Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2012, 26833 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2012, 26833 | Besluiten van algemene strekking |
Categorie : Vervolging
Rechtskarakter : Aanwijzing in de zin van artikel 130, lid 4 Wet RO
Afzender : College van procureurs-generaal
Adressaat : Hoofden van de parketten
Registratienummer : 2012A025
Datum vaststelling : 13-12-2012
Datum inwerkingtreding : 01-01-2013
Geldigheidsduur : 31-12-2016
Publicatie in Stcrt. : PM
Vervallen : Aanwijzing OM-afdoening (2012A010)
Relevante beleidsregels OM : Aanwijzing executie (2010A031); Aanwijzing kader voor strafvordering (2012A016); Aanwijzing taakstraffen (2011A027); Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (2012A024); Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en overtredingen (2012R022); Richtlijn bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten (art. 257ba, tweede lid, Sv), Stcrt. 2012, nr. 8342; Richtlijnen voor de aanmelding en afhandeling van fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten 2011 (DGB2011/4014M); Aanwijzing gebruik sepotgronden (2009A016)
Wetsbepalingen : 257a tot en met 257h Sv (Wet OM-afdoening)
Jurisprudentie : -
Bijlage(n) : 6
In deze aanwijzing wordt de regeling van de Wet OM-afdoening besproken die in het Wetboek van Strafvordering (Sv) is opgenomen. De Wet OM-afdoening maakt kort gezegd mogelijk dat het Openbaar Ministerie (OM), in plaats van een transactie aan te bieden, een zaak zelf buitengerechtelijk kan bestraffen. Deze aanwijzing richt zich tot het OM in zijn rol bij de afdoening van zaken door middel van een strafbeschikking1.
Naast de strafbeschikking, uitgevaardigd door de officier van justitie op grond van artikel 257a Sv, kan een strafbeschikking op grond van artikel 257b Sv worden uitgevaardigd door de (buitengewoon) opsporingsambtenaar. Voorts kan een strafbeschikking worden uitgevaardigd door een daartoe aangewezen lichaam of persoon, met een publieke taak belast, op grond van artikel 257ba Sv. Tot slot kan een strafbeschikking worden uitgevaardigd door het bestuur van 's Rijks belastingen (fiscale delicten) op grond van artikel 76 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen of door de inspecteur van Douane (douane delicten) op grond van artikel 10:15 van de Algemene douanewet.
Het uitvaardigen van een strafbeschikking is een daad van vervolging. In tegenstelling tot een transactie, berust een strafbeschikking op een schuldvaststelling; een strafbeschikking wordt niet uitgevaardigd als niet vastgesteld kan worden dat de verdachte het feit heeft begaan. Indien de bestrafte in de strafbeschikking berust, staat zijn schuld daarmee vast.
Naast wettelijke criteria die het uitvaardigen van een strafbeschikking uitsluiten, bestaan er beleidsmatige contra-indicaties voor het uitvaardigen van een strafbeschikking. Dit kunnen dwingende contra-indicaties zijn of facultatieve. In Bijlage 1A en bijlage 1B (contra-indicaties) zijn de wettelijke criteria en de belangrijkste contra-indicaties voor het uitvaardigen van een strafbeschikking opgenomen. Bijlage 1A bevat een toelichting op de contra-indicaties en bijlage 1B is daarvan een schematische weergave.
Voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking dient in een aantal gevallen de verdachte door de officier van justitie te worden gehoord. Deze hoorplicht is niet gekoppeld aan het soort delict, maar aan de soort of de zwaarte van de op te leggen sanctie.
In artikel 257d Sv worden voorschriften genoemd voor het uitreiken en toezenden van een afschrift van de strafbeschikking aan de verdachte. Uitgangspunt is dat de strafbeschikking per gewone post wordt verzonden, tenzij hij in persoon kan of moet worden uitgereikt. Toezending van strafbeschikkingen houdende betalingsverplichtingen uit hoofde van geldboete en schadevergoedingsmaatregel die afzonderlijk of gezamenlijk meer belopen van € 2.000, geschiedt bij aangetekende brief.
Degene jegens wie een strafbeschikking wordt uitgevaardigd, wordt in de beleidsregels van het OM ‘bestrafte’ genoemd. Hij2 kan tegen deze strafbeschikking verzet doen, waarna de zaak in volle omvang door de rechter wordt beoordeeld, tenzij de officier van justitie de strafbeschikking intrekt of de strafbeschikking wijzigt, waarna alsnog door de bestrafte aan de gewijzigde strafbeschikking wordt voldaan. Een bestrafte kan zijn verzet ook weer intrekken of afstand doen van verzet. Dit laatste kan hij doen door vrijwillige voldoening aan de strafbeschikking of schriftelijk, bijgestaan door een raadsman. De verzetstermijn bedraagt twee weken vanaf het moment dat de strafbeschikking in persoon is uitgereikt of zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan, waaruit voortvloeit dat de strafbeschikking hem bekend is.
In de gevallen dat anderen strafbeschikkingen uitvaardigen, houdt het OM toezicht op de kwaliteit van de aangeleverde strafbeschikkingen en processen-verbaal door de inzendende instanties. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de strafbeschikkingen en de processen-verbaal ligt bij (buitengewoon) opsporingsambtenaren en de inzendende instanties, die ervoor moeten zorgen dat de strafbeschikkingen en processen-verbaal de kwaliteitstoets doorstaan. Afspraken tussen de inzendende instanties en het OM over de benodigde kwaliteit kunnen gaan over de eisen waaraan het proces-verbaal, naast de wettelijke eisen, moet voldoen en over de wijze waarop de inzendende instantie de kwaliteit waarborgt.
Hoewel het OM bij het uitvaardigen van een strafbeschikking door een (buitengewoon) opsporingsambtenaar (ex artikel 257b Sv) of personen of lichamen, met een publieke taak belast (ex artikel 257ba Sv) zich voorafgaand aan het uitvaardigen zelf geen inhoudelijk oordeel kan vormen omtrent de schuld van de te bestraffen persoon, stelt het OM aan die uitvaardiging de eis dat hiertoe, net zo als bij het uitvaardigen van een strafbeschikking ex artikel 257a Sv, pas wordt overgegaan nadat is vastgesteld dat aan alle eisen van strafvordering is voldaan. In die zin mag een op grond van artikel 257b Sv of artikel 257ba Sv uitgevaardigde strafbeschikking in ieder geval niet afwijken van een onder artikel 257a Sv uitgevaardigde strafbeschikking.
Het verzet schorst de executie van de strafbeschikking of schort die op. De executie kan echter worden aangevangen of hervat als naar het oordeel van het OM vast staat dat het verzet evident na het verstrijken van de termijn is gedaan.
Ter terechtzitting zal de officier van justitie geen hogere boete eisen dan de sanctie van de strafbeschikking, tenzij de bestrafte geen inhoudelijke gronden aanvoert waarop zijn verzet is gebaseerd. Een dergelijke situatie kan voorkomen wanneer de bestrafte in het verzetschrift geen gronden heeft aangegeven en eveneens verstek laat gaan ter terechtzitting, dan wel verschijnt maar geen inhoudelijk verweer voert. Als de zaak ter terechtzitting is aangebracht na mislukte executie, wordt in beginsel een zwaardere sanctie geëist. Daarbij moet rekening worden gehouden met de reeds (gedeeltelijk) ten uitvoer gelegde sanctie.
Op basis van artikel 257g Sv vindt de executie van de strafbeschikking plaats, minimaal veertien dagen na toezending of uitreiking in persoon van het afschrift van de strafbeschikking, tenzij afstand van verzet3 is gedaan. Bij strafbeschikkingen is geen betekening voorschreven.
Als geen volledig verhaal heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie de kantonrechter in het arrondissement waar de bestrafte woont, verzoeken te worden gemachtigd het dwangmiddel gijzeling toe te passen in zaken waarin een geldboete is opgelegd. Op het parket Leeuwarden is de Landelijk strafbeschikkingsofficier werkzaam, die onder meer de door het CJIB voorbereide vorderingen machtiging gijzeling beoordeelt. Na mislukte executie kan de bestrafte alsnog worden gedagvaard.
Ieder ander dan de bestrafte en zijn raadsman kan op grond van artikel 257h Sv desgevraagd een afschrift van een strafbeschikking aanvragen bij het OM. De procedure voor dergelijke verstrekkingen is afgestemd met het beleid van de Raad voor de rechtspraak met betrekking tot het verstrekken van afschriften en vonnissen. De wijze van verstrekking is beschreven in Bijlage 3: Leidraad informatieverstrekking OM-afdoening.
De bestrafte zelf kan op basis van artikel 33 Sv inzage krijgen in alle processtukken.
Door de inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening4 is een regeling in het Wetboek van Strafvordering opgenomen die het mogelijk maakt dat het OM misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en alle overtredingen door het uitvaardigen van een strafbeschikking zelf bestraft. Voorwaardelijke sancties zijn daarbij niet mogelijk.
Naast het OM kunnen ook (buitengewoon) opsporingsambtenaren, lichamen of personen met een publieke taak belast, het bestuur van de Belastingdienst of de inspecteur van de Belastingdienst strafbeschikkingen uitvaardigen.
De kern van de wet is dat de juridische grondslag van de buitengerechtelijke afdoening wordt aangepast. In tegenstelling tot een transactie berust een strafbeschikking op een schuldvaststelling; een strafbeschikking wordt niet uitgevaardigd als niet vastgesteld kan worden dat de verdachte het feit heeft begaan. Daarnaast betekent dit dat de bestrafte die in de strafbeschikking berust, achteraf niet kan beweren dat zijn schuld niet is vastgesteld.
Voorts strekt de strafbeschikking niet ter voorkoming van vervolging, zoals bij de transactie het geval is, maar is het een afdoeningsvorm waarin de verdachte wordt vervolgd en bestraft. Daarmee komt de strafbeschikking, wat haar karakter betreft, meer overeen met een rechterlijke veroordeling. De strafbeschikking levert zonder tussenkomst van de rechter een executoriale titel op. Het procesinitiatief ligt bij de verdachte. Als de verdachte het niet eens is met de uitgevaardigde strafbeschikking kan hij verzet doen, waarna de zaak alsnog in volle omvang door de rechter zal worden beoordeeld.
De strafbeschikkingsbevoegdheid wordt gefaseerd ingevoerd. Niet voor alle misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en alle overtredingen kan op dit moment een strafbeschikking worden uitgevaardigd. Ook kunnen nog niet alle sancties waarin de wet voorziet, worden opgelegd. Voorlopig zal daarom de transactie nog naast de strafbeschikking blijven bestaan. Als er sprake is van een contra-indicatie (zie bijlage 1A en bijlage 1B), kan nog een transactie worden aangeboden. De stapsgewijze invoering kan leiden tot verschillende invoeringsmodaliteiten. In de Memorie van Toelichting is hierop reeds geanticipeerd:
‘De gefaseerde overgang impliceert dat de bepalingen inzake de transactie nog enige tijd naast de regeling van de strafbeschikking zullen blijven bestaan. Gedurende de periode waarin de transactie en de strafbeschikking naast elkaar bestaan, zal de toepassing van beide modaliteiten door richtlijnen nader worden ingevuld. Niet uit te sluiten valt dat gedurende die periode in sommige gevallen eenzelfde gedraging langs beide wegen kan worden afgedaan. In die gevallen is de keuze aan het OM. De gemelde richtlijnen strekken er niet toe, belangen van de verdachte te beschermen, doch faciliteren de overgang van het ene naar het andere systeem; een overgang die noodzakelijkerwijs enige ongelijkheid in behandeling met zich mee brengt. Een verweer met de strekking dat een transactie had moeten worden aangeboden, en dat niet een strafbeschikking had moeten worden uitgevaardigd, heeft dan ook geen kans van slagen.’5
Bestrafte: degene jegens wie een strafbeschikking is uitgevaardigd.
Bestuurlijke strafbeschikking overlast: een door een buitengewoon opsporingsambtenaar (in dienst van of werkzaam voor een gemeente die heeft gekozen voor de bestuurlijke strafbeschikking en dit heeft gemeld bij het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen) op grond van artikel 257b Sv uitgevaardigde strafbeschikking met betrekking tot een overlastfeit.
Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten 6: de door een daartoe aangewezen lichaam of persoon, met een publieke taak belast, op grond van artikel 257ba Sv uitgevaardigde strafbeschikking
Feitgecodeerde zaken: alle zaken die met gebruikmaking van een feitcode zoals opgenomen in de Bijlage bij de WAHV7, de Bijlage OM afdoening/Transactiebesluit 1994 en de bij de richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en overtredingen behorende Bijlage OM-feiten geautomatiseerd in de strafrechtketen worden verwerkt8.
Fiscale strafbeschikking: een door het bestuur van 's Rijks belastingen (fiscale delicten) op grond van artikel 76 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen of een door de inspecteur van Douane (douane delicten) op grond van artikel 10:15 van de Algemene douanewet uitgevaardigde strafbeschikking.9
Gijzeling: het dwangmiddel ex art. 578b Sv waartoe de officier van justitie op verzoek door de kantonrechter tot toepassing kan worden gemachtigd om bestraften tot betaling te dwingen.
OM-strafbeschikking: de door de officier van justitie op grond van artikel 257a Sv uitgevaardigde strafbeschikking.
Politiestrafbeschikking: de door de opsporingsambtenaar op grond van artikel 257b Sv uitgevaardigde strafbeschikking.
Politiestrafbeschikkingsfeiten: de zaken genoemd in artikel 3.3 van het Besluit OM-afdoening.
Strafbeschikking:de beschikking waarin straffen, maatregelen en (gedrags)aanwijzingen opgelegd en gegeven kunnen worden aan plegers van misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en aan degenen die een overtreding hebben begaan.
Verzet: het rechtsmiddel ex artikel 257e Sv dat de bestrafte kan instellen als hij het niet eens is met de uitgevaardigde strafbeschikking.
Overlastfeit: een strafbaar feit dat overlast in de openbare ruimte betreft en dat staat vermeld in de bijlage bij de Vergoedingsregeling gemeenten voor handhaving parkeren en overlast 2010.
Deze Aanwijzing richt zich tot het OM in zijn rol bij de afdoening van zaken door middel van een strafbeschikking.
De rol van het Openbaar Ministerie ziet bij de vervolging door een strafbeschikking op:
− het uitvaardigen van een strafbeschikking door de officier van justitie als bedoeld in artikel 257a Sv nadat hij op grond van het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar heeft vastgesteld dat de verdachte het hem ten laste gelegde strafbare feit heeft begaan;
− de effectuering van de waarborgen bij de oplegging (horen van verdachten) als bedoeld in artikel 257c Sv;
− het toezicht als bedoeld in artikel 257b, derde lid, Sv en artikel 257ba, tweede lid, Sv;
− het uitreiken en toezenden van de strafbeschikking als bedoeld in artikel 257d Sv;
− de behandeling van het verzet als bedoeld in artikel 257f Sv;
− de tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 257g Sv en
− de openbaarheid als bedoeld in artikel 257h Sv.
Op grond van artikel 257a Sv kan de officier van justitie, indien hij vaststelt dat een overtreding is begaan dan wel een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar10, een strafbeschikking uitvaardigen.
De officier van justitie kan op grond van artikel 257a, tweede lid Sv, opleggen11: a. een taakstraf van ten hoogste honderdtachtig uren, b. een geldboete (tot het wettelijk toegestane maximum), c. de maatregel onttrekking aan het verkeer, d. een schadevergoedingsmaatregel voor het slachtoffer, e. een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (hierna: OBM) voor ten hoogste zes maanden. Voorts kan de strafbeschikking op grond van artikel 257a, derde lid Sv, aanwijzingen, waaronder gedragsaanwijzingen, bevatten waaraan de verdachte moet voldoen.
De bevoegdheid tot het uitvaardigen van de strafbeschikking vloeit voort uit artikel 9, eerste lid, Sv. De officier van justitie wordt daar ‘belast met de vervolging van strafbare feiten waarvan de rechtbank in het arrondissement kennisneemt.’ Voor de officier van justitie bij het landelijk parket, waarvan de competentie wordt geregeld in artikel 9, tweede lid, Sv, zal gelet op de aard van de feiten die bij dat parket aan de orde zijn de strafbeschikking geen wezenlijke rol spelen. De competentieregeling van artikel 9 Sv betreft niet alleen het uitvaardigen, maar ook het wijzigen en intrekken van de strafbeschikking, alsmede het ter kennis van de rechtbank brengen van het verzet.12
Voor alle bestanddelen van het strafbare feit moet er voldoende bewijs zijn, anders mag er geen strafbeschikking worden uitgevaardigd. Voorts dient voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking de schuld van de verdachte aan het feit te worden vastgesteld. Indien er twijfel bestaat over de schuld, mag er dus geen strafbeschikking worden uitgevaardigd. Een strafbeschikking mag ook niet worden uitgevaardigd wanneer de verdachte van het strafbaar feit geen verwijt kan worden gemaakt.13
Dit betekent dat de bestrafte die in de strafbeschikking berust, achteraf niet kan beweren dat zijn schuld niet is vastgesteld. In de toelichting die de verdachte bij de strafbeschikking ontvangt is dan ook opgenomen dat de strafbeschikking op een schuldvaststelling berust en dat de bestrafte die het daar niet mee eens is, verzet zal moeten doen.
In beginsel worden alle strafzaken die zich daarvoor lenen door middel van een strafbeschikking afgedaan. Er bestaan wel contra-indicaties voor het uitvaardigen van een strafbeschikking. De contra-indicaties zijn (niet limitatief) opgenomen in de bijlagen 1a en 1B bij deze aanwijzing.
Wanneer in een strafzaak volgens BOS/Polaris een strafbeschikking kan worden uitgevaardigd, is vervolgens de vraag van belang of op grond van de op te leggen sanctie een wettelijke hoorplicht geldt. Zie hiervoor de volgende paragraaf ‘De effectuering van waarborgen (horen van verdachten)’.
Voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking dient in een aantal gevallen de verdachte door de officier van justitie te worden gehoord. Deze hoorplicht is niet afhankelijk gesteld van het soort delict, maar van de soort of de zwaarte van de op te leggen sanctie.
Volgens de memorie van toelichting zijn de redenen van de hoorplicht dat:
1. horen bijdraagt aan de zorgvuldigheid waarmee de schuld van de verdachte wordt vastgesteld;
2. de verdachte kenbaar kan maken welke gevolgen de beoogde sanctie voor hem zal hebben en
3. het horen kan bijdragen aan de ‘aanvaardbaarheid’ van de strafbeschikking van de verdachte, omdat het geen zin heeft een strafbeschikking uit te vaardigen waartegen deze zeker verzet zal doen.14
Artikel 257c, eerste lid, Sv bepaalt dat een strafbeschikking houdende een taakstraf, een OBM, dan wel een aanwijzing het gedrag de verdachte betreffend, slechts wordt uitgevaardigd indien de verdachte door de officier van justitie is gehoord en daarbij heeft verklaard bereid te zijn de straf te voldoen dan wel zich aan de aanwijzing te houden. Als er geen bereidheid van de verdachte is om zijn straf te voldoen of zich aan de aanwijzing te houden, dan kan hij rechtstreeks worden gedagvaard.
Het horen in het kader van een taakstraf van 121 tot en met 180 uur, een OBM of een gedragsaanwijzing15 moet door een officier van justitie plaatsvinden.
De verdachte dient tevens voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking te worden gehoord wanneer een strafbeschikking inhoudende betalingsverplichtingen uit hoofde van geldboete en/of een schadevergoedingsmaatregel afzonderlijk of gezamenlijk meer belopen dan € 2.000,-. De verdachte dient daarbij te worden bijgestaan door een raadsman (artikel 257c, tweede lid, Sv). Heeft de verdachte geen raadsman, dan is afdoening door de rechter aangewezen16.
Indien de gedragsaanwijzing wordt gegeven die inhoudt dat aan de staat een geldbedrag moet worden voldaan of dat in beslag genomen voorwerpen ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel (ex artikel 257a, derde lid, aanhef en onder c Sv) en deze beloopt afzonderlijk of gezamenlijk met de andere in artikel 257c Sv genoemde betalingsverplichtingen meer dan € 2000,- dient op grond van deze aanwijzing de verdachte eveneens voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking te worden gehoord. Dit geldt ook voor de gedragsaanwijzing die wordt gegeven ex artikel 257a, derde lid, aanhef en onder d Sv: de storting van een vast te stellen som gelds in het schadefonds geweldsmisdrijven of ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen.
In het economische en fiscale strafrecht17 zijn nog enkele specifieke voorzieningen getroffen. Voor geldboetes en schadevergoedingsmaatregelen die in een, jegens een rechtspersoon voor een economisch delict uit te vaardigen, strafbeschikking zullen worden opgelegd, geldt dat deze bij meer dan € 10.000,- onder bijstand van een raadsman voorafgaand aan het uitvaardigen van de strafbeschikking dient te worden gehoord (artikel 36, tweede lid, Wet op de economische delicten
De rechtspersoon dient op grond van deze aanwijzing eveneens voorafgaand aan het uitvaardigen van een strafbeschikking te worden gehoord indien de gedragsaanwijzingen worden gegeven ex artikel 257a, derde lid, aanhef en onder c (voldoening aan de staat van een geldbedrag of overdrag van in beslag genomen voorwerpen ter gehele of gedeelteelijke ontneming van het ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel) en/of ex artikel 257a, derde lid, aanhef en onder c (de storting van een vast te stellen som gelds in het schadefonds geweldsmisdrijven of ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen) en deze gedragsaanwijzing(en) afzonderlijk of gezamenlijk met de andere in artikel 36, tweede lid, van de Wet op de economische delicten genoemde betalingsverplichten meer dan € 10.000,- belopen.
Het horen zoals bedoeld in deze paragraaf moet door een officier van justitie plaatsvinden.
In artikel 257c Sv worden - afgezien van gevallen van waarin de eis van verplichte rechtsbijstand geldt - geen nadere eisen gesteld aan de wijze van horen. Als de verdachte daarmee instemt, kan het horen, zoals omschreven in artikel 257c, eerste lid, Sv, ook telefonisch plaatsvinden.
Van het horen van de verdachte overeenkomstig het eerste of tweede lid van artikel 257c Sv wordt een schriftelijk verslag opgemaakt. Indien de strafbeschikking afwijkt van door de verdachte uitdrukkelijk onderbouwde standpunten, worden de redenen die tot afwijken hebben geleid aan dit verslag toegevoegd, voor zover deze redenen niet reeds mondeling zijn opgegeven.
Naast het OM worden ook door anderen strafbeschikkingen uitgevaardigd. Het OM houdt daarbij toezicht op de kwaliteit van de aangeleverde strafbeschikkingen en processen-verbaal door de inzendende instanties. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de strafbeschikkingen en de processen-verbaal ligt bij de (buitengewoon) opsporingsambtenaren en de inzendende instanties, die ervoor moeten zorgen dat de strafbeschikkingen en processen-verbaal de kwaliteitstoets doorstaan. Afspraken tussen de inzendende instanties en het OM over de benodigde kwaliteit kunnen gaan over aan de eisen waaraan het proces-verbaal, naast de wettelijke eisen, moet voldoen en over de wijze waarop de inzendende instantie de kwaliteit waarborgt.
Hoewel het OM bij het uitvaardigen van een strafbeschikking door een (buitengewoon) opsporingsambtenaar (ex artikel 257b Sv) of personen of lichamen, met een publieke taak belast (ex artikel 257ba Sv) zich voorafgaand aan dat uitvaardigen zelf geen inhoudelijk oordeel kan vormen omtrent de schuld van de te bestraffen persoon, stelt het OM aan die uitvaardiging de eis dat hiertoe, net zo als bij het uitvaardigen van een strafbeschikking ex artikel 257a Sv, pas wordt overgegaan nadat vast is gesteld dat aan alle eisen van strafvordering is voldaan. In die zin mag een op grond van artikel 257b Sv of artikel 257ba Sv uitgevaardigde strafbeschikking in ieder geval niet afwijken van een onder artikel 257a Sv uitgevaardigde strafbeschikking.
Op grond van artikel 3.2 van het Besluit OM-afdoening is voor politiestrafbeschikkingsfeiten de strafbeschikkingsbevoegdheid toegekend aan:
– de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, aanhef en onder b, Sv, alsmede aan de ambtenaren die een basisopleiding volgen aan de Politieacademie, uitsluitend gedurende hun praktijkstage bij een politiekorps;
– de militairen van de Koninklijke marechaussee, bedoeld in artikel 141, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, voor de gevallen waarin deze militairen zijn belast met de uitvoering van politietaken, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Politiewet 1993;
– de buitengewoon opsporingsambtenaren, voor zover deze ambtenaren bevoegd zijn tot de opsporing van die zaken.
Het uitvaardigen van strafbeschikkingen door opsporingsambtenaren geschiedt onder toezicht en volgens richtlijnen van het College van procureurs-generaal; de Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en overtredingen. Voorts kan de hoofdofficier van justitie de strafbeschikkingsbevoegdheid van een bevoegde ambtenaar tot nader bericht intrekken indien de taakvervulling van deze ambtenaar zulks naar zijn oordeel vordert (artikel 3.4 Besluit OM-afdoening) en vaardigt het openbaar ministerie richtlijnen uit waarin ten aanzien van elk feit waarvoor de bevoegde ambtenaar een strafbeschikking kan uitvaardigen de hoogte van de daarin op te leggen geldboete wordt bepaald (artikel 3.6 Besluit OM-afdoening).
Naast de officier van justitie en de (buitengewoon) opsporingsambtenaar kunnen strafbeschikkingen worden uitgevaardigd door personen of lichamen, met een publieke taak belast, indien hun deze bevoegdheid bij algemene maatregel van bestuur wordt verleend (artikel 257ba Sv). Deze personen of lichamen maken van hun bevoegdheid om strafbeschikkingen uit te vaardigen gebruik onder toezicht van en volgens richtlijnen van het College van procureurs-generaal (artikel 257ba, tweede lid, Sv); de Richtlijn bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten (art. 257ba, tweede lid, Sv).
Om de strafbeschikking op grond van de artikelen 257b Sv en 257ba Sv (de politiestrafbeschikking, de bestuurlijke strafbeschikking overlast en de bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten) te kunnen uitvaardigen moet een bestuursorgaan buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) in dienst hebben dan wel BOA’s hebben die werkzaam zijn voor het bestuursorgaan die bevoegd zijn tot opsporing van strafbare feiten en het opstellen van het proces-verbaal waarvoor de strafbeschikking wordt uitgevaardigd. Voorts dient/dienen de BOA en/of het bestuursorgaan het administratieve proces op orde te hebben.
Het OM is op grond van het Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BBO) toezichthouder op de BOA. Naast het OM is veelal de politie direct toezichthouder18. De BOA behoort te zijn toegerust voor het opmaken van een goed proces-verbaal en het aanbieden van een aankondiging van strafbeschikking. Als bij het OM twijfel bestaat over de kwaliteit van de BOA als opsporingsambtenaar, bijvoorbeeld omdat een (klein) deel van de processen-verbaal (ernstige) tekortkomingen vertoont of omdat er klachten over het optreden van de BOA bij het OM zijn binnengekomen, wordt het bestuursorgaan verzocht passende maatregelen te treffen. Blijven dergelijke maatregelen achterwege of leiden de genomen maatregelen niet tot het gewenste resultaat, dan kan het OM bij de dienst JUSTIS van het Ministerie van Veiligheid en Justitie een verzoek indienen tot schorsing of intrekking van de opsporingsbevoegdheid van de betreffende BOA.
Als het gebrek aan kwaliteit bij een bestuursorgaan niet is beperkt tot een enkele BOA, maar een deel van het handhavingsapparaat van het bestuursorgaan op het gebied van BOA’s betreft, wordt de op basis van de AMvB verleende bevoegdheid een aankondiging van strafbeschikking aan te bieden na overleg met het bestuursorgaan tijdelijk geschorst of ingetrokken, totdat blijkt dat de kwaliteit van de opsporing(-sambtenaren) aantoonbaar is verbeterd. Het lokale parket, dat verantwoordelijk is voor het maken van de verwervingsafspraken en de terugkoppeling met betrekking tot kwaliteit, neemt hiertoe de nodige stappen.
In artikel 257d Sv worden voorschriften genoemd voor het uitreiken en toezenden van een afschrift van de strafbeschikking aan de verdachte. Bij de strafbeschikking is betekening niet voorgeschreven. Uitgangspunt is dat de strafbeschikking per gewone post wordt verzonden, tenzij in persoon kan of moet worden uitgereikt.
Het OM kan het CJIB desgewenst opdracht geven een door het OM uitgevaardigde strafbeschikking te betekenen. Wanneer de bestrafte gedetineerd is, wordt de strafbeschikking niet per gewone post opgestuurd, maar aan hem betekend op het detentieadres.
Voor het uitreiken en toezenden van een afschrift van de strafbeschikking aan rechtspersonen bevat artikel 257d, derde lid, Sv voorschriften.
Toezending vindt plaats bij brief. Toezending van strafbeschikkingen houdende betalingsverplichtingen uit hoofde van geldboete en schadevergoedingsmaatregel die afzonderlijk of gezamenlijk meer belopen van € 2.000, geschiedt bij aangetekende brief (artikel 257d, vierde lid Sv).
De bestrafte kan tegen de strafbeschikking verzet doen binnen veertien dagen nadat de strafbeschikking in persoon is uitgereikt of nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit blijkt dat de bestrafte bekend is met de strafbeschikking (artikel 257e, eerste lid, Sv)
Bij een uitreiking in persoon bestaat geen twijfel over de ingangsdatum van de termijn. Indien de strafbeschikking per post is toegezonden, geldt de tweede volzin van de eerste regel en blijft de ingangsdatum van de verzetstermijn en daarmee ook de datum waarop de strafbeschikking onherroepelijk is geworden afhankelijk van het zich voordoen van een omstandigheid waaruit blijkt dat de bestrafte met de strafbeschikking bekend is.
Deze afhankelijkheid doet zich echter niet voor bij lichte overtredingen. Voor deze overtredingen geldt dat de strafbeschikking na maximaal zes weken na toezending onherroepelijk wordt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
− het feit betreft een overtreding
− de geldboete is maximaal € 340;
− de strafbeschikking is uiterlijk vier maanden na het plegen van het strafbaar feit uitgevaardigd;
− de strafbeschikking is verzonden naar het GBA-adres of het door verdachte opgegeven adres, en
− de bestrafte heeft geen verzet gedaan.
Voor deze overtredingen geldt de zogenaamde GBA-fictie. Indien de strafbeschikking per post is verzonden aan het GBA-adres of - indien dit niet beschikbaar is - het door verdachte zelf opgegeven adres dan is de strafbeschikking in ieder geval na die zes weken onherroepelijk.
Maar het moment van onherroepelijkheid kan bij deze overtredingen ook eerder dan na zes weken intreden. Als op wat voor manier dan ook aangetoond kan worden dat bestrafte voor het verstrijken van de zes weken termijn op een bepaalde datum bekend was met de strafbeschikking, dan is de strafbeschikking na ommekomst van veertien dagen na die datum onherroepelijk. Deze eerdere bekendheid kan bijvoorbeeld blijken uit een telefoontje dat de bestrafte pleegt met een OM of een CJIB-medewerker. Deze datum kan dan bij het OM of bij het CJIB worden vastgelegd.
Verzet kan worden gedaan door:
− de bestrafte (in persoon of schriftelijk);
− een bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman (in persoon of schriftelijk);
− een bij bijzondere volmacht schriftelijk gevolmachtigde (alleen in persoon, waarbij de bijzondere volmacht bij de verzetsakte dient te worden gevoegd).
Het verzet wordt bij voorkeur schriftelijk gedaan bij het in de strafbeschikking opgegeven postadres. Het kan ook mondeling worden gedaan bij ieder parket, waarna - indien van toepassing - voor dit parket een doorzendplicht bestaat naar een officier van justitie die het verzet bij een bevoegde rechter aanhangig kan maken (artikel 257e, vierde lid, Sv).
Bij het verzet moet de bestrafte zijn naam opgeven en dient hij een kopie dan wel een nauwkeurige aanduiding van de strafbeschikking waartegen het verzet zich richt over te leggen. Bij het verzet kunnen schriftelijk bezwaren tegen de strafbeschikking worden opgegeven (artikel 257e, vierde lid Sv).
Naar aanleiding van het verzet vindt een herbeoordeling van de zaak plaats. Op basis van de herbeoordeling kan de strafbeschikking worden ingetrokken of gewijzigd of kan besloten worden de bestrafte op te roepen voor de terechtzitting:
− bij intrekking is altijd sprake van sepot en wordt een sepotbrief verstuurd;
− bij wijziging moet de zaak aan de rechter worden voorgelegd, tenzij de bestrafte aan de gewijzigde strafbeschikking voldoet, waarmee hij afstand van verzet doet of zijn verzet intrekt;
− bij oproeping voor de terechtzitting treedt de normale rechterlijke procedure in werking.
Het verzet schorst de executie van de strafbeschikking of schort de executie van de strafbeschikking op, tenzij naar het oordeel van het OM vaststaat dat het verzet (evident) na het verstrijken van de termijn is gedaan. In dat geval mag de executie van de strafbeschikking worden hervat. De zaak moet echter altijd ter terechtzitting worden aangebracht, tenzij de bestrafte zijn verzet alsnog intrekt.
De wet bepaalt dat indien een zaak na uitvaardigen van een strafbeschikking alsnog voor de rechter wordt gebracht, deze de zaak integraal beoordeelt. De rechter dient vooraf de ontvankelijkheid van het verzet te beoordelen.
Hieronder wordt toegelicht hoe de officier van justitie dient te handelen in de twee gevallen waarin een zaak na het uitvaardigen van een strafbeschikking alsnog voor de rechter dient te worden gebracht: na verzet en na mislukte executie.
In het geval een bestrafte na het doen van verzet wordt opgeroepen voor een terechtzitting, wordt de zaak verder behandeld als een gewone strafzaak. Aangezien de vervolging is ingeleid door de strafbeschikking, zullen alle op de strafbeschikking toepasselijke stukken worden gevoegd in het strafdossier voor de rechter. In principe zal ter terechtzitting het uitgangspunt voor de strafeis van de officier van justitie de bij strafbeschikking opgelegde sanctie zijn.
Anders dan bij een transactie, dat een aanbod is ter voorkoming van strafvervolging, is door het uitvaardigen van de strafbeschikking de vervolging aangevangen. De bestrafte kan verzet doen, omdat hij het niet eens is met de feitelijke beoordeling van de zaak en/of met de hem opgelegde sanctie. Het doen van verzet is echter niet geheel vrijblijvend. Als er redenen zijn om aan te nemen dat verzet uitsluitend is gedaan ter uitstel van de executie of om de procesgang te vertragen, kan in beginsel een hogere sanctie worden gevorderd. Een dergelijke situatie kan voorkomen wanneer de bestrafte in het verzetschrift geen gronden heeft aangegeven en eveneens verstek laat gaan ter terechtzitting, dan wel verschijnt maar geen inhoudelijk verweer voert. In deze gevallen kan een tot maximaal 20% hogere sanctie worden gevorderd. De bestrafte wordt hierop gewezen in de toelichting bij de strafbeschikking. Overigens zal steeds, behalve wanneer het verzet niet-ontvankelijk wordt geacht, de vernietiging van de strafbeschikking gevorderd moeten worden. De rechter vernietigt op basis van artikel 257f lid 4 Sv de strafbeschikking als hij de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie uitspreekt, danwel de verdachte vrijspreekt, ontslaat van alle rechtsvervolging of veroordeelt. De vernietiging moet worden geëist en door de rechter worden uitgesproken en in het vonnis opgenomen.
Wanneer de executie van de strafbeschikking geheel of gedeeltelijk mislukt, bijvoorbeeld omdat de opgelegde geldboete niet of niet volledig is betaald of kan worden verhaald, kan de officier van justitie besluiten de bestrafte te dagvaarden. Alle relevante documenten betreffende het uitvaardigen van de strafbeschikking en de executie van de opgelegde straf maken deel uit van het strafdossier. In deze gevallen zal bij het formuleren van de strafeis rekening gehouden moeten worden met de geheel of gedeeltelijk ten uitvoer gelegde straf (artikel 354a lid 2 Sv). Zo is het mogelijk dat reeds een deel van de geldboete is betaald of kan het dwangmiddel gijzeling zijn toegepast (ten hoogste zeven dagen per strafbaar feit; artikel 578b Sv). Anders dan in de zaken waarin de bestrafte verzet heeft gedaan tegen de strafbeschikking, geldt in deze categorie zaken de destijds aan de bestrafte opgelegde sanctie niet meer als uitgangspunt. In het executietraject is namelijk gebleken dat de tenuitvoerlegging van de bij strafbeschikking opgelegde sanctie niet mogelijk is. Er zal dan in beginsel een andere, zwaardere sanctiemodaliteit worden geëist. Wanneer een zaak in BOS/Polaris is opgenomen, blijft het aanvankelijk aantal sanctiepunten ongewijzigd. Er moet echter een omrekening plaatsvinden naar een hogere of zwaardere sanctiemodaliteit, waarbij vervolgens rekening gehouden moet worden met de (deels) ten uitvoer gelegde straf of maatregel. Ook moet in mindering worden gebracht het aantal dagen dat de bestrafte gegijzeld is geweest in de betreffende strafzaak (artikel 27 lid 1 Sr). Concreet: als de in de strafbeschikking opgelegde boete niet wordt betaald of verhaald, moet de officier van justitie geen geldboete maar een taakstraf of vrijheidsstraf vorderen. Ook in deze gevallen moet de officier vernietiging van de strafbeschikking vorderen. De rechter vernietigt op basis van artikel 354a Sv de strafbeschikking als hij de verdachte vrijspreekt, ontslaat van alle rechtsvervolging of veroordeelt. Als de rechter de niet-ontvankelijkheid van het OM uitspreekt, kan de rechter de strafbeschikking vernietigen.
De tenuitvoerlegging van de OM-strafbeschikking, de politiestrafbeschikking en de bestuurlijke strafbeschikking geschiedt op basis van artikel 257g Sv minimaal veertien dagen na uitreiking in persoon of toezending van het afschrift van de strafbeschikking, tenzij de verdachte afstand van verzet heeft gedaan door vrijwillig aan de strafbeschikking te voldoen, Verzet kan voorts niet worden gedaan indien de verdachte, bijgestaan door een raadsman, schriftelijk afstand heeft gedaan van de bevoegdheid daartoe.
Als geen volledig verhaal van een bij strafbeschikking opgelegde geldboete heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie de kantonrechter in het arrondissement waar de bestrafte zijn (GBA-)adres heeft, verzoeken te worden gemachtigd het dwangmiddel gijzeling toe te passen (artikel 578b, eerste lid Sv). Dit middel mag niet worden ingezet bij bestraften van wie bekend is dat zij niet kunnen betalen.
Een aantal beslissingen kan door middel van mandaat volgens door het OM opgestelde kaders door bij het CJIB werkzame onbezoldigde ambtenaren van het OM worden afgedaan.
Op het arrondissementsparket Leeuwarden is de Landelijke strafbeschikkingsofficier werkzaam, die onder meer als taken heeft:
− het beoordelen van de door het CJIB voorbereide vordering machtiging gijzeling;
− toezicht houden op de onbezoldigde ambtenaren van het Openbaar Ministerie bij het CJIB;
− periodiek overleg met de medewerkers van het CJIB die de gijzeling voorbereiden;
− het beoordelen van verzoeken om verlenging van de termijn waarbinnen een taakstraf moet zijn verricht.
Voor een uitgebreide uiteenzetting van het executietraject wordt verwezen naar de Aanwijzing executie en de Aanwijzing Keten advies, toezicht en naleving van voorwaardelijke sancties.19
Indien een gedragsaanwijzing wordt opgelegd20, waarbij de reclassering toezicht zal houden op de naleving van deze aanwijzing, is het streven erop gericht dat met de tenuitvoerlegging hiervan spoedig wordt gestart: uiterlijk een maand na het verstrijken van de termijn van verzet of het moment waarop afstand wordt gedaan van de bevoegdheid om verzet te doen vindt het eerste contact van de reclassering met de bestrafte plaats.
Op basis van artikel 257h lid 2 Sv kan ieder ander dan de verdachte en zijn raadsman de officier van justitie verzoeken een afschrift van een strafbeschikking te verstrekken. De officier van justitie dient dit verzoek te beoordelen en op basis daarvan het afschrift te verstrekken, geanonimiseerd te verstrekken of niet te verstrekken. Tegen deze twee laatste beslissingen kan de verzoeker een klaagschrift indienen, dat de officier van justitie ter kennis van de rechtbank brengt. Uitgangspunt is dat de officier van justitie een geanonimiseerd afschrift verstrekt. Op basis van de door de Raad voor de Rechtspraak opgestelde procedure met betrekking tot het verstrekken van afschriften van vonnissen is een leidraad voor de procedure van het verstrekken van afschriften ex artikel 257h, lid 2, Sv geschreven. Deze Leidraad informatieverstrekking OM-afdoening is te vinden in Bijlage 5 bij deze Aanwijzing.
Door de Wet OM-afdoening is artikel 33 Sv dusdanig aangepast dat op basis van dit artikel ook de bestrafte recht heeft op inzage van alle processtukken. Op grond van de opgestelde procedure met betrekking tot kennisneming van alle processtukken is een leidraad voor deze procedure geschreven. Deze Leidraad is te vinden in Bijlage 6 bij deze Aanwijzing.
Het College kan in afwijking van deze aanwijzing pilots aanwijzen zodat met nieuwe, specifieke onderdelen van de strafbeschikking ervaring kan worden opgedaan, voordat deze onderdelen - al dan niet na aanpassing - landelijk worden ingevoerd.21
Zie tevens de Aanwijzing Kader voor Strafvordering (Polaris-richtlijnen) en de Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en overtredingen .
Gemeenten die kiezen voor de bestuurlijke boete op grond van artikel 154b van de Gemeentewet kunnen geen gebruik maken van de strafbeschikking. Dat is in lijn met de artikelen 6 en 7 van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte en artikel 3.2.5 van het Besluit OM-afdoening.
De wet benoemt wettelijke uitsluitingsgronden voor het uitvaardigen van een strafbeschikking, zoals voor misdrijven met een maximale strafbedreiging boven zes jaar gevangenisstraf. Voor het uitvaardigen van een strafbeschikking kunnen daarnaast contra-indicaties bestaan. Deze kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën:
− dwingende contra-indicaties: gevallen waarin het uitvaardigen van een strafbeschikking niet is toegestaan;
− facultatieve contra-indicaties: ‘geen strafbeschikking, tenzij...’: voor bijvoorbeeld feiten die beleidsmatig gezien in principe niet in aanmerking komen voor afdoening met een strafbeschikking, maar waarvoor dit wel mogelijk is als het een zeer lichte variant betreft;
− facultatieve indicaties: ‘strafbeschikking, tenzij...’: dit betreft feiten die in principe met een strafbeschikking worden afgedaan, maar waarvoor dit in specifieke gevallen niet gewenst is.
Een overzicht van wettelijke uitsluitingsgronden en de contra-indicaties (niet limitatief) die gelden per 1 mei 2012, is te vinden in Bijlage 1B. Hieronder worden de beleidskeuzes omtrent enkele van deze contra-indicaties toegelicht:
* Wettelijk uitgesloten gevallen:
− misdrijven met een maximale strafbedreiging boven zes jaar gevangenisstraf:
Art. 257a lid 1 Sv bepaalt dat strafbeschikkingen slechts mogen worden uitgevaardigd voor misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en voor alle overtredingen.
– feitgecodeerde zaken die op kenteken zijn geconstateerd;
deze zaken zullen op een later moment met een strafbeschikking worden afgedaan;
– een art. 8 WVW 1994-zaak, gepleegd door een minderjarige verdachte;
in de praktijk worden deze zaken veelal met een taakstraf afgedaan. Deze sanctie kan nog niet door middel van een strafbeschikking worden opgelegd als er sprake is van een minderjarige verdachte;
– bij meerderjarigen: een andere sanctie dan een geldboete, een OBM, de maatregel onttrekking aan het verkeer en/of aanwijzingen die kunnen inhouden: afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer;
door de gefaseerde invoer van de strafbeschikkingsbevoegdheid is het thans nog niet mogelijk andere sancties op te leggen. In het kader van de landelijke pilot is het thans wel mogelijk een taakstraf als straf op te leggen.
– bij minderjarige verdachten: een andere sanctie dan een geldboete tot maximaal € 115 , een OBM, de maatregel onttrekking aan het verkeer en/of aanwijzingen die kunnen inhouden: afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer;
door de gefaseerde invoer van de strafbeschikking is het thans nog niet mogelijk andere sancties op te leggen.
– bij rechtspersonen: een andere sanctie dan een geldboete, de maatregel onttrekking aan het verkeer en/of aanwijzingen die kunnen inhouden: afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer;
door de gefaseerde invoer van de strafbeschikking is het thans nog niet mogelijk bij rechtspersonen andere sancties op te leggen.
– niet feitgecodeerde misdrijven en overtredingen;
deze zaken kunnen echter wel in het kader van de landelijke pilot worden afgedaan met een strafbeschikking, indien er sprake is van een geldboete, een taakstraf, een OBM, de maatregel onttrekking aan het verkeer en/of aanwijzingen die kunnen inhouden: afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer
– feiten gepleegd door:
* illegale vreemdelingen
Conform het vreemdelingenbeleid van het Openbaar Ministerie, waarin is bepaald dat illegalen in principe worden gedagvaard. Als dat niet mogelijk is, kunnen zij een geldstransactie of strafbeschikking inhoudende een geldboete opgelegd krijgen, waarna zij na betaling direct moeten worden uitgezet.
* asielzoekers:
Slechts als zij zich kunnen legitimeren en een (GBA)-adres hebben waarnaar de strafbeschikking kan worden uitgestuurd, of als de strafbeschikking in persoon wordt uitgereikt met directe betaling van de geldboete in het kader van ZSM kan een strafbeschikking worden uitgevaardigd.
* mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats (zvwp-ers):
Slechts als zij een adres hebben waarnaar de strafbeschikking kan worden uitgestuurd, of als de strafbeschikking in persoon wordt uitgereikt met directe betaling van de geldboete in het kader van ZSM kan een strafbeschikking worden uitgevaardigd.
– politiek of publicitair gevoelige zaken:
In principe is het uitvaardigen van een strafbeschikking in dergelijke zaken niet mogelijk. Slechts bij hoge uitzondering kan hierop een uitzondering worden gemaakt.
Wettelijk uitgesloten |
Opmerkingen: |
|||
---|---|---|---|---|
Misdrijven meer dan 6 jaar |
Art. 257a lid 1 Sv. |
|||
Contra-indicaties |
Dwingend (geen strafbeschikking (SB)) |
Facultatief (SB, tenzij) |
Facultatief (geen SB, tenzij) |
Opmerkingen: |
Feitgecodeerde zaak die op kenteken is geconstateerd |
X |
|||
Overtreding van art. 8 WVW 1994 gepleegd door een minderjarige verdachte |
X |
|||
bij meerderjarigen: een andere sanctie dan een geldboete, een OBM, de maatregel onttrekking aan het verkeer en/of aanwijzingen die kunnen inhouden: afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer1 |
X |
|||
bij minderjarigen: een andere een andere sanctie dan een geldboete tot maximaal € 115, een OBM, de maatregel onttrekking aan het verkeer en/of aanwijzingen die kunnen inhouden: afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer |
X |
|||
bij rechtspersonen: een andere sanctie dan een geldboete, de maatregel onttrekking aan het verkeer en/of aanwijzingen die kunnen inhouden: afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer |
X |
|||
Niet feitgecodeerde zaken2 |
X |
|||
Illegale vreemdelingen |
X |
Conform vreemdelingen-beleid OM. Tenzij = als kale geldboete en vreemdeling daarna direct uit laten zetten. |
||
Asielzoekers |
X |
Tenzij = een legitimatie en (GBA-)adres of uitreiking strafbeschikking in persoon met directe betaling in het kader van ZSM |
||
ZVW-ers (verdachten zonder [post]adres) |
X |
Tenzij = uitreiking strafbeschikking in persoon met directe betaling in het kader van ZSM |
||
Politiek of publicitair gevoelige zaken |
X |
Zie Aanwijzing hoge (= boven € 50.000) en bijzondere (= gevoelige) transacties |
In het kader van een landelijke pilot is het thans wel mogelijk aan meerderjarige verdachten een taakstraf als straf op te leggen.
In het kader van een landelijke pilot is het thans wel mogelijk niet feitgecodeerde zaken met een strafbeschikking af te doen. Zie voor de sancties die kunnen worden opgelegd ‘bij meerderjarigen’, ‘bij minderjarigen’ en ‘bij rechtspersonen’.
Op grond van artikel 257a Sv kan de officier van justitie, indien hij vaststelt dat een overtreding is begaan dan wel een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar, een strafbeschikking uitvaardigen.
De officier van justitie kan onder meer opleggen: een geldboete tot het wettelijk toegestane maximum, een taakstraf van maximaal 180 uur, een OBM voor ten hoogste zes maanden, een schadevergoedingsmaatregel voor het slachtoffer, de maatregel onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen en diverse aanwijzingen, waaronder gedragsaanwijzingen.
Nadere beleidsregels met betrekking tot de politiestrafbeschikking en de bestuurlijke strafbeschikking overlast zijn neergelegd in de Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en een Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en overtredingen
De beleidsregels met betrekking tot de bestuurlijke strafbeschikking milieu zijn neergelegd in de Richtlijn bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten (257ba, tweede lid, Sv).
Beleidsregels met betrekking tot de fiscale strafbeschikking zijn neergelegd in de Richtlijnen voor de aanmelding en afhandeling van fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten 2011.
De wet staat toe dat een verdachte bij een staandehouding direct betaalt naar aanleiding van een kennisgeving van bekeuring of aankondiging van de strafbeschikking. Vanaf 1 januari 2013 is de in het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften1 en het Besluit tenuitvoerlegging geldboeten2 opgenomen grondslag voor directe betaling van geldboeten niet langer beperkt tot ‘bijzondere gevallen’. Het OM, het bevoegde gezag en het CJIB kunnen nu zowel voor Wahv-beschikkingen als voor strafrechtelijke geldboeten als algemeen beleid bepaalde plaatsen aanwijzen waar directe betaling van een geldboete mogelijk is. Daarnaast maakt de wijziging het mogelijk om de opgelegde geldelijke sanctie in meer gevallen direct ter plaatse - op straat, op het water of op kantoor - met behulp van een (mobiel) pinapparaat te voldoen. Als de mogelijkheid van pinbetaling of betaling met contant geld, door de opleggende instantie wordt geboden en degene die de geldboete verschuldigd is daarvan gebruik wil maken, kan betaling van een geldboete direct geschieden door overschrijving op een daartoe bestemde bankrekening van de opsporingsinstantie, het OM of het CJIB, dan wel door overhandiging van het contante geld. Voor alle directe betalingen geldt dat dit alleen kan aan een met de inning belaste ambtenaar.
De verruiming van de mogelijkheden van directe betaling laat de hoofdregel onverlet dat in de meeste gevallen betaling geschiedt door overschrijving van de geldsom op de daartoe bestemde bankrekening van het CJIB, nadat betrokkene een daartoe strekkende brief van het CJIB heeft ontvangen.
Een aantal randvoorwaarden geldt voor de afwikkeling van directe betaling. Overigens is de verdachte niet verplicht direct te betalen.
Als een verdachte de strafbeschikking direct wil betalen naar aanleiding van de strafbeschikking van de officier van justitie of de aankondiging van de strafbeschikking van de (buitengewoon) opsporingsambtenaar, geldt het volgende3:
• De verdachte moet door de officier van justitie of de bij mandaat op basis van art. 126 RO aangewezen andere bij een parket werkzame ambtenaar of de (buitengewoon) opsporingsambtenaar worden gewezen op de omstandigheid dat de verdachte door zijn directe betaling zijn recht op verzet verspeelt, omdat hij daarmee vrijwillig aan de strafbeschikking voldoet. Zie artikel 257, eerste lid, een na laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Een zinsnede hierover is ook opgenomen op de combibon die de (buitengewoon) opsporingsambtenaar uitreikt aan de verdachte in het geval dat er sprake is van een aankondiging van strafbeschikking;
• Directe betaling bij politiestrafbeschikkingen is enkel mogelijk voor feiten waarvoor de (buitengewoon) opsporingsambtenaar bevoegd is een strafbeschikking uit te vaardigen (de p-feiten uit het feitcodeboekje);
• Directe betaling bij OM-strafbeschikkingen is mogelijk in die gevallen waarin door of namens de officier van justitie het geldboetebedrag is vastgesteld;
• De verdachte kan alleen direct betalen op een aangewezen plaats van betaling;
• Directe betaling is alleen mogelijk als het volledige bedrag kan worden voldaan.
• Na betaling moet een kwitantie aan de verdachte worden uitgereikt.
• Directe betaling is uiterlijk tot 24 uur na het plegen van het strafbare feit mogelijk.
• De bestrafte ontvangt na directe betaling een combibon van de (buitengewoon) opsporingsambtenaar.
Een strafbeschikking kan ook aan een minderjarige worden uitgevaardigd. Aan minderjarigen kunnen alle sancties worden opgelegd die op basis van art. 257a Sv aan meerderjarigen opgelegd kunnen worden. Er is echter een uitzondering -de taakstraf- en nog een aanvulling in art. 77f Sr opgenomen. Zo kan aan een minderjarige een gedragsaanwijzing opgelegd worden dat hij zich zal richten naar de aanwijzingen van een aangewezen stichting Jeugdzorg voor een periode van maximaal 6 maanden.
Voorts kan middels een strafbeschikking maximaal 60 uur taakstraf worden opgelegd te verrichten binnen 3 maanden.
Evenals bij meerderjarigen geldt bij minderjarigen dat bij oplegging van een taakstraf, een geldboete van meer dan € 500, een OBM of bij een gedragsaanwijzing moet worden gehoord. Het horen dient op een OM-zitting plaats te vinden in het bijzijn van de ouders/voogd. Indien het voornemen is om aan de minderjarige een geldboete van meer dan € 115 of een taakstraf van meer dan 20 uur op te leggen, dient ambtshalve een raadsman te worden toegevoegd. Deze moet alsdan ook opgeroepen worden voor de OM-zitting.
Telefonisch horen is bij minderjarigen uitgesloten.
Indien geen hoorplicht geldt wordt een afschrift van de strafbeschikking toegezonden aan de bestrafte en aan de ouders/voogd .
Indien wel een hoorplicht geldt, worden deze strafbeschikkingen tijdens de OM-zitting aan de aanwezige bestrafte, ouders/voogd en eventueel aanwezige Raad voor de Kinderbescherming uitgereikt.
Op basis van art. 257h lid 2 Sv kan ieder ander dan de bestrafte en zijn raadsman (een derde) de officier van justitie verzoeken een afschrift van een strafbeschikking te verstrekken. In deze Leidraad informatieverstrekking OM-afdoening wordt de procedure omtrent het al dan niet verstrekken van strafbeschikkingen verder uitgewerkt.
Het algemene uitgangspunt is dat bij een verzoek van een derde altijd geanonimiseerd wordt verstrekt. De officier van justitie houdt bij zijn beoordeling rekening met:
− het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bestrafte of van de derden die in de strafbeschikking worden genoemd;
− de geheimhouding van financiële gegevens en het bewaren van bedrijfs- en beroepsgeheimen.
Als deze belangen zwaarder blijken te wegen dan het belang van de verzoeker en het met openbaarmaking van strafbeschikkingen gemoeide belang, wordt niet verstrekt. Een derde kan tegen het geanonimiseerd verstrekken van het afschrift of een weigering tot verstrekking van het afschrift van een klaagschrift indienen bij de officier van justitie.
De bepalingen in deze Leidraad zijn niet van toepassing op de bestrafte en zijn raadsman.
In deze Leidraad wordt verstaan onder:
de beschikking waarin straffen, maatregelen en (gedrags)aanwijzingen opgelegd en gegeven kunnen worden aan plegers van misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en aan degenen die een overtreding hebben begaan.1
ieder ander dan de bestrafte of zijn raadsman.
degene jegens wie een strafbeschikking is uitgevaardigd.
het verwijderen van gegevens die, afzonderlijk of in onderlinge samenhang, de identiteit kunnen onthullen van niet-beroepsmatig bij een zaak betrokken personen.
1. Verzoeken van derden om afschriften van strafbeschikkingen moeten worden ingediend bij de officier van justitie die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd of, in het geval dat de strafbeschikking is uitgevaardigd door een (buitengewoon) opsporingsambtenaar, aan de officier van justitie in het arrondissement waar het feit is begaan.
2. Op een verzoek om een afschrift beslist de officier van justitie bij wie het verzoek is ingediend. Daarbij wordt het belang van de verzoeker en het met openbaarmaking van strafbeschikkingen gemoeide belang afgewogen tegen:
− het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bestrafte of van de derden die in de strafbeschikking worden genoemd;
− de geheimhouding van financiële gegevens en het bewaren van bedrijfs- en beroepsgeheimen.
3. Indien de in het tweede lid bedoelde belangenafweging daartoe aanleiding geeft, wordt het verzoek geweigerd. Weigering geschiedt door middel van een brief aan de verzoeker. Als de officier besluit tot inwilliging van het verzoek, wordt op basis van art. 365 Sv een geanonimiseerd afschrift verstrekt.
4. In uitzonderlijke gevallen kan de officier van justitie besluiten een niet-geanonimiseerd afschrift te verstrekken. Dit kan onder meer geschieden in gevallen waarbij het afschrift van de strafbeschikking moet dienen als bewijsmiddel in een civiele procedure. Bij twijfel dient de officier contact op te nemen met de privacymedewerker van het parket of de Helpdesk Privacy van het Parket-Generaal.
5. Als deze Leidraad weigering van de verstrekking dan wel geanonimiseerde verstrekking van de strafbeschikking voorschrijft, terwijl het verzoek strekt tot niet-geanonimiseerde verstrekking, wendt de officier van justitie zich tot de privacymedewerker van het parket om te onderzoeken of op basis van de Aanwijzing verstrekking van strafvorderlijke gegevens voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden (Aanwijzing wet justitiële en strafvorderlijke gegevens) of de Wet openbaarheid van bestuur aan verzoeker mededelingen kunnen worden gedaan.
1. Als binnen veertien dagen geen afschrift dan wel een geanonimiseerd afschrift wordt verstrekt, kan de verzoeker een klaagschrift indienen bij de officier van justitie. Die brengt het klaagstuk en de processtukken onverwijld ter kennis van de rechtbank. De procesdeelnemers zijn, in afwijking van artikel 23, vierde lid Sv, niet bevoegd van de inhoud van de processtukken kennis te nemen dan voor zover de rechtbank zulks toestaat.
Op basis van art. 33 Sv kan de bestrafte een verzoek doen tot kennisneming van alle processtukken. De kennisneming van alle processtukken in het oorspronkelijk of in afschrift mag de verdachte niet worden onthouden zodra een strafbeschikking is uitgevaardigd.
Indien een bestrafte kennis wil nemen van een of meer processtukken die ten grondslag liggen of hebben gelegen aan de vervolging door middel van een strafbeschikking, moet het verzoek worden gericht
− aan de officier van justitie die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd of
− aan de officier van justitie die de zaak overgedragen heeft gekregen of
− aan het CJIB of
− aan de opsporingsinstantie waar de (buitengewoon) opsporingsambtenaar die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd werkzaam is.
Indien het verzoek wordt gedaan aan een functionaris/ instantie waar het procesdossier (dat veelal enkel zal bestaan uit de combibon/het mini-proces-verbaal en de strafbeschikking) zich niet bevindt, zal deze functionaris/instantie aan het verzoek voldoen, voor zover hij/het eigenaar is van de verzochte gegevens. Voor het overige zal de verzoeker of de door hem daartoe gemachtigde worden verwezen naar de daarvoor geëigende instantie.
De bepalingen in deze Leidraad zijn van toepassing op de bestrafte en zijn raadsman.
In deze Leidraad wordt verstaan onder:
de beschikking waarin straffen, maatregelen en (gedrags)aanwijzingen opgelegd en gegeven kunnen worden aan plegers van misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en aan degenen die een overtreding hebben begaan.
degene jegens wie een strafbeschikking is uitgevaardigd.
een door het parket of de CVOM aan het CJIB aangeleverde zaak of een zaak die aan het parket of de CVOM is overgedragen door het CJIB.
a. verzoeken om kennisneming van (alle) processtukken moeten worden ingediend bij de officier van justitie die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd of de zaak overgedragen heeft gekregen, het CJIB of bij de opsporingsinstantie waar de (buitengewoon) opsporingsambtenaar die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd werkzaam is.
b. aan het doen van een verzoek om kennisneming van processtukken is geen wettelijke termijn verbonden.
c. in geval er sprake is van een parketzaak en een verzoek om kennisneming van alle stukken wordt gedaan aan het CJIB of de opsporingsinstantie, wordt de bestrafte of de persoon die door hem daartoe is gemachtigd verwezen naar het onderdeel van het OM (het lokale parket of de CVOM) waar de zaak in behandeling is. Bij dit OM-onderdeel bevindt zich het gehele dossier.
d. in geval er geen sprake is van een parketzaak en een verzoek om kennisneming wordt gedaan bij het OM, het CJIB of de opsporingsinstantie waar de (buitengewoon) opsporingsambtenaar die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd werkzaam is, wordt de verzocht informatie verschaft voor zover de instantie eigenaar is van deze gegevens. Voor het overige wordt de verzoeker of de persoon die door hem daartoe is gemachtigd verwezen naar de daarvoor geëigende instantie.
e. inzake het opvragen en verstrekken van stukken wordt aantekening gemaakt , waarbij niet hoeft te worden vermeld dat het een verzoek ex art. 33 Sv betreft;
f. in het kader van een verzoek ex art. 33 Sv mogen geen kosten in rekening worden gebracht;
g. voor inzage in de processtukken maakt het parket zelf afspraken met de griffie van de rechtbank wanneer en op welke wijze inzake in de stukken plaatsvindt.
Zie bijlage 2 voor een overzicht van de beleidsregels van het College van procureurs-generaal met betrekking tot de politiestrafbeschikking, de bestuurlijke strafbeschikking overlast, de bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten en de fiscale strafbeschikking.
Afstand van verzet wordt gedaan door vrijwillige betaling of schriftelijk in aanwezigheid van een raadsman.
Wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Stb. 2006, 330) en Wet van 26 april 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet OM-afdoening en enige andere wetten in verband met het wegnemen van enkele technische onvolkomenheden (Stb. 2007, 160).
De beleidsregels met betrekking tot de bestuurlijke strafbeschikking milieu zijn neergelegd in de Richtlijn bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten (art. 257ba, tweede lid, Sv).
In het kader van de Wet OM-afdoening kunnen enkel strafbare feiten met een strafbeschikking worden afgedaan. Voor gedragingen uit de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving kunnen derhalve geen strafbeschikkingen worden uitgevaardigd.
Beleidsregels met betrekking tot de fiscale strafbeschikking zijn neergelegd in de Richtlijnen voor de aanmelding en afhandeling van fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten 2011.
De begrenzingen van de bevoegdheid om een strafbeschikking uit te vaardigen zijn daarmee gelijkgesteld aan de grenzen die thans bij de transactie gelden ingevolge artikel 74 Sr.
Een uitzondering hierop vormt het opleggen van een algemene gedragsaanwijzing inhoudende reclasseringstoezicht. Deze mag wel worden gemandateerd.
Zie tevens de Richtlijnen voor de aanmelding en afhandeling van fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten 2011
In laatstgenoemde aanwijzing zijn regels opgenomen voor de formulering van bijzondere voorwaarden en gedragsaanwijzingen. Deze regels zijn ook van toepassing op de OM-afdoening. De kern is dat de gedragsaanwijzingen worden gespecificeerd door degene die ze oplegt. Dit biedt houvast voor zowel de toezichthouder als de onder toezicht gestelde.
In dit kader bestond onder de vorige Aanwijzing reeds de pilot niet-feitgecodeerde misdrijven. De pilotvorm blijft voorlopig bestaan. In de pilotvorm is het thans mogelijk om voor meerderjarigen een taakstraf tot 180 uren op te leggen.
Naast de contra-indicaties in deze Aanwijzing wordt de strafbeschikkingsbevoegdheid van (buitengewoon) opsporingsambtenaren nog verder begrensd in bijvoorbeeld de Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en overtredingen en de Instructie maatregel beginnende bestuurder. Ook kan de hoofdofficier van justitie, op grond van artikel 3.5 van het Besluit OM-afdoening, bepalen ‘dat naar zijn oordeel het belang van een goede rechtsbedeling vordert dat in bepaalde gebieden of op bepaalde openbare wegen binnen het arrondissement of in bepaalde zaken door de bevoegde ambtenaren geen gebruik wordt gemaakt van de strafbeschikkingsbevoegdheid’.
Door de gefaseerde invoer van de strafbeschikking zal het aantal feiten waarvoor een strafbeschikking kan worden uitgevaardigd gefaseerd worden uitgebreid en zijn enkele contra-indicaties, zoals ‘een andere sanctie dan een taakstraf, een geldboete, een OBM, de maatregel onttrekking aan het verkeer en/of aanwijzingen die kunnen inhouden: afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer’, tijdelijk van aard.
De strafbeschikking kan worden uitgevaardigd door een officier van justitie of een bij mandaat op basis van art. 126 RO aangewezen andere bij een parket werkzame ambtenaren,een opsporingsambtenaar, bestuursorgaan of buitengewoon opsporingsambtenaar (als zij hiertoe bij AMVB de bevoegdheid hebben verkregen) of het bestuur van de Belastingdienst. Op dit moment heeft slechts het OM hiertoe de bevoegdheid. Wel kan een BOA van de G4 aan het OM zaken aanleveren ter afdoening met een strafbeschikking. Ook worden nog geen maatregelen en (gedrags)aanwijzingen opgelegd of gegeven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-26833.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.