om in 2006 de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier vast te stellen. In de PKB zijn ruim 30 maatregelen aangekondigd om de bescherming tegen overstromingen uiterlijk eind 2015 op het wettelijk vereiste niveau te brengen en de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied te verbeteren. Momenteel zijn de maatregelen volop in realisatie. Over de voortgang van de maatregelen wordt de Tweede Kamer twee keer per jaar geïnformeerd (Kamerstukken II 30 080). De uitvoering van de maatregelen leidt in een aantal gevallen tot een gewijzigde ligging van de primaire waterkeringen. Met dit besluit worden aanpassingen in bijlagen I en II bij de Waterwet doorgevoerd, die noodzakelijk zijn in verband met deze gewijzigde ligging van primaire waterkeringen.

Naast deze wijzigingen zijn ook aanpassingen van kaarten bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, het Waterbesluit, de Waterregeling en de Beleidsregels grote rivieren noodzakelijk. Deze wijzigingen staan los van dit besluit en zijn reeds in voorbereiding.

1.1. Wijzigingen bijlagen I en II Waterwet

Bijlage I bij de Waterwet bevat een landkaart waarop de ligging van de dijkringen en de primaire waterkeringen zijn aangegeven. Primaire waterkeringen zijn waterkeringen die onderdeel uitmaken van infrastructurele stelsels die laaggelegen gebieden van Nederland bescherming bieden tegen overstromingen. Deze waterkeringen vervullen een primaire beveiligingsfunctie. Voor deze primaire waterkeringen gelden op grond van hoofdstuk 2 van de Waterwet veiligheidsnormen. Op grond van artikel 2.2, eerste lid, van de Waterwet is in bijlage II bij de Waterwet voor elke dijkring de veiligheidsnorm aangegeven, als gemiddelde overschrijdingskans per jaar van de hoogste waterstand waarop de tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering moet zijn berekend.

Door de uitvoering van de maatregelen van de PKB Ruimte voor de Rivier wijzigt in een aantal gevallen de ligging van dijkringen. Dat geldt voor dijkterugleggingen, ontpolderingen en de aanleg van hoogwatergeulen. Bij dijkterugleggingen en ontpolderingen wordt de primaire waterkering landinwaarts verlegd en wordt de omvang van het gebied binnen de dijkring verkleind. Niet iedere dijkteruglegging of ontpoldering die is of wordt uitgevoerd leidt tot een zichtbare wijziging van de dijkring, zoals deze is aangegeven op de landkaart van bijlage I bij de Waterwet. Voor de dijkterugleggingen en ontpolderingen waarvoor dat wel het geval is, wordt deze landkaart met dit besluit gewijzigd. Dat zijn de maatregelen:

  • Ontpoldering Noordwaard (artikel I, onderdeel A);

  • Ontpoldering Overdiepsche Polder (artikel I, onderdeel B);

  • Dijkverlegging Buitenpolder Het Munnikenland (artikel I, onderdeel C).

Door de aanleg van een hoogwatergeul wordt een bestaande dijkring door de aan te leggen hoogwatergeul gesplitst in twee dijkringen. Langs de hoogwatergeul worden nieuwe primaire waterkeringen aangelegd om de gebieden binnen deze twee dijkringen te beschermen tegen overstromingen. De gesplitste dijkringen die ontstaan, dienen te worden aangegeven op de landkaart van bijlage I bij de Waterwet. Tevens dient voor de nieuwe dijkring een veiligheidsnorm aan de normtabel van bijlage II bij de Waterwet te worden toegevoegd. Met dit besluit worden de bijlagen I en II bij de Waterwet gewijzigd ten behoeve van de maatregel Hoogwatergeul Veessen–Wapenveld (artikel I, onderdeel D en artikel III).

De voorbereiding en uitvoering van de genoemde maatregelen is in overleg met de direct betrokken waterschappen, gemeenten en provincies vormgegeven. Deze overheden zijn vertegenwoordigd in de Stuurgroepen of Bestuurlijke Begeleidingsgroepen waarin een voorkeursvariant voor de te onderscheiden maatregelen in onderling overleg is geaccordeerd.

Het uitgangspunt bij de uitvoering van de PKB Ruimte voor de Rivier is dat wat verantwoord decentraal kan worden geregeld, ook door het desbetreffende decentrale bestuursorgaan wordt verricht. De facto is dat zo ingevuld dat de voorbereiding van maatregelen veelal door betrokken decentrale overheden (waterschappen, gemeenten of provincies) in samenwerking met het Rijk is verricht en dat de besluiten die de uitvoering mogelijk maken na een gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking als bedoeld in Afdeling 3.6 Wet ruimtelijke ordening door decentrale bestuursorganen zijn vastgesteld. De besluiten voor de maatregelen waarvoor in dit besluit wijzigingen voor bijlagen I en II bij de Waterwet zijn opgenomen, zijn onherroepelijk en derhalve niet meer in rechte aantastbaar.

Artikel 1.3, tweede lid, Waterwet en artikel 2.2, eerste lid, Waterwet maken het mogelijk om de bijlagen I en II bij de Waterwet bij algemene maatregel van bestuur te wijzigen. Van deze mogelijkheid is in dit geval gebruik gemaakt, omdat de wijzigingen van bijlagen I en II kunnen worden gekenmerkt als technische wijzigingen. Het gaat enkel om een wijziging van deze bijlagen om ze in overeenstemming te brengen met de feitelijke en rechtens vastgestelde situatie na het gereedkomen van de maatregelen. De besluitvorming over de maatregelen heeft in het kader van de voorbereiding en vaststelling van de benodigde publiekrechtelijke besluiten reeds plaatsgevonden. Deze publiekrechtelijke besluiten zijn voor alle maatregelen onherroepelijk en derhalve niet meer in rechte aantastbaar. Over de maatregelen bestaat bestuurlijke overeenstemming tussen Rijk en decentrale overheden. De maatregelen zijn door, of in nauwe samenwerking met, de betrokken provincies, waterschappen en gemeenten voorbereid en worden ook door of in nauwe samenwerking met deze overheden uitgevoerd.

De wijzigingen van bijlagen I en II bij de Waterwet kunnen voor iedere maatregel afzonderlijk op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden (zie artikel IV). Hiervoor is gekozen omdat de maatregelen op verschillende momenten worden opgeleverd. Een wijziging van bijlage I of bijlage II van de Waterwet treedt in werking op of nabij het tijdstip waarop de bestaande primaire waterkering wordt doorgestoken. Dat is immers het moment waarop de bestaande waterkering de functie primaire waterkering verliest en de nieuwe waterkering dienst gaat doen als primaire waterkering. Voor deze gefaseerde invoering is de volgende systematiek aangehouden.

In bijlage A bij dit besluit is (op basis van de landkaart van bijlage I bij de Waterwet) een landkaart opgenomen waarop de gebieden zijn gemarkeerd waar sprake is van een op de landkaart zichtbare gewijzigde ligging van de dijkring. Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, gerelateerd aan de ingebruikneming van de nieuwe waterkering als primaire waterkering, wordt het desbetreffende binnen de markering gelegen kaartbeeld van kracht en vervangt dit het binnen de markering gelegen kaartbeeld in de vigerende landkaart van bijlage I bij de Waterwet. Aldus is een gefaseerde inwerkingtreding van de wijzigingen mogelijk. Bij het van kracht worden van het laatste onderdeel van artikel I vervangt vervolgens de nieuwe landkaart in bijlage B bij dit besluit de landkaart in bijlage I van de Waterwet. Het kaartbeeld is daarmee dan geheel actueel. Dit zal in de nota van toelichting bij het laatste inwerkingtredings-koninklijk besluit worden vermeld.

In samenhang met de wijziging van bijlage I treedt voor de maatregel Hoogwatergeul Veessen–Wapenveld artikel III in werking. Artikel III wijzigt bijlage II bij de Waterwet, bevattende de lijst van dijkringen en bijbehorende veiligheidsnormen. De wijziging betreft het invoegen van een veiligheidsnorm voor de nieuwe dijkring die door de hoogwatergeul ontstaat.

1.2. Toekomstige wijzigingen bijlagen Waterwet

Momenteel worden ook andere projecten voorbereid die ten behoeve van de waterveiligheid een wijziging van de ligging van primaire waterkeringen beogen. Ook voor deze projecten geldt dat na uitvoering de feitelijke ligging van de dijkring niet meer overeenkomt met de globale ligging van de dijkring, zoals weergegeven op de landkaart van bijlage I of bijlage IA bij de Waterwet. Dat geldt bijvoorbeeld voor de in voorbereiding zijnde gebiedsontwikkeling Ooijen–Wanssum. Deze projecten zijn niet opgenomen in onderhavig besluit, omdat de publiekrechtelijke besluiten voor deze projecten nog niet onherroepelijk zijn. Voor deze projecten zal eenzelfde werkwijze worden gevolgd als voor de maatregelen waarvoor in dit besluit wijzigingen van bijlage I en bijlage II bij de Waterwet zijn opgenomen.

Dit betekent dat eerst de benodigde publiekrechtelijke besluiten worden voorbereid en vastgesteld. Op het moment dat deze besluiten onherroepelijk zijn en derhalve niet meer in rechte aantastbaar, is er duidelijkheid over de uitvoering van het project en derhalve ook over de wijziging van de ligging van primaire waterkeringen. Vervolgens wordt een wijziging van de landkaart van bijlage I of bijlage IA en, indien nodig, van bijlage II bij de Waterwet voorbereid en vastgesteld. Deze wijzigingen treden in werking op of nabij het tijdstip waarop de bestaande primaire waterkering wordt doorgestoken. Dat is immers het moment waarop de bestaande waterkering de functie primaire waterkering verliest en niet meer als zodanig dient te worden beheerd. Tevens is dat ook het moment waarop de nieuwe waterkering dienst gaat doen als primaire waterkering.

2. Uitvoering en handhaving

Bij de uitvoering van de maatregelen worden nieuwe primaire waterkeringen aangelegd. De betrokken waterschappen gaan, als waterkeringbeheerder, de zorg voor deze waterkeringen dragen. Zij dienen ervoor te zorgen dat de primaire waterkeringen in een zodanige toestand verkeren dat aan de wettelijke veiligheidsnorm wordt voldaan. Het toezicht op de primaire waterkeringen is bij de Minister van Infrastructuur en Milieu belegd (artikel 3.9 Waterwet). Dit besluit brengt hier geen wijzigingen in.

In november 2014 heeft Rijkswaterstaat een ontwerp van het besluit getoetst op uitvoerbaarheid. In het kader van deze toets is aangegeven dat de teruglegging van bestaande, en aanleg van nieuwe primaire waterkering leidt tot een toename van het door het Rijk te beheren areaal hoofdwatersysteem. De consequenties daarvan zijn al bij het begin van de uitvoering van de maatregel geïdentificeerd en vastgelegd in beheerplannen. Bij de toets zijn geen juridische risico’s gesignaleerd.

De resultaten van deze uitvoerbaarheidstoets hebben niet tot wijzigingen van het ontwerpbesluit geleid.

3. (Financiële) gevolgen voor de rijksoverheid, burgers, bedrijven en andere overheden

Dit besluit heeft als zodanig geen (financiële) gevolgen, omdat het enkel de bijlagen I en II bij de Waterwet in overeenstemming brengt met onherroepelijke besluiten. In het kader van die besluiten zijn de gevolgen onderzocht. Het volgende dient daarom ter informatie. Door de uitvoering van de maatregelen wordt het rivierbed van de grote rivieren vergroot. De Minister van Infrastructuur en Milieu is de waterbeheerder van de grote rivieren. Rijkswaterstaat voert in haar naam het beheer uit. Door de vergroting van het oppervlakte van het rivierbed, neemt het areaal dat wordt beheerd door Rijkswaterstaat toe. De betrokken waterschappen gaan de verlegde of nieuw aangelegde primaire waterkeringen beheren. Na de uitvoering van de maatregel Hoogwatergeul Veessen–Wapenveld neemt het te beheren aantal meters primaire waterkering significant toe. Door deze maatregel wordt circa 16 km nieuwe primaire waterkeringen aangelegd. De waterschappen zijn als beheerders opdrachtgever voor de uitvoering en aanleg van de maatregelen. Over het toekomstig beheer en onderhoud zijn of worden afspraken gemaakt.

Voor burgers, bedrijven, provincies en gemeenten heeft dit besluit als zodanig geen (financiële) gevolgen. Om deze redenen is afgezien van internetconsultatie.

4. Verhouding tot voorgenomen regelgeving

In de ‘Tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan’ (Kamerstukken II 2014/15) is aangekondigd dat het kabinet voor een fundamenteel ander waterveiligheidsbeleid kiest en daartoe een wetsvoorstel met nieuwe normen voorbereidt. Deze nieuwe normen hebben een andere vorm (van overschrijdingskans naar overstromingskans) en een nieuwe hoogte. Ook worden de nieuwe normen niet meer per dijkring weergegeven, maar per dijktraject. Het streven is om de daarvoor benodigde wetswijziging met nieuwe normen per 1 januari 2017 in werking te laten treden.

Vooruitlopend op deze wetswijziging worden met de onderdelen I en II van dit besluit de ligging van dijkringen op de landkaart van bijlage I bij de Waterwet gewijzigd. Tevens wordt met onderdeel III van dit besluit een veiligheidsnorm (uitgedrukt in een overschrijdingskans) voor een nieuwe dijkring toegevoegd aan bijlage II bij de Waterwet. Deze wijzigingen vinden vooruitlopend op de wetswijziging plaats, omdat de uitvoering van de maatregelen voor 2017 is afgerond. Op het moment dat de uitvoering is afgerond treedt de beheerfase in en dient de beheerder de verlegde of nieuwe waterkering te beheren en onderhouden als primaire waterkering. Op dat moment dient de waterkering derhalve de status van primaire waterkering te hebben. Dat wordt met dit besluit bewerkstelligd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

In bijlage A bij dit besluit is (op basis van de landkaart in bijlage I bij de Waterwet) een landkaart opgenomen waarop de gebieden zijn gemarkeerd waar sprake is van een gewijzigde ligging van de dijkring. Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, gerelateerd aan de ingebruikneming van de nieuwe waterkering als primaire waterkering, wordt het desbetreffende binnen de markering gelegen kaartbeeld van kracht en vervangt dit het binnen de markering gelegen kaartbeeld in de vigerende landkaart van bijlage I bij de Waterwet. Aldus is een gefaseerde inwerkingtreding van de wijzigingen mogelijk. De desbetreffende wijzigingen zijn opgenomen in artikel I, onderdelen A tot en met D. Bij het van kracht worden van het laatste onderdeel van artikel I vervangt vervolgens ingevolge artikel II de nieuwe landkaart in bijlage B bij dit besluit de landkaart in bijlage I bij de Waterwet. Dit zal in de nota van toelichting bij het desbetreffende inwerkingtredings-koninklijk besluit worden vermeld. Het kaartbeeld is daarmee dan geheel actueel, de maatregelen zijn dan volledig verwerkt.

In samenhang met de wijziging van de landkaart in bijlage I Waterwet voor de maatregel Hoogwatergeul Veessen–Wapenveld treedt artikel III in werking. Artikel III wijzigt bijlage II bij de Waterwet, bevattende de lijst van dijkringen en bijbehorende veiligheidsnormen. De wijziging houdt in dat voor de door de aanleg van de hoogwatergeul ontstane nieuwe dijkring een veiligheidsnorm wordt ingevoegd.

Artikel I, onderdeel A
Ontpoldering Noordwaard (meestromend)

Door de Ontpoldering Noordwaard wijzigt de ligging van de primaire waterkering en wordt de omvang van het gebied binnen dijkring 23 ingrijpend verkleind.

De maatregel betreft het gedeeltelijk afgraven van de bestaande primaire waterkering aan de instroom- en uitstroomkant van de polder. Het doorstroomgebied dat hierdoor ontstaat loopt minimaal enkele keren per jaar, vooral in de wintermaanden, onder water. In de overige hoog- of laagbekade delen van de polder gebeurt dat veel minder vaak. Afhankelijk van de hoogte van de kades kunnen deze gebieden met een kans van 1 op 100 per jaar tot 1 op 1.000 per jaar meestromen. Rond Fort Steurgat wordt een nieuwe primaire waterkering aangelegd.

Artikel I, onderdeel B
Ontpoldering Overdiepsche Polder (meestromend)

Door de Ontpoldering Overdiepsche Polder wijzigt de ligging van de primaire waterkering en wordt de omvang van het gebied binnen dijkring 35 verkleind. De maatregel behelst het verleggen van de primaire waterkering naar de zuidzijde van de Overdiepsche Polder. De bestaande primaire waterkering wordt verlaagd. Het doorstroomgebied dat hierdoor ontstaat kan, vooral in de wintermaanden, met een gemiddelde kans van 1 op 25 per jaar onder water lopen.

Artikel I, onderdeel C
Dijkverlegging Buitenpolder Het Munnikenland

Door de Dijkverlegging Buitenpolder Het Munnikenland wijzigt de ligging van de primaire waterkering en wordt de omvang van het gebied binnen dijkring 38 verkleind.

De primaire waterkering wordt bij de Buitenpolder Het Munnikenland landinwaarts verlegd. Door de uiterwaard Brakelsche Benedenwaarden wordt een nevengeul van de Waal naar de Afgedamde Maas aangelegd. Een aantal zomerkades in het gebied wordt verwijderd of verlaagd.

Artikel I, onderdeel D
Hoogwatergeul Veessen–Wapenveld

Voor de aanleg van de Hoogwatergeul Veessen–Wapenveld worden nieuwe primaire waterkeringen aangelegd. Door de aanleg van de hoogwatergeul wordt het gebied binnen dijkring 52 verkleind en ontstaat een nieuwe dijkring. De bestaande veiligheidsnorm, uitgedrukt in een gemiddelde overschrijdingskans van 1/1.250 per jaar, gaat voor de nieuwe dijkring 52a gelden (zie artikel III).

De maatregel Hoogwatergeul Veessen–Wapenveld voorziet in de aanleg van een hoogwatergeul door de Wapenveldsche Broek met een instroompunt ten zuidwesten van Veessen. Het uitstroompunt van de hoogwatergeul ligt bij de Hoenwaard, ten oosten van het gemaal Veluwe. Er worden nieuwe primaire waterkeringen aan weerszijde van de geul aangelegd om het water onder vrije afstroming van zuid naar noord te geleiden en om het binnendijkse gebied te beschermen tegen overstroming. De toekomstige overstromingsfrequentie van de hoogwatergeul zal beperkt zijn tot een gemiddelde kans van 1 op 100 per jaar.

Artikel II (slotwijziging bijlage I Waterwet)

Zie de toelichting bij artikel I.

Artikel III (wijziging bijlage II Waterwet)

Zie de toelichting bij artikel I, onderdeel D.

Artikel IV (inwerkingtreding)

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Op grond van artikel 1.3, derde lid, van de Waterwet zal deze inwerkingtreding niet eerder plaatsvinden dan drie maanden na de datum waarop het besluit aan de Staten-Generaal is toegezonden. Het tijdstip van inwerkingtreding kan voor de verschillende artikelen of onderdelen van dit besluit verschillend worden vastgesteld. Voor de onderdelen van artikel I geldt dat op het tijdstip van inwerkingtreding het desbetreffende binnen de markering van de landkaart in bijlage A bij dit besluit gelegen kaartbeeld van kracht wordt en daarmee het overeenkomstige kaartbeeld in de vigerende landkaart van bijlage I bij de Waterwet vervangt. Aldus is een gefaseerde inwerkingtreding van de wijzigingen mogelijk. Bij het van kracht worden van het laatste onderdeel van artikel I vervangt vervolgens de nieuwe landkaart in bijlage B de landkaart van bijlage I bij de Waterwet. Die landkaart is daarmee dan geheel actueel (artikel II). Dit zal in de nota van toelichting van het desbetreffende inwerkingtredings-koninklijk besluit worden vermeld. De wijziging van bijlage II van de Waterwet voor de veiligheidsnorm die voor de nieuwe dijkring 52a gaat gelden, wordt gekoppeld aan de wijziging in onderdeel D van artikel I.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Naar boven