Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 juni 2012, nr. DL/407295, houdende subsidieverstrekking voor tegemoetkoming in gemaakte kosten in verband met de Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs en intrekking van die regeling (Regeling tegemoetkoming en intrekking experimenten prestatiebeloning onderwijs)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies en gelet op de Regeling OCW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

b. regeling:

Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs zoals deze luidde voor inwerkingtreding van deze regeling,

c. bevoegd gezag:

bevoegd gezag van een school of instelling, bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC, artikel 1 van de WVO, dan wel artikel 1.1., onderdeel w, van de WEB,

d. onderzoeker prestatiebeloning:

de onderzoeker, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de regeling,

e. experiment:

experiment prestatiebeloning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de regeling.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. De minister kan ambtshalve aan een bevoegd gezag eenmalig een subsidie ter tegemoetkoming in gemaakte kosten verstrekken in verband met een subsidieaanvraag voor een experiment ingediend voor 1 april 2012 op grond van artikel 5 van de regeling.

  • 2. De minister kan aan de organisatie waarvoor een onderzoeker prestatiebeloning werkzaam is, genoemd in een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 5 van de regeling eenmalig een subsidie ter tegemoetkoming in de door een onderzoeker prestatiebeloning gemaakte kosten verstrekken.

Artikel 3. Subsidiebedrag

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt bepaald door de omvang van de jaarlijkse beloningsmiddelen van de aanvraag van het bevoegd gezag ingediend op grond van de regeling, berekend op grond van artikel 8, derde lid, van de regeling en bedraagt:

    • a. bij jaarlijkse beloningsmiddelen tussen € 1 – € 100.000, bedraagt de tegemoetkoming € 3.000,–;

    • b. bij jaarlijkse beloningsmiddelen tussen € 100.001 – € 300.000, bedraagt de tegemoetkoming € 6.000,–;

    • c. bij jaarlijkse beloningsmiddelen tussen € 300.001 en hoger bedraagt de tegemoetkoming € 10.000,–.

  • 2. De minister kan het eerste lid buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 3. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt bepaald op grond van de volgende bedragen per werkdag van acht uur waarop aan een experiment onderwijs is gewerkt:

    • a. voor een leidinggevende onderzoeker prestatiebeloning: € 1.200;

    • b. voor een senior onderzoeker prestatiebeloning: € 1.050;

    • c. voor een junior onderzoeker prestatiebeloning: € 850;

    • d. voor ondersteunend medewerkers: € 300.

Artikel 4. Aanvraag tegemoetkoming onderzoeker prestatiebeloning

  • 1. Een aanvraag om subsidie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt uiterlijk ontvangen op 31 juli 2012 en wordt ingediend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs.

  • 2. De aanvraag omvat een overzicht van de functies, bedoeld in artikel 3, derde lid, en het aantal uren dat die functies aan het experiment hebben gewerkt en een onderbouwing hiervan.

Artikel 5. Beslissing

  • 1. De minister beslist binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 4.

  • 2. De minister beslist uiterlijk op 31 juli 2012 over ambtshalve subsidieverstrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 3. Indien de minister subsidie verstrekt, stelt hij die gelijk vast.

Artikel 6. Intrekking Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs

De Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs wordt ingetrokken.

Artikel 7. Intrekking Instellingsbesluit wetenschappelijke begeleidingscommissie prestatiebeloning

Het Instellingsbesluit wetenschappelijke begeleidingscommissie prestatiebeloning wordt ingetrokken.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 7 dat inwerking treedt met ingang van 16 november 2012.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tegemoetkoming en intrekking experimenten prestatiebeloning onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra.

TOELICHTING

Algemeen

Het demissionaire kabinet heeft in verband met een gewijzigde begroting voor 2013 en het ‘Stabiliteitsprogramma Nederland’ van april 2012 besloten om geen middelen meer in te zetten voor prestatiebeloning in het onderwijs. Het betreft hier zowel de middelen voor het uitvoeren van de experimenten als voor de structurele middelen voor prestatiebeloning. Voor deze subsidiëring dient de Regeling experimenten prestatiebeloning in het onderwijs als grondslag. Deze regeling wordt ingetrokken om subsidiëring van het project te stoppen en er wordt een regeling getroffen ter tegemoetkoming van de kosten die betrokkenen hebben gemaakt.

Op dit moment hebben meerdere bevoegde gezagsorganen voor de sluitingsdatum van 1 april 2012 een subsidieaanvraag ingediend. Deze bevoegde gezagsorganen hebben tot 15 mei 2012 de tijd gekregen om de aanvraag aan te vullen. De bevoegde gezagsorganen en de door hen betrokken onderzoekers hebben veel inzet gepleegd bij het ontwerpen van het experimentplan en het verzorgen van draagvlak voor de aanvraag bij het eigen personeel. Ondanks de mogelijkheid dat een experimentaanvraag zou worden afgewezen, is ervoor gekozen om alle bevoegde gezagsorganen die een aanvraag hebben ingediend zo goed mogelijk tegemoet te komen door de door hen gemaakte uren te vergoeden. Voorbeelden van verrichte werkzaamheden door de bevoegde gezagsorganen zijn het aanleveren (aan de onderzoeker prestatiebeloning) van informatie, het voeren van intern en extern overleg en het reageren op concepten van een experimentplan. In de tegemoetkoming is er vanuit gegaan dat schoolbesturen die een forse experimentaanvraag hebben gedaan ook meer tijd hebben moeten investeren in het voorbereiden van de aanvraag, bijvoorbeeld in het interne overleg met de betrokken scholen. De omvang van het beoogde experiment, afgemeten aan de beoogde jaarlijkse beloningsmiddelen, wordt gezien als indicator voor de inzet. In lijn met de oorspronkelijke Regeling prestatiebeloning in het onderwijs zijn dan ook gestaffelde bedragen vastgesteld.

Om al te grote administratieve lasten te voorkomen is besloten dat gewerkt wordt met een vast bedrag per bevoegd gezag.

De betrokken onderzoekers worden, in tegenstelling tot wat in de Regeling experimenten prestatiebeloning in het onderwijs is geregeld, als aparte groep beschouwd waarvoor OCW eveneens een voorziening treft. Bij de tegemoetkoming wordt uitgegaan van een aantal normtarieven voor betrokken onderzoekers. Een aantal onderzoekers prestatiebeloning is bij meerdere experimentaanvragen betrokken en in dat geval worden de tegemoetkomingskosten samengevoegd en in een keer beschikt. De vergoeding aan de onderzoekers prestatiebeloning en medewerkers betreft een vast bedrag per dag dat aan het project experimenten prestatiebeloning gewerkt is, afhankelijk van de positie van de onderzoeker. De genoemde bedragen zijn vastgesteld op grond van marktconforme tarieven die worden gerekend voor het verrichten van onderzoek aan een wetenschappelijke instelling. Omdat met vaste bedragen per werkdag wordt gewerkt, hoeft de onderzoeker prestatiebeloning of een medewerker van deze onderzoeker geen accountantsverklaring van de gemaakte kosten te overleggen, maar hij dient geïnvesteerde uren aan het project wel te onderbouwen en desgevraagd ook aan te kunnen tonen. De betrokken onderzoeksorganisaties die bij meerdere experimentaanvragen zijn betrokken wordt gevraagd om het totaal van alle gemaakte kosten te declareren.

Administratieve lasten

De administratieve lasten voor de bevoegde gezagsorganen zijn beperkt omdat gewerkt wordt met vaste bedragen. Hiermee wordt voorkomen dat er gedetailleerde verantwoording over de ingezette uren dient te worden overlegd, voorzien van een accountantsverklaring. De verantwoording van de subsidie ter tegemoetkoming aan een onderwijsinstelling geschiedt dan ook op grond van artikel 13, eerste lid, van de Regeling OCW-subsidies via de jaarverslaggeving van een onderwijsinstelling. Formeel moeten de administratieve lasten worden gekwantificeerd. Echter, gezien de zeer geringe omvang, is dit in dit geval achterwege gelaten.

De administratieve lasten voor de betrokken onderzoeksorganisaties zijn groter, aangezien uitgegaan wordt van declaraties. De omvang van de inzet van een aantal grote onderzoeksorganisaties rechtvaardigt deze administratieve last. Ook hier geldt formeel dat de administratieve lasten moeten worden gekwantificeerd maar dat dit, gezien de zeer geringe omvang, in dit geval achterwege is gelaten.

Uitvoeringstoets DUO

DUO heeft een aantal technische wijzigingsvoorstellen gedaan en deze zijn overgenomen.

DUO is akkoord met de wijzigingsregeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. (Begripsbepalingen)

De begripsbepalingen van deze regeling verwijzen naar de Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs zodat de begripsbepalingen uit deze regeling aansluiten bij de begripsbepalingen uit de Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs.

Artikel 2. (Reikwijdte)

Het eerste lid van dit artikel regelt de ambtshalve verstrekte subsidie ter tegemoetkoming aan bevoegde gezagsorganen die voor 1 april 2012 op grond van de Regeling experimenten prestatiebeloning een subsidieaanvraag voor een experiment hebben ingediend. De tegemoetkoming hangt af van de jaarlijkse beloningsmiddelen en wordt eenmalig uitgekeerd aan de bevoegde gezagsorganen die voor 1 april 2012 een subsidieaanvraag voor een experiment hebben ingediend.

In artikel 5 van de regeling is geregeld dat de subsidieaanvraag een samenwerkingsovereenkomst tussen het bevoegd gezag en de onderzoeker prestatiebeloning moet bevatten. De mogelijkheid bestaat dat een onderzoeker prestatiebeloning voordat de samenwerkingsovereenkomst tot stand is gekomen, reeds werkzaamheden in het kader van het project experimenten prestatiebeloning onderwijs heeft verricht. Op grond hiervan zou bij de school een vordering kunnen worden ingesteld voor gemaakte kosten door de onderzoeker prestatiebeloning. Een van de doelen van deze subsidie is dat de kosten die door de onderzoeker prestatiebeloning gemaakt zijn ten behoeve van een experiment prestatiebeloning niet op de school worden verhaald, maar met deze subsidie vergoed wordt. Het tweede lid regelt dat niet de school, maar de Minister deze vordering in gemaakte kosten van de onderzoeker prestatiebeloning vergoedt, zelfs indien een samenwerkingsovereenkomst met een school is afgesloten. In tegenstelling tot de subsidie aan de bevoegde gezagsorganen wordt de subsidie aan een organisatie waarvoor een onderzoeker prestatiebeloning werkzaam is, niet ambtshalve verleend. Op grond van artikel 4 van deze regeling dient de betreffende organisatie eerst een aanvraag in te dienen.

Artikel 3. (Subsidiebedrag)

In het eerste lid van dit artikel zijn de gestaffelde bedragen vastgesteld die de bevoegde gezagsorganen die op grond van artikel 5 van de regeling een als subsidie ter tegemoetkoming ontvangen. In het algemene deel van deze toelichting is dit nader toegelicht. In het tweede lid is een hardheidsclausule opgenomen zodat de minister anders kan besluiten ingeval een school onevenredig hoge kosten heeft gemaakt en daarom een hogere tegemoetkoming toekomt of onevenredig weinig tot geen kosten gemaakt heeft en daarom geen tegemoetkoming toekomt.

In het derde lid van dit artikel zijn de vaste bedragen per werkdag van acht uur vastgesteld, gekoppeld aan de verschillende functies waarin een onderzoeker prestatiebeloning zijn werk kan verrichten. Het is niet van belang dat de onderzoeker een volledige werkdag moet hebben gemaakt om aanspraak op de vergoeding te kunnen maken. De vergoeding geschiedt naar rato van het vastgestelde bedrag per achturige werkdag. De vaste bedragen per werkdag zijn in het algemene deel van deze toelichting nader toegelicht.

Artikel 4. (Aanvraag tegemoetkoming onderzoeker prestatiebeloning) en artikel 5 (Besluit)

De organisatie waarvoor een onderzoeker prestatiebeloning werkzaam is, dient de aanvraag van de subsidie ter tegemoetkoming te kunnen onderbouwen. Deze aanvraag dient uiterlijk 31 juli 2012 door DUO te zijn ontvangen. Het adres van DUO is:

Dienst Uitvoering Onderwijs

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

Door middel van een beschikking wordt de subsidie ter tegemoetkoming in beginsel binnen dertien weken na aanvraag vastgesteld.

Artikel 4 is alleen van toepassing op een subsidieaanvraag door de organisatie waarvoor een onderzoeker prestatiebeloning werkzaam is. Voor het bevoegd gezag dat op grond van artikel 2, eerste lid, een subsidie ter tegemoetkoming in de gemaakte kosten toekomt, geldt de subsidieaanvraag voor een experiment prestatiebeloning onderwijs van rechtswege als subsidieaanvraag ter tegemoetkoming in de gemaakte kosten. De minister beslist uiterlijk 31 juli 2012 over de subsidie aan een bevoegd gezagsorgaan die ambtshalve wordt verstrekt.

Artikel 6. (Intrekking Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs)

De Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs wordt ingetrokken om de subsidiëring van het betreffende project te stoppen. In het algemene deel van de toelichting is dit nader toegelicht.

Artikel 7. (Intrekking Instellingsbesluit wetenschappelijke begeleidingscommissie prestatiebeloning)

Het Instellingsbesluit wetenschappelijke begeleidingscommissie prestatiebeloning wordt ingetrokken omdat het project experimenten prestatiebeloning onderwijs is stopgezet. Hiermee kan ook de wetenschappelijke begeleidingscommissie prestatiebeloning worden ontbonden door het instellingsbesluit in te trekken. Op de reden achter deze stopzetting is in het algemene deel van de toelichting ingegaan.

Artikel 8. (Inwerkingtreding)

De vergoeding van de leden van de wetenschappelijke begeleidingscommissie loopt door tot 16 november 2012. Deze termijn is aangehouden zodat de wetenschappelijke begeleidingscommissie haar werkzaamheden kan afronden (evaluatierapport) en geldt tevens als tegemoetkoming voor het vervroegd annuleren van het project. De implementatietermijn van twee maanden hoeft niet in acht te worden genomen omdat het bij het verstrekken van de vergoeding niet tot problemen zal leiden. Alle betrokken besturen en onderzoeksorganisaties zijn reeds geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra.

Naar boven