Regeling van de Minister van Economische Zaken van 3 december 2014, nr. WJZ/14116122, tot wijziging van de Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen in verband met het ontlasten van bepaalde vergunninghouders

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 22 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. De begripsomschrijving van het begrip ‘vergunninghouder’ komt te luiden:

vergunninghouder 15, onder a, Kew:

houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onderdeel a, van de wet met uitzondering van de houder van een vergunning voor het vervoeren, het voorhanden hebben bij opslag in verband met het vervoer en het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van splijtstoffen en ertsen;.

2. Op alfabetische volgorde wordt een begrip toegevoegd, luidende:

vergunninghouder 15, onder b, Kew:

houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de wet met uitzondering van de houder van een vergunning voor het vervoeren, het voorhanden hebben bij opslag in verband met het vervoer en het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van splijtstoffen en ertsen;.

B

Vóór paragraaf 2 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 1a. Beveiliging van splijtstoffen door een vergunninghouder 15, onder a, Kew

Artikel 1a

Een vergunninghouder 15, onder a, Kew treft de beveiligingsmaatregelen die redelijkerwijs noodzakelijk nodig zijn om categorie I-materiaal, categorie II-materiaal of categorie III-materiaal te beveiligen tegen diefstal en misbruik.

Artikel 1b
  • 1. Een vergunninghouder 15, onder a, Kew houdt op persoonlijke of elektronische wijze toezicht op categorie I-materiaal, categorie II-materiaal of categorie III-materiaal.

  • 2. Diegene die persoonlijk toezicht houdt, is hiertoe geautoriseerd door de vergunninghouder 15, onder a, Kew.

Artikel 1c

Wanneer categorie I-materiaal, categorie II-materiaal of categorie III-materiaal niet onder persoonlijk toezicht staan, zijn de beveiligingsmaatregelen van een vergunninghouder 15, onder a, Kew zodanig dat elektronische detectie van een poging tot diefstal of misbruik plaatsvindt en dat vanaf dat moment maatregelen werkzaam zijn die leiden tot ten minste 10 minuten vertraging in de tijd die iemand nodig heeft om wederrechtelijk beschikking te krijgen dit materiaal.

Artikel 1d

De beveiligingsmaatregelen, bedoeld in de artikelen 1a, 1b en 1c worden afgestemd op:

  • a. de aard van het categorie I-, II-, of III-materiaal;

  • b. de manier waarop het categorie I-, II-, of III-materiaal wordt gebruikt of opgeslagen;

  • c. de verplaatsbaarheid van het categorie I-, II-, of III-materiaal;

  • d. de mogelijke gevolgen voor mensen, dieren, planten en goederen door blootstelling aan ioniserende straling of het vrijkomen van het categorie I-, II-, of III-materiaal in geval van diefstal of misbruik;

  • e. de maatregelen die zijn of worden getroffen om de nadelige gevolgen van ioniserende straling voor mensen, dieren, planten en goederen te voorkomen of te beperken.

Artikel 1e
  • 1. Een vergunninghouder 15, onder a, Kew beschikt over een beveiligingsplan met een beschrijving van de wijze waarop het categorie I-, II-, of III-materiaal wordt beveiligd.

  • 2. Het beveiligingsplan bevat ten minste een beschrijving van:

    • a. de categorie-indeling van de te beveiligen splijtstoffen overeenkomstig de bijlage I;

    • b. de manier waarop het categorie I-, II-, of III-materiaal wordt gebruikt of opgeslagen;

    • c. de plaats waar het categorie I-, II-, of III-materiaal wordt gebruikt of opgeslagen;

    • d. de getroffen en te treffen beveiligingsmaatregelen;

    • e. diegenen die geautoriseerd zijn persoonlijk toezicht te houden als bedoeld in artikel 1b;

    • f. de taken en bevoegdheden van de medewerkers, belast met de beveiliging van het categorie I-, II-, of III-materiaal;

    • g. de procedures die de medewerkers, belast met de beveiliging van het categorie I-, II-, of III-stof moeten volgen, waarbij in ieder geval wordt beschreven hoe zij moeten handelen in geval van diefstal of misbruik van de categorie I-, II-, of III-stof of een poging daartoe;

    • h. afspraken met de politie of met een particuliere beveiligingsdienst;

    • i. een evaluatieprogramma om de beveiligingsmaatregelen te beoordelen.

  • 3. Een vergunninghouder handelt in overeenstemming met het beveiligingsplan.

Artikel 1f
  • 1. Een vergunninghouder 15 onder a, Kew zorgt ervoor dat van het beveiligingsplan, bedoeld in artikel 1e, slechts kennis nemen de personen voor wie dit noodzakelijk is voor het goed uitvoeren van hun functie.

  • 2. Een vergunninghouder 15 onder a, Kew zorgt ervoor dat deze personen, alvorens zij kennis nemen van het beveiligingsplan, een verklaring omtrent het gedrag of een verklaring als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet veiligheidsonderzoeken overleggen.

Artikel 1g
  • 1. Een vergunninghouder 15 onder a, Kew voert jaarlijks en na elke inbreuk op de beveiliging het evaluatieprogramma, bedoeld in artikel 1e, tweede lid, onder i, uit. Daarbij worden in ieder geval de beveiligingsmaatregelen gecontroleerd en getest en wordt het beveiligingsplan in een oefening toegepast.

  • 2. Een vergunninghouder 15 onder a, Kew wijzigt het beveiligingsplan voor zover de resultaten van het evaluatieprogramma, daartoe aanleiding geven.

C

Het opschrift van paragraaf 2 komt te luiden:

§ 2. Beveiliging van nucleaire inrichtingen en splijtstoffen door een vergunninghouder 15, onder b, Kew.

D

In artikel 2 wordt na de zinsnede ‘aan de vergunninghouders’ ingevoegd: 15, onder b, Kew.

E

In de artikelen 3, 4, 6 tot en met 12, 14 en 15 wordt na ‘vergunninghouder’ telkens ingevoegd: 15, onder b, Kew.

F

In bijlage III wordt na ‘vergunninghouder’ ingevoegd: 15, onder b, Kew.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 3 december 2014

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

1. Aanleiding

Tot op heden moest de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a, van de Kernenergiewet (hierna: vergunninghouder 15, onder a, Kew), aan hetzelfde beveiligingsregime voldoen als die geldt voor de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet (hierna: vergunninghouder 15, onder b, Kew).1 Het beveiligingsregime dat geldt voor de vergunninghouder 15, onder a, Kew is hierdoor onnodig zwaar. Een vergunninghouder 15, onder a, Kew heeft bijna altijd alleen categorie III splijtstoffen voorhanden (de minst risicovolle categorie). Daarnaast gaat het bij deze vergunninghouder veelal om kleine hoeveelheden splijtstof, die minder schade kunnen veroorzaken. Deze feiten hebben dan ook aanleiding gegeven tot de onderhavige wijziging van de Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen.

Van de vergunninghouder 15, onder a, Kew wordt een beveiligingsplan verwacht, alleen de eisen die hieraan worden gesteld hoeven niet zo zwaar te zijn als die gelden voor nucleaire installaties. Er is dan ook gekozen om voor deze vergunninghouder aan te sluiten bij de eisen die reeds gelden voor de beveiliging van radioactieve stoffen. Deze eisen zijn opgenomen in hoofdstuk 6 van de Uitvoeringsregeling stralingsbescherming EZ. Een bijkomend voordeel van deze keuze is dat de vergunninghouder 15, onder a, Kew, naast splijtstoffen bijna altijd bepaalde risicovolle radioactieve stoffen voorhanden heeft, die onder hoofdstuk 6 van de Uitvoeringsregeling stralingsbescherming EZ vallen en op grond van die Regeling moeten worden beveiligd. Hiermee blijven de administratieve lasten beperkt.

2. Beveiliging van categorie I-, II, en III-materialen door de vergunninghouder 15, onder a, KEW

Uitgangspunt van het regime is dat de vergunninghouder de beveiligingsmaatregelen treft die redelijkerwijs nodig zijn. Bepaalde elementen van deze zorgplicht zijn vervolgens uitgewerkt. Dit betreft voorwaarden waaraan de beveiligingsmaatregelen in elk geval moeten voldoen. Onder andere is bepaald dat vergunninghouders beschikken over en handelen overeenkomstig een beveiligingsplan waarin deze beveiligingsmaatregelen zijn opgenomen. De vergunninghouder dient de materialen op grond van de zorgplicht echter ook voor zover dat niet in de regeling is geconcretiseerd, redelijkerwijs te beveiligen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het toegangsbeleid dat een vergunninghouder toepast voor bezoekers.

De eisen die voor beveiliging van categorie I-, II, en III-materialen door de vergunninghouder 15, onder a, Kew gelden, zijn vrijwel identiek aan de beveiligingseisen die gelden voor categorie 1-, 2, en 3-stoffen. Bij het opstellen van die regels is gebruik gemaakt van de aanbevelingen van het IAEA uit de publicatie ‘Security of Radioactive Sources’, IAEA Nuclear Security Series No. 1115, (hierna: IAEA aanbevelingen). De IAEA aanbevelingen bevatten adviezen met betrekking tot de beveiliging van radioactieve stoffen. De IAEA aanbeveling beschrijft de beveiligingsfuncties detectie, vertraging en respons voor de verschillende risicocategorieën. Hoe zwaarder de risicocategorie, des te zwaarder ook de maatregelen en geringer de kans dat een bron ongeautoriseerd wordt weggenomen. Bij het opzetten van de beveiliging kan gebruik worden gemaakt van de Handreiking Beveiliging van radioactieve stoffen, dat door het Ministerie van Economische Zaken is opgesteld. In de handreiking wordt aangegeven hoe zou kunnen worden voldaan aan de regels die gelden voor de beveiliging van radioactieve stoffen. De handreiking kan vergunninghouders echter ook houvast bieden bij het vormgeven van beveiligingsmaatregelen voor splijtstoffen. De handreiking is op 22 juli 2013 beschikbaar gemaakt op www.rijksoverheid.nl.

3. Samenloop van de beveiliging van radioactieve stoffen en splijtstoffen

De situatie kan zich voordoen dat het beveiligingsregime dat wordt voorgeschreven in de Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen overlapt met hoofdstuk 6 van de Uitvoeringsregeling stralingsbescherming EZ. Dit zal aan de orde zijn wanneer een vergunninghouder 15, onder b, Kew, of een vergunninghouder 15, onder a, Kew, naast splijtstoffen, tevens in het bezit is van radioactieve stoffen. In deze gevallen is het mogelijk de beveiliging van de radioactieve stoffen en splijtstoffen integraal te benaderen (bijvoorbeeld door middel van één beveiligings- en responsplan). In alle gevallen zal echter voor zowel splijtstoffen als radioactieve stoffen de minimaal voorgeschreven beveiliging moeten worden gerealiseerd. Dit betekent concreet dat een vergunninghouder onder b, die tevens in het bezit is van radioactieve stoffen, rekening heeft te houden met het zwaardere beveiligingsregime dat geldt voor het houden van splijtstoffen in een nucleaire inrichting.

4. Notificatie

De ontwerpregeling is genotificeerd bij de Europese Commissie [2014/406/NL] ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L204).

Notificatie als gevolg van artikel 33, derde volzin, van het Euratomverdrag is niet aan de orde. Er is geen sprake van bepalingen die zien op basisnormen, onderwijs, de opvoeding en beroepsopleiding als bedoeld in artikel 33 van het Euratomverdrag.

De eisen die worden gesteld zijn mede noodzakelijk als gevolg van Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties. Ingevolge artikel 14, eerste lid, van het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties, dient Nederland de depositaris op de hoogte te stellen van wetten en voorschriften die worden uitgevaardigd ter uitvoering van het Verdrag. Na bekendmaking van deze regeling zal de Minister van Economische Zaken hiervoor zorg dragen.

5. Gevolgen voor het bedrijfsleven

Door de wijziging van de Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen hoeft een vergunninghouder 15, onder a, Kew, zijn splijtstoffen niet (meer) te beveiligen volgens de strenge eisen van die regeling, maar volgens de minder strenge beveiligingseisen van hoofdstuk 6 van de Uitvoeringsregeling stralingsbescherming EZ. Volgens deze laatste regeling moeten ook de risicovolle radioactieve stoffen worden beveiligd die deze groep vergunninghouders bijna altijd, op grond van hun vergunning, voorhanden mag hebben.

Voor huidige vergunninghouders 15, onder a, Kew brengt de wijziging van de Regeling beveiliging nucleaire inrichtingen en splijtstoffen, in eerste instantie, geen daling van de inhoudelijke nalevingskosten en administratieve lasten met zich mee. Voor nieuwe vergunninghouders 15, onder a, Kew leidt de wijziging van deze regeling tot een daling van de inhoudelijke nalevingskosten en een administratieve lastenverlichting. Een kwantificering van de daling van kosten wordt niet gegeven, omdat het om bedrijfsgevoelige en beveiligingstechnisch gevoelige informatie gaat.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

De houder van een vergunning voor het vervoeren, het voorhanden hebben bij opslag in verband met het vervoer en het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van splijtstoffen of ertsen is uitgezonderd. Deze vergunninghouders dienen te voldoen aan paragraaf 3 van de regeling.

Naar boven