Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 november 2014, nr. 658512, houdende stimulering open en online hoger onderwijs 2014 – 2019 (Regeling open en online hoger onderwijs)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2, eerste lid, onder a, en artikel 4 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het onderwijs en het onderzoek op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mede namens de Minister van Economische Zaken;

b. instelling voor hoger onderwijs:
  • a. een bekostigde instelling: een instelling als bedoeld in artikel 1.2, onderdeel a, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en

  • b. een onbekostigde instelling: een instelling als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel aa van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, tenzij het tegendeel blijkt;

c. online onderwijs:

onderwijs dat volledig of voor een substantieel deel online plaatsvindt;

d. open onderwijs:

onderwijs dat gebruik maakt van onderwijsmateriaal dat beschikbaar is onder een open licentie en dat bovendien aan ten minste één van de volgende kenmerken voldoet: onderwijs dat open is in tijd, plaats of programma, of onderwijs dat gratis is of waaraan geen vooropleidingseisen worden gesteld;

e. tranche:

subsidieperiode van een jaar.

Artikel 2. Doelomschrijving

De Minister verstrekt subsidie met als doel om het gebruik van open en online onderwijs te stimuleren en inzicht te krijgen hoe open en online onderwijs een bijdrage kan leveren aan:

  • a. kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs;

  • b. toegankelijkheid van het hoger onderwijs;

  • c. doelmatigheid van het hoger onderwijs; of

  • d. verhoging van het studiesucces.

Artikel 3. Subsidieaanvraag

  • 1. De Minister kan subsidie verstrekken aan instellingen voor hoger onderwijs voor projecten die zich richten op één of meer doelstellingen genoemd in artikel 2.

  • 2. Subsidieaanvragen worden jaarlijks uiterlijk op 3 februari 12.00 uur van het jaar waarin de activiteiten starten bij de Minister ingediend. Aanvragen die na deze termijn worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

  • 3. De aanvraag omvat in ieder geval een activiteitenplan en een begroting. Het activiteitenplan bevat een beschrijving van het doel, de doelgroep, het beoogde resultaat, het plan van aanpak van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, een planning en een overzicht van de projectorganisatie. De begroting bevat een overzicht van de voor het betreffende projectjaar geraamde materiële en personele inkomsten en uitgaven voor zover die betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 4. De aanvraag kan in samenwerking met andere instellingen worden gedaan. Indien de aanvraag in samenwerking met andere instellingen wordt gedaan, treedt één van de instellingen namens alle betrokken instellingen als penvoerder op. Bij de aanvraag wordt een door alle betrokken instellingen getekende verklaring gevoegd, waaruit blijkt dat de instelling die namens alle betrokken instellingen optreedt, gemachtigd is in het kader van deze subsidieaanvraag alle betrokken instellingen in en buiten rechte te vertegenwoordigen. De subsidie wordt verstrekt aan de instelling die namens alle betrokken instellingen optreedt als subsidieaanvrager.

Artikel 4. Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is voor de vier tranches het volgende bedrag beschikbaar:

    • a. voor de eerste tranche een bedrag van maximaal € 800.000; en

    • b. voor de tweede tot en met de vierde tranche een bedrag van maximaal € 700.000.

  • 2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 100.000 per subsidieaanvrager. Het subsidiebedrag wordt door de ontvanger aangevuld met ten minste hetzelfde bedrag aan eigen middelen.

Artikel 5. Beoordeling

  • 1. De aanvraag heeft betrekking op open en online onderwijs.

  • 2. De aanvragen worden beoordeeld op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie.

  • 3. De beoordeling geschiedt op basis van de volgende elementen:

    • a. doelstelling en doelgroep,

    • b. beoogd resultaat,

    • c. plan van aanpak, en

    • d. planning, kosten en organisatie.

  • 4. De elementen zijn nader uitgewerkt in het format dat gebruikt wordt voor de beoordeling. De elementen worden gewogen en gescoord op een 10-puntschaal. In totaal kan een aanvraag maximaal 40 punten behalen. Op elk van de vier onderdelen moet minimaal een 6 gescoord worden om voor subsidie in aanmerking te komen.

  • 5. Het format is beschikbaar op www.surf.nl/stimuleringsregeling-open-online-onderwijs

Artikel 6. Voorwaarde

De subsidieontvangers werken mee aan door of namens de Minister uit te voeren flankerend of evaluatief onderzoek.

Artikel 7. Advisering en besluit

  • 1. De Minister wint ten behoeve van de subsidieverlening advies in van Stichting SURF. De Stichting SURF kan de Minister ook adviseren over het vaststellen van de subsidie en de intrekking of wijziging van de subsidie.

  • 2. Stichting SURF legt de aanvragen voor aan een commissie onder verantwoordelijkheid van de Wetenschappelijk Technische Raad van Stichting SURF. Deze commissie toetst de aanvragen aan deze regeling.

  • 3. Subsidieaanvragers ontvangen een conceptadvies van de Wetenschappelijk Technische Raad van Stichting SURF en worden in de gelegenheid gesteld om het conceptadvies op feitelijke onjuistheden en omissies te controleren voordat dit advies definitief wordt vastgesteld.

  • 4. Stichting SURF adviseert de Minister jaarlijks op uiterlijk 2 april van het jaar waarin de subsidieaanvraag is gedaan, over de subsidieverlening.

  • 5. De Minister beslist jaarlijks op uiterlijk 1 mei van het jaar waarin de subsidieaanvraag is gedaan over de subsidieverlening op basis van het advies van Stichting SURF.

  • 6. De Minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op de aanvragen.

Artikel 8. Bevoorschotting

De Minister verleent de subsidieontvanger per kwartaal een voorschot.

Artikel 9. Besteding en verantwoording door bekostigde instellingen

  • 1. De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor zij wordt verstrekt.

  • 2. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaglegging en de FSR-bijlage bij het jaarverslag, bedoeld in artikel 3, onderdeel g, van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Artikel 10. Besteding en verantwoording door onbekostigde instellingen

  • 1. De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor zij wordt verstrekt.

  • 2. Aan de hand van een prestatieverklaring wordt aangetoond dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. Artikel 19 van de Regeling OCW-subsidies is niet van toepassing. De verklaring wordt uiterlijk 1 juli van het volgende jaar ingediend bij de Minister.

Artikel 11. Subsidievaststelling bij bekostigde instellingen

  • 1. De aanvraag tot subsidievaststelling vindt plaats door het indienen van de jaarrekening. De jaarrekening wordt jaarlijks uiterlijk op 1 juli ingediend.

  • 2. De vaststelling geschiedt binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.

Artikel 12. Subsidievaststelling bij onbekostigde instellingen

  • 1. De aanvraag tot subsidievaststelling vindt plaats binnen 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

  • 2. De beschikking tot vaststelling geschiedt binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.

Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 september 2019 met dien verstande dat deze van toepassing blijft voor zover het betreft besluiten die vóór de vervaldatum zijn genomen.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling open en online hoger onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

TOELICHTING

1. Algemene toelichting

In haar brief van 8 januari 2014 aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2013/14, 31 288 nr. 362) heeft de regering haar visie over en plan van aanpak voor open en online hoger onderwijs neergelegd. De ontwikkeling naar meer open en online hoger onderwijs is een grote kans voor hogeronderwijsinstellingen om het hoger onderwijs op diverse vlakken te versterken: kwaliteit, toegankelijkheid, de studentervaring, de mogelijkheden voor de instellingen om hun onderwijs meer te flexibiliseren en zich te profileren.

Om de instellingen te ondersteunen en stimuleren bij de ontwikkeling van open en online onderwijs, wordt in de genoemde brief een bedrag van 1 miljoen euro per jaar voor de komende jaren beschikbaar gesteld. Hogescholen en universiteiten kunnen hiermee projecten uitvoeren en actief experimenteren met vormen van open en online onderwijs om ervaring op te doen met open en online onderwijs in de Nederlandse context en te leren van de resultaten ervan.

De financiële ondersteuning is gericht op het stimuleren van:

  • 1. de internationale reputatie van het Nederlandse hoger onderwijs op een aantal profilerende terreinen bijvoorbeeld via de ontwikkeling van massive open online courses (MOOCs);

  • 2. de samenwerking tussen Nederlandse hoger onderwijsinstellingen gericht op verbetering van het onderwijs met behulp van de inzet van open en online onderwijs over de volle breedte;

  • 3. evaluatie van de ervaring met open en online onderwijs in de Nederlandse context (met als voorwaarde dat de resultaten voor alle Nederlandse instellingen vrij beschikbaar komen).

Met de doelomschrijving in artikel 2 van de subsidieregeling wordt hieraan uitvoering gegeven. Projectvoorstellen die bijdragen aan een van de doelen die in artikel 2 zijn opgenomen zullen zich in het algemeen richten op het onder de punten 1. en 2. vermelde. De betreffende instellingen wordt gevraagd hun projecten te evalueren en deze ervaringen te delen. Ook zal er een flankerend onderzoek plaatsvinden, waaraan de betreffende instellingen dienen mee te werken en de resultaten van hun projecten beschikbaar te stellen. Dit draagt bij aan het onder punt 3 vermelde.

De Wetenschappelijk Technische Raad (WTR) van de stichting SURF zal adviseren over honorering van de ingediende projectvoorstellen. De WTR bestaat uit erkende onafhankelijke autoriteiten, die op persoonlijke titel worden benoemd. Adviezen worden voorbereid door een commissie van de WTR die in overleg met de opdrachtgever wordt samengesteld. De adviezen worden door de WTR als geheel uitgebracht. Daarmee wordt een gebalanceerd resultaat gegarandeerd.

De stichting SURF zal de projectindieners waarvan de projectvoorstellen worden gehonoreerd begeleiden bij de uitvoering van hun project. Daarnaast zal SURF meewerken aan het evalueren en overdraagbaar maken van de projectresultaten en activiteiten uitvoeren om de kennis en expertise op het terrein van open en online hoger onderwijs te bundelen en breed beschikbaar te stellen.

De Regeling OCW-subsidies is van toepassing op deze subsidieregeling. De meldingsplicht van artikel 9 van deze regeling verdient speciale aandacht. Dit artikel luidt als volgt:

  • 1. De subsidieontvanger doet onverwijld een melding bij de minister van feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de subsidieverstrekking. Bij de melding worden de stukken overgelegd die betrekking hebben op de gemelde feiten en omstandigheden en wordt de oorzaak van de gemelde feiten en omstandigheden toegelicht.

  • 2. Aan het eerste lid wordt in ieder geval toepassing gegeven indien het voor de subsidieontvanger aannemelijk is of had moeten zijn dat:

    • a. de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zijn verricht of zullen worden verricht, of

    • b. niet, niet tijdig of niet geheel aan de subsidieverplichtingen wordt voldaan of zal worden voldaan.

De administratieve lasten voor de instellingen waarvan de aanvragen worden toegewezen zijn beperkt, omdat de subsidie van beperkte omvang en looptijd is. De instellingen wordt gevraagd aan de gebruikelijke verantwoording van de besteding van middelen te voldoen.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Om met een projectvoorstel voor subsidie in aanmerking te komen, moet het project open en online onderwijs betreffen. Onderwijs kan op vele manieren open zijn. In het project moet in elk geval gebruik worden gemaakt van een open licentie. Dat wil zeggen, een van de hiervoor beschikbare creative common licenties. Hiermee behoud je al je rechten, maar geef je aan anderen toestemming om je werk te verspreiden, met anderen te delen of bij sommige licenties ook om het werk te bewerken. Daarnaast moet het onderwijs in het project voldoen aan ten minste één van de volgende kenmerken:

  • Open in tijd, dat wil zeggen dat de student het onderwijs op een eigen gekozen moment kan volgen;

  • Open in plaats, dat wil zeggen dat de student het onderwijs op eigen gekozen locatie kan volgen, er is geen verplichting ergens fysiek aanwezig te zijn;

  • Open in programma, dat wil zeggen dat de student losse onderwijseenheden kan volgen, de student hoeft niet één vast programma of curriculum te doorlopen.

  • Open in toegang, dat wil zeggen dat er geen vooropleidingseisen worden gesteld;

  • Gratis beschikbaar voor iedereen met internettoegang, en als het onderwijs in het project deel uitmaakt van het bestaande, reguliere onderwijs wordt er geen extra collegegeld gevraagd aan de student voor dit extra ontwikkelde onderwijs.

Artikel 3 Subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend door instellingen voor hoger onderwijs. Deze aanvragen kunnen zowel individueel als gezamenlijk worden ingediend. Indien de aanvraag in samenwerking met andere instellingen wordt gedaan, treedt één van de instellingen namens alle betrokken instellingen als penvoerder op. Bij de aanvraag wordt een door alle betrokken instellingen getekende verklaring gevoegd, waaruit blijkt dat de instelling die namens alle betrokken instellingen optreedt, gemachtigd is in het kader van deze subsidieaanvraag alle betrokken instellingen in en buiten rechte te vertegenwoordigen. De subsidie wordt verstrekt aan de instelling die namens alle betrokken instellingen optreedt als subsidieaanvrager. De aanvragen kunnen schriftelijk worden ingediend.

Artikel 4 Subsidieplafond

Subsidieaanvragers dragen ten minste 50 procent van de projectbegroting zelf bij. Het staat projectindieners vrij zelf een hogere bijdrage in te brengen.

Artikel 5 Beoordeling

Projectaanvragers wordt gevraagd in hun projectvoorstel informatie op te nemen die een goede beoordeling van het projectvoorstel mogelijk maakt. In artikel 5 is deze informatie puntsgewijs opgenomen en de onderlinge weging weergegeven. Op de website van SURF wordt – gelijktijdig aan de publicatie van deze regeling – het format beschikbaar gesteld waarin de vier elementen nader zijn uitgewerkt. Subsidieaanvragers zullen door de stichting SURF zowel schriftelijk als mondeling ingelicht worden over en begeleid worden bij de indiening van hun projectvoorstel.

Artikel 6 Voorwaarde

Het nationaal regieorgaan onderwijsonderzoek coördineert een flankerend en evaluatief onderzoek naar open en online hoger onderwijs. De resultaten uit de projecten die voortvloeien uit deze regeling moeten beschikbaar worden gesteld voor dit onderzoek.

Artikel 7 Advisering en besluit

De minister neemt gelijktijdig een besluit over alle ingediende subsidieaanvragen, na daarover een advies te hebben ontvangen van een commissie van de Wetenschappelijk Technische Raad van de Stichting SURF.

Artikel 9 Besteding en verantwoording door bekostigde instellingen

De betreffende instelling is verantwoordelijk voor de rechtmatige besteding van en verantwoording over de projectsubsidie. SURF kan als begeleidende partij de minister adviseren over het vaststellen van het subsidiebedrag en de intrekking of wijziging van het subsidiebedrag in het geval van beperkte voortgang en/of afronding van het project.

De verantwoording wordt gezonden aan het ministerie van OCW, onder vermelding van ‘Verantwoording’, ter attentie van DUO afdeling ODB, Postbus 606, 2700 ML te Zoetermeer.

Artikel 11 Subsidievaststelling bij bekostigde instellingen

Met betrekking tot bekostigde instellingen geldt dat de aanvraag tot subsidievaststelling plaatsvindt door indiening van de jaarrekening. De jaarrekening moet jaarlijks uiterlijk 1 juli worden ingediend.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven