Bekendmaking overeenkomstig van artikel 5a.2a, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderwijs

4 november 2011

Wijziging van hoofdstuk 7 van de Beoordelingskaders accreditatiestelsel hoger onderwijs.

In hoofdstuk 7 Bijzondere kenmerken wordt na 7.2 een nieuwe paragraf 7.3 ingevoegd, geheten ‘Bijzonder kenmerk kleinschalig en intensief onderwijs’.

Bij brief van 1 februari 2012 (nr. 349594) goedgekeurd door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze goedkeuring is gegeven mede namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Bijzonder kenmerk ‘Kleinschalig en intensief onderwijs’

1 Inleiding

Instellingsbesturen kunnen voor opleidingen met kleinschalig, intensief en residentieel onderwijs (hierna te noemen: kleinschalig en intensief) dan wel voor zodanige programma’s binnen opleidingen onder bepaalde voorwaarden studenten selecteren en kunnen in combinatie daarmee een hoger collegegeld vragen dan het wettelijk collegegeld voor reguliere opleidingen. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap moet hiervoor toestemming geven. De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie adviseert de minister over de toestemming op grond van de artikelen 6.7, 6.7a, 6.7b en 6.7c van de WHW.

In dit kader wordt uiteengezet aan welke eisen een opleiding moet voldoen om in aanmerking te komen voor een bijzonder kenmerk ‘kleinschalig en intensief onderwijs’. De eisen zijn opgesteld conform de uitgangspunten voor een bijzonder kenmerk die in hoofdstuk 7 van het beoordelingskader accreditatiestelsel hoger onderwijs zijn geformuleerd.

Opleidingen met kleinschalig en intensief onderwijs kennen een aanmerkelijk verhoogde onderwijsintensiteit en verbinden onderwijs en extra-curriculaire activiteiten zodat een ‘academic en/of professional community’ ontstaat waarin studenten en stafleden veel nauwer op elkaar betrokken zijn dan bij reguliere onderwijsprogramma's het geval is. Kenmerkend voor dit type opleidingen is dat de leerdoelen worden bereikt in een onlosmakelijke samenhang tussen curriculum en sociale context. Er is daarbij een intensieve toelatingsprocedure (inclusief een individueel interview) gericht op een optimale match tussen student en opleiding. Daarbij staan academische en/of professionele capaciteiten en motivatie centraal. Het kleinschalige karakter is een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van een hoog niveau en de vorming van een dergelijke ‘academic en/of professional community’. Een herkenbare eigen onderwijsomgeving inclusief alle daarbij behorende onderwijsfaciliteiten is essentieel. Deze opleidingen zijn ten slotte bedoeld voor zeer gemotiveerde en getalenteerde studenten. Dat de opleidingen deze studenten optimaal onderwijs bieden dient te blijken uit de gerealiseerde eindkwalificaties van studenten, het hoge niveau van het onderwijs en de rendementen.

2 Beoordelingskader

In het onderstaande kader is aangegeven hoe het bijzonder kenmerk ‘kleinschalig en intensief onderwijs’ per standaard van de beoordelingskaders is uitgewerkt. Er is niet bij iedere standaard een uitwerking, niet alle standaarden komen daarom terug in dit kader. Dit beoordelingskader kan ook onafhankelijk van een aanvraag op grond van artikel 6.7 WHW worden gebruikt om een aanvraag te doen voor een bijzonder kenmerk ‘kleinschalig en intensief onderwijs’.

A. Beoogde eindkwalificaties

De beoogde eindkwalificaties zijn niet alleen gericht op het bereiken van een hoog niveau in de wetenschappelijke discipline en/of de beroepspraktijk, maar ook op verbreding: het opleiden van sociaalvaardige en initiatiefrijke academici en/of beroepsbeoefenaren met een brede belangstelling voor maatschappelijke ontwikkelingen en problemen in een multi- en/of interdisciplinaire context.

Uitwerking van standaard 1 van de beperkte en uitgebreide opleidingsbeoordeling en beperkte en uitgebreide TNO.

B. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma

De inhoud van het programma zorgt in een onlosmakelijke samenhang met relevante extra-curriculaire activiteiten voor het niveau en de verbreding zoals geformuleerd in de beoogde eindkwalificaties.

Uitwerking van standaard 2 van de beperkte opleidingsbeoordeling en beperkte TNO en van standaard 3 van de uitgebreide opleidingsbeoordeling en uitgebreide TNO.

C. Vormgeving en didactisch concept

Het opleidingsconcept is gericht op de vorming van een ‘academic’ en/of ‘professional community’. Kernbegrippen zijn kleinschalig en intensief georganiseerd onderwijs, leidend tot een hoog aantal contacturen, een nauwe betrokkenheid tussen studenten en docenten en tussen studenten onderling en gemeenschappelijke relevante extra-curriculaire activiteiten.

Uitwerking van standaard 2 van de beperkte opleidingsbeoordeling en beperkte TNO en van standaard 4 van de uitgebreide opleidingsbeoordeling en uitgebreide TNO

D. Instroom

De opleiding hanteert een adequate selectieprocedure gericht op de instroom van gemotiveerde en academisch en/of professioneel getalenteerde studenten.

Uitwerking van standaard 2 van de beperkte opleidingsbeoordeling en beperkte TNO en van standaard 5 van de uitgebreide opleidingsbeoordeling en uitgebreide TNO.

E. Kwaliteit personeel

De docenten zijn van een goede inhoudelijke kwaliteit en voelen zich betrokken bij het bijzondere karakter van de opleiding.

Uitwerking van standaard 2 van de beperkte opleidingsbeoordeling en beperkte TNO en van standaard 9 van de uitgebreide opleidingsbeoordeling en uitgebreide TNO

F. Kwantiteit personeel

Er is voldoende personeel om kleinschalig en intensief onderwijs te kunnen verzorgen en individueel contact tussen docenten en studenten vorm te kunnen geven.

Uitwerking van standaard 2 van de beperkte opleidingsbeoordeling en beperkte TNO en van standaard 10 van de uitgebreide opleidingsbeoordeling en uitgebreide TNO

G. Materiële voorzieningen

De opleiding beschikt over een eigen infrastructuur met voorzieningen voor kleinschalig en intensief onderwijs en gemeenschappelijke extra-curriculaire activiteiten.

Uitwerking van standaard 2 van de beperkte opleidingsbeoordeling en beperkte TNO en van standaard 11 van de uitgebreide opleidingsbeoordeling en uitgebreide TNO

H. Gerealiseerd niveau

De inhoud en het niveau van de eindwerkstukken zijn in lijn met het niveau en de verbreding zoals geformuleerd in de beoogde eindkwalificaties.

Afgestudeerden worden toegelaten tot prestigieuze vervolgopleidingen en/of functies.

De rendementen zijn substantieel hoger dan bij relevante andere opleidingen.

Uitwerking van standaard 3 van de beperkte opleidingsbeoordeling en van standaard 16 van de uitgebreide opleidingsbeoordeling

3 Procedure

De volgende procedures zijn van toepassing op aanvragen voor advies aan de NVAO in het kader van artikel 6.7 WHW.

Een instelling kan een opleiding of een track met kleinschalig en intensief onderwijs vormgeven door ombouw van een bestaande opleiding of door de start van een nieuwe opleiding. In het geval dat het gaat om de start van een nieuwe opleiding is in het bekostigde onderwijs altijd ook een macrodoelmatigheidstoets en een toets nieuwe opleiding nodig.

De toestemming van de minister wordt verleend op basis van een voorstel van een instelling en geldt voor onbepaalde tijd. Het advies van de NVAO in het kader van die toestemmingsprocedure is gebaseerd op dat voorstel en is niet gebaseerd op ervaringsgegevens. De instelling dient daarom eenmalig door de NVAO te laten toetsen of de ambities, waarop de toestemming in belangrijke mate gebaseerd is geweest, zijn waargemaakt (toetsing aan de praktijk door de NVAO). De toetsing aan de praktijk dient in beginsel binnen zes jaar nadat de toestemming is verleend, plaats te vinden. Belangrijke aspecten voor de toetsing aan de praktijk zijn bijvoorbeeld de kwaliteit van de afgestudeerden en het rendement van de opleiding, elementen die in het kader van een toestemmingsprocedure niet getoetst kunnen worden. Voor het moment van een dergelijke toets wordt in principe aangesloten bij de duur van de accreditatieperiode, zijnde zes jaar. Na zes jaar kan ervan worden uitgegaan dat de instelling zijn ambities, waarvoor de toestemming is verleend, heeft kunnen waarmaken. De toets aan de praktijk kan echter ook eerder plaatsvinden indien de instelling eerder in staat is aan te tonen dat de beoogde ambities gerealiseerd worden.

Voor de instelling kan het aantrekkelijk zijn, dat de advisering door de NVAO samenvalt met de accreditatie van bestaande opleidingen of de toets nieuwe opleiding bij nog te starten opleidingen, maar dit is niet verplicht. Aantrekkelijk, omdat het advies samenhangt met een beoordeling van de aspecten die ook bij accreditatie worden beoordeeld, maar dan met specifieke aandacht voor kleinschalig en intensief onderwijs. Voor de beoordeling of de opleiding of track voldoet aan de criteria voor kleinschalig en intensief onderwijs is de context van de opleiding van groot belang. Deze context is bij uitstek bekend bij de deskundigen die de opleiding beoordelen bij accreditatie. Het is daarom aantrekkelijk de beoordeling van kleinschalig en intensief onderwijs te koppelen aan de beoordeling van de opleiding zoals die door externe deskundigen plaatsvindt in het kader van accreditatie. Het samenvallen van de advisering door NVAO met het accreditatieproces kan ook praktisch zijn. Administratieve lasten worden voorkomen, zowel bij de aanvrager als bij de NVAO, doordat het mogelijk is dezelfde deskundigen voor zowel de advisering als de accreditatie in te zetten.

Indien een instelling er voor kiest de aanvraag voor toetsing op een moment te laten uitvoeren dat niet samenvalt met de accreditatie van de opleiding, dan stelt de NVAO een panel van deskundigen in en worden de regels die gelden in het kader van accreditatie of toets nieuwe opleiding analoog toegepast op de beoordeling van het bijzonder kenmerk. Dit betekent dat een instelling aan de hand van een kritische reflectie aantoont dat de betreffende opleiding voldoet aan de eisen opgesomd in paragraaf 2 van het kader voor het bijzonder kenmerk ’kleinschalig en intensief onderwijs’.

Naar boven