TOELICHTING
Algemeen
Het demissionaire kabinet heeft in verband met een gewijzigde begroting voor 2013
en het ‘Stabiliteitsprogramma Nederland’ van april 2012 besloten om geen middelen
meer in te zetten voor prestatiebeloning in het onderwijs. Het betreft hier zowel
de middelen voor het uitvoeren van de experimenten als voor de structurele middelen
voor prestatiebeloning. Voor deze subsidiëring dient de Regeling experimenten prestatiebeloning
in het onderwijs als grondslag. Deze regeling wordt ingetrokken om subsidiëring van
het project te stoppen en er wordt een regeling getroffen ter tegemoetkoming van de
kosten die betrokkenen hebben gemaakt.
Op dit moment hebben meerdere bevoegde gezagsorganen voor de sluitingsdatum van 1 april
2012 een subsidieaanvraag ingediend. Deze bevoegde gezagsorganen hebben tot 15 mei
2012 de tijd gekregen om de aanvraag aan te vullen. De bevoegde gezagsorganen en de
door hen betrokken onderzoekers hebben veel inzet gepleegd bij het ontwerpen van het
experimentplan en het verzorgen van draagvlak voor de aanvraag bij het eigen personeel.
Ondanks de mogelijkheid dat een experimentaanvraag zou worden afgewezen, is ervoor gekozen om alle bevoegde gezagsorganen
die een aanvraag hebben ingediend zo goed mogelijk tegemoet te komen door de door
hen gemaakte uren te vergoeden. Voorbeelden van verrichte werkzaamheden door de bevoegde
gezagsorganen zijn het aanleveren (aan de onderzoeker prestatiebeloning) van informatie,
het voeren van intern en extern overleg en het reageren op concepten van een experimentplan.
In de tegemoetkoming is er vanuit gegaan dat schoolbesturen die een forse experimentaanvraag
hebben gedaan ook meer tijd hebben moeten investeren in het voorbereiden van de aanvraag,
bijvoorbeeld in het interne overleg met de betrokken scholen. De omvang van het beoogde
experiment, afgemeten aan de beoogde jaarlijkse beloningsmiddelen, wordt gezien als
indicator voor de inzet. In lijn met de oorspronkelijke Regeling prestatiebeloning
in het onderwijs zijn dan ook gestaffelde bedragen vastgesteld.
Om al te grote administratieve lasten te voorkomen is besloten dat gewerkt wordt met
een vast bedrag per bevoegd gezag.
De betrokken onderzoekers worden, in tegenstelling tot wat in de Regeling experimenten
prestatiebeloning in het onderwijs is geregeld, als aparte groep beschouwd waarvoor
OCW eveneens een voorziening treft. Bij de tegemoetkoming wordt uitgegaan van een
aantal normtarieven voor betrokken onderzoekers. Een aantal onderzoekers prestatiebeloning
is bij meerdere experimentaanvragen betrokken en in dat geval worden de tegemoetkomingskosten
samengevoegd en in een keer beschikt. De vergoeding aan de onderzoekers prestatiebeloning
en medewerkers betreft een vast bedrag per dag dat aan het project experimenten prestatiebeloning
gewerkt is, afhankelijk van de positie van de onderzoeker. De genoemde bedragen zijn
vastgesteld op grond van marktconforme tarieven die worden gerekend voor het verrichten
van onderzoek aan een wetenschappelijke instelling. Omdat met vaste bedragen per werkdag
wordt gewerkt, hoeft de onderzoeker prestatiebeloning of een medewerker van deze onderzoeker
geen accountantsverklaring van de gemaakte kosten te overleggen, maar hij dient geïnvesteerde
uren aan het project wel te onderbouwen en desgevraagd ook aan te kunnen tonen. De
betrokken onderzoeksorganisaties die bij meerdere experimentaanvragen zijn betrokken
wordt gevraagd om het totaal van alle gemaakte kosten te declareren.
Administratieve lasten
De administratieve lasten voor de bevoegde gezagsorganen zijn beperkt omdat gewerkt
wordt met vaste bedragen. Hiermee wordt voorkomen dat er gedetailleerde verantwoording
over de ingezette uren dient te worden overlegd, voorzien van een accountantsverklaring.
De verantwoording van de subsidie ter tegemoetkoming aan een onderwijsinstelling geschiedt
dan ook op grond van artikel 13, eerste lid, van de Regeling OCW-subsidies via de
jaarverslaggeving van een onderwijsinstelling. Formeel moeten de administratieve lasten
worden gekwantificeerd. Echter, gezien de zeer geringe omvang, is dit in dit geval
achterwege gelaten.
De administratieve lasten voor de betrokken onderzoeksorganisaties zijn groter, aangezien
uitgegaan wordt van declaraties. De omvang van de inzet van een aantal grote onderzoeksorganisaties
rechtvaardigt deze administratieve last. Ook hier geldt formeel dat de administratieve
lasten moeten worden gekwantificeerd maar dat dit, gezien de zeer geringe omvang,
in dit geval achterwege is gelaten.
Uitvoeringstoets DUO
DUO heeft een aantal technische wijzigingsvoorstellen gedaan en deze zijn overgenomen.
DUO is akkoord met de wijzigingsregeling.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. (Begripsbepalingen)
De begripsbepalingen van deze regeling verwijzen naar de Regeling experimenten prestatiebeloning
onderwijs zodat de begripsbepalingen uit deze regeling aansluiten bij de begripsbepalingen
uit de Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs.
Artikel 2. (Reikwijdte)
Het eerste lid van dit artikel regelt de ambtshalve verstrekte subsidie ter tegemoetkoming
aan bevoegde gezagsorganen die voor 1 april 2012 op grond van de Regeling experimenten
prestatiebeloning een subsidieaanvraag voor een experiment hebben ingediend. De tegemoetkoming
hangt af van de jaarlijkse beloningsmiddelen en wordt eenmalig uitgekeerd aan de bevoegde
gezagsorganen die voor 1 april 2012 een subsidieaanvraag voor een experiment hebben
ingediend.
In artikel 5 van de regeling is geregeld dat de subsidieaanvraag een samenwerkingsovereenkomst
tussen het bevoegd gezag en de onderzoeker prestatiebeloning moet bevatten. De mogelijkheid
bestaat dat een onderzoeker prestatiebeloning voordat de samenwerkingsovereenkomst
tot stand is gekomen, reeds werkzaamheden in het kader van het project experimenten
prestatiebeloning onderwijs heeft verricht. Op grond hiervan zou bij de school een
vordering kunnen worden ingesteld voor gemaakte kosten door de onderzoeker prestatiebeloning.
Een van de doelen van deze subsidie is dat de kosten die door de onderzoeker prestatiebeloning
gemaakt zijn ten behoeve van een experiment prestatiebeloning niet op de school worden
verhaald, maar met deze subsidie vergoed wordt. Het tweede lid regelt dat niet de
school, maar de Minister deze vordering in gemaakte kosten van de onderzoeker prestatiebeloning
vergoedt, zelfs indien een samenwerkingsovereenkomst met een school is afgesloten.
In tegenstelling tot de subsidie aan de bevoegde gezagsorganen wordt de subsidie aan
een organisatie waarvoor een onderzoeker prestatiebeloning werkzaam is, niet ambtshalve
verleend. Op grond van artikel 4 van deze regeling dient de betreffende organisatie
eerst een aanvraag in te dienen.
Artikel 3. (Subsidiebedrag)
In het eerste lid van dit artikel zijn de gestaffelde bedragen vastgesteld die de
bevoegde gezagsorganen die op grond van artikel 5 van de regeling een als subsidie
ter tegemoetkoming ontvangen. In het algemene deel van deze toelichting is dit nader
toegelicht. In het tweede lid is een hardheidsclausule opgenomen zodat de minister
anders kan besluiten ingeval een school onevenredig hoge kosten heeft gemaakt en daarom
een hogere tegemoetkoming toekomt of onevenredig weinig tot geen kosten gemaakt heeft
en daarom geen tegemoetkoming toekomt.
In het derde lid van dit artikel zijn de vaste bedragen per werkdag van acht uur vastgesteld,
gekoppeld aan de verschillende functies waarin een onderzoeker prestatiebeloning zijn
werk kan verrichten. Het is niet van belang dat de onderzoeker een volledige werkdag
moet hebben gemaakt om aanspraak op de vergoeding te kunnen maken. De vergoeding geschiedt
naar rato van het vastgestelde bedrag per achturige werkdag. De vaste bedragen per
werkdag zijn in het algemene deel van deze toelichting nader toegelicht.
Artikel 4. (Aanvraag tegemoetkoming onderzoeker prestatiebeloning) en artikel 5 (Besluit)
De organisatie waarvoor een onderzoeker prestatiebeloning werkzaam is, dient de aanvraag
van de subsidie ter tegemoetkoming te kunnen onderbouwen. Deze aanvraag dient uiterlijk
31 juli 2012 door DUO te zijn ontvangen. Het adres van DUO is:
Dienst Uitvoering Onderwijs
Postbus 606
2700 ML Zoetermeer
Door middel van een beschikking wordt de subsidie ter tegemoetkoming in beginsel binnen
dertien weken na aanvraag vastgesteld.
Artikel 4 is alleen van toepassing op een subsidieaanvraag door de organisatie waarvoor
een onderzoeker prestatiebeloning werkzaam is. Voor het bevoegd gezag dat op grond
van artikel 2, eerste lid, een subsidie ter tegemoetkoming in de gemaakte kosten toekomt,
geldt de subsidieaanvraag voor een experiment prestatiebeloning onderwijs van rechtswege
als subsidieaanvraag ter tegemoetkoming in de gemaakte kosten. De minister beslist
uiterlijk 31 juli 2012 over de subsidie aan een bevoegd gezagsorgaan die ambtshalve
wordt verstrekt.
Artikel 6. (Intrekking Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs)
De Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs wordt ingetrokken om de subsidiëring
van het betreffende project te stoppen. In het algemene deel van de toelichting is
dit nader toegelicht.
Artikel 7. (Intrekking Instellingsbesluit wetenschappelijke begeleidingscommissie
prestatiebeloning)
Het Instellingsbesluit wetenschappelijke begeleidingscommissie prestatiebeloning wordt
ingetrokken omdat het project experimenten prestatiebeloning onderwijs is stopgezet.
Hiermee kan ook de wetenschappelijke begeleidingscommissie prestatiebeloning worden
ontbonden door het instellingsbesluit in te trekken. Op de reden achter deze stopzetting
is in het algemene deel van de toelichting ingegaan.
Artikel 8. (Inwerkingtreding)
De vergoeding van de leden van de wetenschappelijke begeleidingscommissie loopt door
tot 16 november 2012. Deze termijn is aangehouden zodat de wetenschappelijke begeleidingscommissie
haar werkzaamheden kan afronden (evaluatierapport) en geldt tevens als tegemoetkoming
voor het vervroegd annuleren van het project. De implementatietermijn van twee maanden
hoeft niet in acht te worden genomen omdat het bij het verstrekken van de vergoeding
niet tot problemen zal leiden. Alle betrokken besturen en onderzoeksorganisaties zijn
reeds geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra.