Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 december 2013, 2013-0000168911, tot wijziging van de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het afschaffen van de gelijkstelling van buiten Nederland gevestigde kindercentra of voorzieningen voor gastouderopvang met geregistreerde kindercentra of voorzieningen voor gastouderopvang en enige andere wijzigingen en tot wijziging van de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 in verband met een technische wijziging

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 1.56, zesde lid, onderdeel b, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, artikel 4, vijfde lid, en 10a, derde lid, van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, artikel 2, eerste lid, van het Besluit verstrekking systematische toezichtinformatie en artikel 15 van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel a, komt te luiden:

a. Besluit registers: het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

B

In het opschrift van paragraaf 3 wordt na ‘kinderopvang’ ingevoegd: , buitenlandse kinderopvang.

C

In de artikelen 9b en 9c wordt ‘het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk’ vervangen door: het Besluit registers.

D

In artikel 11a wordt ‘uitlooptermijn’ telkens vervangen door ‘termijn’ en wordt ‘artikel 1.5, derde lid,’ vervangen door: 1.47b, vierde lid,.

E

Artikel 13 vervalt.

F

De artikelen 15 tot en met 15k komen te luiden:

Artikel 15. Kinderopvang in België

  • 1. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Vlaanderen en Brussel wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘kinderdagverblijf’ of ‘minicrèche’;

    • b. ‘initiatieven voor buitenschoolse opvang’;

    • c. gastouderopvang door ‘onthaalouders’.

  • 2. ‘Zelfstandige onthaalouder’ is uitgezonderd van de in het eerste lid genoemde voorzieningen.

  • 3. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldige erkenning of attest van toezicht, afgegeven door Kind en Gezin.

  • 4. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Wallonië en Brussel wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘crèche’, ‘prégardiennat’ en ‘Maison communale d’Accueil de l’Enfance’;

    • b. gastouderopvang door ‘Service d’Accueillant(e)s d’Enfants conventionné(e)’;

  • 5. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het vierde lid geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldige ‘attestation de qualité’, afgegeven door ‘l’Office de la Naissance et de l’Enfance’.

Artikel 15a. Kinderopvang in Duitsland

  • 1. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Duitsland wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘Kindergärten’, ‘Kindergrippe’ of in ‘Kindertagesstätte’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘Hort’;

    • c. gastouderopvang door ‘Tagespflegeperson’.

  • 2. ‘Offene Ganztagsschule’ is uitgezonderd van de in het eerste lid genoemde voorzieningen.

  • 3. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldige ‘Betriebserlaubnis’, afgegeven door een ‘Jugendamt’ of een andere overheidsorganisatie.

  • 4. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldige ‘Erlaubnis zur Kindertagespflege’, afgegeven door een ‘Jugendamt’ of een andere overheidsorganisatie.

Artikel 15b. Kinderopvang in Frankrijk

  • 1. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Frankrijk wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘crèche’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘centre de loisir’ of ‘atelier bleu’;

    • c. gastouderopvang door ‘assistente maternelle’.

  • 2. ‘Crèche parentale’, ‘école maternelle’ of een andere vorm van voorschool, ‘halte-garderie’ en ‘Arc en Ciel’ zijn uitgezonderd van de in het eerste lid genoemde voorzieningen.

  • 3. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers:

    • a. voor een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, een geldig bewijs van registratie bij ‘Protection Maternelle et Infantile’ en voor zover het een publieke ‘crèche’ betreft tevens een geldig bewijs van registratie van de gemeente waar de voorziening, bedoeld in artikel 1.48, eerste lid, van de wet, is gevestigd;

    • b. voor een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, voor zover het een voorziening betreft voor kinderen jonger dan zes jaar, een geldig bewijs van registratie bij ‘Protection Maternelle et Infantile’ en voor zover het een voorziening voor kinderen van zes jaar en ouder betreft, een geldig bewijs van registratie bij ‘Direction Départementale de Jeunesse, Sport et Cohésion Sociale’ of een geldig bewijs van registratie bij de gemeente waar de voorziening, bedoeld in artikel 1.48, eerste lid, van de wet is gevestigd;

    • c. voor een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, een geldig bewijs van registratie bij ‘Protection Maternelle et Infantile’, vastgelegd door middel van ‘ágrement’.

Artikel 15c. Kinderopvang in Hongarije

  • 1. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Hongarije wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘bölcsöde’ of ‘óvada’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘iskolai napközi’;

    • c. gastouderopvang door ‘családi napközi’.

  • 2. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of c, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldig bewijs van registratie bij ‘Emberi Eröforrások Minisztériuma’, via een geldige exploitatievergunning, genoemd ‘Müködési engedély’.

Artikel 15d. Kinderopvang in Ierland

  • 1. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste lid, van de wet in Ierland wordt in ieder geval verstaan dagopvang door ‘day care center’.

  • 2. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldig ‘certificate of registration’, afgegeven door ‘Health Services Executive’.

Artikel 15e. Kinderopvang in Italië

  • 1. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste lid, van de wet in Italië wordt in ieder geval verstaan dagopvang door ‘asilo nido’.

  • 2. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, of op buitenschoolse opvang, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldig bewijs van registratie van de gemeente of regio waar de voorziening, bedoeld in artikel 1.48, eerste lid, van de wet is gevestigd.

Artikel 15f. Kinderopvang in Noorwegen

  • 1. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Noorwegen wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘barnehage’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘Skolefritidsordning’;

    • c. gastouderopvang door ‘familiebarnehage’.

  • 2. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldig bewijs van registratie van de gemeente waar de voorziening, bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet is gevestigd.

Artikel 15g. Kinderopvang in Polen

  • 1. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Polen wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘zloblek’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘przedszkole’ of ‘swietlica’;

    • c. gastouderopvang door ‘dzienny opiekun’.

  • 2. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers:

    • a. voor het gebruik van de voorzieningen in het eerste lid, onderdelen a en c, een geldig bewijs van registratie van de gemeente waar de voorziening, bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet, is gevestigd;

    • b. voor het gebruik van voorzieningen in het eerste lid, onderdeel b, een geldig bewijs van registratie van de gemeente waar de voorziening, bedoeld in artikel 1.48, eerste lid, van de wet is gevestigd en voor zover het een private ‘przedszkole’ betreft tevens een geldig bewijsstuk, genoemd ‘ewidencja niepublicznych innych form’.

Artikel 15h. Kinderopvang in Portugal

  • 1. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Portugal wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘crèche’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘jardim de infância’ of ‘Activade de Tempo Livre’;

    • c. gastouderopvang door ‘ama’ of ‘crèche familiaire’.

  • 2. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of c, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldig bewijs van registratie van ‘Instituto da Segurança Social’, de sociale dienst van ‘Ministro da Solidariedade, Emprego e Segurança Social’.

  • 3. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, voor zover het betreft ‘jardim de infância’, een geldig bewijs van registratie bij ‘Direcção de Educação’ van ‘Ministro da Educação e Ciência’ en voor zover het ‘Activade de Tempo Livre’ betreft, een geldig bewijs van registratie van ‘Instituto da Segurança Social’, de sociale dienst van ‘Ministro da Solidariedade, Emprego e Segurança Social’.

Artikel 15i. Kinderopvang in Slovenië

  • 1. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Slovenië wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘vrtec’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘jutranje varstvo’, ‘popoldansko varstvo’ of ‘podaljšano bivanje’;

    • c. gastouderopvang door ‘vzgojitelj’ of ‘vzgojiteljica’.

  • 2. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldig bewijs van registratie van ‘Ministrstvo za Izobraževanje, Znanost in Šport’.

Artikel 15j. Kinderopvang in Spanje

  • 1. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Spanje wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘escuela de educación infantil’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘centro de educación infantil y primaria’.

  • 2. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldig bewijs van registratie van de regio waar de voorziening, bedoeld in artikel 1.48, eerste lid, van de wet is gevestigd.

Artikel 15k. Kinderopvang in Tsjechië

  • 1. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste lid, van de wet in Tsjechië wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘jesle’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘skolni družina’.

  • 2. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, voor zover het een ‘mateřska škola’ betreft, een geldig bewijs van registratie van ‘ministerstvo Školství, Mládeže a Tĕlovýchovy’.

G

Na artikel 15k wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15l. Kinderopvang in het Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van Wales

  • 1. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet in Engeland wordt in ieder geval verstaan:

    • a. dagopvang door ‘day care center’ of ‘nursery’;

    • b. buitenschoolse opvang door ‘Out of School Hours Care’;

    • c. gastouderopvang door ‘childminder’.

  • 2. ‘Nursery school’ is uitgezonderd van de in het eerste lid genoemde voorzieningen.

  • 3. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het eerste lid, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldig bewijs van registratie bij ‘Ofsted’.

  • 4. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste lid, van de wet in Noord-Ierland wordt in ieder geval verstaan dagopvang door ‘day care center’.

  • 5. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het vierde lid, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldig ‘certificate of registration’.

  • 6. Onder een voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste lid, van de wet in Schotland wordt in ieder geval verstaan dagopvang door ‘day care center’.

  • 7. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 1.48, derde lid, van de wet, betrekking heeft op een voorziening als bedoeld in het zesde lid, geldt als een bewijsstuk als bedoeld in artikel 10a, onderdeel h, van het Besluit registers, een geldig ‘certificate of registration’, afgegeven door ‘Scottish Commission for the Regulation of Care’.

H

De artikelen 16 tot en met 16d vervallen.

I

Na artikel 17b wordt een artikel ingevoegd:

Artikel 17c

Indien een ouder op 31 december 2013 gebruik maakte van een buiten Nederland gevestigd kindercentrum of gevestigde gastouder als bedoeld in de artikelen 16a tot en met 16d, zoals deze luidden op 31 december 2013, wordt dit kindercentrum of deze gastouder voor het gebruik door deze ouder tot 1 januari 2015 aangemerkt als een in het register buitenlandse kinderopvang ingeschreven voorziening als bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de wet.

J

Bijlage 1, behorend bij artikel 9b, wordt vervangen door bijlage 1, behorende bij deze regeling.

K

Bijlage 2, behorend bij artikel 12, wordt vervangen door bijlage 2, behorende bij deze regeling.

ARTIKEL II

De Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en derde lid vervallen.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

B

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. is te allen tijde rookvrij.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De in het eerste lid bedoelde eisen worden jaarlijks door de houder van een gastouderbureau getoetst op naleving tijdens een bezoek aan de voorzieningen voor gastouderopvang.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 december 2013

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

BIJLAGE 1, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 9B

Systeembeschrijving registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

De registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk zijn in de uitvoering gerealiseerd en bijeengebracht onder de naam Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). Het LRKP is een centrale, door Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) beheerde, elektronische database die door een webapplicatie ter beschikking is gesteld aan alle gemeenten, die op basis van door DUO verstrekte autorisaties bevoegd zijn gegevens in het systeem in te voeren, te wijzigen of te verwijderen (via het zogenoemde Overheidsportaal). Gekoppeld aan dit Overheidsportaal is er een inkijkfunctie in de Basisregistratie personen (hierna: Brp), waarmee de gegevens van de aanvrager door de gemeenten te controleren zijn.1

Tevens is aan het LRKP een toezichts- en handhavingssysteem gekoppeld: de Gemeenschappelijke Inspectieruimte (GIR). Deze GIR is via het Overheidsportaal toegankelijk voor GGD’en en gemeenten en wordt gebruikt om toezicht en handhaving te faciliteren: toezichtsgegevens kunnen makkelijk in het systeem worden vastgelegd en inspectierapporten en handhavingsbrieven kunnen worden gegenereerd. Tevens kan gemakkelijk informatie worden uitgewisseld tussen GGD en gemeente. De GIR wordt ook gebruikt bij het genereren van de jaarverantwoording door gemeenten aan de Inspectie van het Onderwijs (de tweedelijns toezichthouder).

Het LRKP staat in verbinding met het toeslagensysteem van de Belastingdienst/Toeslagen, die het LRKP gebruikt bij de toekenning van de kinderopvangtoeslag.

Het openbare deel van de gegevens in het LRKP is via een website voor iedereen in te zien (het Publieksportaal). In het Publieksportaal kan op diverse manieren gezocht worden naar kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen en wordt allerlei informatie over de voorzieningen en de houders zichtbaar gemaakt. Deze informatie kan via internet ook in de vorm van een spreadsheet door iedereen worden gedownload via Open data Rijksoverheid.

Het proces rond het systeemcomplex werkt als volgt:

  • Degene die een kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal wil beginnen doet een aanvraag tot exploitatie bij de gemeente waar die voorziening gevestigd zal zijn. Die aanvraag wordt gedaan met een daartoe door de minister vastgesteld formulier.

  • De door DUO geautoriseerde gemeenteambtenaar voert de gegevens in op basis van het ingediende formulier in het systeem via het Overheidsportaal van het LRKP (waarbij hij via de inkijkfunctie in de Brp de aangeleverde NAW-gegevens kan controleren).

  • De voorziening staat dan met de status ‘aangemeld’ in het LRKP en is alleen zichtbaar voor gemeenten en GGD’en in het Overheidsportaal, en nog niet openbaar te zien in het Publieksportaal.

  • De gemeente laat een onderzoek doen door de GGD voordat er een besluit wordt genomen op de aanvraag. De GGD kan hierbij gebruik maken de reeds ingevoerde gegevens in LRKP, die ook in de GIR staan.

  • Indien zowel de houder als de locatie aan alle eisen voldoen, kan er een positieve beschikking naar de houder worden gezonden en krijgt de voorziening met ingang van de beschikkingsdatum de status geregistreerd in het LRKP.

  • Vanaf dat moment is de voorziening ook openbaar zichtbaar in het Publieksportaal, waarbij alle kinderopvangvoorzieningen zijn voorzien van een uniek, door het systeem gegenereerd registratienummer. Het inspectierapport van de GGD wordt hierbij automatisch opgenomen op de LRKP-website, zodat iedereen het kan inzien.

  • Vanaf het moment dat een kinderopvangvoorziening met de status geregistreerd in het LRKP staat, bestaat er in principe recht op een kinderopvangtoeslag voor ouders die er hun kind laten opvangen. Het LRKP-registratienummer moet hiertoe door de aanvragende ouders bij de Belastingdienst/Toeslagen worden aangeleverd. Dit is ook de reden dat peuterspeelzalen zonder nummer in het LRKP staan: voor opvang in een peuterspeelzaal kan nooit een toeslag worden ontvangen.

  • De Belastingdienst/Toeslagen controleert bij iedere aanvraag van een toeslag of het aangeleverde nummer in het LRKP staat en vanaf welke datum. Alleen als het nummer in het LRKP staat wordt een toeslag toegekend. Deze toeslag wordt direct weer stopgezet als de betreffende voorziening de status ‘niet meer geregistreerd’ krijgt in het LRKP.

  • Wijzigingen in de gegevens in het LRKP moeten door de houder worden doorgegeven aan de gemeente (via een door de minister vastgesteld wijzigingsformulier) en door de gemeente worden doorgevoerd in het LRKP.

DUO zorgt in opdracht van de minister voor het beheer en de verdere ontwikkeling van het systeemcomplex LRKP/GIR. In een jaarlijks contract met daarbij een Dienstverleningsovereenkomst en een Service Level Agreement wordt vastgelegd welke werkzaamheden DUO dient uit te voeren en welke doelen bereikt moeten worden. Iedere maand wordt door DUO gerapporteerd over het Service level en ieder kwartaal vindt op directeursniveau overleg plaats over de voortgang en het niveau van de dienstverlening.

Er is minstens eenmaal per maand overleg tussen de ketenpartners (DUO, SZW, ICT Uitvoeringsorganisatie, Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG), GGD Nederland, Belastingdienst/Toeslagen, Inspectie van het Onderwijs) over de voortgang en over vraagstukken in de uitvoering. Tevens is er maandelijks een Change Advisory Board (hierna: CAB), met daarin voornoemde partijen, die systeemwijzigingsvoorstellen prioriteert en de opdrachtgever adviseert over de doorontwikkeling van het systeem. In principe is er een halfjaarlijkse nieuwe release, waarin eventuele wijzigingen in beleid en regelgeving en gebruikerswensen zijn verwerkt.

VNG, GGD Nederland en DUO hebben veelvuldig overleg met gebruikers van het systeem. Eventuele gewenste wijzigingen kunnen via een wijzigingsvoorstel worden ingebracht in het CAB, dat daar vervolgens over adviseert. De hele procedure van het indienen van een wijzigingsvoorstel tot de uiteindelijke wijziging van het systeem is in een beschrijving vastgelegd en maakt onderdeel uit van de Dienstverleningsovereenkomst.

DUO zorgt voor een helpdesk en een nieuwsbrief aan gebruikers en gaat met regiomanagers het land in om bij gemeenten en GGD’en de vinger aan de pols te houden en problemen voor te zijn of op te lossen. Ook zorgt DUO voor instructies en korte cursussen in het werken met het LRKP en de GIR.

Systeembeschrijving register buitenlandse kinderopvang

Het beheer van het register buitenlandse kinderopvang wordt ondergebracht bij de Helpdesk Kinderopvang van DUO. Omdat door het afschaffen van de gelijkgestelde categorieën kinderopvang het aantal aanvragen tot inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang zal toenemen, wordt ter ondersteuning van de uitvoering een compacte applicatie ingericht waarin de aanvragen en de daaruit volgende registraties worden bijgehouden. In deze applicatie wordt onder meer bijgehouden wat de status van een aanvraag is, en of en zo ja, welke brieven en beschikkingen er zijn verstuurd. Bij elke registratie wordt een identificerend nummer gegenereerd dat onder andere gebruikt wordt in de communicatie met de Belastingdienst/Toeslagen en dat ook gebruikt kan worden om gearchiveerde bewijsstukken op te vragen uit het digitaal archief van DUO.

De binnenkomende aanvragen en bewijsstukken worden in eerste instantie verzameld en handmatig verwerkt. Dit wordt onder andere zo gedaan omdat het belangrijk is de bewijsstukken fysiek te kunnen beoordelen. Nadat een beschikking is afgegeven wordt het dossier als één geheel gescand en zowel fysiek als digitaal gearchiveerd.

De regelgeving is verwerkt in werkinstructies aan de hand waarvan de Helpdesk Kinderopvang werkt. Naarmate de regeling tot meer landen wordt uitgebreid zullen ook daarvoor werkinstructies worden opgesteld.

Rond eind 2014/begin 2015 zal worden aangesloten op de bestaande koppeling tussen het LRKP en de Belastingdienst/Toeslagen. De gegevens van de geregistreerde buitenlandse kinderopvanginstellingen zullen dan via een automatische koppeling worden doorgegeven naar de Belastingdienst/Toeslagen. In principe wordt aangesloten op de bestaande koppeling, maar dat gebeurt zodanig dat de berichten onderscheiden kunnen worden van de berichten die betrekking hebben op het LRKP, zodat de beide stromen van elkaar gescheiden blijven. Alleen de medewerkers van de Helpdesk Kinderopvang hebben toegang tot de beheerfunctionaliteit van het register buitenlandse kinderopvang.

BIJLAGE 2, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 12

Informatieverstrekking over de toezicht- en handhavingstaken

De informatieverstrekking van het college aan de minister over de uitvoering van de bij of krachtens de wet opgedragen taken toezicht en handhaving in het kader van de wet- en regelgeving kinderopvang en peuterspeelzalen, dient jaarlijks uiterlijk op 1 juli plaats te vinden.

De informatieverstrekking geschiedt aan de hand van de criteria die hieronder zijn opgenomen.

De benodigde gegevens worden zoveel mogelijk uit de bestaande landelijke gebruikers- en uitvoeringssystemen (het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) en de Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte (GIR)) gehaald. Deze worden per gemeente verwerkt in een jaarlijks overzicht ten behoeve van de jaarverantwoording kinderopvang en peuterspeelzalen. Dit overzicht wordt vervolgens op de website www.waarstaatjegemeente.nl beschikbaar gesteld.

Gemeenten die gebruik maken van de landelijke uitvoeringssystemen LRKP en GIR en waarvan de bij de gemeente behorende GGD dat eveneens doet, dienen de gegevens vast te laten stellen door het college. Vervolgens wordt het jaarverslag aan de gemeenteraad en de Inspectie van het Onderwijs (hierna: IvhO) beschikbaar gesteld.

Voor gemeenten die voor een deel van hun taak niet zijn aangesloten bij de hiervoor genoemde landelijke systemen, of waarvan de GGD niet met GIR-inspecteren werkt, kan de volledige gegevensverzameling niet automatisch plaatsvinden. Deze gemeenten dienen de ontbrekende gegevens zelf op de website www.waarstaatjegemeente.nl toe te voegen. Ook deze gemeenten dienen de verantwoordingsgegevens door het college te laten vaststellen en aan de gemeenteraad en IvhO beschikbaar te stellen.

A. Criterium Registervoering

  • Is het LRKP volgens het college in het verslagjaar juist, volledig en actueel geweest?

B. Criterium tijdig afgehandeld kindercentra, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, peuterspeelzalen en voorzieningen gastouderopvang

  • Aantal tijdig afgehandelde aanvragen.

  • Aantal niet tijdig afgehandelde aanvragen.

C. Criterium ‘uitvoering inspecties’ kindercentra, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, peuterspeelzalen en voorzieningen gastouderopvang

  • Aantal uit te voeren jaarlijkse inspecties (inclusief 3 maandenonderzoeken).

  • Aantal uitgevoerde jaarlijkse inspecties (inclusief 3 maandenonderzoeken).

D. Criterium ‘handhaving’ kindercentra, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, peuterspeelzalen en voorzieningen gastouderopvang

  • Aantal rapporten met handhavingsadvies handhaven.

  • Aantal ingezette handhavingstrajecten.

  • Overzicht van de acties op alle tekortkomingen voortvloeiend uit de afgeronde rapporten.

TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Aanleiding en doel

In samenhang met de Wijzigingswet kinderopvang 2013 (Stb. 2013, 253 en 254) en de wijziging van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (vanaf 1 januari 2014: het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en hierna: Besluit registers) is ook de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Regeling Wko) aangepast.

De wijzigingen in de Regeling Wko hebben met name betrekking op het register buitenlandse kinderopvang. De wijzigingen voorzien erin dat voor een aantal lidstaten van de Europese Unie (hierna: EU-lidstaat) en staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna: EER-staat) geregeld is welke soorten kinderopvangvoorzieningen in principe, mits de kwaliteit ervan naar aard en strekking overeenkomt met de Nederlandse kwaliteitseisen, kunnen worden ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang en welke soort voorzieningen niet ingeschreven worden in het register buitenlandse kinderopvang, omdat ze niet onder de definitie van kinderopvang vallen op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko). Daarnaast is voor een aantal soorten kinderopvangvoorzieningen geregeld welk bewijsstuk als een geldig bewijsstuk wordt erkend om aannemelijk te maken dat de kwaliteit van de kinderopvangvoorziening naar aard en strekking overeenkomt met de Nederlandse kwaliteitseisen.

Voorts wordt de categorale gelijkstelling van buiten Nederland gevestigde kindercentra of voorzieningen voor gastouderopvang met in Nederland geregistreerde kindercentra of voorzieningen voor gastouderopvang (ook aangeduid als: de gelijkgestelde categorieën kinderopvang) afgeschaft. Hiermee ontstaat er een eenduidig beleid, omdat alle ouders die kinderopvangtoeslag willen ontvangen voor het gebruik van een kinderopvangvoorziening in een andere EU-lidstaat, een andere EER-staat of Zwitserland gebruik moeten maken van kinderopvang die ingeschreven is in het register buitenlandse kinderopvang. Alle ouders die kinderopvangtoeslag willen ontvangen en gebruik maken van een kinderopvangvoorziening die in Nederland is gevestigd, moeten immers ook gebruik maken van een geregistreerde kinderopvangvoorziening in het register kinderopvang. Dit draagt bij aan een rechtmatige toekenning van de kinderopvangtoeslag.

Alle ouders die in het buitenland gebruik willen maken van een kinderopvangvoorziening moeten een aanvraag tot inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang indienen bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De minister beoordeelt of de kwaliteit van een kinderopvangvoorziening in een andere EU-lidstaat, een andere EER-staat of Zwitserland (hierna: buitenlandse kinderopvangvoorziening) naar aard en strekking overeenkomt met de Nederlandse kwaliteitseisen.

Met deze regelingswijziging zijn tevens de bijlagen, behorend bij artikel 9b inzake de systeembeschrijving en behorend bij artikel 12 inzake het gemeentelijk jaarverslag geheel herzien. De redenen hiervoor zijn opgenomen in de artikelsgewijze toelichting.

Tevens is de tekst van de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 (hierna: Regeling kwaliteit) aangepast, omdat geconstateerd is dat per abuis in twee artikelen identieke bepalingen opgenomen waren over de eisen die aan de ruimtes voor gastouderopvang worden gesteld.

2. Korte beschrijving en inhoud Regeling Wko

De onderhavige regeling betreft een aanpassing van de Regeling Wko. Het gaat daarbij, naast een aantal technische aanpassingen, om de in paragraaf 3 toegelichte wijzigingen die verband houden met het register buitenlandse kinderopvang. De wijzigingen in de Regeling Wko met betrekking tot het register buitenlandse kinderopvang hangen samen met de artikelen 1.48 tot en met 1.48b van de Wko, zoals deze artikelen luiden met ingang van 1 januari 2014, en de artikelen 10a tot en met 10g van het Besluit registers, zoals deze artikelen luiden met ingang van 1 januari 2014.

3. Register buitenlandse kinderopvang

Voor kinderopvang die plaatsvindt buiten Nederland, maar in een andere EU-lidstaat, een andere EER-staat of Zwitserland, kan op grond van een Europese Verordening (Verordening 883/2004) ook recht op kinderopvangtoeslag bestaan. Dit recht op kinderopvangtoeslag is neergelegd in artikel 1.6, tweede en derde lid, van de Wko. De artikelen 1.48 en 1.48a van de Wko regelen de inschrijving van een voorziening, bedoeld in artikel 1.48, eerste of tweede lid (hierna: buitenlandse kinderopvangvoorziening) in het register buitenlandse kinderopvang.

Het Besluit registers regelt de vorm en het doel van het register buitenlandse kinderopvang, de aanvraag tot inschrijving in het register, de in het register op te nemen gegevens, de wijziging van verstrekte gegevens, verwijdering uit het register, de ingangs- en einddatum van de inschrijving in het register, de verstrekking van gegevens uit het register en de bewaartermijn van gegevens in het register buitenlandse kinderopvang.

In de onderhavige regeling zijn voor een aantal landen nadere regels geformuleerd op basis waarvan beoordeeld wordt of een kinderopvangvoorziening in dat land individueel kan worden gelijkgesteld met een Nederlandse kinderopvangvoorziening door opneming daarvan in het register buitenlandse kinderopvang en aan de hand van welke bewijsstukken ouders kunnen aantonen dat de kwaliteit van de betreffende kinderopvangvoorziening naar aard en strekking overeenkomt met de kwaliteitseisen die op grond van de Wko voor Nederlandse kinderopvangvoorzieningen gelden.

Daarnaast wordt niet langer gebruik gemaakt van de in artikel 1.48c van de Wko opgenomen mogelijkheid om categorieën van buitenlandse kinderopvangvoorzieningen gelijk te stellen. De buitenlandse kinderopvangvoorzieningen die categorisch gelijkgesteld waren, moeten hierdoor voortaan ook individueel ingeschreven worden in het register buitenlandse kinderopvang. Voor de ouders die op 31 december 2013 gebruik maakten van een kinderopvangvoorziening die tot 1 januari 2014 gelijkgesteld was, is een overgangsregeling opgenomen.

3.1 Soorten kinderopvang

In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft Bureau Bartels in 2012 in elf (lid)staten2 van de EU en EER een onderzoek uitgevoerd naar de soorten van kinderopvang en de daaraan gestelde kwaliteitseisen. De resultaten van dit onderzoek zijn mede als informatiebron gebruikt om te bepalen welke soorten kinderopvangvoorzieningen zijn in de zin van de Wko en welke bewijsstukken ouders dienen te overleggen om aan te tonen dat de kwaliteit van de betreffende kinderopvangvoorziening naar aard en strekking overeenkomt met de kwaliteitseisen die op grond van de Wko voor Nederlandse kinderopvangvoorzieningen gelden.

In de regelgeving worden drie soorten opvang onderscheiden, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang. Onder de begrippen dagopvang en buitenschoolse opvang wordt per definitie geen gastouderopvang verstaan.

Bij de beoordeling of sprake is van een voorziening in de zin van de Wko is één van de beoordelingscriteria of de voorziening onder het schoolsysteem valt en daarmee geen kinderopvangvoorziening is. Een voorbeeld hiervan is de ‘école maternelle’ in Frankrijk. Dit is een Franse voorschool die valt onder het schoolsysteem en bovendien gratis toegankelijk is. De ‘école maternelle’ wordt daarom niet meer ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang.

Het is echter niet zo dat een voorschool nimmer een kinderopvangvoorziening is in de zin van de Wko, omdat de systematiek in de diverse landen uiteenloopt.

In sommige landen wordt de voorschoolse voorziening aangemerkt als buitenschoolse opvang. In dat geval is de voorschool bijvoorbeeld een aantal uur per dag gratis toegankelijk voor alle kinderen van een bepaalde leeftijd, maar kunnen ouders hun kinderen tegen betaling nog een aantal aanvullende uren laten opvangen in de voorziening. In zo’n geval komen alleen de aanvullende uren voor kinderopvangtoeslag in aanmerking en betreft het dus buitenschoolse opvang en geen dagopvang.

Daarnaast is een criterium om als kinderopvangvoorziening ingeschreven te kunnen worden in het register buitenlandse kinderopvang dat er gewerkt moet worden met voldoende beroepskrachten. Indien er alleen of gedeeltelijk vrijwilligers werken, dan kan dit ertoe leiden dat de betreffende voorziening geen kinderopvangvoorziening is in de zin van de Wko. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de ‘crèche parentale’ in Frankrijk.

Uitgezonderde soorten kinderopvang

Voor bepaalde landen wordt in de Regeling Wko expliciet aangegeven welke soorten niet overeenkomen met een kinderopvangvoorziening in de zin van de Wko en daarom ook niet worden ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang. Hiermee wordt voor ouders duidelijkheid gecreëerd en weten zij dat er geen recht op kinderopvangtoeslag bestaat voor het gebruik van een dergelijke voorziening.

Uit het onderzoek van Bureau Bartels is gebleken dat deze soorten niet goed vergelijkbaar zijn met kinderopvang in de zin van de Wko en/of dat er voor het gebruik van een dergelijke voorziening geen recht op kinderopvangtoeslag kan bestaan. Dit laatste kan het geval zijn indien een soort kinderopvang betreft die gratis toegankelijk is. In artikel 1.48, derde lid, van de Wko is opgenomen dat een ouder een aanvraag tot inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang indient, indien de ouder voornemens is aanspraak te maken op kinderopvangtoeslag.

Overige landen EU en EER

Ten aanzien van de EU-lidstaten en EER-staten en voor Zwitserland, waarvoor geen specifieke bepalingen zijn opgenomen in de Regeling Wko, gelden in ieder geval de hieronder genoemde criteria bij de beoordeling of het om een kinderopvangvoorziening in de zin van de Wko gaat of niet. Indien een voorziening onder de definitie van kinderopvang valt, is vervolgens van belang dat de kwaliteit van de betreffende voorziening naar aard en strekking overeenkomt met de kwaliteitseisen zoals die gelden op grond van de Wko.

3.2 Kwaliteitseisen aan buitenlandse kinderopvangvoorzieningen

In Nederland worden kwaliteitseisen gesteld aan dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouders en gastouderbureaus, zodat ouders hun kind met een gerust hart naar de kinderopvang kunnen laten gaan. Bovendien stimuleert goede kinderopvang de ontwikkeling van kinderen. De Nederlandse overheid draagt financieel bij door middel van de uitbetaling van de kinderopvangtoeslag voor het gebruik van een kinderopvangvoorziening. Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen is op basis van de Wko geregeld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. In Nederland houden de GGD’en toezicht op de naleving van de kwaliteitseisen. De GGD’en oefenen dit toezicht niet uit bij de buitenlandse kinderopvangvoorzieningen. Het is echter voor het verstrekken van kinderopvangtoeslag ook bij het gebruik van die voorzieningen van belang dat de kwaliteit van de opvang naar aard en strekking overeenkomt met de Nederlandse kwaliteitseisen. Omdat de GGD’en geen toezicht houden op de kinderopvangvoorzieningen in een andere EU-lidstaat, een andere EER-staat of Zwitserland wordt er, voor zover dit voldoende waarborgen geeft over de kwaliteit van de kinderopvangvoorziening, aangesloten bij de wet- en regelgeving in het betreffende land en de wijze van toezicht en registratie zoals deze in dat land zijn geregeld, door waar mogelijk gebruik te maken van de bewijsstukken die door het land zelf worden verstrekt.

Bij de aanvraag tot inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang moet de ouder op grond van artikel 10a, eerste lid, onderdeel h, van het Besluit registers een of meer bewijsstukken aanleveren, waaruit blijkt dat de kwaliteit van de kinderopvangvoorziening naar aard en strekking overeenkomt met de kwaliteitseisen op grond van de Wko. Belangrijke kwaliteitscriteria die bepalen of een kinderopvangvoorziening kan worden ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang, zijn de beroepskracht/kind-ratio, groepsgrootte, opleidingseisen aan het personeel, een geldige Verklaring Omtrent het Gedrag of buitenlandse equivalent daarvan, registratie of erkenning door de (regionale) overheid en toezicht vanuit de (regionale) overheid. In de Regeling Wko is in de artikelen 15 tot en met 15l voor een aantal landen voorgeschreven welk bewijsstuk ouders voor een bepaalde soort kinderopvangvoorziening in een bepaald land, dienen aan te leveren. Als de ouder een ander bewijsstuk aanlevert dan is voorgeschreven in de Regeling Wko, zal beoordeeld worden of met dit bewijsstuk aannemelijk wordt gemaakt dat de kwaliteit van de kinderopvangvoorziening naar aard en strekking overeenkomt met de Nederlandse kwaliteitseisen.

Indien voor een land of een soort kinderopvang in een land niet in de onderhavige regeling is voorgeschreven welk bewijsstuk moet worden aangeleverd, geldt op grond van artikel 10a, eerste lid, onderdeel h, van het Besluit registers dat er in ieder geval een bewijsstuk van de (regionale) overheid aangeleverd dient te worden, waaruit blijkt dat de kwaliteit van de kinderopvangvoorziening naar aard en strekking overeenkomt met de Nederlandse kwaliteitseisen. Dit kan bijvoorbeeld een bewijsstuk zijn van de (regionale) overheid, waaruit blijkt dat de kinderopvangvoorziening door de (regionale) overheid wordt erkend en daar geregistreerd is.

Als het mogelijk is om gebruik te maken van door de overheid geregistreerde of erkende kinderopvang, dan wordt een niet geregistreerde of niet erkende kinderopvangvoorziening niet aangemerkt als kinderopvangvoorziening die kan worden ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang. In Nederland moet men immers, wanneer men kinderopvangtoeslag wil ontvangen ook gebruik maken van geregistreerde kinderopvang die aan de kwaliteitseisen voldoet en waarop toezicht wordt gehouden. Een ouder, die kinderopvangtoeslag wil ontvangen, kan in Nederland bijvoorbeeld niet kiezen om gebruik te maken van een kinderdagverblijf dat niet is ingeschreven in het register kinderopvang. Zo moeten ouders die in een andere EU-lidstaat, een andere EER-staat of Zwitserland ook gebruik maken van een door de overheid geregistreerde of erkende kinderopvangvoorziening, als zij in aanmerking willen komen voor kinderopvangtoeslag.

In bepaalde landen worden niet alle soorten van kinderopvang, zoals die in Nederland bekend zijn, door de overheid erkend en geregistreerd, bijvoorbeeld gastouderopvang bij de vraagouder thuis. Indien dit het geval is en er geen bewijsstuk van de overheid bestaat waarmee aannemelijk kan worden gemaakt dat de kwaliteit van de kinderopvangvoorziening naar aard en strekking overeenkomt met de Nederlandse kwaliteitseisen, dient dit aan de hand van andere documenten aannemelijk te worden gemaakt. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van de volgende documenten worden gedaan:

  • een geldige Verklaring Omtrent het Gedrag, of een buitenlandse equivalent daarvan, van de medewerkers of de gastouder;

  • kopie van de diploma’s van de medewerkers of de gastouder;

  • een kopie van het contract tussen de vraagouder en kinderopvangvoorziening of gastouder;

  • een kopie van inschrijving in het handelsregister of een buitenlandse equivalent daarvan;

  • voor zover het dagopvang of buitenschoolse opvang betreft, een pedagogisch beleidsplan;

  • andere documenten waaruit de kwaliteit van de kinderopvangvoorziening blijkt.

Aan de hand van deze bewijsstukken wordt beoordeeld of de kwaliteit van de betreffende kinderopvangvoorziening naar aard en strekking overeenkomt met de Nederlandse kwaliteitseisen. Op basis daarvan wordt bepaald of kan worden overgegaan tot inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang.

3.3 Afschaffing gelijkgestelde categorieën kinderopvang en overgangsrecht

De gelijkstelling van categorieën kinderopvang vervalt per 1 januari 2014. Voor ouders die vanaf of na 1 januari 2014 gebruik willen maken van een voorziening die tot 1 januari 2014 gelijkgesteld zou zijn, geldt het volgende. Deze ouders dienen de kinderopvangvoorziening te laten inschrijven in het register buitenlandse kinderopvang. Voor hen gelden dezelfde procedures en regels als voor ouders die gebruik maken van een kinderopvangvoorziening die nooit als categorie gelijkgesteld is geweest.

Voor ouders die op 31 december 2013 reeds gebruik maken van een kinderopvangvoorziening die onder één van de gelijkgestelde categorieën valt en hiervoor kinderopvangtoeslag ontvangen, is overgangsrecht opgenomen.

Ouders die vanaf 1 januari 2015 in aanmerking willen blijven komen voor kinderopvangtoeslag dienen de betreffende kinderopvangvoorziening uiterlijk 1 januari 2015 te laten inschrijven in het register buitenlandse kinderopvang. De betreffende ouders zullen daartoe worden aangeschreven.

4. Gevolgen voor betrokkenen

4.1 Uitvoeringskosten

DUO wordt aangewezen als bewerker en zal belast worden met het beheer van het register buitenlandse kinderopvang. Gezien de beperkte omvang van het register buitenlandse kinderopvang zijn de uitvoeringskosten hiervoor laag. De kosten worden gedekt binnen de begroting van SZW. Het afschaffen van de gelijkgestelde categorieën brengt echter extra uitvoeringskosten met zich mee, zowel voor DUO als voor de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: BD/T).

Voor DUO hebben de uitvoeringskosten met name betrekking op een toename in het aantal te behandelen aanvragen tot inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang. De afgelopen jaren kwamen er gemiddeld ongeveer 50 aanvragen per jaar binnen met een verzoek tot inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang. Uit cijfers met betrekking tot het gebruik van kinderopvangtoeslag naar woonland van de ouder, blijkt dat het grootste deel van de ouders in Nederland, België of Duitsland woont. Ook de ouders die in Nederland wonen, zullen voornamelijk van kinderopvang in België of Duitsland, net over de grens bij Nederland, gebruik maken. De verwachting is dan ook dat er jaarlijks een aantal honderden aanvragen tot inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang extra zullen worden ingediend.

Daarnaast is 2014 een overgangsjaar, omdat de huidige gebruikers van een gelijkgestelde categorie kinderopvang, deze voor 1 januari 2015 hebben moeten laten inschrijven. De verwachting is dat dit in 2014 zal leiden tot zo’n 1.000 extra aanvragen.

De eenmalige uitvoeringskosten worden door DUO begroot op ongeveer € 260.000. De structurele uitvoeringskosten worden door DUO begroot op ongeveer € 135.000 per jaar.

Behalve door DUO, worden er ook door de BD/T uitvoeringskosten gemaakt, omdat de BD/T haar toeslagensysteem moet aanpassen in verband met de afschaffing van de gelijkgestelde categorieën kinderopvang. Daarnaast komt er een automatische koppeling tussen het register buitenlandse kinderopvang en het aanvraagportaal bij de BD/T. De eenmalige uitvoeringskosten worden door de BD/T begroot op € 200.000. De structurele uitvoeringskosten van de BD/T bedragen ongeveer € 32.000 per jaar. De kosten worden gedekt binnen de begroting van SZW.

4.2 Gevolgen voor de kinderopvangtoeslag

De uitgaven aan de kinderopvangtoeslag als gevolg van het afschaffen van de gelijkgestelde categorieën zullen naar verwachting dalen met circa € 500.000. Het betreft hier een globale schatting van de verwachte besparing.

4.3 Regeldruk

De inhoudelijke nalevingskosten en de administratieve lasten vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. Het kabinet streeft er naar de regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals terug te dringen.

De wijzigingen in de Regeling Wko hebben voor een beperkte groep ouders een kleine toename in de regeldruk tot gevolg. Het effect op de totale regeldruk is echter verwaarloosbaar, omdat het om een kleine groep ouders gaat en een geringe toename in regeldruk. Ouders die gebruik maken van een kinderopvangvoorziening die voorheen als categorie gelijkgesteld was, konden tot de afschaffing van de gelijkgestelde categorieën direct bij de BD/T een aanvraag voor kinderopvangtoeslag indienen. Zij moesten echter wel over het in de artikelen 16a tot en met 16d van de Regeling Wko voorgeschreven bewijsstuk beschikken, omdat de BD/T dit kon opvragen. Door het laten vervallen van de categorale gelijkstelling, moeten deze ouders een aanvraag tot inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang indienen. Dit betekent dat zij het betreffende aanvraagformulier moeten invullen, de gevraagde bewijsstukken moeten aanleveren en deze moeten opsturen naar DUO. De administratieve lasten worden daarmee gelijk aan die van de ouders die nu al gebruik maken van een kinderopvangvoorziening die moet worden ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang.

Het gaat om een beperkte groep ouders die gebruik maakt van een gelijkgestelde categorie en deze moet gaan laten inschrijven. De verwachting is dat dit in totaal ongeveer 1.000 ouders betreft. De inschrijving is vervolgens vier jaar geldig, of korter als de geldigheid van het aangeleverde bewijsstuk eerder verloopt. Dit is geregeld in artikel 10e van het Besluit registers. Als een individuele kinderopvangvoorziening is ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang, kunnen vervolgens ook andere ouders hier gebruik van maken. Zij hoeven dan, zolang de voorziening is ingeschreven in het register, geen verzoek tot inschrijving in te dienen. Het effect op de regeldruk is dan ook verwaarloosbaar.

5. Gevolgen voor de uitvoering

DUO en de BD/T hebben de onderhavige regeling getoetst op uitvoerbaarheid.

Zowel DUO als de Belastingdienst achten de regeling uitvoerbaar.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I, onderdelen A tot en met D (artikel 1, onderdeel a, opschrift van paragraaf 3, artikelen 9b en 9c, 11a)

De wijzigingen in de onderdelen A tot en met C houden verband met de wijziging van de citeertitel van het Besluit registers die wijzigt met ingang van 1 januari 2014 (Staatsblad 2013, 455).

De technische wijziging in onderdeel D houdt verband met de Wijzigingswet kinderopvang 2013, waarmee artikel 1.5, derde lid, van de Wko is komen te vervallen. In artikel 11a werd naar de uitlooptermijn, genoemd in artikel 1.5, derde lid, van de wet verwezen. Hetgeen in artikel 1.5, derde lid, van de Wko was bepaald is nu nader uitgewerkt in artikel 1.47b, vierde lid, van de Wko. In artikel 1.47b, vierde lid, van de Wko wordt echter niet meer gesproken over een uitlooptermijn, maar over een termijn. Gelet hierop is in artikel 11a artikel 1.5, derde lid, van de wet vervangen door artikel 1.47b, vierde lid, van de wet en is de term uitlooptermijn telkens vervangen door de term termijn.

Artikel I, onderdeel E (artikel 13)

Artikel 13 vervalt, omdat de daarin opgenomen bepalingen per 1 januari 2014 deels zijn verplaatst naar de Wko en deels naar het Besluit registers.

De inhoud van artikel 13, eerste en tweede lid, inzake de gegevens die de ouder bij de aanvraag tot inschrijving van een kinderopvangvoorziening in het register buitenlandse kinderopvang verstrekt, is nu nader uitgewerkt in artikel 10a van het Besluit registers.

De inhoud van artikel 13, derde lid, dat bepaalt dat de minister uiterlijk tien weken na de ontvangst beschikt op de aanvraag tot inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang, is nader uitgewerkt in artikel 1.48, vijfde lid, van de Wko.

De inhoud van artikel 13, vierde lid, over de ingangsdatum van de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang is nu nader uitgewerkt in artikel 10e van het Besluit registers, omdat daarin ook de einddatum van de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang wordt geregeld.

Artikel I, onderdelen F en G (artikelen 15 tot en met 15l)

De artikelen 15 tot en met 15l vervangen de artikelen 15 tot en met 15k. Zoals in paragraaf 3.1 is aangegeven, zijn de resultaten van het door Bureau Bartels verrichte onderzoek gebruikt om te bepalen welke soorten van kinderopvang aangemerkt kunnen worden als kinderopvang in de zin van de Wko en welke bewijsstukken ouders dienen te overleggen om aan te tonen dat de kwaliteit van de betreffende kinderopvangvoorziening naar aard en strekking overeenkomt met de eisen die op grond van de Wko aan kinderopvangvoorzieningen worden gesteld.

In de nieuwe artikelen wordt voor een aantal landen bepaalde soorten voorzieningen uitgesloten van inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang (zie bijvoorbeeld artikel 15, tweede lid, 15a, tweede lid, artikel 15b, tweede lid, artikel 15l, tweede lid).

Voor 1 januari 2014 was het echter wel mogelijk voornoemde voorzieningen, mits aan de voorwaarden werd voldaan, in te schrijven in het register buitenlandse kinderopvang. Om die reden kan het voorkomen dat op dit moment een aantal van voornoemde voorzieningen nog staat ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang. Voor deze voorzieningen is de einddatum op 1 januari 2018 bepaald (artikel 3.8f van de Wko) of eerder indien het aangeleverde bewijsstuk een kortere geldigheidsduur had en worden de voorzieningen na verloop van deze datum uit het register buitenlandse kinderopvang verwijderd.

De expliciete voorschriften voor bepaalde soorten kinderopvangvoorzieningen en bewijsstukken in verband met de inschrijving van een kinderopvangvoorziening in de kantons Genève en Zürich van Zwitserland (artikel 15a) en in Wenen, Oostenrijk (artikel 15c) zijn niet overgenomen. De reden hiervoor is dat de bepalingen voor slechts een beperkt gedeelte van de landen golden. Inschrijving van in voornoemde landen gelegen kinderopvangvoorzieningen in het register buitenlandse kinderopvang is wel mogelijk, maar dan op grond van artikel 1.48 van de Wko.

Kinderopvang verbonden aan internationale scholen (artikel 15k) is ook niet meer opgenomen, omdat hierbij het land van vestiging van de school in eerste instantie bepalend is. Bovendien bleek dit artikel verwarrend te zijn, omdat ouders soms de indruk hadden dat ook de internationale school zélf ingeschreven kon worden in het register en zij voor het gebruik daarvan voor kinderopvangtoeslag in aanmerking konden komen.

Van de wijziging van de Regeling Wko is tevens gebruik gemaakt om de systematiek van deze artikelen zo veel mogelijk te uniformeren.

Om kinderopvangtoeslag te kunnen ontvangen is het vereist dat de beoogde kinderopvangvoorziening staat ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang. Ook wanneer de door ouders te gebruiken kinderopvangvoorziening niet valt onder de in artikelen 15 tot en met 15l genoemde kinderopvangvoorzieningen, kan deze kinderopvangvoorziening, indien aan de voorwaarden voor inschrijving wordt voldaan, worden ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang. Ook deze ouders kunnen hiertoe conform artikel 1.48, derde lid, van de Wko een verzoek indienen bij de minister. De minister bepaalt per aanvraag of de kinderopvangvoorziening kan worden ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang.

In vergelijking met de oude artikelen 15 tot en met 15k, zijn in de nieuwe artikelen meer soorten kinderopvangvoorzieningen vermeld, die kunnen worden ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang. Ook zijn, voor zover duidelijk is welk bewijsstuk als geldig bewijsstuk wordt erkend, de namen van de aan te leveren bewijsstukken in de desbetreffende taal opgenomen, naast de overheidsorganisatie die het bewijsstuk verstrekt.

België (artikel 15)

De in het eerste lid opgenomen kinderopvangvoorzieningen in Vlaanderen en Brussel komen grotendeels overeen met de voordien in artikel 16a opgenomen gelijkgestelde voorzieningen.

Bij ‘kinderdagverblijven’en ‘minicrèches’ is nu expliciet vermeld dat het om dagopvang moet gaan. Op grond van artikel 16, eerste lid, was ook de ‘zelfstandige onthaalouder’ een gelijkgestelde categorie. De ‘zelfstandige onthaalouder’ wordt in artikel 15, tweede lid, echter uitgesloten van inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang. Op grond van artikel 1.48, eerste lid, van de Wko dient er namelijk gebruik te worden gemaakt van een organisatie die naar aard en strekking gastouderopvang tot stand brengt of begeleidt, indien in een andere lidstaat dan Nederland of Zwitserland een of meer van dergelijke organisaties bestaan. Aangezien dit in Vlaanderen het geval is, namelijk de ‘dienst voor onthaalouders’, dient er dus gebruik te worden gemaakt van een ‘dienst voor onthaalouders’ en dient de ouder een contract of ander bewijsstuk hiervan te overleggen bij de aanvraag tot inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang. De ‘onthaalouder’ mag ook zijn ingeschreven bij een Nederlands gastouderbureau. Gastopvang door een ‘zelfstandige onthaalouder’ kan dus vanaf 1 januari 2014 niet worden ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang.

Indien ouders op 31 december 2013 gebruik maken van de ‘zelfstandige onthaalouder’, kunnen zij hier tot 1 januari 2015 van gebruik blijven maken en toch recht behouden op kinderopvangtoeslag op grond van artikel 17c van de onderhavige regeling. Het in het derde lid vermelde bewijsstuk en de organisatie die dit bewijsstuk afgeeft zijn niet gewijzigd.

De in het vierde lid, onderdeel a, opgenomen kinderopvangvoorzieningen in Wallonië en Brussel komen overeen met de voordien in artikel 16b, onderdelen a, b en c opgenomen gelijkgestelde voorzieningen, met dien verstande dat ook hier is toegevoegd dat er bij die voorzieningen sprake is van dagopvang.

De in artikel 16b, onderdeel d, opgenomen voorziening (crèche parentale) is niet opgenomen in artikel 15, vierde lid, omdat een aanvraag tot inschrijving hiervan individueel beoordeeld zal worden.

De in artikel 16b, onderdeel e, opgenomen voorziening staat nu in artikel 15, vierde lid, onderdeel b.

Het in het vijfde lid vermelde bewijsstuk en de organisatie die dit bewijsstuk afgeeft zijn niet gewijzigd.

Duitsland (artikel 15a)

Voor de kinderopvangvoorzieningen in Duitsland bestond de mogelijkheid om een individuele kinderopvangvoorziening in te schrijven in het register buitenlandse kinderopvang (artikel 15), maar bestond tevens een categorale gelijkstelling op grond van artikel 16c (voor Nordrhein-Westfalen) en artikel 16d (gastouderopvang door Tagesmutter/Tagesvater).

De in die artikelen genoemde kinderopvangvoorzieningen staan nu in artikel 15a, eerste lid, waarbij tevens is aangegeven om welke soort opvang (dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang) het moet gaan.

In het tweede lid wordt de ‘offene Ganztagsschule’ uitgezonderd. Deze voorziening kan niet ingeschreven worden in het register buitenlandse kinderopvang, omdat kinderen in deze voorziening een volledige schooldag volgen. Het kan zijn dat er in zo’n geval tussenschoolse opvang wordt aangeboden, maar zowel voor tussenschoolse opvang als voor de schooluren bestaat geen recht op kinderopvangtoeslag.

In het derde lid wordt, indien sprake is van dagopvang dan wel buitenschoolse opvang, als bewijsstuk aangewezen een geldige ‘Betriebserlaubnis’, afgegeven door een ‘Jugendamt’ of een andere overheidsorganisatie. In de Duitse deelstaat Niedersachsen wordt de ‘Betriebserlaubnis’ bijvoorbeeld afgegeven door het ‘Niedersächsisches Kultusministerium’.

In het vierde lid wordt, indien sprake is van gastouderopvang, als bewijsstuk aangewezen een geldige ‘Erlaubnis zur Kindertagespflege’, verstrekt door een ‘Jugendamt’ of een andere overheidsorganisatie.

Indien gastouders ingeschreven staan bij het zogenoemde ‘Familien Service Büro’, kunnen ouders die hun kinderen bij een gastouder willen onderbrengen via het ‘Familien Service Büro’ informeren bij wie ze hiervoor in hun gemeente terecht kunnen. Het ‘Büro’ is dan ook een belangrijke samenwerkingspartner van het ‘Jugendamt’ en speelt een rol in de bemiddeling van gastouderopvang. Ouders die gebruik maken van gastouderopvang in Duitsland, moeten daarom, conform artikel 1.48, eerste of tweede lid, van de Wko en artikel 10a, eerste lid, onderdeel i, van het Besluit registers een bewijsstuk meesturen waaruit blijkt dat de gastouderopvang tot stand komt door middel van tussenkomst van het ‘Jugendamt’ en/of het ‘Familien Service Büro’.

In regio’s waar gastouderopvang bij de vraagouder thuis niet door de overheid wordt erkend, dient aan de hand van andere bewijsstukken aannemelijk te worden gemaakt dat de kwaliteit van de gastouderopvang naar aard en strekking overeenkomt met de kwaliteitseisen zoals die zijn opgenomen in de Wko. Dit geldt echter alleen in het specifieke geval dat de gastouderopvang niet wordt erkend. In de andere gevallen moet de gastouder wel in het bezit zijn van een ‘Erlaubnis zur Kindertagespflege’, om ingeschreven te kunnen worden in het register buitenlandse kinderopvang.

Frankrijk (artikel 15b)

Op grond van artikel 15h bestond alleen de mogelijkheid om een individuele kinderopvangvoorziening (‘etablissement d’accueil d’enfants’) in Parijs in te laten schrijven in het register buitenlandse kinderopvang. In artikel 15b, eerste lid, is het aantal voorzieningen dat ingeschreven kan worden uitgebreid en gaat het daarbij om voorzieningen in heel Frankrijk.

In het tweede lid worden de ‘crèche parentale’, ‘de école maternelle’, ‘halte-garderie’ en ‘Arc en Ciel’ uitgezonderd van kinderopvangvoorzieningen die in het register buitenlandse kinderopvang kunnen worden ingeschreven.

De ‘crèche parentale’ is een soort opvang waarvan de kwaliteit naar aard en strekking niet overeenkomt met de Nederlandse kwaliteitseisen. Dit komt doordat de ‘crèche parentale’ slechts deels onder de reguliere wet- en regelgeving voor de kinderopvang in Frankrijk valt.

De ‘école maternelle’ wordt niet als kinderopvang aangemerkt, omdat deze onderdeel uitmaakt van het schoolsysteem en alle kinderen die in Frankrijk wonen hier gratis gebruik van kunnen maken. De ‘école maternelle’ is daarmee geen kinderopvangvoorziening in de zin van de Wko en er kan voor het gebruik van de ‘école maternelle’ geen kinderopvangtoeslag worden toegekend.

De ‘halte-garderie’ en ‘Arc en Ciel’ worden niet ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang, omdat het om incidentele opvang, respectievelijk een vakantievoorziening gaat. Ook deze soorten zijn dus geen kinderopvangvoorzieningen waarvoor recht op kinderopvangtoeslag kan bestaan.

Hongarije (artikel 15c)

In de Regeling Wko was niet eerder voorzien in regels over de kinderopvangvoorzieningen in Hongarije. Naar aanleiding van het in paragraaf 3.1 genoemde rapport is daar nu wel in voorzien.

In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘óvada’ als een kinderopvangvoorziening aangemerkt, mits sprake is van dagopvang. Voor het gebruik van de ‘óvada’ voor kinderen vanaf vijf jaar in Hongarije, bestaat echter geen recht meer op kinderopvangtoeslag, omdat het voor deze kinderen verplicht is om deel te nemen aan de ‘óvada’, die dan ook onderdeel uitmaakt van het Hongaarse schoolsysteem. Kinderen van drie en vier jaar mogen vrijwillig gebruik maken van de ‘óvada’. Voor kinderen in deze leeftijd kan er wel recht zijn op kinderopvangtoeslag voor het gebruik van een ‘óvada’, mits deze is ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang.

Ierland (artikel 15d)

Op grond van artikel 15g bestond al de mogelijkheid om een erkend kindercentrum in Ierland (‘full day care’) in te schrijven in het register buitenlandse kinderopvang.

Italië en Noorwegen (artikel 15e en artikel 15f)

In de Regeling Wko was niet eerder voorzien in regels over de kinderopvangvoorzieningen in Italië en Noorwegen. Naar aanleiding van het in paragraaf 3.1 genoemde rapport is daar nu wel in voorzien.

Polen (artikel 15g)

In de Regeling Wko was niet eerder voorzien in regels over de kinderopvangvoorzieningen in Polen. Naar aanleiding van het in paragraaf 3.1 genoemde rapport is daar nu wel in voorzien.

De ‘predszkole’ in Polen wordt aangemerkt als buitenschoolse opvang. In Polen hebben kinderen van drie tot en met vijf jaar recht op vijfentwintig uur per week gratis voorschoolse educatie op een ‘przedskole’. Tijdens de onderwijsuren zijn de voorscholen verplicht om een educatief programma aan te bieden dat is goedgekeurd door het Poolse Ministerie van Onderwijs. Een deel van de voorscholen biedt ook opvang aan voor de buitenschoolse uren. Voor deze buitenschoolse uren moeten ouders een eigen bijdrage betalen en kunnen ouders kinderopvangtoeslag aanvragen.

Voor gastouderopvang (‘dzienny opiekun’) geldt dat gastouders onder contract moeten staan van een gemeente. In dit contract worden afspraken vastgelegd over onder andere de opvangkosten per kind die de gemeente aan een gastouder zal vergoeden. Ouders die in Polen gebruik maken van een gastouder, moeten daarom ook een bewijsstuk aanleveren waaruit blijkt dat er een servicecontract is tussen de gastouder en gemeente.

Portugal (artikel 15h)

Op grond van artikel 15j bestond al de mogelijkheid om een erkend kindercentrum in Portugal in te schrijven in het register buitenlandse kinderopvang.

Voor de in het eerste lid, onderdeel b genoemde ‘jardims de infância’, geldt hetzelfde als voor de ‘przedskole’ in Polen, namelijk dat deze vorm van opvang overeenkomt met de Nederlandse buitenschoolse opvang. Dit omdat de kinderen recht hebben op vijf uur gratis vroegeducatie. Ouders betalen alleen een bijdrage voor de aanvullende uren van opvang.

De in het tweede en derde lid, genoemde overheidsorganisatie is een andere dan de in artikel 15j, tweede lid, genoemde overheidsorganisatie.

Slovenië (artikel 15i)

In de Regeling Wko was niet eerder voorzien in regels over de kinderopvangvoorzieningen in Slovenië. Naar aanleiding van het in paragraaf 3.1 genoemde rapport is daar nu wel in voorzien.

Spanje (artikel 15j)

Op grond van artikel 15i bestond alleen de mogelijkheid om een individuele kinderopvangvoorziening in Catalonië in te laten schrijven in het register buitenlandse kinderopvang. In artikel 15j, eerste lid, is het aantal voorzieningen dat ingeschreven kan worden uitgebreid en gaat het daarbij om voorzieningen in heel Spanje.

Tsjechië (artikel 15k)

In de Regeling Wko was niet eerder voorzien in regels over de kinderopvangvoorzieningen in Tsjechië. Naar aanleiding van het in paragraaf 3.1 genoemde rapport is daar nu wel in voorzien.

In het tweede lid wordt voor dagopvang (‘jesle’) bepaald welk bewijsstuk door de ouder moet worden aangeleverd. Van de ‘mateřska škola’ kan niet bij voorbaat worden gezegd of deze dagopvang of buitenschoolse opvang verzorgt. Om die reden is de ‘mateřska škola’ niet als voorziening aangemerkt in het eerste lid. Of er in dat geval sprake is van dagopvang of buitenschoolse opvang, zal per individuele aanvraag aan de hand van de regelgeving en de door de ouder aan te leveren bewijsstukken worden beoordeeld.

Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van Wales (artikel 15l)

Op grond van de artikelen 15d tot en met 15f bestond al de mogelijkheid om een erkend kindercentrum in Engeland, Schotland en Noord-Ierland in te schrijven in het register buitenlandse kinderopvang. Tevens was het mogelijk om geregistreerde gastouders in Engeland in te schrijven.

Engeland is onderzocht in het kader van het in paragraaf 3.1 genoemde rapport.

In het eerste lid, onderdeel c, wordt bepaald dat onder gastouderopvang opvang door een ‘childminder’ wordt verstaan. In Engeland is registratie van gastouderouders die kinderen opvangen van acht jaar en ouder vrijwillig. Als een gastouder kiest voor registratie bij ‘Ofsted’ (‘Office for Standards in Education’), dan moet hij/zij voldoen aan de eisen. Aangezien de kwaliteit van de gastouderopvang naar aard en strekking overeen moet komen met de Nederlandse kwaliteitseisen geldt dat ouders die kinderopvangtoeslag willen ontvangen, moeten kiezen voor een gastouder die is geregistreerd bij ‘Ofsted’, ook als het kinderen ouder dan acht jaar betreft. In Nederland gelden immers ook kwaliteitseisen voor de opvang voor kinderen vanaf deze leeftijd. Ook voor buitenschoolse opvang voor kinderen vanaf acht jaar geldt dat in Engeland de registratie vrijwillig is. Voor inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang geldt dat alleen bij ‘Ofsted’ geregistreerde kinderopvangvoorzieningen worden ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang.

In het tweede lid is de ‘nursery school’ uitgezonderd als soort voorziening die ingeschreven kan worden in het register buitenlandse kinderopvang. De reden hiervoor is dat het hier om scholen gaat die onderdeel uitmaken van het Engelse schoolsysteem en bovendien gratis toegankelijk zijn. De ‘nursery school’ valt daarmee niet onder kinderopvang in de zin van de Wko en gelet hierop bestaat er voor het gebruik van de ‘nursery school’ geen recht op kinderopvangtoeslag.

De in het derde lid genoemde overheidsorganisatie komt overeen met de voorheen in artikel 15d, tweede lid, genoemde organisatie. Het vierde en vijfde lid lijken inhoudelijk sterk op het oude artikel 15f. Het zesde en zevende lid lijken inhoudelijk sterk op het oude artikel 15e.

Artikel I, onderdeel H (artikelen 16 tot en met 16d)

Artikel 16 vervalt, omdat de daarin opgenomen bepaling per 1 januari 2014 is verplaatst naar artikel 1.48a van de Wko.

De inhoud van artikel 16 bepaalt dat de minister wijzigingen kan aanbrengen in het register buitenlandse kinderopvang indien is gebleken dat de ten aanzien van een kinderopvangvoorziening opgenomen gegevens niet overeenstemmen met de werkelijke situatie. Artikel 1.48a, eerste lid, van de Wko is ruimer, nu daar is bepaald dat de minister kan besluiten de gegevens van een buitenlandse kinderopvangvoorziening in het register buitenlandse kinderopvang te wijzigen.

In de artikelen 16a tot en met 16d werd een aantal van buiten Nederland gevestigde kindercentra of voorzieningen voor gastouderopvang gelijkgesteld met geregistreerde kindercentra of voorzieningen voor gastouderopvang. Deze categorale gelijkstelling van kinderopvangvoorzieningen wordt afgeschaft. Dit houdt in dat ouders, die gebruik willen maken van een buitenlandse kinderopvangvoorziening en kinderopvangtoeslag willen ontvangen, altijd gebruik moeten maken van een kinderopvangvoorziening die ingeschreven staat in het register buitenlandse kinderopvang.

Artikel I, onderdeel I (artikel 17c)

In het nieuwe artikel 17c wordt voorzien in overgangsrecht voor ouders die voorafgaand aan 1 januari 2014 gebruik maakten van opvang door een buitenlandse kinderopvangvoorziening die behoorde tot een gelijkgestelde categorie kinderopvang.

Verwezen wordt tevens naar paragraaf 3.3 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel I, onderdeel J (bijlage 1)

In bijlage 1 wordt een systeembeschrijving gegeven voor zowel de registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (hierna: Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen, LRKP) als voor het register buitenlandse kinderopvang. Hierin staan de werkwijze bij DUO en de inrichting van de genoemde registers beschreven. De systeembeschrijving voor het register buitenlandse kinderopvang is nieuw en de systeembeschrijving van het LRKP is qua opzet ingrijpend gewijzigd. In de vorige bijlage was het functioneel ontwerp van het register kinderopvang opgenomen, dat zeer gedetailleerd en zeer technisch van aard was, en dus moeilijk te doorgronden voor lezers die niet gespecialiseerd zijn op ICT-gebied, maar bovendien inmiddels ook verouderd. De nieuwe systeembeschrijving geeft een beknopte beschrijving van de opbouw van het systeem van het LRKP in relatie tot de procedures en de betrokken partijen. Ook is beschreven hoe het beheer en de verdere ontwikkeling van het systeem is ingericht.

Artikel I, onderdeel K (bijlage 2)

In bijlage 2 zijn de criteria opgenomen waaraan de jaarlijkse informatieverstrekking van het college aan de minister over de uitvoering van de bij of krachtens de wet opgedragen taken toezicht en handhaving in het kader van de wet- en regelgeving voor kinderopvang en peuterspeelzalen moet voldoen. De opzet van deze bijlage die als een matrix was vormgegeven, is ingrijpend gewijzigd. Met de gewijzigde opzet en werkwijze is beoogd om de betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens te vergroten en de uitvoeringslast voor gemeenten te beperken.

Gemeenten en GGD’en die gebruik maken van het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen en de Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte dienen deze gegevens vast te laten stellen door het college. Vervolgens wordt het jaarverslag aan de gemeenteraad en de Inspectie van het Onderwijs beschikbaar gesteld. Voor gemeenten en GGD’en die voor een deel van hun taak niet zijn aangesloten bij de hiervoor genoemde landelijke systemen, kan de volledige gegevensverzameling niet automatisch plaatsvinden. Deze gemeenten dienen de ontbrekende gegevens zelf op de website www.waarstaatjegemeente.nl toe te voegen.

Artikel II

Geconstateerd is dat nagenoeg identieke bepalingen waren opgenomen in artikel 11, tweede lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen en artikel 14 van de Regeling kwaliteit. Met ingang van 1 januari 2014 is de tekst van artikel 11, tweede lid, van voornoemd Besluit opgenomen in artikel 12a, tweede lid, van de Regeling kwaliteit (Stcrt. 2013, 29228) maar bij het opstellen van die regelingswijzing was nog niet gesignaleerd dat de inhoud van het nieuwe artikel 12a, tweede lid, van de Regeling kwaliteit overeenkomt met de inhoud van artikel 14 van de Regeling kwaliteit. Met de onderhavige wijziging is dat gecorrigeerd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Voor de inwerkingtreding van de Wet basisadministratie personen (Stb. 2013, 315) is deze administratie aangeduid met het begrip ‘gemeentelijke basisadministratie’.

X Noot
2

De volgende 11 landen zijn onderzocht: Duitsland, Engeland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Noorwegen, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje en Tsjechië.

Naar boven