De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikel 6.13, tweede lid, derde volzin, van de Mediawet 2008;
Besluit:
TOELICHTING
Algemeen
Artikel 6.13, tweede lid, derde volzin, van de Mediawet 2008 bepaalt dat bij ministeriële
regeling diensten kunnen worden aangewezen waarvan het signaal als integraal onderdeel
van de programmakanalen moet worden doorgegeven en dat nadere regels kunnen worden
gesteld voor de doorgifte van deze diensten. Deze bepaling is in de Mediawet 2008
opgenomen als gevolg van een amendement van de leden van de Tweede Kamer Van Dam en
Huizing.1 Het amendement werd door de Tweede Kamer aangenomen tijdens de behandeling van het
voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 ten aanzien van omroepdistributie.2 Tevens heeft de Tweede Kamer tijdens de behandeling van voornoemd wetsvoorstel een
door deze leden ingediende motie aangenomen.3 Deze motie verzoekt de regering de onderhandelingen tussen de betrokken pakketaanbieders
en omroepen te stimuleren en in ieder geval diensten ten behoeve van personen met
een beperking per ministeriele regeling van doorgifte te verzekeren. Per brief van
7 april 2014 heb ik de Tweede Kamer uitgebreid geïnformeerd over de mogelijkheden
om aan artikel 6.13, tweede lid, derde volzin, van de Mediawet 2008 en de motie gevolg
te geven.4
Artikel 31 van de Universeledienstrichtlijn biedt lidstaten de mogelijkheid om, als
aan een aantal voorwaarden is voldaan, ten aanzien van nader bepaalde radio- en televisieprogrammakanalen
en extra faciliteiten aan pakketaanbieders doorgifteverplichtingen op te leggen. Dat
artikel noemt in dit verband toegankelijkheidsdiensten om een passende toegang voor
personen met een handicap mogelijk te maken. De extra faciliteiten zijn bij richtlijn
2009/136 aan de tekst van artikel 31 van de Universeledienstrichtlijn toegevoegd.
Blijkens één van de overwegingen bij die wijzigingsrichtlijn is bij de ‘extra faciliteiten’
met name meer gedacht aan ondertiteling en gesproken ondertiteling. De aanwijzing
van radio- en televisieprogrammakanalen die verplicht moeten worden doorgegeven, is
geregeld in artikel 6.13, derde en vierde lid, van de Mediawet 2008. Voor de aanwijzing
van additionele diensten biedt het eerder genoemde artikel 6.13, tweede lid, derde
volzin, van de Mediawet 2008 de mogelijkheid.
De verplichting om de aangewezen diensten door te geven richt zich tot de pakketaanbieders.
Als een aangewezen dienst in het kader van een televisieprogrammakanaal door een omroep
aan een pakketaanbieder wordt aangeboden, dient de pakketaanbieder deze dienst zodanig
door te geven dat deze voor zijn abonnees (de kijkers) toegankelijk wordt gemaakt.
Dit geldt wat deze diensten voor personen met een beperking betreft zowel voor diensten
van publieke als van commerciële omroepen. In deze regeling worden twee diensten voor
personen met een beperking aangewezen: ondertiteling en gesproken ondertiteling. Het is mogelijk dat er in de toekomst nog meer diensten worden aangewezen.
De verplichting richt zich op het zo breed mogelijk toegankelijk maken van de aangewezen
diensten door de pakketaanbieder. Dat betekent dat de dienst dient te werken binnen
de volledige televisieomgeving van de pakketaanbieder. Het maakt niet uit of de kijker
via een set-top-box of insteekmodule van de pakketaanbieder televisie kijkt of daarvoor
gebruik maakt van de applicatie van zijn pakketaanbieder via pc, tablet, smartphone
of game console. Deze regeling is in die zin techniekneutraal.
Techniek
Voor wat betreft de techniek worden de volgende uitgangspunten gehanteerd. De pakketaanbieder
dient de desbetreffende dienst toegankelijk te maken. Hoe dat technisch wordt vormgegeven, is aan de omroep en de
pakketaanbieder. De omstandigheid dat de pakketaanbieder een aangewezen dienst krijgt
aangeboden door de omroep welke gebruik maakt van een techniek die hij niet ondersteunt,
ontslaat hem in beginsel niet van de verplichting om de dienst breed toegankelijk
te maken. De pakketaanbieder zal in overleg met de omroep moeten zoeken naar een technische
oplossing. Indien er sprake is van een tijdelijke of blijvende onmogelijkheid, dan
zal er een ontheffing bij het Commissariaat voor de Media moeten worden aangevraagd
op grond van artikel 6.14d van de Mediawet 2008. Voor de beoordeling van deze onmogelijkheden
spelen de kosten en het bereik een grote rol. Het is namelijk wenselijk dat de dienst
bij een zo groot mogelijke groep kijkers van de pakketaanbieder werkt. Het is daarom
ook aan de omroep om tijdig met de pakketaanbieder te zoeken naar werkbare oplossingen,
waarbij duidelijk is dat een techniek niet door de omroep aan de pakketaanbieder kan
worden opgelegd. Voor de volledigheid merk ik op dat de inhoud van de dienst ongewijzigd
dient te worden weergegeven.
Ondertiteling
De ondertiteling via teletekst is al vele jaren een groot goed in Nederland. Met deze
voorziening worden doven en slechthorenden in staat gesteld Nederlandstalige programma’s
goed te kunnen volgen. Teletekst is van oorsprong bij analoge doorgifte verpakt in
een aantal beeldlijnen. Daardoor wordt teletekst en dus ook de ondertiteling automatisch
meegezonden. Omdat inmiddels 85% van de Nederlanders digitaal kijkt en de technieken
veranderd zijn, is de werking van teletekst niet overal gegarandeerd. Ook zijn er
andere (en/of betere) doorgiftemethoden ontwikkeld om ondertiteling weer te geven.
Daarom wordt deze dienst aangewezen als een te verspreiden dienst. Dit biedt een pakketaanbieder
de ruimte om binnen zijn gebruikte platforms en technieken de ondertitelingsdienst
zo breed mogelijk beschikbaar te maken. Een voorbeeld hiervan is DVB-subtitling. De
kijker, of dit nu via een set-top-box of een applicatie op de smartphone gaat, dient
toegang te hebben tot ondertiteling. Ik acht deze verplichting proportioneel en evenredig
Gesproken ondertiteling
Door de publieke omroep wordt er een extra audiospoor beschikbaar gesteld waarin gesproken
ondertiteling wordt meegezonden. Dit extra audiospoor is relatief eenvoudig naast
het stereo en dolby digital audiospoor te plaatsen. De doorgifte van gesproken ondertiteling
is belangrijk voor mensen die minder dan 4% zicht hebben (600.500 personen) en mensen
met ernstige dyslectie (800.000 personen). Ook deze dienst dient via de andere doorgiftemethoden
van de pakketaanbieder zoals een applicatie op tablet en smartphone beschikbaar te
worden gemaakt.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel II
De wijzigingsregeling treedt met ingang van 1 oktober 2014 in werking voor zover de
aangewezen diensten door een pakketaanbieder voor zijn abonnees toegankelijk worden
gemaakt via een set-top-box verbonden met een televisietoestel, een insteekmodule
voor een televisietoestel of rechtstreekse ontvangst op een televisietoestel. De wijzigingsregeling
treedt met ingang van 1 april 2015 in werking voor zover de aangewezen diensten door
een pakketaanbieder voor zijn abonnees op een andere wijze toegankelijk worden gemaakt
(bijvoorbeeld via een pc, tablet, smartphone of game console). Dit laatste hangt samen
met de complexiteit van de technische maatregelen die door de pakketaanbieders moeten
worden getroffen om die verspreiding mogelijk te maken.
Er ligt een geruime tijd tussen het tijdstip van publicatie van deze regeling en het
tijdstip van inwerkingtreding daarvan. Dit biedt de pakketaanbieders voldoende tijd
om de wettelijke verplichting, opgenomen in artikel 18a van de Mediaregeling 2008,
daadwerkelijk tezamen met de omroepen te kunnen uitvoeren.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker