Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 april 2014, nr. WJZ-611827 (10427), houdende wijziging van de Mediaregeling 2008 in verband met de aanwijzing van enkele diensten als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, derde volzin, van de Mediawet 2008

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikel 6.13, tweede lid, derde volzin, van de Mediawet 2008;

Besluit:

ARTIKEL I

In de Mediaregeling 2008 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Het opschrift van hoofdstuk 4 komt te luiden:

HOOFDSTUK 4. OVERHEID; OMROEPDISTRIBUTIE.

B

Onder vernummering van artikel 18a tot artikel 18b wordt na artikel 18 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18a. Aanwijzing van te verspreiden diensten

  • 1. Als diensten als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, derde volzin, van de wet worden aangewezen:

    • a. ondertiteling van televisieprogramma’s voor personen met een auditieve beperking; en

    • b. gesproken ondertiteling bij televisieprogramma’s voor personen met een visuele beperking.

  • 2. Als in het kader van het programma-aanbod van een televisieprogrammakanaal signalen ten behoeve van de diensten, bedoeld in het eerste lid, worden aangeboden, geeft een pakketaanbieder als bedoeld in artikel 6.9a die signalen zodanig door dat deze diensten toegankelijk zijn voor de abonnees, bedoeld in artikel 6.9a.

  • 3. Het toegankelijk maken van de diensten, bedoeld in het tweede lid, vindt plaats door middel van:

    • a. een set-top-box, een insteekmodule of rechtstreekse ontvangst op een televisietoestel, of

    • b. een applicatie op een andere technische voorziening waaronder een computer of een mobiele telefoon.

  • 4. In dit artikel wordt verstaan onder een set-top-box of insteekmodule een ontvanger voor gecodeerde digitale televisie die toegang geeft tot lineaire en non-lineaire televisie.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking:

  • a. met ingang van 1 oktober 2014 voor zover de diensten, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Mediaregeling 2008 door een pakketaanbieder als bedoeld in artikel 6.9a van de Mediawet 2008 toegankelijk worden gemaakt door middel van een technische voorziening als bedoeld in artikel 18a, derde lid, onderdeel a, van de genoemde regeling; en

  • b. met ingang van 1 april 2015 voor zover de diensten, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Mediaregeling 2008 door een pakketaanbieder als bedoeld in artikel 6.9a van de Mediawet 2008 toegankelijk worden gemaakt door middel van een technische voorziening als bedoeld in artikel 18a, derde lid, onderdeel b, van de genoemde regeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

Algemeen

Artikel 6.13, tweede lid, derde volzin, van de Mediawet 2008 bepaalt dat bij ministeriële regeling diensten kunnen worden aangewezen waarvan het signaal als integraal onderdeel van de programmakanalen moet worden doorgegeven en dat nadere regels kunnen worden gesteld voor de doorgifte van deze diensten. Deze bepaling is in de Mediawet 2008 opgenomen als gevolg van een amendement van de leden van de Tweede Kamer Van Dam en Huizing.1 Het amendement werd door de Tweede Kamer aangenomen tijdens de behandeling van het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 ten aanzien van omroepdistributie.2 Tevens heeft de Tweede Kamer tijdens de behandeling van voornoemd wetsvoorstel een door deze leden ingediende motie aangenomen.3 Deze motie verzoekt de regering de onderhandelingen tussen de betrokken pakketaanbieders en omroepen te stimuleren en in ieder geval diensten ten behoeve van personen met een beperking per ministeriele regeling van doorgifte te verzekeren. Per brief van 7 april 2014 heb ik de Tweede Kamer uitgebreid geïnformeerd over de mogelijkheden om aan artikel 6.13, tweede lid, derde volzin, van de Mediawet 2008 en de motie gevolg te geven.4

Artikel 31 van de Universeledienstrichtlijn biedt lidstaten de mogelijkheid om, als aan een aantal voorwaarden is voldaan, ten aanzien van nader bepaalde radio- en televisieprogrammakanalen en extra faciliteiten aan pakketaanbieders doorgifteverplichtingen op te leggen. Dat artikel noemt in dit verband toegankelijkheidsdiensten om een passende toegang voor personen met een handicap mogelijk te maken. De extra faciliteiten zijn bij richtlijn 2009/136 aan de tekst van artikel 31 van de Universeledienstrichtlijn toegevoegd. Blijkens één van de overwegingen bij die wijzigingsrichtlijn is bij de ‘extra faciliteiten’ met name meer gedacht aan ondertiteling en gesproken ondertiteling. De aanwijzing van radio- en televisieprogrammakanalen die verplicht moeten worden doorgegeven, is geregeld in artikel 6.13, derde en vierde lid, van de Mediawet 2008. Voor de aanwijzing van additionele diensten biedt het eerder genoemde artikel 6.13, tweede lid, derde volzin, van de Mediawet 2008 de mogelijkheid.

De verplichting om de aangewezen diensten door te geven richt zich tot de pakketaanbieders. Als een aangewezen dienst in het kader van een televisieprogrammakanaal door een omroep aan een pakketaanbieder wordt aangeboden, dient de pakketaanbieder deze dienst zodanig door te geven dat deze voor zijn abonnees (de kijkers) toegankelijk wordt gemaakt. Dit geldt wat deze diensten voor personen met een beperking betreft zowel voor diensten van publieke als van commerciële omroepen. In deze regeling worden twee diensten voor personen met een beperking aangewezen: ondertiteling en gesproken ondertiteling. Het is mogelijk dat er in de toekomst nog meer diensten worden aangewezen.

De verplichting richt zich op het zo breed mogelijk toegankelijk maken van de aangewezen diensten door de pakketaanbieder. Dat betekent dat de dienst dient te werken binnen de volledige televisieomgeving van de pakketaanbieder. Het maakt niet uit of de kijker via een set-top-box of insteekmodule van de pakketaanbieder televisie kijkt of daarvoor gebruik maakt van de applicatie van zijn pakketaanbieder via pc, tablet, smartphone of game console. Deze regeling is in die zin techniekneutraal.

Techniek

Voor wat betreft de techniek worden de volgende uitgangspunten gehanteerd. De pakketaanbieder dient de desbetreffende dienst toegankelijk te maken. Hoe dat technisch wordt vormgegeven, is aan de omroep en de pakketaanbieder. De omstandigheid dat de pakketaanbieder een aangewezen dienst krijgt aangeboden door de omroep welke gebruik maakt van een techniek die hij niet ondersteunt, ontslaat hem in beginsel niet van de verplichting om de dienst breed toegankelijk te maken. De pakketaanbieder zal in overleg met de omroep moeten zoeken naar een technische oplossing. Indien er sprake is van een tijdelijke of blijvende onmogelijkheid, dan zal er een ontheffing bij het Commissariaat voor de Media moeten worden aangevraagd op grond van artikel 6.14d van de Mediawet 2008. Voor de beoordeling van deze onmogelijkheden spelen de kosten en het bereik een grote rol. Het is namelijk wenselijk dat de dienst bij een zo groot mogelijke groep kijkers van de pakketaanbieder werkt. Het is daarom ook aan de omroep om tijdig met de pakketaanbieder te zoeken naar werkbare oplossingen, waarbij duidelijk is dat een techniek niet door de omroep aan de pakketaanbieder kan worden opgelegd. Voor de volledigheid merk ik op dat de inhoud van de dienst ongewijzigd dient te worden weergegeven.

Ondertiteling

De ondertiteling via teletekst is al vele jaren een groot goed in Nederland. Met deze voorziening worden doven en slechthorenden in staat gesteld Nederlandstalige programma’s goed te kunnen volgen. Teletekst is van oorsprong bij analoge doorgifte verpakt in een aantal beeldlijnen. Daardoor wordt teletekst en dus ook de ondertiteling automatisch meegezonden. Omdat inmiddels 85% van de Nederlanders digitaal kijkt en de technieken veranderd zijn, is de werking van teletekst niet overal gegarandeerd. Ook zijn er andere (en/of betere) doorgiftemethoden ontwikkeld om ondertiteling weer te geven. Daarom wordt deze dienst aangewezen als een te verspreiden dienst. Dit biedt een pakketaanbieder de ruimte om binnen zijn gebruikte platforms en technieken de ondertitelingsdienst zo breed mogelijk beschikbaar te maken. Een voorbeeld hiervan is DVB-subtitling. De kijker, of dit nu via een set-top-box of een applicatie op de smartphone gaat, dient toegang te hebben tot ondertiteling. Ik acht deze verplichting proportioneel en evenredig

Gesproken ondertiteling

Door de publieke omroep wordt er een extra audiospoor beschikbaar gesteld waarin gesproken ondertiteling wordt meegezonden. Dit extra audiospoor is relatief eenvoudig naast het stereo en dolby digital audiospoor te plaatsen. De doorgifte van gesproken ondertiteling is belangrijk voor mensen die minder dan 4% zicht hebben (600.500 personen) en mensen met ernstige dyslectie (800.000 personen). Ook deze dienst dient via de andere doorgiftemethoden van de pakketaanbieder zoals een applicatie op tablet en smartphone beschikbaar te worden gemaakt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel II

De wijzigingsregeling treedt met ingang van 1 oktober 2014 in werking voor zover de aangewezen diensten door een pakketaanbieder voor zijn abonnees toegankelijk worden gemaakt via een set-top-box verbonden met een televisietoestel, een insteekmodule voor een televisietoestel of rechtstreekse ontvangst op een televisietoestel. De wijzigingsregeling treedt met ingang van 1 april 2015 in werking voor zover de aangewezen diensten door een pakketaanbieder voor zijn abonnees op een andere wijze toegankelijk worden gemaakt (bijvoorbeeld via een pc, tablet, smartphone of game console). Dit laatste hangt samen met de complexiteit van de technische maatregelen die door de pakketaanbieders moeten worden getroffen om die verspreiding mogelijk te maken.

Er ligt een geruime tijd tussen het tijdstip van publicatie van deze regeling en het tijdstip van inwerkingtreding daarvan. Dit biedt de pakketaanbieders voldoende tijd om de wettelijke verplichting, opgenomen in artikel 18a van de Mediaregeling 2008, daadwerkelijk tezamen met de omroepen te kunnen uitvoeren.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstukken II 2012-2013, 33 426, nr. 40.

X Noot
2

Het desbetreffende wetsvoorstel is inmiddels tot wet verheven en in het Staatsblad geplaatst. Het betreft de wet van 6 november 2013 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radioprogrammakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen (Stb. 451). De wet is met ingang van 1 januari 2014 (Stb. 2013, 461) in werking getreden.

X Noot
3

Kamerstukken II 2012-2013, 33 426, nr. 36.

X Noot
4

Kamerstukken II 2013-2014, 33 426, nr. 44.

Naar boven