Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 28 maart 2014, nr. WJZ/14049084, tot tijdelijke vrijstelling van artikel 5, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen (Tijdelijke vrijstellingsregeling stuifbestrijding 2014)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op artikel 64, derde lid, van de Wet bodembescherming;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. bouwland:

hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onderdeel d van het Besluit gebruik meststoffen;

b. runderdrijfmest:

drijfmest als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van het Besluit gebruik meststoffen, afkomstig van runderen;

c. veenkoloniaal gebied:

gronden in de provincie Drenthe, de provincie Groningen ten zuiden van het Eemskanaal en de provincie Overijssel ten noorden van de lijn Zwolle, Ommen en Coevorden;

d. zand- of lössgrond:

hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onderdeel o van de Meststoffenwet.

Artikel 2

Ter voorkoming van schade aan gewassen door winderosie, wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen, voor zover het gaat om de aanwending van runderdrijfmest die gelijkmatig wordt verspreid.

Artikel 3

Artikel 2 is uitsluitend van toepassing:

  • a. op percelen bouwland, gelegen op zand- of lössgrond, in veenkoloniaal gebied en op Texel;

  • b. indien op het perceel een gewas is ingezaaid, geplant of gepoot.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juni 2014.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstellingsregeling stuifbestrijding 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 maart 2014

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma.

TOELICHTING

Algemeen

Om de ammoniakemissie bij het uitrijden van dierlijke mest te reduceren is het emissiearm aanwenden van dierlijke mest op grond van de Wet bodembescherming (hierna: Wbb) verplicht gesteld. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen (hierna: Bgm) is het verboden dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of een mengsel met deze meststoffen te gebruiken op grasland of bouwland, tenzij deze emissiearm worden aangewend. Artikel 64 van de Wbb voorziet in de mogelijkheid van vrijstelling van voornoemd verbod voor bij die vrijstelling aangegeven categorieën van handelingen.

Vrijstelling

Ter bescherming van gewassen tegen schade door winderosie, gold tot 1 januari 2010 voor een veenkoloniaal bouwplan op zand- en lössgronden, alsmede voor Texel, een vrijstelling van het hiervoor genoemde verbod. In het kader van de uitvoering van het vierde actieprogramma inzake de Nitraatrichtlijn is die vrijstelling per genoemde datum beëindigd en is aangekondigd de vrijstelling voor Texel per 2014 te beëindigen. Dit op grond van de overweging dat bevredigende alternatieven beschikbaar zijn. Onderzoek dat afgelopen periode is uitgevoerd naar de effectiviteit van diverse antistuifmiddelen heeft bevestigd dat er zowel landbouwkundig als milieukundig bevredigende alternatieven zijn voor bovengrondse toepassing van runderdrijfmest. De toepassing van die methoden bleek echter met name in het veenkoloniaal gebied en op Texel op financiële en praktische bezwaren te stuiten. Daarom is besloten voor deze gebieden wederom gebruik van runderdrijfmest toe te staan.

Over de vrijstelling is, overeenkomstig artikel 64, derde lid, van de Wbb, de Technische Commissie Bodem (TCB) gehoord. De TCB wijst in haar reactie AO93(2014) van 17 maart 2014 op het onverminderde belang van maatregelen die de emissie van ammoniak bij het aanwenden van dierlijke mest beperken. Dit gezien het nadelige effect van ammoniak op natuur en het ammoniakplafond dat in het kader van de NEC-EU is gesteld voor de emissie van ammoniak in Nederland. De TCB acht de vrijstelling voorts strijdig met de Programmatische Aanpak Stikstof in welks kader onder meer is voorzien in aanscherping van de voorschriften voor aanwending van mest.

De TCB wijst tot slot op de gebrekkige motivering van de vrijstelling, met name die voor het veenkoloniaal gebied, waarvoor de TCB bevredigende alternatieven beschikbaar acht. Dit brengt de TCB tot het advies de vrijstelling te beperken tot Texel.

Regeldrukeffecten

Deze tijdelijke regeling leidt niet tot extra lasten voor het bedrijfsleven.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juni 2014.

Daarmee wordt afgeweken van het beleid met betrekking tot vaste verandermomenten voor regelgeving, zoals vastgelegd in aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Dit beleid houdt in dat nieuwe regelingen slechts op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober in werking treden en publicatie minimaal twee maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling plaatsvindt. Afwijking van de vaste verandermomenten is in dit geval gerechtvaardigd omdat het spoedregelgeving betreft. De spoed is gelegen in de hiervoor toegelichte noodzaak om bij extreme weerssituaties een voorziening te bieden, om schade aan gewassen door verstuiving van bodemdeeltjes tegen te kunnen gaan.

Daarbij komt dat de regeling begunstigend werkt voor de betrokken ondernemers en er derhalve geen profijt is bij een uitgestelde inwerkingtreding, hetgeen met de vaste verandermomenten wordt beoogd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma.

Naar boven