TOELICHTING
1. Aanleiding
Met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) moet uiterlijk in 2015
aan de NO2-grenswaarden voldaan worden. Bij de uitvoering van het NSL blijkt dat vooral de NO2-concentraties bij binnenstedelijke knelpunten nog aandacht vragen.
In het overleg tussen Rijk en gemeenten is op basis van een verkenning van effecten
van mogelijke aanvullende maatregelen geconcludeerd dat vooral rond de knelpuntlocaties
versnelde instroom nodig is van voertuigen met lage NOx-emissies.
In de praktijk blijken – afhankelijk van de knelpuntlocatie – taxi’s en/of bestelauto’s
naar verhouding veel bij te dragen aan de normoverschrijding op binnenstedelijke knelpuntlocaties.
De meeste van deze voertuigen zijn Euro 3, Euro 4, Euro 5, Euro III, Euro IV en Euro
V dieselvoertuigen.
Dieselvoertuigen die voldoen aan de Euro 6- of Euro VI-norm alsmede Euro 5 voertuigen
die op benzine (al dan niet in combinatie met een affabriek installatie voor CNG of
LPG) rijden hebben een aanmerkelijk lagere NOx-uitstoot. En met name elektrisch aangedreven voertuigen onderscheiden zich gunstig
van de gangbaar ingezette modellen.
Als gevolg van technische voorzieningen die nodig zijn voor emissiereductie dan wel
de hogere belastingen, liggen de aanschafkosten dan wel de exploitatiekosten van deze
schonere voertuigen hoger dan die van de thans gebruikelijke Euro 5 en Euro V dieselvoertuigen.
Ondernemers hebben dan ook een prikkel nodig om tot aanschaf van deze schonere voertuigen
over te gaan.
Voor bijzondere voertuigen, taxi’s en bestelauto’s met een toegestane maximum massa
van ten hoogste 3500 kg geldt op grond van de Wet op de belasting van personenauto’s
en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) een vrijstelling of een teruggavenmogelijkheid.
Daarom is het geven van een fiscale prikkel – anders dan die bij personenauto’s wordt
gegeven voor Euro 6 voertuigen – niet mogelijk.
Een prikkel zal daarom moeten bestaan uit een aanschafsubsidie.
Daar voorziet deze regeling in.
Over deze regeling heeft overleg plaatsgevonden met gemeenten, brancheorganisaties
en andere departementen.
2. Europees kader
Met ingang van 1 september 2015 moeten de meeste voertuigen die onder deze regeling
vallen voldoen aan de in Verordening (EG) Nr. 715/2007 van het Europees Parlement
en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met
betrekking tot emissies van lichte personenen bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6)
en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2007, L 171) opgenomen
Euro 6-normen.
Een bestelauto kan door de fabrikant, veelal op basis van de gemiddeld verwachte opbouw,
behalve in het kader van bovengenoemde verordening, ook worden typegekeurd volgens
de opgenomen eisen in Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en
de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren
met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot
reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007
en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG
en 2005/78/EG (PbEU 2009, L 188). Deze Euro VI-eisen zijn min of meer vergelijkbaar
met de Euro 6-eisen. Op 31 december 2013 moeten alle nieuwe zware voertuigen aan deze
eisen voldoen.
Hoewel de onderhavige subsidieregeling vooral bedoeld is om een bijdrage te leveren
aan het voldoen aan de Europese luchtkwaliteitseisen, wordt hiermee ook enige invulling
gegeven aan het Europese beleid ten aanzien van de diversificatie van brandstoffen.
Immers, LPG en CNG zijn niet alleen beduidend schoner dan diesel, mits na de inbouw
van de installatie typegoedgekeurd met LPG of CNG als brandstof, maar ook ruimer voorhanden
dan aardolieproducten als benzine en diesel.
Ten aanzien van de Europese staatssteunregels (incl. het Milieusteunkader) kan het
volgende worden opgemerkt.
Zuinige personen- en bestelauto’s waarvoor particulieren, overheden en bedrijven BPM
betalen worden fiscaal gestimuleerd. Dit is een generieke stimuleringsmaatregel die
voor alle particulieren, overheden en bedrijven in Nederland onder gelijke voorwaarden
van toepassing is.
Voor voertuigen waarvoor geen BPM verschuldigd is (of na betaling wordt teruggegeven)
is een dergelijke stimulering niet mogelijk. Dit is het geval voor schone taxi’s en
bestelauto’s van ondernemers. Deze voertuigen kunnen daarom alleen met een subsidieregeling
als de onderhavige gestimuleerd worden.
De onderhavige subsidieregeling is een stimuleringsmaatregel die voor alle bedrijven
in Nederland onder gelijke voorwaarden van toepassing is. Bijzondere voertuigen, taxi’s
en bestelauto’s worden door ondernemers en overheden en in sommige gevallen door particulieren
in heel Nederland ingezet. Uitbreiding van de bestaande (generieke) fiscale stimuleringsmaatregel
voor voertuigen waarvan eigenaren BPM betalen naar voertuigen waarvan eigenaren van
BPM zijn vrijgesteld of deze terugkrijgen, tast het generieke karakter van de regeling
niet aan.
Alleen een steunmaatregel die specifiek is (gericht op een bepaalde sector of bijvoorbeeld
een regio), valt onder de Europese staatssteunregels. Daarmee valt de onderhavige
stimuleringsmaatregel niet onder de Europese staatssteunregels en hoeft deze niet
onder de regels en procedures voor staatssteun te worden aangemeld bij de Europese
Commissie. Immers, ook de onderhavige subsidieregeling is voor alle bedrijven in Nederland
onder gelijke voorwaarden van toepassing. De subsidieregeling maakt integraal onderdeel
uit van de paraplu van maatregelen ter stimulering van schone en/of zuinige nieuwe
lichte en zware voertuigen. De paraplu van maatregelen vormt een samenhangend geheel
van maatregelen met een generiek karakter.
3. Subsidiabele alternatieven
De categorieën van motorrijtuigen die op grond van de onderhavige subsidieregeling
voor subsidie in aanmerking komen, zijn de motorrijtuigen waarvoor op grond van de
Wet BPM vrijstelling geldt dan wel teruggaaf van BPM kan worden verleend. Dat zijn:
politie-, brandweer- en ziekenauto’s, elektrische invalidenvoertuigen, invalidenvoertuigen
met een motorinhoud van maximaal 250 cm3, motorvoertuigen voor het transport van rolstoelgebruikers in groepsverband, lijkwagens,
dierenambulances, geldtransportwagens, motorrijtuigen voor het vervoer van gevangenen
(artikel 15 Wet BPM), bestelauto’s voor gehandicapten (artikel 15a Wet BPM), bedrijfsmatig
gebruikte bestelauto’s (artikel 13a Wet BPM) en personenauto’s die bestemd zijn om
openbaar vervoer of taxivervoer te verrichten en daartoe een geldige vergunning hebben
ingevolge de Wet personenvervoer 2000 (artikel 16 Wet BPM).
Schoner dan Euro 5 en Euro V dieselvoertuigen zijn alle nieuwe voertuigen met Euro
6 en Euro VI dieselmotoren, en benzinemotoren, benzinemotoren met een affabriek CNG-installatie
en benzinemotoren met een affabriek LPG-installatie met ten minste een Euro 5- of
Euro V-typegoedkeuring en geheel of gedeeltelijk elektrisch aangedreven voertuigen,
al dan niet in combinatie met een benzinemotor.
De aanschafprijs van voertuigen met uitsluitend een benzinemotor is altijd lager dan
de aanschafprijs van vergelijkbare Euro 5 dieselvoertuigen. De exploitatiekosten zijn
echter door de hogere brandstofprijs beduidend hoger. Daarom is besloten ook deze
voertuigen voor subsidie in aanmerking te laten komen. Omdat benzinevoertuigen een
hogere CO2-emissie hebben dan vergelijkbare dieselvoertuigen, en het niet het gevolg van deze
subsidieregeling mag zijn dat de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen omlaag,
maar die van CO2 omhoog gaat, is aangehaakt bij de grens voor de CO2-emissie die ingevolge artikel III van de Wet uitwerking autobrief met ingang van
1 januari 2013 wordt genoemd in artikel 3.20 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in
verband met de bijtelling voor privé-gebruik van bedrijfsauto’s. De subsidieregeling
heeft daarmee niet alleen een gunstig effect op de luchtkwaliteit maar ook een positief
klimaateffect.
Alle andere schone alternatieven hebben een hogere aanschafprijs die direct samenhangt
met de technische voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de lagere emissies.
Concluderend komen voor deze regeling in elk geval nieuwe taxi’s en bestelauto’s met
de volgende kenmerken in aanmerking:
-
1. Voertuigen met een motor met compressieontsteking met een Euro 6- of Euro VI-typegoedkeuring.
-
2. Voertuigen met een motor met elektrische ontsteking die affabriek zijn voorzien van
een CNG- of LPG-installatie.
-
3. Voertuigen met een motor met elektrische ontsteking die een CO2-emissie hebben van ten hoogste 95 gram CO2 per kilometer.
-
4. Voertuigen die uitsluitend worden aangedreven door een elektromotor.
4. Uitvoering van de regeling
De aanvraag
De aanvraag van de subsidie kan digitaal geschieden (www.agentschapnl.nl/sbt) of door inzending van een formulier dat telefonisch kan worden opgevraagd bij Agentschap
NL (tel.nr. 088-6023400).
De subsidieaanvraag dient uiterlijk drie maanden na de datum van de definitieve tenaamstelling
van het voertuig door Agentschap NL ontvangen te zijn.
Subsidie wordt in volgorde van de binnenkomst van de aanvragen verleend en tegelijk
vastgesteld en uitbetaald, zolang het budget toereikend is.
Subsidiebedragen
De grens van 50 gram CO2 per kilometer wordt uitsluitend gehaald door volelektrische en een aantal plug-in
hybridevoertuigen. De meerkosten van dergelijke voertuigen maken een hoger subsidiebedrag
noodzakelijk om potentiële kopers over de streep te trekken. Daarom is het subsidiebedrag
voor deze voertuigen op € 3.000,– gesteld. Daarbij is samenloop met andere stimuleringsregelingen
(MIA/VAMIL en andere subsidieregelingen) toegestaan.
Het subsidiebedrag voor de overige voertuigen is gesteld op € 1.250,–.
De subsidieregeling wordt uitgevoerd door Agentschap NL, een agentschap van het Ministerie
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Mandaat en machtiging daartoe is verleend
in het Besluit mandaat en machtiging Agentschap NL Subsidieregeling emissiearme taxi’s
en bestelauto’s.
5. Te verwachten milieueffect
Voor het te verwachten milieueffect is het relevant dat met een aantal gemeenten met
binnenstedelijke NSL-knelpunten is afgesproken dat voor en door deze gemeenten complementaire
stimuleringsimpulsen zullen worden gegeven om de aanschaf van schone taxi’s en bestelauto’s
binnen hun gemeente te bevorderen, waardoor een relatief groot effect van de onderhavige
generieke maatregel wordt bereikt op lokale knelpunten in die gemeenten.
Naar verwachting zullen als gevolg van de subsidieregeling in de periode tot 1 januari
2015 ongeveer 2000 schonere taxi’s en 11.000 schonere bestelauto’s worden aangeschaft;
1500 resp. 9000 meer voertuigen dan zonder de onderhavige regeling het geval zou zijn.
Uitgaande van een reëel gemiddelde jaarkilometrage van ten minste 60.000 per taxi
en de beperking van de uitstoot met 250 mg NOx per voertuigkilometer zal dit voor taxi’s een emissiereductie van 1500 * 60000 *250
mg = 22,5 ton NOx per jaar opleveren.
Voor bestelwagens zal, wanneer wordt uitgegaan van een gemiddeld jaarkilometrage van
30.000 per voertuig en de beperking van de uitstoot met 300 mg NOx per voertuigkilometer, een emissiereductie van 9000 * 30000 *300 mg = 81 ton per
jaar worden bereikt.
Berekeningen van het RIVM hebben opgeleverd dat de NO2-concentraties op binnenstedelijke knelpunten als gevolg hiervan zullen dalen met
0,03 à 0,1 µg/m3.
6. Notificatie als technisch voorschrift
Het ontwerp van deze regeling is op 17 september 2012 gemeld bij de Europese Commissie
(notificatienummer: 2012/0531/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn
nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni
1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften
en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals
gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/ EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Tevens wordt
een ontwerp van deze regeling gemeld bij de Europese Commissie ter voldoening aan
(voor wat betreft de Euro VI-dieselauto’s) artikel 10, vierde lid, van eerdergenoemde
Verordening 595/2009.
7. Administratieve lasten
Voor het doen van een aanvraag hoeft de aanvrager, de koper van het voertuig, slechts
een kort en eenvoudig elektronisch formulier in te vullen of een formulier in te zenden
dat telefonisch kan worden opgevraagd bij Agentschap NL.
Op basis van ervaringen met eerdere stimulering van schone voertuigen wordt ervan
uitgegaan dat een aanvraag gemiddeld betrekking heeft op twee voertuigen.
Bij de aanvraag moet een afschrift van het tenaamgestelde kentekenbewijs worden gevoegd.
De subsidieaanvraag is ondertekend door de koper of door een gemachtigde met medezending
van een kopie van de machtiging.
Met het bekend raken met de regeling, het invullen van het aanvraagformulier en het
scannen van de benodigde documenten zal per aanvraag maximaal één uur gemoeid zijn.
Doordat één aanvraag in de meeste gevallen betrekking zal hebben op meer voertuigen
wordt uitgegaan van ten hoogste 6500 aanvragen. De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd
door medewerkers met een gemiddeld uurloon van maximaal € 50. De maximale totale administratieve
lasten van het onderhavige subsidieprogramma voor aanvragers worden daarmee geschat
op 6500 x 1 x € 50 = € 325.000. Dat is 1,6% van het totaal beschikbare subsidieplafond.
De vaststelling door AgentschapNL of sprake is van een emissiearm motorvoertuig vindt
plaats op basis van de gegevens van de typegoedkeuring van motorrijtuigen.
8. Artikelsgewijs
Artikel 1
Voor het begrip eerste kentekenhouder is aansluiting gezocht bij artikel 25 van het
Kentekenreglement. Er kan op aanvraag een kentekenbewijs worden afgegeven dat zowel
het kentekenbewijs voor het motorrijtuig zelf als de tenaamstelling omvat. Als reeds
eerder een kentekenbewijs voor het motorrijtuig zelf is afgeven, maar nog niet te
naam is gesteld, wordt op aanvraag een tenaamstellingsbewijs (deel I B) afgegeven.
In de begripsomschrijving wordt in beide situaties voorzien.
In paragraaf 1 is al ingegaan op de verordeningen waarin de Euronormen zijn vastgelegd.
Artikel 3
Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient aan een aantal voorwaarden te zijn
voldaan. Men dient eerste kentekenhouder te zijn van een ongebruikt motorrijtuig dat
aantoonbaar schoner is dan een Euro 5 dieselauto, waarvoor vrijstelling BPM geldt
of teruggaaf BPM is verleend en waarvan het kenteken na de inwerkingtreding van deze
regeling te naam is gesteld.
Om oneigenlijke subsidiëring te voorkomen, zal de ontvangen subsidie teruggevorderd
kunnen worden, als het voertuig binnen zes maanden na de datum van de definitieve
tenaamstelling wordt doorverkocht of de tenaamstelling van het voertuig om andere
reden wijzigt.
In niet alle gevallen zal worden teruggevorderd. Terugvordering zal plaatsvinden als
er sprake is van oneigenlijk gebruik van de subsidie. Gedacht kan worden aan een internationale
onderneming die nieuwe bestelauto’s door een Nederlandse onderneming laat kopen waarna
de aangeschafte voertuigen onmiddellijk worden doorverkocht naar buitenlandse dochters.
Een bedrijf dat failliet gaat en een voertuig doorverkoopt hoeft bijvoorbeeld geen
terugvordering te verwachten.
Artikel 8
Omdat de BPM niet ziet op bestelauto’s met een toegelaten maximum massa van meer dan
3500 kg is deze categorie opgenomen in de Subsidieregeling emissieverminderende voorzieningen
voor voertuigen.
Artikel 10
Aangezien de regeling van toepassing is op voertuigen die voor 1 januari 2015 te naam
zijn gesteld en de subsidieaanvraag binnen drie maanden na de tenaamstelling moet
zijn ingediend, kan deze regeling vervallen op 1 april 2015. Zij blijft uiteraard
van toepassing op de afhandeling van de dan ontvangen subsidieaanvragen. De regeling
treedt in werking op 1 oktober 2012. Dit is een van de vaste verandermomenten.
Om kopers van de subsidiabele voertuigen zo spoedig mogelijk zekerheid te bieden is
besloten dat de regeling zo spoedig mogelijk in werking moet treden en wordt afgeweken
van de minimale invoeringstermijn van twee maanden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J.J. Atsma.