TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
Deze regeling is een uitwerking van voorschriften van het Besluit energieprestatie
gebouwen ten aanzien van periodieke keuringen van airconditioningsystemen, het daarbij
op te stellen keuringsverslag en de gekwalificeerde deskundigen die de keuringen op
onafhankelijke wijze uitvoeren.
De betreffende voorschriften van het Besluit energieprestatie gebouwen vormen de implementatie
van de artikelen 15, 16 en 17 van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement
en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, de ‘Energy
Performance of Buildings Directive (herziene EPBD).
Keuring airconditioningsystemen
In deze wijzigingsregeling zijn nadere eisen en voorschriften opgenomen ten aanzien
van de keuringen van airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer
dan 12 kW alsmede voorschriften voor de deskundigen die de keuringen uitvoeren. Het
gaat daarbij zowel om de keuringsmethodiek als de wijze waarop het resultaat van de
keuring en het advies naar aanleiding van de keuring bekend wordt gemaakt aan de eigenaar
of huurder van een gebouw waarin het airconditioningsysteem is geïnstalleerd. Daarnaast
worden voorschriften gegeven betreffende de (bijscholings)examens voor het behalen
van de benodigde diploma’s voor het verrichten van keuringen van airconditioningsystemen
alsmede betreffende de exameninstellingen die de examens ontwikkelen en afnemen.
Het nominaal koelvermogen van 12 kW geldt als ondergrens van het totaal opgesteld
koelvermogen op gebouwniveau. Gebouwen met meerdere kleinere airco-installaties die
gezamenlijk boven de 12 kW uitkomen, vallen daardoor ook onder de keuring. Systemen
die (vrijwel) volledig gebruikt worden voor proceskoeling vallen niet onder de keuring.
De keuring omvat een beoordeling van de prestaties van de koudeopwekker en van de
capaciteit gelet op de koelbehoefte van het gebouw. De keuring omvat tevens de distributie
en afgifte van het airconditioningsysteem. Bij de keuring wordt tevens gekeken of
er mogelijkheden zijn voor verbetering van de energieprestatie van het airconditioningsysteem.
Op basis van de resultaten van de keuring wordt bezien of vervolgacties gewenst zijn.
De deskundige die de keuring uitvoert, verstrekt een concreet advies over mogelijke
verbetering of vervanging van (delen van) het airconditioningsysteem en over alternatieve
oplossingen indien het resultaat van de keuring daartoe aanleiding geeft. De uitvoering
van deze maatregelen behoren niet tot de keuringswerkzaamheden.
Er wordt gestreefd naar een kosteneffectieve keuring. De kosteneffectiviteit wordt
onder meer bepaald door de energiebesparing die gerealiseerd kan worden door uitvoering
van de adviezen van de deskundige. De energiebesparing kan bijvoorbeeld bestaan uit
een reductie van de elektriciteitsvraag voor koeling. De reductie is gerelateerd aan
de grootte van de installatie. Daarom wordt in de regeling een klassenindeling gehanteerd
op basis van de grootte van het airconditioningsysteem.
De tijd die nodig is voor het uitvoeren van de keuring hangt af van de omvang van
de installatie en het aantal componenten. Als richtlijn wordt gehanteerd dat de kosten
voor de keuring zoveel mogelijk beperkt blijven tot 10% van de jaarlijkse energiekosten
voor koeling. Dit percentage vormt een streefwaarde en geen absoluut maximum. In onderstaande
tabel zijn de gemiddelde tijd en kosten opgenomen voor een inspectie, afhankelijk
van de grootte van het airconditioningsysteem.
Vollasturen:
|
500
|
uur/jaar
|
|
|
|
COP:
|
2,75
|
|
|
|
Uurtarief inspecteur:
|
55
|
€/uur
|
|
|
|
Schaalgrootte
|
Elektragebruik koeling
|
Energie-tarief
|
Energie-kosten
|
Maximale kosten inspectie
|
Beschikbaar aantal uren
|
12 kW
|
2.182 kWh/jaar
|
€ 0,15/kWh
|
€ 327/jaar
|
€ 33/jaar
|
0,6
|
45 kW
|
8.182 kWh/jaar
|
€ 0,13/kWh
|
€ 1.064/jaar
|
€ 106/jaar
|
1,9
|
270 kW
|
49.091 kWh/jaar
|
€ 0,09/kWh
|
€ 4.418/jaar
|
€ 442/jaar
|
8,0
|
600 kW
|
109.091 kWh/jaar
|
€ 0,08/kWh
|
€ 8.727/jaar
|
€ 873/jaar
|
15,9
|
Toezicht en handhaving
De minister voor Wonen en Rijksdienst is belast met de handhaving van de voorschriften
t.a.v. de keuringen van airconditioningsystemen. Op grond van artikel 120b van de
Woningwet kan bij overtreding van de voorschriften een last onder bestuursdwang of
een last onder dwangsom worden opgelegd.
In de praktijk zal de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) zorg gaan dragen
voor het toezicht en de handhaving namens de minister. De ILT zal steekproefsgewijs
een in beginsel administratieve controle doen of de keuring tijdig geschiedt en of
deze wordt uitgevoerd door een deskundige die in bezit is van een geldig diploma.
Bij overtreding van de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling kan een last
onder dwangsom worden opgelegd aan de eigenaar of huurder van een gebouw waarin een
airconditioningsysteem is geïnstalleerd die in het kader van deze regeling gekeurd
dient te worden.
De installatiebranche heeft meerdere malen aangegeven positief te staan ten opzichte
van de nieuwe voorschriften ten aanzien van keuringen van airconditioningsystemen.
Er wordt in beginsel dan ook verwacht dat de voorschriften zullen worden nageleefd.
De inzet van de ILT zal daarom in eerste instantie gericht zijn op steeksproefgewijs
controleren.
Gevolgde procedure en inspraak
Bij de totstandkoming van de regeling heeft veelvuldig contact plaatsgevonden met
de branche. Conceptversies van de regeling zijn becommentarieerd door een klankbordgroep
EPBD (klankbordgroep die is ingesteld in het kader van richtlijn 2010/31/EU (Energy
Performance Buildings Directive) en een klankbordgroep EPBD installaties. Hierin zijn
de bouw-, installatie- en advieswereld, de energiebedrijven en belangenorganisaties
van huurders en verhuurders vertegenwoordigd. In deze klankbordgroepen zitten vertegenwoordigers
van onder andere Uneto-VNI, de NVKL (Nederlandse Vereniging Koudetechniek en Luchtbehandeling),
de Avepa (Associatie voor EPA-adviseurs), de STEK (Stichting Emissiepreventie Koudetechniek),
het KBI (Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector)en het ISSO Kennisinstituut
voor de installatiesector.
De klankbordgroepen zijn geconsulteerd bij het gehele implementatieproces van de herziene
EPBD. Voorts is de wijziging besproken in het Overlegplatform Bouwregelgeving.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg hebben laten
weten geen bezwaren tegen de ontwerpregeling te hebben. Het besluit gaat niet gepaard
met bestuurlijke lasten.
Toetsing administratieve lasten, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en bedrijfs-
en milieueffecten
Naar aanleiding van de toets op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid zijn enkele verduidelijkingen
toegevoegd aan de toelichting bij deze regeling. De verduidelijkingen hebben betrekking
op de kosten van het laten doen van keuringen, het kwaliteitssysteem dat wordt verwacht
van instellingen die examens afnemen voor het benodigde diploma om keuringen uit te
voeren, alsmede op de wijze van handhaving.
De verplichtingen in deze wijzigingsregeling brengen geen administratieve lasten voor
burgers met zich. Uit de resultaten van het onderzoek ‘Effectmeting wijziging Regeling
energieprestaties gebouwen’ (SIRA 15 juli 2013) blijkt dat de totale jaarlijkse administratieve
lasten voor bedrijven als gevolg van de wijziging worden geraamd op € 467.000. De
voornaamste jaarlijkse kosten vormen de kosten die gemoeid zijn met het behalen van
de vereiste diploma’s teneinde keuringen aan airconditioningsystemen met een koelvermogen
van meer dan 12 kW te mogen uitvoeren. Deze kosten worden geraamd op € 191.500 per
jaar, inclusief kosten voor het doen van herexamens. De jaarlijkse kosten voor bijscholing
van deskundigen worden geraamd op € 273.900. Het resterende bedrag van € 1.600 zijn
de jaarlijkse kosten als gevolg van het registreren en melden van de uitslag van examens.
De eenmalige lasten worden geschat op € 30.000. De eenmalige kosten betreffen het
aanpassen van reglementen door een exameninstelling en het aanleveren van het voorstel
voor de inhoud van het examen.
De bedrijfs- en milieueffecten als gevolg van deze wijzigingsregeling zijn zeer beperkt.
Er is geen direct effect op de werkgelegenheid of loonkosten. De in deze regeling
opgenomen voorschriften ten aanzien van de keuringen zullen wel zorgen voor een lager
gebruik van energie. Verder is er geen directe invloed op het verbruik en beheer van
grondstoffen. Wel leidt het verlagen van het energiegebruik ook tot een lager gebruik
van grondstoffen zoals kolen die worden gebruikt om deze energie op te wekken. Ten
slotte zal de vermindering van het energieverbruik invloed hebben op de emissies die
gepaard gaan met het opwekken van deze energie. Dit betreft met name een vermindering
van de emissie van CO2.
Notificatie
De ontwerpregeling is op 31 juli 2013 gemeld aan de Commissie van de Europese Unie,
notificatienummer 2013-0434-NL, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn
nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni
1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften
en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals
gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217) (notificatierichtlijn).
De artikelen in deze regeling omtrent de keuringen bevatten mogelijk technische voorschriften
in de zin van deze richtlijn. Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije verkeer
van goederen; zij zijn evenredig en waar nodig voorziet het Besluit energieprestatie
gebouwen in een gelijkwaardigheidsbepaling met het oog op de wederzijdse erkenning.
Er zijn geen opmerkingen gemaakt die tot wijziging van de regeling leiden.
Melding aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie ingevolge artikel 2,
negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake
technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu in casu geen sprake is van significante gevolgen voor
de handel.
Voorlichting
Het belang van voorlichting voor de naleving van deze regeling is aanzienlijk. Sinds
eind 2010 bevat de website van Agentschap.nl informatie over de komende keuring van
airconditioningsystemen. Met het naderen van de datum van inwerkingtreding wordt de
communicatie naar de branche en naar gebruikers van airconditioningsystemen geïntensiveerd.
In het kader van de voorlichting zal een website www.aircokeuring.nl
ingericht worden waar deze regeling toegelicht wordt.
Transponeringstabel.
Richtlijn nr. 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende
de energieprestatie van gebouwen (PbEU L153/13)
1.
|
Transponeringstabel
|
|
Bepaling in richtlijn 2010/31/EU
|
Bepaling in implementatieregelgeving of in bestaande regelgeving
|
|
Artikel 1
Onderwerp
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 2
Definities
|
Is geïmplementeerd in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012 (is m.i.v. 1 juli 2013
in werking getreden), en met een wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen
in het kader van keuringen van airconditioningsystemen
|
|
Artikel 3
Vaststelling methode voor berekening energieprestatie gebouwen
|
Geïmplementeerd met artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012, en met wijziging van de
Regeling energieprestatie gebouwen die nog in voorbereiding is
|
|
Artikel 4
Vaststelling minimumeisen voor de energieprestaties
|
Reeds geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012
|
|
Artikel 5
Berekening kostenoptimale niveaus v/d minimumeisen inzake energieprestatie
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 6
Nieuwe gebouwen
|
Reeds geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012
|
|
Artikel 7
Ingrijpende renovatie bestaande gebouwen
|
Geïmplementeerd middels wijziging van artikel 5.6 van het Bouwbesluit 2012 (in werking
getreden m.i.v. 1 juli 2013)
|
|
Artikel 8
Technische bouwsystemen
Eerste lid
systeemeisen
|
Geïmplementeerd middels nieuwe afdeling 6.13 van het Bouwbesluit 2012 (in werking
getreden m.i.v. 1 juli 2013)
|
|
Artikel 8,
tweede lid
Slimme meetsystemen
|
Reeds geïmplementeerd door de novelle wijziging wetsvoorstel verbetering marktmodel
(32 374) en de novelle wijziging wetsvoorstel implementatie energie-efficiëntie (32 373) als gevolg van implementatie van richtlijn nr. 2006/32/EC over energie-efficiency
en Energiediensten
|
|
Artikel 9
Bijna-energieneutrale gebouwen
|
Wijziging Bouwbesluit 2012
|
|
Artikel 10
Financiële stimulansen en marktbelemmeringen
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 11 Energieprestatiecertificaten
Eerste tot en met vierde, zesde en zevende lid
|
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen, wijziging Regeling energieprestatie gebouwen
(in voorbereiding)
|
|
Artikel 11, vijfde lid
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 11, achtste lid
|
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen (in voorbereiding)
|
|
Artikel 11, negende lid
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 12
Afgifte energieprestatie- certificaten
|
Wijze van implementatie wordt nog onderzocht
|
|
Artikel 13
Afficheren van energieprestatiecertificaten
|
Wijze van implementatie wordt nog onderzocht
|
|
Artikel 14
Keuring van verwarmingssystemen
|
Wordt niet omgezet in regelgeving. Er is gekozen voor de mogelijkheid van informatieverstrekking
aan gebruikers
|
|
Artikel 15
Keuring van airconditioningsystemen
|
De keuring was reeds opgenomen in het Besluit energieprestatie gebouwen. In het Besluit
energieprestatie gebouwen (nieuwe artikel 3a.1) worden met een wijzigingsbesluit de
bepalingen aangevuld conform de herziene richtlijn. Met de onderhavige regeling worden
nadere voorschriften opgenomen.
|
|
Artikel 16
Verslagen over keuring van verwarmings- en aircosystemen
|
Met de wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen (nieuwe artikel 3a.1) in
het kader van keuringen van airconditioningsystemen worden de bepalingen betreffende
het keuringsverslag aangevuld conform de herziene richtlijn.
|
|
Artikel 17
Onafhankelijke deskundigen
|
Is reeds geïmplementeerd in het Besluit energieprestatie gebouwen. Het voorschrift
dat de keuring moet worden uitgevoerd door een gekwalificeerde of erkende deskundige
is opnieuw opgenomen in de wijziging (nieuw artikel 3a.2) van het Besluit energieprestaties
gebouwen in het kader van de keuringen van airconditioningsystemen. Nadere voorschriften
worden opgenomen in de onderhavige wijzigingsregeling.
|
|
Artikel 18
Onafhankelijk controlesysteem
(volgens bijlage II)
|
Op grond van artikel 93 van de Woningwet kan de minister voor Wonen en Rijksdienst
ambtenaren aanwijzen voor het houden van toezicht op de verplichtingen die zijn opgenomen
in het Besluit energieprestatie gebouwen
|
|
Artikel 19
Evaluatie
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 20
Informatie
Eerste en tweede lid
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 21 Raadpleging
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 22 Aanpassing van bijlage I aan de technische vooruitgang
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 23 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 24 Intrekking van de delegatie
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 25 Bezwaren tegen gedelegeerde handelingen
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 26 Comitéprocedure
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 27 Sancties
|
Bij overtreding van de verplichtingen die voortvloeien uit onderhavige regeling kan
een last onder dwangsom worden opgelegd aan de eigenaar of huurder van een gebouw
waarin een airconditioningsysteem is geïnstalleerd die in het kader van deze regeling
gekeurd dient te worden. De wijze van implementatie m.b.t. sancties t.a.v. andere
verplichtingen uit de richtlijn wordt onderzocht
|
|
Artikel 28 Omzetting
|
Er wordt aan gewerkt om zo spoedig mogelijk een volledige omzetting te realiseren
|
Artikelsgewijze toelichting
Onderdeel A
Met het opnemen van de nadere voorschriften omtrent de keuringen van airconditioningsystemen
en degenen die deze keuringen moeten uitvoeren, wordt tevens een aantal begripsbepalingen
toegevoegd. Het betreft begripsbepalingen die betrekking hebben op een onderverdeling
van airconditioningsystemen naar grootte van het systeem, alsmede begripsbepalingen
die samenhangen met de diplomering van de deskundigen die keuringen van airconditioningsystemen
uitvoeren.
Onderdeel E
Artikel 7a
In dit artikel is opgenomen dat de eigenaar of huurder van een gebouw waarin een airconditioningsysteem
met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW is geïnstalleerd verantwoordelijk
is voor het laten uitvoeren van keuringen van dat systeem.
In artikel 3a.1, eerste lid, van het Besluit energieprestaties gebouwen is opgenomen
dat deze airconditioningsystemen ten minste eenmaal per vijf jaar moeten worden gekeurd.
Om te voorkomen dat er capaciteitsproblemen bij de deskundigen ontstaan, is een fasering
opgenomen in de regeling van de eerste te verrichten keuring. Bij de fasering van
die eerste keringen is rekening gehouden met zowel de ouderdom van de systemen als
de grootte van de systemen. Vanuit praktisch oogpunt is ervoor gekozen om eerst de
kleinere systemen te keuren. De deskundigen die deze systemen mogen keuren moeten
beschikken over een diploma EPBD A-airconditioningsystemen. Naar verwachting zullen
de examens voor het behalen van dit diploma eerder gereed zijn dan voor de deskundigen
die een diploma EPBD B-airconditioningsystemen willen behalen.
Artikel 7b
Omdat voor de keuring, afhankelijk van de klasse waartoe een airconditioningsysteem
behoort, kennis en vaardigheden op verschillende niveaus nodig is, worden twee diploma’s
geïntroduceerd. Diploma EPBD A-airconditioningsystemen omvat de meer praktische handelingen.
Met dit diploma is een deskundige voldoende gekwalificeerd om airconditioningsystemen
behorend tot klasse 1 te keuren en daarover een keuringsverslag uit te brengen. Daarnaast
kunnen bepaalde voorbereidende werkzaamheden aan klasse 2 en 3 airconditioningsystemen
uitgevoerd worden door een deskundige in bezit van het diploma EPBD A-airconditioningsystemen.
Welke werkzaamheden dit zijn, staat omschreven in onderdelen 1 tot en met 8 van bijlage
IV.
De werkzaamheden 9 tot en met 12 van bijlage IV, en het keuringsverslag van de keuringen
van klasse 2 en 3 airconditioningsystemen moeten worden uitgevoerd door een deskundige
met diploma EPBD B – airconditioningsystemen. In de praktijk kan de volledige keuring
van klasse 2 en 3 airconditioningsystemen dan ook worden uitgevoerd door twee deskundigen
waarvan één in het bezit is van het diploma A-airconditioningsystemen en de ander
in het bezit van het diploma B-airconditioningsystemen.
Bij het onderscheid tussen de diploma’s A-airconditioningsystemen en B-airconditioningsystemen
is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
Werkzaamheden zijn onder te verdelen in meer praktisch gerichte handelingen en handelingen
op een hoger abstractieniveau. Dit onderscheid bepaalt op hoofdlijnen de grens tussen
diploma A- airconditioningsystemen en B-airconditioningsystemen. Voor installaties
van klasse 1 airconditioningsystemen, moet de gehele keuring uitgevoerd kunnen worden
door een deskundige met diploma A-airconditioningsystemen. Onder diploma B-airconditioningsystemen
vallen alle werkzaamheden die een hoger abstractieniveau vragen van de deskundige.
In bijlagen VII en VIII is opgenomen welke eisen aan diploma A – airconditioningsystemen
respectievelijk diploma B – airconditioningsystemen gesteld worden.
Artikel 7c
De keuring moet op onafhankelijke wijze worden verricht. Teneinde de benodigde onafhankelijkheid
en objectiviteit van de deskundige te bereiken, moet de keuring worden uitgevoerd
conform de beschreven methodiek in bijlage V.
De keuringsmethodiek is gebaseerd op de Europese norm EN 15240 ‘Guidelines for inspection
of air-conditioning systems’ van april 2007. Bij de opstelling van de keuringsmethodiek
is gestreefd naar een kosteneffectieve keuring om de kosten (voor bedrijven) zo beperkt
mogelijk te houden.
Artikel 7d
De minister wijst de exameninstelling aan. Dit kunnen meerdere instellingen zijn,
mits zij aan de criteria voldoen die omschreven zijn in het tweede lid. Uit de criteria
volgt dat de exameninstelling rechtspersoonlijkheid bezit en een vestiging in Nederland
heeft. Tevens moet een exameninstelling voldoende kennis en ervaring hebben om de
hier bedoelde examens af te nemen. Daarbij wordt gekeken naar o.a. de aanwezige kennis
en ervaring op het gebied van de koeltechniek, de relevante wet- en regelgeving en
het afnemen van examens alsmede of de potentiële exameninstelling de examens zal inrichten
conform de normen die vereist zijn voor dergelijke examens. Verder moet een instelling
beschikken over een kwaliteitssysteem dat op schrift is gesteld. Het gaat daarbij
om een beschrijving van de volgende aspecten:
-
• Uitvoeren van een regelmatige beoordeling van de kwaliteit van de instelling, waaronder
maatregelen en instrumenten om te waarborgen dat het personeel zijn bekwaamheid onderhoudt.
De beoordeling geschiedt met betrokkenheid van onafhankelijke deskundigen en belanghebbenden.
De uitkomsten van deze beoordeling zijn openbaar.
-
• Regelmatig (voor zover het de examens betreft jaarlijks) een verslag uitbrengen omtrent:
de beoordeling van de kwaliteit, de uitkomsten van die beoordeling, en het voorgenomen
beleid in het licht van die uitkomsten.
Ten slotte moet een instelling beschikken over faciliteiten om zowel het theoretische
als het praktische examenonderdeel af te kunnen nemen. Voor het praktische examenonderdeel
is bijvoorbeeld de beschikbaarheid van een koelmachine van meer dan 12 kW vereist.
Bij de aanwijzing van een instelling kan de minister een adviescommissie instellen
die de minister adviseert over de deskundigheid van de exameninstelling.
Artikel 7e
Om de kwaliteit die de exameninstelling levert te waarborgen, heeft deze diverse verplichtingen.
De exameninstelling moet een examenreglement en een huishoudelijk reglement vaststellen.
Het examenreglement heeft betrekking op de relatie exameninstelling en deelnemer.
In het examenreglement worden de procedures en de gedragsregels rondom het (her)examen
beschreven (rechten en plichten, overmacht, fraude, communicatie e.d.).
Het huishoudelijk reglement bevat zaken die betrekking hebben op de interne organisatie
van de exameninstelling. In een huishoudelijk reglement worden onder meer de taken
van de examinator en de criteria waaraan hij moet voldoen beschreven. Op geschillen
met de exameninstelling die een uitvloeisel zijn van de uitvoering van de reglementen,
bijvoorbeeld als een deelnemer het niet eens is met de door de exameninstelling aangewezen
examinator, is het privaatrecht van toepassing.
Artikel 7f
Om zeker te stellen dat de examenopgaven een zodanig niveau hebben dat daarmee getoetst
kan worden of de deelnemers aan de gestelde exameneisen voldoen, stelt de minister
de inhoud van het (her)examen vast. De exameninstelling dient daartoe een voorstel
in. Het examen bestaat uit een theorietoets en een praktijktoets. Bij de theorietoets
wordt met name getest of de deelnemer voldoende kennis heeft van de werking van processen,
de eigenschappen van stoffen en van relevante wet- en regelgeving. Bij de praktijktoets
wordt getoetst of de deelnemer voldoende vaardigheden en kennis heeft ten aanzien
van de praktische handelingen aan een airconditioningsysteem, de relevante materialen,
instrumenten en apparatuur. De praktijktoets bestaat onder andere uit verschillende
opdrachten/handelingen aan een fysiek airconditioningsysteem.
Artikel 7g
In dit artikel zijn voorschriften opgenomen voor het doen van een herexamen. Een deelnemer
wordt een keer in de gelegenheid gesteld een herexamen te doen voor het onderdeel
of de onderdelen. Het herexamen vindt plaats binnen zes maanden nadat een deelnemer
van de uitslag van het examen op de hoogte is gesteld. De artikelen met betrekking
tot de inhoud van het examen en het vaststellen van de uitslag zijn ook bij het doen
van een herexamen van toepassing.
Artikelen 7h en 7i
De minister stelt de uitslag vast van het afgelegde examen met inachtneming van het
advies van de exameninstelling over de bij het examen behaalde resultaten van een
deelnemer. Op grond van artikel 8:4, onderdeel e, van de Algemene wet bestuursrecht
kan tegen het besluit waarbij de uitslag wordt vastgesteld geen bezwaar en beroep
worden ingesteld voor wat betreft de beoordeling van het kennen en kunnen van de deelnemer
aan het examen. Bij een bezwaar- en beroepsprocedure kan uitsluitend worden beoordeeld
of met betrekking tot de besluitvorming aan de formele voorschriften is voldaan.
Het diploma is geldig tot vijf jaar na afgifte. Gezien de technologische ontwikkelingen
op het gebied van airconditioning van de afgelopen jaren is het uitgangspunt dat de
examenstof maximaal 5 jaar actueel is. Binnen die periode van vijf jaar heeft een
deskundige de mogelijkheid bijscholing te volgen met daaraan aansluitend een bijscholingsexamen.
Artikel 7k
De minister registreert wie een diploma heeft ontvangen, de datum van afgifte en de
geldigheidsduur van een diploma, en beheert die registratie. De minister zorgt ervoor
dat de registratie correct en actueel is. Het doel van de registratie is om het voor
eigenaren en huurders van gebouwen waarin airconditioningsystemen zijn geïnstalleerd
die iedere vijf jaar gekeurd moeten worden, mogelijk te maken om na te gaan wie over
een diploma beschikt. Het register is passief openbaar. Gegevens worden op verzoek
verstrekt voor zover noodzakelijk voor het laten uitvoeren van een keuring. De registratie
van een diploma wordt vijf jaar bewaard. Omdat ieder diploma of verlenging van een
diploma vijf jaar geldig is, is er geen noodzaak de registratie van een diploma langer
dan vijf jaar te bewaren. Na die termijn wordt de registratie van het betreffende
diploma vernietigd. Omdat de registratie persoonsgegevens bevat, is de Wet bescherming
persoonsgegevens van toepassing op de registratie.
Artikel 7l
Deskundigen wordt de mogelijkheid geboden een bijscholingsexamen te doen. Indien het
bijscholingsexamen met goed gevolg wordt afgelegd, wordt het diploma met vijf jaar
verlengd. Uitgangspunt is dat examenstof vijf jaar actueel blijft. Daarom is ervoor
gekozen om ook bij de verlenging van het diploma een termijn van vijf jaar te hanteren.
Voor het bijscholingsexamen zijn dezelfde voorschriften van toepassing als bij het
examen.
Onderdeel F
Personen die sinds 1 januari 2010 het zogeheten diploma voor koelinstallaties categorie
I hebben behaald, beschikken tevens over de kennis en vaardigheden die benodigd zijn
voor het diploma EPBD A-airconditioningsystemen. Het diploma voor koelinstallaties
categorie I wordt verstrekt op grond van artikel 14, eerste lid, van de Regeling gefluoreerde
broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties. Voor deze personen zou het
onnodig belastend zijn om opnieuw een examen te moeten afleggen voor het diploma EPBD
A-airconditioningsystemen.
In deze overgangsregeling is daarom opgenomen dat het diploma voor koelinstallaties
categorie I als een diploma EPBD A-aircontioningsystemen geldt voor de duur van vijf
jaar vanaf de datum van afgifte van dat diploma voor koelinstallaties categorie I.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok.