Bekendmaking van de Bestuursovereenkomst Doortrekking A15 Ressen naar A12 Oudbroeken

Nr. IENM/BSK-2013/126632

De Minister van Infrastructuur en Milieu

DE ONDERGETEKENDEN

  • 1. De Minister van Infrastructuur en Milieu, mevrouw drs. M.H. Schultz van Haegen, handelend als bestuursorgaan en als rechtsgeldige vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, gezeteld te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘het Rijk’,

  • 2. De provincie Gelderland, krachtens volmacht verleend door de Commissaris van de Koning van die provincie, vertegenwoordigd door mevrouw mr. C.G. Bieze – van Eck, lid van het college van Gedeputeerde Staten, handelende ter uitvoering van het besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 25 juni 2013, zaaknummer 2012-004370, en handelend als rechtsgeldige vertegenwoordiger, hierna te noemen ‘de Provincie Gelderland’,

  • 3. Het college van Bestuur van de Stadsregio Arnhem Nijmegen, namens deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter, de heer drs. W.J.A. Dijkstra, en handelend als rechtsgeldige vertegenwoordiger, hierna te noemen: ‘de Stadsregio Arnhem Nijmegen’.

Partijen 2 tot en met 3 gezamenlijk, hierna te noemen: ‘Regionale Partijen’,

Partijen 1 tot en met 3 gezamenlijk, hierna te noemen: ‘Partijen’.

OVERWEGENDE:

  • Partijen hebben met het oog op de gemeenschappelijke belangen besloten om de handen ineen te slaan en om gezamenlijk de verkeersproblematiek rondom de Stadsregio Arnhem Nijmegen aan te pakken.

  • In het kader daarvan hebben Partijen op 21 juni 2006 een bestuursovereenkomst (ON2472) gesloten over de financiering en organisatie van de planstudies van de projecten:

    • doortrekking A15 Ressen naar A12, inclusief verbreding aansluitende wegvakken (A12/A15 betere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in de regio Arnhem – Nijmegen);

    • verbreding A12 Ede – Grijsoord.

  • De planstudie A12 Ede – Grijsoord is afgerond. Het tracébesluit voor dit project is op 5 december 2011 door de Minister van IenM vastgesteld.

  • Partijen hebben op 22 juni 2011 aanvullende (financiële) afspraken (TK 2010–2011, 29 385 nr 65) gemaakt voor de doortrekking van de A15 waarbij de volgende bestuurlijke voorkeursrichting geldt: het Doortrekkingsalternatief van de A15 naar de A12 met brug over het Pannerdensch kanaal en met een halfverdiepte ligging tussen Duiven en Zevenaar.

  • Daarbij is afgesproken dat na inspraak en advies op de Trajectnota/MER het Standpunt wordt bepaald door de Minister van IenM. Daarna zullen partijen een definitieve bestuursovereenkomst sluiten.

  • De Minister van IenM heeft op 16 januari 2012 (Kamerstuk 29 385, nr. 66) het Standpunt bekendgemaakt en daarin de keuze toegelicht voor het Doortrekkingsalternatief A15 Noord met een brug over het Pannerdensch Kanaal en een halfverdiepte ligging tussen Duiven en Zevenaar. Dit Standpunt geldt als uitgangspunt voor het (Ontwerp-) Tracébesluit en is als bijlage 1 bij deze bestuursovereenkomst opgenomen.

  • De Minister van IenM heeft op 22 juni 2012 (Kamerstuk 29 385, nr. 72, opgenomen als bijlage 2) besloten tot een aanvulling op het Standpunt. Het Doortrekkingsalternatief Noord van de A15 naar de A12 met een brug over het Pannerdensch Kanaal, met een halfverdiepte (–3 meter) ligging tussen Duiven en Zevenaar, komt op minimaal 140 meter afstand van de wijk Diesfeldt (gemeente Duiven), waarbij in de aanbesteding de markt wordt uitgedaagd om bij Groessen een geheel verdiepte ligging (–6 meter), in plaats van een halfverdiepte (–3 meter) binnen budget aan te bieden.

  • Partijen wensen thans de definitieve bestuursovereenkomst met elkaar te sluiten.

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1. In deze Bestuurlijke Overeenkomst wordt verstaan onder:

    a. Bestuurlijke Overeenkomst:

    deze overeenkomst.

    b. BLD-bijdrage:

    Apparaatskosten Rijkswaterstaat.

    c. BO MIRT:

    periodiek Bestuurlijk Overleg over het MIRT tussen minister(s)/staatssecretaris(sen) en regionale bestuurders.

    d. CO:

    Het ConvenantOverleg. De bestuurlijke begeleidingsgroep, ingesteld op grond van de bestuursovereenkomst uit 2006.

    e. BBG:

    Bestuurlijke BegeleidingsGroep. Het halfjaarlijks bestuurlijk voortgangsoverleg over het Project.

    f. DBFM-contract:

    (DBFM:Design, Build, Finance en Maintain) een tussen de Staat en de opdrachtnemer te sluiten contract met betrekking tot het ontwerp en de aanleg van Het Project, het meerjarig onderhoud en de financiering van die activiteiten.

    g. EMVI-criteria:

    criteria voor Economisch Meest Voordelige Inschrijving. Dit zijn vooraf vastgestelde criteria op basis waarvan het uitvoeringscontract aan een van de gegadigde aannemers gegund wordt.

    h. IBOI:

    het jaarlijks toegekende percentage Indexcijfer Bruto Overheidsinvesteringen, zoals gehanteerd door het Ministerie van Financiën.

    i. Kasritme:

    de verdeling van het budget over de benodigde jaren.

    j. MIRT:

    Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport.

    k. Het Project:

    Het Project zoals beschreven in artikel 4 van deze overeenkomst.

    l. Planstudie:

    de werkzaamheden ten behoeve van het opstellen van het (ontwerp) tracébesluit.

    m. Realisatiefase:

    de fase in het MIRT-besluitvormingsproces na het Uitvoeringsbesluit, waarin de uitvoering van het project plaatsvindt binnen de afgesproken kaders, zoals scope, planning en taakstellend budget.

    n. Standpunt:

    het besluit, bedoeld in artikel 9 van de Tracéwet (oud) van de Minister van Infrastructuur en Milieu op basis van de Trajectnota/MER ‘Betere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in der regio Arnhem Nijmegen’.

    o. Taakstellend budget:

    budget dat maximaal beschikbaar is om het Project uit te voeren.

    p. (Ontwerp)Tracébesluit:

    het door de Minister van Infrastructuur en Milieu op basis van de Tracéwet voor het Project te nemen (ontwerp) besluit, waaronder mede is begrepen een besluit tot wijziging van dat besluit.

    q. Uitvoeringsbesluit:

    Het besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu om de daadwerkelijke realisatie van het project uit te voeren en het agentschap Rijkswaterstaat de bevoegdheid te geven de in het MIRT gereserveerde middelen aan dit project te besteden.

    r. Voorbereiding van de Realisatiefase:

    werkzaamheden voorafgaand aan het uitvoeringsbesluit, waaronder de voorbereiding van het contract voor de aannemer, het (voorbereiden van het) aanvragen van vergunningen en grondverwerving.

Artikel 2 De doelstelling van het Project

  • 1. Het verbeteren van de bereikbaarheid en veiligheid over de weg in de regio Arnhem Nijmegen door de doorstroming op en capaciteit, betrouwbaarheid en robuustheid van de weg te vergroten en daarbij rekening te houden met de leefomgeving.

    Middels de verbetering van de bereikbaarheid willen Rijk en Regio:

    • Bijdragen aan een (internationaal) concurrerend vestigingsklimaat;

    • Bijdragen aan een ruimtelijk economisch vitale (woon- en leefklimaat) Stadsregio Arnhem Nijmegen;

    • Een toekomstvaste oplossing, waaronder robuustheid en hoogwaterveiligheid.

Artikel 3 Doel van de overeenkomst

  • 1. Partijen zullen met het oog op de gemeenschappelijke belangen gezamenlijk de verkeersproblematiek in de regio Arnhem Nijmegen aanpakken. In het kader daarvan willen zij intensief samenwerken met betrekking tot de Planstudie en de (voorbereiding van de) Realisatiefase van de doortrekking van de A15.

  • 2. Deze overeenkomst heeft tot doel afspraken vast te leggen over:

    • a. het voorkeursalternatief, dat nader zal worden uitgewerkt tot het (Ontwerp) Tracébesluit.

    • b. het taakstellend budget voor het Project.

    • c. de financiële afspraken voor de Planstudie van het Project.

    • d. de financiële afspraken voor de (voorbereiding) van de Realisatiefase van het Project.

    • e. de taakverdeling en de wijze van samenwerking in de Planstudie en de (voorbereiding van de) Realisatiefase van het Project.

    • f. de wijze van besluitvorming in de Planstudie en de (voorbereiding van de) Realisatiefase over wijzigingen in het Project, de Projectraming, de Projectplanning en de financiering van het Project.

  • 3. Partijen zullen zich maximaal inspannen ten einde te bereiken dat de projectscope zoals beschreven in artikel 4 van deze overeenkomst gerealiseerd wordt.

Artikel 4 Projectscope

  • 1. De projectscope komt overeen met het Standpunt van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 16 januari 2012 (Kamerstuk 29 385, nr. 66), welke gewijzigd is op 22 juni 2012 (Kamerstuk 29 385, nr. 72). Het betreft het Doortrekkingsalternatief Noord van de A15 naar de A12 met een brug over het Pannerdensch Kanaal, met een halfverdiepte (–3 meter) ligging tussen Duiven en Zevenaar, op minimaal 140 meter afstand van de wijk Diesfeldt (gemeente Duiven), waarbij in de aanbesteding de markt wordt uitgedaagd om bij Groessen een geheel vediepte ligging (–6 meter), in plaats van een halfverdiepte (–3 meter) binnen budget aan te bieden.

  • 2. Het project A12 Ede-Grijsoord valt niet binnen de scope van dit project.

  • 3. Wijziging van de scope kan plaatsvinden door een besluit van het Rijk op basis van schriftelijk vastgelegde advisering door de BBG en leidt zo nodig tot aanpassing van deze bestuursovereenkomst.

Artikel 5 Samenwerkingsstructuur

  • 1. De Directeur-Generaal Bereikbaarheid van het Ministerie van IenM is namens het Rijk de opdrachtgever voor de Planstudie.

  • 2. Rijkswaterstaat is namens het Rijk uitvoerder van de Planstudie.

  • 3. Rijkswaterstaat coördineert en organiseert namens Partijen tijdens de Planstudiefase en de (voorbereiding van de) Realisatiefase het overleg met de Regionale Partijen en andere betrokken organisaties, burgers en bestuursorganen.

  • 4. Partijen spannen zich in om hun interne besluitvorming ten behoeve van onderdelen van de Planstudie en de (voorbereiding van de) Realisatiefase zodanig in te richten dat daardoor geen vertragingen ontstaan.

  • 5. Ter bevordering van de eenheid van communicatie en beeldvorming van het Project, zal Rijkswaterstaat namens het Rijk communicatie over dit project coördineren.

  • 6. Rijkswaterstaat stelt namens het Rijk eens per jaar een analyse op van de voortgang en de bestuurlijke, maatschappelijke, juridische, technische, financiële en beheersmatige risico’s van het Project en rapporteert hier tijdig over aan de (Regionale) Partijen. Partijen zullen de rapportage bespreken in de BBG of zoveel eerder als nodig is.

  • 7. Keuzes over bijvoorbeeld de wijze van vervlechting of parallelschakeling van Ontwerp-Tracebesluit en aanbesteding, of het moment van anticiperende grondaankopen, liggen exclusief bij het Rijk.

  • 8. Overige keuzes ten aanzien van de Planstudie en (voorbereiding van de) Realisatiefase van het Project voor zover in deze bestuursovereenkomst niet expliciet anders benoemd worden genomen door het Rijk.

  • 9. Partijen stellen een bestuurlijk voortgangsoverleg in, waarin vertegenwoordigers van de Partijen zitting hebben. Dit voortgangsoverleg wordt aangeduid als de Bestuurlijke BegeleidingsGroep (BBG). In voorkomende gevallen kan de BBG samenvallen met het BO MIRT.

  • 10. De BBG wordt namens het Rijk voorgezeten door Rijkswaterstaat. Het secretariaat wordt verzorgd door Rijkswaterstaat.

  • 11. De BBG adviseert het Rijk over het (Ontwerp)Tracébesluit en de (voorbereiding van de) Realisatiefase van het Project. Het advies van de BBG is zwaarwegend maar niet bindend. Besluitvorming over deze onderwerpen vindt altijd door het Rijk plaats.

  • 12. De BBG houdt op te bestaan uiterlijk bij openstelling van het Project.

Artikel 6 Taakstellend budget

  • 1. In het MIRT 2012 is het taakstellende budget voor het Project gesteld op 804 miljoen euro (prijspeil 2011, inclusief BTW).

  • 2. Het taakstellende budget is als volgt opgebouwd:

    • a. Het Rijk stelt een bedrag van € 385 miljoen ter beschikking. Dit bedrag is inclusief BTW, exclusief de tolopgave, en exclusief de kosten voor de Planstudie die conform artikel 7 ten laste komen van het Rijk.

    • b. De Provincie Gelderland stelt voor het Project een bedrag van € 360 miljoen ter beschikking. Dit bedrag is inclusief BTW. De provincie Gelderland corrigeert dit bedrag jaarlijks voor prijsstijging tot het prijspeil van de jaren waarin de bijdrage ter beschikking wordt gesteld.

    • c. De Stadsregio Arnhem Nijmegen stelt een bedrag van € 12,5 miljoen ter beschikking. Dit bedrag is inclusief BTW. De Stadsregio Arnhem Nijmegen corrigeert dit bedrag jaarlijks voor prijsstijging tot het prijspeil van het jaar waarin de bijdrage ter beschikking wordt gesteld.

    • d. Door tol zal een bedrag worden opgebracht met een netto contante waarde van € 282,5 miljoen. De disconteringsvoet en/of risicoafslag wordt daarbij door het Rijk in afstemming met de Regionale Partijen bepaald. De tolopbrengsten worden jaarlijks geïndexeerd.

    • e. Het taakstellend budget en de in sub a t/m c genoemde bedragen worden vanaf 2012 jaarlijks geïndexeerd conform de door het CPB geraamde IBOI bij MEV, tenzij het Rijk niet indexeert omdat de minister van Financiën besluit de middelen die samenhangen met deze IBOI niet of niet volledig uit te keren aan de Minister van IenM. De indexatie van het budget naar prijspeil 2012 heeft plaatsgevonden in 2013. De volgende indexatie zal gerealiseerd zijn in de Rijksbegroting/MIRT 2014.

    • f. Van de in sub a t/m d genoemde bedragen is € 110 miljoen voor de bijdrage van het Project aan de apparaatkosten van RWS en € 126 miljoen (inclusief BLD) voor het project A12 Ede-Grijsoord. Deze bedragen vallen buiten het taakstellend budget zoals genoemd in lid 1.

    • g. De in lid 2 genoemde bedragen zijn in prijspeil 2011.

  • 3. Van de bedragen zoals genoemd in lid 2 b en c zijn in totaal maximaal € 55 miljoen beschikbaar voor maatregelen voor inpassing en infrastructuur.

    • a. Het pakket bevat in ieder geval de volgende maatregelen:

      • een goede overgang/inpassing met betrekking tot Park Lingezegen: aanpassing bij de Plak, een fietsonderdoorgang bij de N839 en onderzoek naar de optie van grondwallen;

      • de pijlers van het gedeelte van de brug vanaf het Pannerdensch Kanaal tot de Lodderhoeksestraat (de pijlers vanaf de Betuweroute tot de Lodderhoeksestraat zijn een alternatief voor het verleggen van de gasleiding en worden niet betaald uit de bijdrage van € 55 mln);

      • een fietsverbinding over de brug;

      • de aansluiting bij Zevenaar Oost (‘aansluiting Hengelder’);

      • aan de verdiepte ligging bij Groessen wordt een bijdrage geleverd van 20–25% van de kosten van verdere verdieping conform het Standpunt, met een maximum van € 12 mln. De minister van IenM heeft op 22 juni 2012 (Kamerstuk 29 385, nr. 72, opgenomen als bijlage 2) aangegeven dat zij het vertrouwen heeft dat de markt een geheel verdiepte ligging binnen het totaal – inclusief de extra inpassingsbijdrage van de provincie – beschikbaar budget zal kunnen aanbieden.

      • een doelmatige calamiteitenaansluiting bij Angeren voor ontruiming bij hoog water.

    • b. Partijen spreken af dat aanbestedingsmeevallers ten behoeve van het Project worden ingezet. Partijen zullen bij een aanbestedingsmeevaller die het benodigde bedrag voor de geheel verdiepte ligging te boven gaat nadere afspraken maken over bijvoorbeeld aanvullende maatregelen voor landschappelijke inpassing, fietsonderdoorgangen voor de A12 of vormgeving van de brug. Bij tegenvallers maken partijen eveneens nadere afspraken over de invulling van de hiervoor genoemde maatregelen.

    • c. In het kader van werk met werk maken onderzoekt de regio (voor eigen rekening) extra mogelijkheden (inclusief financiering) voor de uitbreiding van het fietsnetwerk, carpoolplekken en hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) als gevolg van de doortrekking, zodat de realisatie van deze mogelijkheden gecombineerd kan worden met de aanleg van de doortrekking. De Stadsregio initieert en coördineert het onderzoek in samenwerking met de andere betrokken overheden.

  • 4. Alle in dit artikel genoemde bedragen zijn taakstellend. Partijen treden in overleg, als blijkt dat de in lid 2 genoemde bedragen onvoldoende zijn om het Project te kunnen realiseren, met het doel tot een sluitende begroting te komen binnen het taakstellend budget. In dit overleg worden door de Partijen afspraken gemaakt over versobering en fasering van het Project zo mogelijk met behoud van functionaliteit en datum van openstelling.

  • 5. Financiële risico’s binnen de scope liggen na ondertekening van het Ontwerp Tracébesluit in beginsel bij het Rijk. Deze financiële risico’s omvatten mede de onzekerheden in de raming, rente risico’s en prijsstijgingen.

  • 6. Indien een Partij een wijziging van het Project voorstelt waarmee extra kosten zijn gemoeid, draagt deze Partij zelf de kosten van deze wijziging door een verhoging van haar bijdrage als bedoeld in lid 2 van dit artikel.

  • 7. Wijzigingen van de kostenverdeling worden schriftelijk tussen Partijen vastgelegd als wijzigingen van deze bestuurlijke overeenkomst.

  • 8. Het Rijk zal een eventuele harde aanbestedingsmeevaller op het project A12 Ede-Grijsoord, na herijking van het risicoprofiel en na de realisatie, ten gunste laten komen van het Project.

  • 9. Eventuele aanbestedings- en realisatietegenvallers, na herijking van het risicoprofiel en na de realisatie, zullen voor zover mogelijk worden opgevangen door verhoging van de tolopgave zoals genoemd in het tweede lid onder d.

  • 10. De beheer- en onderhoudskosten van de uiteindelijk door middel van de uitvoering van het Project gerealiseerde werken zijn voor rekening van het Rijk, voor zover dit Rijksinfrastructuur betreft.

  • 11. Wijzigingen van het taakstellend budget vinden plaats na schriftelijk vastgelegde afstemming in de BBG, en worden voorgelegd aan het Rijk ter besluitvorming, en worden vervolgens vastgelegd als wijzigingen op deze bestuurlijke overeenkomst.

Artikel 7 Kostenverdeling planstudie

  • 1. Vanaf het Standpunt tot het moment van een onherroepelijk Tracébesluit draagt het Rijk de kosten van de Planstudie.

  • 2. Indien van toepassing ondersteunen partijen de Planstudie door aanvullende expertise op eigen kosten beschikbaar te stellen.

  • 3. Eigen personeels- en bestuurskosten van Partijen tijdens de Planstudie komen voor rekening van iedere afzonderlijke Partij.

  • 4. De kosten voor de Planstudie, komen voor een vast bedrag van € 5 mln ten laste van

    van het taakstellend budget zoals deze beschreven is in artikel 6. Dit is tussen Partijen overeengekomen in het Convenantoverleg van 2 februari 2010. Alle overige planstudiekosten komen ten laste van het Rijk.

Artikel 8 Betaling taakstellend budget

  • 1. De Provincie Gelderland zal haar gereserveerde bijdrage volgens het onderstaande kasritme (prijspeil 2011) aan het Rijk beschikbaar stellen:

    2013: 40 mln

    2014: 40 mln

    2015: 280 mln

  • 2. Ten aanzien van het kasritme in lid 1 geldt het voorbehoud van instemming van Provinciale Staten van de provincie Gelderland. De provincie Gelderland doet schriftelijk melding van de instemming, die aan deze overeenkomst wordt gehecht. Bij het uitblijven van instemming doet de Provincie Gelderland een verzoek zoals bedoeld in lid 7.

  • 3. De provincie Gelderland stelt haar middelen beschikbaar via een subsidiebeschikking. De provincie Gelderland verbindt aan de subsidie geen voorwaarden die afwijken van dan wel in strijd zijn met de in deze overeenkomst gemaakte afspraken.

  • 4. De Stadsregio Arnhem Nijmegen zal nadat het Standpunt is bekend gemaakt haar bijdrage zoals genoemd in artikel 6, lid 2 sub c in 2013 aan het Rijk beschikbaar stellen.

  • 5. De Stadsregio Arnhem Nijmegen stelt haar middelen beschikbaar via een subsidiebeschikking. Nadat het Rijk de subsidiebeschikking heeft ontvangen is primair sprake van een subsidierelatie tussen rijk en stadsregio. De Stadsregio Arnhem Nijmegen verbindt aan de subsidie geen voorwaarden die afwijken van dan wel in strijd zijn met de in deze overeenkomst gemaakte afspraken. Voor het onderhouden van de subsidierelatie blijft de Stadsregio Arnhem Nijmegen zitting nemen in de BBG.

  • 6. Het Rijk stelt haar bijdrage beschikbaar in het kasritme dat benodigd is om aanvullend op hetgeen in lid 1 t/m 3 bepaald is, het Project te realiseren.

  • 7. Partijen kunnen verzoeken het kasritme zoals genoemd in lid 1 aan te passen. De wijziging moet tijdig worden gedaan en behoeft de schriftelijke instemming van de Provincie Gelderland en het Rijk.

Artikel 9 Tol

  • 1. Het heffen van tol zal plaatsvinden volgens de dan vigerende wetgeving en huidige en toekomstige beleidskaders van het Rijk. De precieze uitwerking zal het Rijk afstemmen met de Provincie Gelderland.

  • 2. Bij tegenvallers in de geraamde tolopbrengsten delen Rijk en de Provincie Gelderland de kosten daarvan, waarbij de Provincie Gelderland dat doet voor een maximum bedrag van € 60mln. Daarmee dragen Rijk en de Provincie Gelderland gezamenlijk, elk voor de helft, het risico tot € 120mln. Daarboven staat het Rijk garant.

  • 3. De in artikel 6 beschreven op te halen tolopbrengsten betreffen een netto contant bedrag na verrekening van benodigde kosten voor de infrastructuur voor en heffingskosten van de tolinning en de te vergoeden rente voor de voorfinanciering van de tolinkomsten.

  • 4. Het toltarief zal zodanig zijn dat de doorgetrokken A15 de Pleijroute ontlast. Dit wordt vastgesteld bij vaststellen van het toltarief op basis van de dan meest actuele verkeersgegevens. Dit zal regelmatig worden gemonitord.

  • 5. Na vaststelling van het toltarief is eventuele wijziging slechts mogelijk bij behoud van de benodigde bekostiging van het Project.

Artikel 10 Wijze van aanbesteding

  • 1. Aanbesteding vindt plaats middels een DBFM-contract in een concurrentiegerichte dialoog.

  • 2. Gunning vindt plaats middels EMVI-criteria.

  • 3. In de aanbesteding zullen prikkels voor de markt worden ingebouwd om tot een goede prijs/kwaliteitverhouding voor de brug te komen.

  • 4. De EMVI criteria worden opgesteld door Rijkswaterstaat overeenkomstig het inkoopbeleid van Rijkswaterstaat en besproken in de BBG.

  • 5. De kwaliteit van de duurzame inpassing van de weg zal een criterium zijn. Hiervoor wordt door Rijkswaterstaat een esthetisch inpassingsdocument opgesteld welke wordt besproken in de BBG

Artikel 11 Uitruil van gronden en grondverwerving

  • 1. Indien voor de (voorbereiding van de) Realisatiefase van het Project gronden verworven moeten worden die in het bezit zijn van één der Partijen, wordt zoveel mogelijk getracht dit via uitruil van gronden te regelen.

  • 2. Al in de Planstudiefase zal, voor zover van toepassing, getracht worden de voor het Project benodigde gronden te verwerven. Het Rijk voert hierover de regie. Verwerving zal gebeuren volgens de bij het Rijk gangbare procedures en regels. De onteigeningsprocedures, voor zover van toepassing, zullen lopen via de wettelijke procedures en regels die Rijkswaterstaat in acht dient te nemen.

Artikel 12 Start van de aanlegwerkzaamheden

  • 1. Partijen beogen de aanlegwerkzaamheden van het Project na publicatie van het Tracébesluit te laten aanvangen, maar niet eerder dan nadat door het Rijk een Uitvoeringsbesluit is genomen.

  • 2. Indien beroep(en) wordt (worden) ingesteld tegen het Tracébesluit zal het Rijk, in afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel, bezien of deze aanleiding geven voor het uitstellen van de aanlegwerkzaamheden van het Project dan wel tot het (tijdelijk) stilleggen van deze werkzaamheden.

Artikel 13 Openstelling

  • 1. Het Rijk spant zich in om het Project in 2019 open te stellen voor het verkeer. De Provincie Gelderland werkt hieraan constructief mee.

Artikel 14 Publiekrechtelijke bevoegdheden

  • 1. Partijen spannen zich jegens elkaar in om voor de uitvoering van deze bestuurlijke overeenkomst benodigde publiekrechtelijke besluiten zodanig vast te stellen respectievelijk te nemen, dat de uitvoering van het Project publiekrechtelijk is toegestaan.

  • 2. Partijen zullen daarbij zoveel mogelijk, doch met inachtneming van wettelijke procedures en te betrachten zorgvuldigheid jegens derden, bevorderen dat de procedures tot verlening van (bestemmings- en uitwerkings)plannen, (bouw)vergunningen, ontheffingen en vrijstellingen met voortvarendheid worden doorlopen.

  • 3. De in het kader van deze bestuurlijke overeenkomst door Partijen te verlenen publiekrechtelijke medewerking laat de publiekrechtelijke positie en bevoegdheden van Partijen onverlet.

  • 4. Partijen zullen steeds zorg dragen voor onderlinge afstemming van de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke besluitvorming ten aanzien van het Project.

  • 5. De in artikel 4 benoemde scope laat onverlet dat Partijen afhankelijk zijn van door de wet gegeven procedures, die ter voorbereiding van de aanvang van het Project, moeten worden doorlopen.

  • 6. De in het vijfde lid van dit artikel bedoelde procedures kunnen ertoe leiden dat het Project anders moet worden uitgevoerd dan Partijen bij ondertekening van deze bestuurlijke overeenkomst voor ogen hebben. Indien dit het geval is, bezien Partijen of deze bestuurlijke overeenkomst wijziging ofwel beëindiging behoeft.

Artikel 15 Onvoorziene omstandigheden

  • 1. Ingeval:

    • a. door nieuwe of gewijzigde wetgeving of nieuwe of gewijzigde verordeningen er sprake zal zijn van een gewijzigde en duurdere uitvoering van het Project, of;

    • b. besluiten die uit de bestuurlijke overeenkomst voortvloeien of besluiten die ten behoeve van de uitvoering van de bestuurlijke overeenkomst nodig zijn, één en ander met inbegrip van wijzigingen van wet- en regelgeving, beleidswijzigingen of onherroepelijke beslissingen van een overheid of rechterlijke instantie, niet of slechts gedeeltelijk worden goedgekeurd, worden geschorst of worden vernietigd, of;

    • c. zich anderszins (on)voorziene omstandigheden voordoen die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van het Project, is artikel 17 van toepassing.

  • 2. Inzake het wetsvoorstel Houdbare Overheidsfinanciën (HOF) verwijzen partijen naar de uitspraken en toezeggingen van de minister van Financiën ten tijde van de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer (opgenomen in de brief aan de Tweede Kamer van 22 april 2013, nr 28 – ‘Op macroniveau ziet het rijk, op basis van deze cijfers, geen aanleiding beperkingen op te leggen aan provincies als het gaat om hun investeringsplannen de komende jaren.’). Partijen vertrouwen er op dat deze toezeggingen gestand worden gedaan. In het onverhoopte geval dat dit niet gebeurt, treedt artikel 17 in werking.

Artikel 16 Wijziging

  • 1. Elke Partij kan de andere Partij(en) schriftelijk verzoeken de bestuurlijke overeenkomst te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.

  • 2. Partijen treden in overleg binnen 4 weken nadat een Partij de wens daartoe aan de andere Partij(en) schriftelijk heeft medegedeeld.

  • 3. De wijziging als bedoeld in lid 1 van dit artikel en de verklaring (verklaringen) tot instemming als bedoeld in lid 2 van dit artikel wordt (worden) als bijlage aan deze Overeenkomst gehecht.

  • 4. De zakelijke inhoud van de wijziging wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 17 Niet nakomen wegens veranderde omstandigheden

  • 1. Indien een Partij een afspraak uit deze bestuurlijke overeenkomst niet kan nakomen wegens overmacht, een omstandigheid als bedoeld in artikel 14 lid 5, een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in artikel 15 (of omdat een daarvoor benodigd publiekrechtelijk besluit in het kader van de van toepassing zijnde wettelijke procedures, zoals de Tracéwet- en Wro-procedure, niet tot stand is gekomen dan wel niet onherroepelijk is geworden), kan dit ertoe leiden dat het Project niet kan worden uitgevoerd.

  • 2. Indien zich een omstandigheid als bedoeld in het vorige lid voordoet, treden Partijen in overleg. Dit overleg vindt plaats binnen 4 weken nadat een Partij daartoe een mededeling heeft gedaan aan de andere Partijen. Partijen zullen in goed overleg bezien of deze bestuurlijke overeenkomst wijziging of (gedeeltelijke) beëindiging behoeft.

  • 3. Partijen zijn niet gehouden elkaar enige schade te vergoeden en zullen in goed overleg inventariseren welke reeds ter zake van de uitvoering van deze bestuurlijke overeenkomst in redelijkheid gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.

Artikel 18 Beëindiging

  • 1. De overeenkomst kan tussentijds worden beëindigd indien Partijen dat met elkaar overeenkomen. Een beëindigingsovereenkomst kan uitsluitend schriftelijk worden aangegaan en kan een regeling bevatten omtrent de verdeling van nog te maken kosten als gevolg van de tussentijdse beëindiging.

  • 2. Bij eventuele tussentijdse (gedeeltelijke) beëindiging van de overeenkomst zullen Partijen hun reeds ingebrachte middelen terug ontvangen. Dit na aftrek van het aandeel naar rato, op basis van het aandeel per Partij in het totaalbudget, van de reeds gemaakte en/of niet meer te vermijden kosten.

Artikel 19 Looptijd

  • 1. Deze bestuurlijke overeenkomst treedt in werking de dag na de dag van de (laatste) ondertekening van deze Bestuurlijke Overeenkomst door Partijen.

  • 2. Deze bestuurlijke overeenkomst eindigt met ingang van de dag waarop de ter uitvoering van het Project te realiseren infrastructuur voor het verkeer wordt opengesteld.

  • 3. Rechtsgevolgen die voortvloeien uit deze bestuurlijke overeenkomst en die naar hun aard geacht worden door te werken of eventueel ontstaan na de beëindiging van deze bestuurlijke overeenkomst, worden afgehandeld in overeenstemming met het bepaalde in deze bestuursovereenkomst.

Artikel 20 Geschillen

  • 1. Deze bestuurlijke overeenkomst is in rechte afdwingbaar.

  • 2. Er is sprake van een geschil zodra een van de Partijen dit schriftelijk aan de andere Partijen meldt. Partijen dienen hierop in overleg met elkaar te treden teneinde te bezien of in der minne een oplossing voor dit geschil kan worden gevonden.

  • 3. Indien binnen drie (3) maanden na melding van het geschil, zoals bedoeld in het eerste lid, tussen de Partijen geen oplossing is gevonden, staat het ieder van de Partijen vrij het geschil voor te leggen aan de bevoegde burgerlijke rechter te ‘s-Gravenhage.

Artikel 21 Slotbepalingen

  • 1. Op deze overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing.

  • 2. Deze Bestuurlijke Overeenkomst treedt in de plaats van de over het Project tussen Partijen voor de inwerkingtreding van deze Bestuurlijke Overeenkomst gemaakte eerdere afspraken, hoe dan ook genaamd. Dit betreft in ieder geval de Bestuurlijke Overeenkomst uit 2006 (ON2472) en de bestuurlijke afspraken van 22 juni 2011 (TK 2010–2011, 29 385 nr 65).

  • 3. Indien een bepaling van deze bestuurlijke overeenkomst in enige mate als nietig, vernietigbaar, ongeldig, onwettig of anderszins als niet-bindend moet worden beschouwd, zal die bepaling, voor zover mogelijk, uit deze bestuurlijke overeenkomst worden verwijderd en worden vervangen door een bepaling die wél bindend en rechtsgeldig is en die de inhoud van de niet-geldige bepaling zoveel als mogelijk benadert. Het overige deel van de bestuurlijke overeenkomst blijft in een dergelijke situatie ongewijzigd.

  • 4. Binnen 4 weken na inwerkingtreding van deze bestuurlijke overeenkomst wordt de zakelijke inhoud daarvan door het Rijk gepubliceerd in de Staatscourant. In de Staatscourant wordt tevens medegedeeld waar en voor welke periode de bestuurlijke overeenkomst ter inzage wordt gelegd.

Bijlagen

  • 1. Standpunt van de Minister van Infrastructuur en Milieu (Kamerstuk 29 385, nr. 66)

  • 2. Wijziging Standpunt: verlegde en verdiepte ligging bij Groessen (Kamerstuk 29 385, nr. 72).

ONDERTEKENING

Aldus opgemaakt, overeengekomen en in drievoud ondertekend,

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen,

Datum:

Plaats:

De Provincie Gelderland,

namens deze

C.G. Bieze – van Eck,

Datum:

Plaats:

De Stadsregio Arnhem Nijmegen,

namens deze

W.J.A. Dijkstra,

Datum:

Plaats:

Naar boven